Basisrapport voor de Rode Lijst Korstmossen
André Aptroot, Kok van Herk & Laurens Sparrius
BLWG-rapport 12 (december 2011) ISSN: 1571-5108
1
2
Basisrapport voor de Rode Lijst Korstmossen André Aptroot, Kok van Herk & Laurens Sparrius
Bryologische en Lichenologische Werkgroep, Oude-Tonge
3
Auteurs: André Aptroot, Kok van Herk & Laurens Sparrius Datum uitgave: december 2011, inclusief errata Opdrachtgever: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Begeleidingscommissie: Dick Bal, Han van Dobben, Rita Ketner-Oostra en Arco van Strien Foto’s: Arjan de Groot (Groene schotelkorst, Roze heikorst, Zwavelgele schotelkorst), Kok van Herk (Opstijgend korrelloof), Bert Oving (Groot takmos, Vertakt leermos), Leif Stridvall (Ananaskorst) en Laurens Sparrius (overige foto’s). Dit rapport kan geciteerd worden als: A. Aptroot, C.M. van Herk & L.B. Sparrius, 2011. Basisrapport voor de Rode Lijst Korstmossen. BLWG Rapport 12. BLWG, Oude-Tonge. Contactpersoon/projectleider BLWG: Laurens Sparrius (
[email protected]) De BLWG is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van de BLWG; opdrachtgever vrijwaart BLWG voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Copyright BLWG, 2011 Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en BLWG, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. 4
Inhoud Samenvatting............................................................................................................................................6 Summary ..................................................................................................................................................8 1 Inleiding ............................................................................................................................................. 10 1.1 Achtergrond van de Rode Lijst ................................................................................................... 10 1.2 Leeswijzer en verantwoording ................................................................................................... 10 2 Methode ............................................................................................................................................ 11 2.1 Categorieën en selectiecriteria voor de Rode Lijst..................................................................... 11 2.2 Indeling op basis van trend en zeldzaamheid ............................................................................ 12 2.3 Basisgegevens............................................................................................................................. 15 2.3.1 Beschouwde en niet-beschouwde (onder)soorten........................................................... 15 2.3.2 Gegevensbronnen ............................................................................................................. 16 2.3.3 Bepaling zeldzaamheid ...................................................................................................... 19 2.3.4 Bepaling trend ................................................................................................................... 21 3 Rode Lijst ........................................................................................................................................... 27 3.1 Voorstel Rode Lijst Korstmossen 2011 ....................................................................................... 27 3.2 Vergelijking met de Rode Lijst 1998 ........................................................................................... 28 3.3 Soortbesprekingen per biotoop .................................................................................................. 30 3.3.1 Bossen ............................................................................................................................... 31 3.3.1.1 Eikenbossen ......................................................................................................... 31 3.3.1.2 Beuken- en eiken-haagbeukenbossen ................................................................. 33 3.3.1.3 Vochtige loofbossen............................................................................................. 34 3.3.1.4 Naaldbossen......................................................................................................... 35 3.3.1.5 Dood hout (in en buiten bossen) ......................................................................... 37 3.3.1 Vrijstaande bomen ............................................................................................................ 39 3.3.2.1 Vrijstaande bomen met zure schors .................................................................... 39 3.3.2.2 Vrijstaande bomen met neutrale schors ............................................................. 43 3.3.1 Zandgronden ..................................................................................................................... 45 3.3.3.1 Zandverstuivingen en heiden............................................................................... 45 3.3.3.2 Duinen .................................................................................................................. 47 3.3.1 Stenen ............................................................................................................................... 49 3.3.4.1 Stenen op dijken en in bronbeken ....................................................................... 49 3.3.4.2 Hunebedden en zwerfstenen .............................................................................. 51 3.3.4.3 Kalkrotsen ............................................................................................................ 52 3.3.4.4 Muren en begraafplaatsen .................................................................................. 53 4 Korstmossen in internationaal perspectief ....................................................................................... 55 5 Bedreigingen en maatregelen ........................................................................................................... 56 5.1 Bedreigingen ............................................................................................................................... 56 5.2 Maatregelen ................................................................................................................................ 57 6 Monitoring en evaluatie .................................................................................................................... 59 Literatuur ............................................................................................................................................... 60 Bijlagen .................................................................................................................................................. 63 Bijlage 1: Totale soortenlijst en uitkomsten toepassing criteria (Rode Lijst 2011) ........................... 64 Bijlage 2: Reconstructie Rode Lijst 1998 (beschouwde soorten en uitkomsten toepassing criteria) .............................................................................................................................................. 87 Bijlage 3: Overige soorten van de Checklist van de Nederlandse korstmossen en lichenicole fungi................................................................................................................................................. 107
5
Samenvatting In dit rapport is een voorstel voor een herziene Rode Lijst Korstmossen opgenomen. Wanneer het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie deze lijst publiceert in de Staatscourant, zal daarmee de Rode Lijst van 1998 worden vervangen. Van de 683 soorten die zich in ons land regelmatig voortplanten, is bepaald of ze volgens de Nederlandse criteria op de Rode Lijst moeten worden opgenomen. Daarvoor komen soorten in aanmerking die na 1900 zijn verdwenen of die bedreigd zijn. Deze laatste groep wordt in vier klassen onderverdeeld. In Figuur 1 is het resultaat zichtbaar. De Rode Lijst 2011 bestaat uit de volgende categorieën soorten: • 59 Verdwenen uit Nederland • 42 Ernstig bedreigd • 49 Bedreigd • 65 Kwetsbaar • 96 Gevoelig De Rode Lijst 2011 omvat dus 311 soorten (46% van de beschouwde soorten). Van de overige soorten zijn er 293 Thans niet bedreigd en van 79 soorten zijn er onvoldoende gegevens om te kunnen bepalen of ze op de Rode Lijst moeten worden opgenomen.
Figuur 1. Aantal soorten per Rode-Lijstcategorie in 1998 en 2011. Om de nieuwe Rode Lijst op een zuivere manier te vergelijken met de Rode Lijst 1998 is deze laatste gereconstrueerd door gebruik te maken van de huidige aangescherpte methode en met deels verbeterde informatie. De gereconstrueerde Rode Lijst 1998 bestaat uit 270 soorten (42% van de beschouwde soorten). Deze zijn als volgt over de categorieën verdeeld: 54 soorten Verdwenen uit Nederland, 35 Ernstig bedreigd, 48 Bedreigd, 65 Kwetsbaar en 68 Gevoelig. Van de overige soorten waren er 301 Thans niet bedreigd en van 75 soorten zijn er onvoldoende gegevens om te kunnen bepalen of ze op de Rode Lijst moesten worden opgenomen. De nieuwe Rode Lijst is dus wat langer geworden, maar het percentage bedreigde soorten is nagenoeg gelijk gebleven. De toename komt deels doordat soorten zich nieuw hebben gevestigd 6
(onder andere gefaciliteerd door de klimaatverandering) en in de categorie Gevoelig vallen omdat ze nog zeer zeldzaam zijn. Daarnaast is het aantal (reeds aanwezige) soorten dat voor het eerst op de Rode Lijst komt iets groter dan het aantal dat van de Rode Lijst af gaat. In de meeste categorieën is het aantal soorten iets toegenomen. Van een verbetering is dus geen sprake, ondanks het feit dat een belangrijke historische oorzaak van bedreiging, namelijk de luchtvervuiling met zwaveldioxide, sterk is verminderd. De belangrijkste actuele oorzaken van de bedreiging van de Nederlandse korstmossen zijn: luchtvervuiling met ammoniak en habitatverlies.
7
Summary In this report a proposal is published for a revised Red List for Lichens. When the Dutch Ministry of Economic Affairs, Argriculture and Innovation publishes this list in the government gazette, the Red List of 1998 will be replaced. All 686 species regularly reproducing in The Netherlands were assessed in order to decide whether they should be red listed according to the criteria of the Dutch government. The Red List includes species that became extinct after 1900 and species that are threatened. The threatened species are being subdivided in four categories. The results are shown in Figure 2. The 2011 Red List for Lichens includes the following numbers of species per category: • 59 Extinct in The Netherlands • 42 Critically endangered • 49 Endangered • 65 Vulnerable • 96 Susceptible So the Red List 2011 comprises 311 species (46% of the assessed species). The other species include 293 species which are Not threatened at present and 79 species are Data deficient.
Figure 2. Number of taxa per Red List category for 1998 and 2011. To compare the new list properly with the previous one, the method currently in use was applied (partly with improved data) to the 1998 situation. The reconstructed 1998 Red List comprises 270 species (42% of the assessed species): 54 Extinct in The Netherlands, 35 Critically endangered, 48 Endangered, 65 Vulnerable and 68 Susceptible. The other species include 301 species which are Not threatened at present and 75 species are Data deficient. In 2011 there are more species red listed than in 1998, but the percentage of threatened species is virtually the same. The increase is partially caused by the fact that species have established themselves recently (due to climate change and other reasons) and belong to the category Susceptible because they are still very rare. Furthermore the number of (already existing) species 8
that have become red listed is somewhat larger than the number of species that are no longer red listed. In most Red List categories the number of species have increased slightly. So we can not say that the situation of the lichens in The Netherlands has improved, despite the fact that an important historical cause of threat, namely the air pollution with sulphur dioxide, has diminished very much. The most important actual causes of threat for the Dutch lichens are: air pollution with ammonia and habitat loss.
9
1 Inleiding 1.1 Achtergrond van de Rode Lijst Een Rode Lijst is een publicatie van de Rijksoverheid waarin wordt aangegeven hoe het met een bepaalde soortgroep gaat: welke soorten zijn bedreigd of zelfs verdwenen en welke niet? Bedreigde soorten vragen extra aandacht van beleid en beheer, zodat hun achteruitgang kan worden gestopt. Rode Lijsten worden vastgesteld op grond van de artikelen 1 en 3 van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa van 19 september 1979 (Verdrag van Bern). De lijsten worden opgenomen in een in de Staatscourant gepubliceerd besluit van de staatssecretaris van EL&I. Tot het moment van publicatie in dat besluit is een nieuw opgestelde Rode Lijst formeel een ‘voorstel voor de Rode Lijst’. Het streven is dat per soortgroep elke tien jaar een actuele Rode Lijst verschijnt. Dit basisrapport bevat een voorstel voor de Rode Lijst 2011, de opvolger van de Rode Lijst uit 1998 1. Omdat een nieuwe berekeningsmethode wordt gebruikt, gebaseerd op meer gegevens, is de Rode Lijst 1998 in dit basisrapport opnieuw berekend om een goede vergelijking te kunnen maken. Het Ministerie van EL&I stimuleert de verschillende overheden en terreinbeherende organsiaties dat zij bij de bescherming en het beheer van gebieden rekening houden met de Rode-Lijstsoorten en dat zo nodig en zo mogelijk aanvullende soortgerichte maatregelen worden genomen.
1.2 Leeswijzer en verantwoording In hoofdstuk 2 wordt de methode voor het opstellen van de Rode Lijst gedetailleerd besproken. In hoofdstuk 3 wordt de Rode Lijst gepresenteerd, wordt een vergelijking gemaakt tussen de huidige en vorige Rode Lijst en worden de soorten per biotoop besproken (vanwege de omvang zijn het voorstel voor de Rode Lijst 2011 en de reconstructie van de Rode Lijst 1998 in de bijlagen opgenomen). In hoofdstuk 4 wordt de Rode Lijst vergeleken met die van enkele buurlanden. In hoofdstuk 5 worden de bedreigingen en maatregelen samengevat. In hoofdstuk 6 wordt aangegeven wat nodig is voor een toekomstige evaluatie van de Rode Lijst. Het opstellen van deze Rode Lijst zou niet mogelijk geweest zijn zonder de inspanningen van een groot aantal lichenologen. In de afgelopen jaren heeft de BLWG grote aantallen waarnemingen ontvangen van de auteurs en van o.a. Maarten Brand (Leiden), Leo Spier (Amersfoort), de Landelijke Vegetatie Databank (Alterra, Wageningen) en diverse provincies. De opstelling van het basisrapport is begeleid door een commissie die bestond uit: Dick Bal (Ministerie van EL&I; voorzitter, namens de opdrachtgever), Arco van Strien (CBS; deskundige meetnetten en statistiek), Han van Dobben (Alterra; deskundige korstmossen) en Rita Ketner-Oostra (deskundige korstmossen). De commissie is tweemaal bijeengeweest en heeft daarnaast schriftelijk commentaar geleverd; Dick Bal heeft tevens geholpen bij de eindredactie. De opstellers zijn de leden zeer erkentelijk voor hun advies met betrekking tot de statistiek en de inhoud van dit rapport.
1
Dit was de eerste officiële Rode Lijst. De BLWG publiceerde in 1992 een 'onofficiële' Rode Lijst met een sterk afwijkende methodiek, gebaseerd op het deskundigenoordeel van een groep specialisten (Siebel et al. 1992).
10
2 Methode Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie hanteert een vaste set criteria voor het maken van Rode Lijsten, zoals deze eerder zijn opgesteld door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe deze criteria worden uitgewerkt en toegepast voor korstmossen.
2.1 Categorieën en selectiecriteria voor de Rode Lijst Rode-Lijstcategorieën De Rode Lijst bestaat uit acht categorieën; daarnaast zijn er drie categorieën die alleen in het basisrapport worden gepubliceerd. Samen zijn ze verdeeld over vier hoofdcategorieën, waarvan de eerste twee de Rode Lijst vormen: zie Tabel 1. In de tabel zijn ook de corresponderende categorieën van de IUCN opgenomen. Het Nederlandse systeem is overigens gebaseerd op een concept-indeling van de IUCN uit het begin van de jaren 1990; de naamgeving van de categorieën was toen deels anders. De invulling van de categorieën is niet precies vergelijkbaar. Soorten en ondersoorten De criteria worden toegepast op het laagste niveau dat in de internationale taxonomische literatuur wordt erkend: het niveau van de ondersoort (zie paragraaf 2.3.1 voor meer details). Als een soort geen ondersoorten heeft (monotypisch is), worden de criteria op het soortniveau toegepast. De criteria worden dus niet toegepast op het niveau van variëteiten of (morfologisch niet onderscheidbare) deelpopulaties. Wanneer in dit rapport over soorten wordt gesproken, worden ook ondersoorten bedoeld. Tabel 1. Rode-Lijstcategorieën voor Nederland en daarmee corresponderende categorieën conform de IUCN (2001 & 2003). 2 Nederlandse categorieën 1. Verdwenen UW Uitgestorven op wereldschaal UWW In het wild uitgestorven op wereldschaal VN Verdwenen uit Nederland VNW In het wild verdwenen uit Nederland 2. Bedreigd EB Ernstig bedreigd BE Bedreigd KW Kwetsbaar GE Gevoelig 3. Thans niet bedreigd TNB Thans niet bedreigd 4. Niet bekend OG Onvoldoende gegevens NB
2
Niet beschouwd
IUCN-categorieën EX EW RE -
Extinct Extinct in the Wild Regionally Extinct -
CR EN VU NT
Critically Endangered Endangered Vulnerable Near Threatened
LC
Least Concern
DD NE NA
Data Deficient Not Evaluated Not Applicable
De categorieën UW, UWW en VNW bleken voor korstmossen niet van toepassing te zijn.
11
2.2 Indeling op basis van trend en zeldzaamheid Een soort is een Rode-Lijstsoort wanneer hij aan zowel het criterium trend als het criterium zeldzaamheid voldoet, of in hoge mate aan één van de twee criteria voldoet. De criteria worden zoveel mogelijk toegepast op zowel de verspreiding van de voortplantende individuen (v) als het aantal voortplantende individuen (n). Combineren van t en z met n en v leidt tot de volgende criteria: tn = trend in aantal voortplantende individuen (populatietrend); tv = trend in verspreiding van voortplantende individuen (verspreidingstrend); zn = zeldzaamheid op grond van het aantal voortplantende individuen; zv = zeldzaamheid op grond van de verspreiding van voortplantende individuen. Zie Tabel 2 voor de definiëring en verdeling in klassen. Tabel 2. Trend- en zeldzaamheidsklassen. Klasse Trend 0/+
Omschrijving
Bepaling
t
stabiel of toegenomen matig afgenomen
tt
sterk afgenomen
afname in verspreiding of aantal voortplantende individuen sinds 1950 minder dan 25% afname in verspreiding of aantal voortplantende individuen sinds 1950 25 tot bijna 50% afname in verspreiding of aantal voortplantende individuen sinds 1950 50 tot bijna 75% afname in verspreiding of aantal voortplantende individuen sinds 1950 75 tot bijna 100% afname in verspreiding of aantal voortplantende individuen sinds 1950 100%
ttt
zeer sterk afgenomen tttt maximaal afgenomen Zeldzaamheid a algemeen z
vrij zeldzaam
zz
zeldzaam
zzz
zeer zeldzaam
x
afwezig
actuele verspreiding minimaal 12,5% van de atlasblokken; of minimaal 25.000 voortplantende individuen actuele verspreiding 5 tot bijna 12,5% van de atlasblokken; of 2.500 – 24.999 voortplantende individuen actuele verspreiding 1 tot bijna 5% van de atlasblokken; of 250 – 2.499 voortplantende individuen actuele verspreiding bijna 0 tot bijna 1% van de atlasblokken; of 1 – 249 voortplantende individuen actuele verspreiding 0% van de atlasblokken; of 0 voortplantende individuen
De verspreiding wordt uitgedrukt in een percentage van het oppervlak van Nederland. In principe wordt ervan uitgegaan dat dit 1674 atlasblokken van 5 x 5 km omvat (volgens een door de Topografische Dienst ingevoerde rasterverdeling). De klassen worden alsvolgt concreet ingevuld: x 0 atlasblokken zzz 1 - 16 atlasblokken zz 17 - 83 atlasblokken z 84 - 208 atlasblokken a ≥ 209 atlasblokken 12
De trend- en zeldzaamheidsklassen leiden tot de Rode-Lijstcategorieën: zie Tabel 3. De zwaarste klasse van tv/tn en zv/zn bepaalt de Rode-Lijstcategorie. De zwaarste klasse voor de trend (tv of tn) bepaalt in combinatie met de zwaarste klasse voor de zeldzaamheid (zv of zn) de Rode-Lijstcategorie. De verschillende vakken in het schema zijn genummerd (bijvoorbeeld: BE-9). Daardoor is duidelijk op grond van welke combinatie van trend en zeldzaamheid een soort in een Rode-Lijstcategorie valt. De meeste Rode-Lijstcategorieën bestaan uit een combinatie van een negatieve trend en een bepaalde mate van zeldzaamheid. De trendklassen tt en ttt en de zeldzaamheidsklasse zzz voldoen echter in hoge mate aan respectievelijk het trend- en het zeldzaamheidscriterium: in die gevallen kan een soort al op de Rode Lijst komen vanwege óf de trend (GE-12, GE-16) óf de zeldzaamheid (GE-1). Tabel 3. Schematisch overzicht van de indeling in Rode-Lijstcategorieën op basis van het trend- en zeldzaamheidscriterium. Trend:
percentage afname
klasse (tv/tn)
stabiel of toegenomen
< 25%
0/+
matig afgenomen
25 - < 50% 50 - < 75%
tt
zeer sterk afgenomen
75 - < 100%
ttt
maximaal afgenomen
100%
Zeldzaamheid:
klasse (zv/zn) % atlasblokken corresponderend aantal atlasblokken
op grond van de verspreiding (zv)
op grond van het aantal individuen aantal individuen (zn)
tttt
2
3
4
5
6
7
8
GE
t
sterk afgenomen
1
KW 9
BE 13
EB
17
VN
(TNB) KW 10
BE 14
BE
(TNB) KW 11
KW 15
KW
(TNB) (TNB) 12
GE 16
GE
X 0
zzz > 0 - < 1%
zz 1 - < 5%
z 5 - < 12,5%
a ≥ 12,5%
0
1 - 16
17 - 83
84 - 208
≥ 209
0
1 - 249
250 - 2.499
afwezig
zeer zeldzaam
zeldzaam
2500 24.999 vrij zeldzaam
≥ 25.000 algemeen
De omschrijving van de categorieën is als volgt: Rode-Lijstsoorten: VN: verdwenen soorten: soorten die maximaal zijn afgenomen en nu afwezig zijn. EB: ernstig bedreigde soorten: soorten die zeer sterk zijn afgenomen en nu zeer zeldzaam zijn. BE: bedreigde soorten: soorten die sterk zijn afgenomen en nu zeldzaam tot zeer zeldzaam zijn en soorten die zeer sterk zijn afgenomen en nu zeldzaam zijn. KW: kwetsbare soorten: soorten die matig zijn afgenomen en nu vrij tot zeer zeldzaam zijn en soorten die sterk tot zeer sterk zijn afgenomen en nu vrij zeldzaam zijn; GE: gevoelige soorten: soorten die stabiel zijn of toegenomen, maar zeer zeldzaam zijn en soorten die sterk tot zeer sterk zijn afgenomen, maar nog algemeen zijn. Geen Rode-Lijstsoorten: TNB: thans niet bedreigde soorten: soorten die stabiel zijn of toegenomen en algemeen tot zeldzaam zijn en soorten die matig zijn afgenomen en algemeen zijn.
13
OG: NB:
soorten die wel zijn beschouwd, maar door onvoldoende gegevens niet in één van de bovenstaande categorieën kunnen worden geplaatst 3; niet beschouwde soorten (zie paragraaf 2.3.1).
In bovenstaand overzicht is uit de hoofdcategorie 1. Verdwenen alleen VN opgenomen. Maar in bepaalde gevallen kunnen drie andere categorieën in aanmerking komen: VNW, UW en UWW. Alle vier voldoen ze aan vakje 17 uit het schema. Meestal leidt de combinatie van tttt en x tot VN, met de volgende uitzonderingen4: - VNW: de soort is in het wild verdwenen, maar er is wel in gevangenschap een voortplantende populatie (bestaande uit individuen die geschikt zijn voor herintroductie). - UW: de soort kwam niet buiten Nederland voor (endeem) en is verdwenen, waardoor hij op wereldschaal is uitgestorven. - UWW: de soort komt niet buiten Nederland voor (endeem) en is in het wild verdwenen, waardoor hij op wereldschaal in het wild is uitgestorven, maar er is wel in gevangenschap een voortplantende populatie (die geschikt is voor herintroductie). Nadere bepalingen Per soort of subgroep kan er gecorrigeerd worden voor het niet-geïnventariseerde deel van Nederland. Zie daarvoor de paragrafen 2.3.3 en 2.3.4. Voor het vaststellen van de zeldzaamheid in het heden 5 is het meestal noodzakelijk om de gegevens van meerdere jaren samen te voegen, afhankelijk van de volledigheid van de inventarisatie. Er moet daarbij een optimum worden gezocht tussen onderschatten (de periode is te kort voor een dekkende inventarisatie) en overschatten (als binnen de periode een significante afname heeft plaatsgevonden). Noodzakelijke correcties moeten daarbij worden toegepast; met name het naar beneden bijstellen van de zeldzaamheidsklasse als duidelijk is dat de soort actueel zeldzamer is dan uit de optelling van meerdere jaren blijkt. Zie voor de nadere invulling paragraaf 2.3.3. De trend is van toepassing op de periode van 1950 tot aan het jaar voorafgaand aan de opstelling van (het voorstel voor) de Rode Lijst. Het jaar 1950 moet echter vrijwel altijd gereconstrueerd worden aan de hand van gegevens over een langere periode. Die langere periode kan zich zowel voor als na 1950 uitstrekken. Net als bij de bepaling van de actuele zeldzaamheid is het nodig een optimum te zoeken tussen onderschatten en overschatten. Centraal staat dat de over een langere periode samengevoegde gegevens een zo goed mogelijk beeld geven van de situatie rond 1950. Zie voor de nadere invulling paragraaf 2.3.3. De trend wordt in principe toegepast voor het aantal individuen en het aantal atlasblokken afzonderlijk. Wanneer alleen van een klein deel van de trendperiode de trend in aantallen individuen bekend is, is het onder voorwaarden mogelijk deze trend te koppelen aan een voorgaande verspreidingstrend. Zie paragraaf 2.3.4 (methode 'NEM'). Voor de hoofdcategorie Verdwenen wordt ook de periode 1900-1950 in beschouwing genomen. Immers: soorten die vóór 1950 zijn verdwenen, worden wèl tot de inheemse (of ingeburgerde) soorten gerekend, maar kunnen uiteraard niet gelden als Thans niet bedreigd en evenmin is er reden ze niet te beschouwen. Dit betekent concreet dat ook soorten die zich alleen vóór 1950 hebben voortgeplant, opgenomen worden in de hoofdcategorie Verdwenen (als ze voldoen aan de criteria voor regelmatige voortplanting). 3
Tot de categorie OG mag alleen worden besloten als er twijfel bestaat of de soort hetzij in TNB thuishoort, hetzij in VN t/m GE (dus of de soort ‘op de Rode Lijst komt’). Bij twijfel tussen de verschillende Rode-Lijstcategorieën VN t/m GE moet zo goed mogelijk daaruit een categorie worden gekozen (in principe de minst zware, omdat de soort daar dan in ieder geval aan voldoet) – OG is daarvoor dus niet bedoeld. Zie voor een voorbeeld de tekstbox in paragraaf 2.3.3. 4 De categorieën VNW, UW en UWW bleken voor korstmossen niet van toepassing te zijn. 5 Dat is: het jaar voorafgaand aan de opstelling van de Rode Lijst, dus in dit geval 2010.
14
Tot de hoofdcategorie Verdwenen wordt pas besloten als een soort zich in de tien aaneengesloten jaren voorafgaand aan het heden niet meer (zonder hulp van de mens) regelmatig heeft voortgeplant. Dat betekent concreet dat een soort als Ernstig bedreigd op de Rode Lijst komt indien het eerste jaar waarin niet meer werd voortgeplant, minder dan tien jaar geleden is, ook al plant de soort zich actueel niet meer in Nederland voort. Anderzijds kan het voorkomen dat een soort zich actueel wèl voortplant, maar hij toch op de Rode Lijst als Verdwenen wordt opgenomen. Dat gebeurt namelijk als het onregelmatige voortplanten al aanving vóór het ingaan van de periode van tien jaar voorafgaand aan de opstelling van de Rode Lijst. De soort is dan immers al langer dan tien jaar onregelmatig aan het voortplanten en is dus verdwenen als regelmatige voortplanter. Van (her)vestiging is pas sprake als de soort zich (weer) gedraagt als regelmatige voortplanter. Dat wil zeggen: tien aaneengesloten jaren voortplanting door wilde individuen.
2.3 Basisgegevens 2.3.1 Beschouwde en niet-beschouwde (onder)soorten Alleen inheemse en ingeburgerde, regelmatig voortplantende soorten worden in beschouwing genomen. De (inter)nationale standaardliteratuur wordt gevolgd als het gaat om de vraag welke soorten en ondersoorten in Nederland daaraan voldoen. Daarbij gelden de volgende soorten als inheemse en ingeburgerde, regelmatige voortplanters: - alle soorten die zich (met of zonder de hulp van de mens 6) zowel voor als na 1900 in Nederland hebben voortgeplant; - alle soorten die zich vanaf 1900 zonder hulp van de mens in Nederland gedurende minimaal tien aaneengesloten jaren hebben voortgeplant. Een soort wordt een 'regelmatig voortplantende soort’ genoemd als voortplanting in minimaal tien opeenvolgende jaren aannemelijk te maken is. Niet-beschouwde soorten De volgende categorieën blijven buiten beschouwing (‘niet beschouwd’): - soorten die zich alleen vóór 1900 in ten minste tien aaneengesloten jaren hebben voortgeplant; - soorten die in Nederland nooit een regelmatige voortplanter zijn geweest; daartoe behoren dwaalgasten en regelmatige gasten (niet relevant bij korstmossen); - van oorsprong uitheemse soorten ('adventieven') die nooit of pas na 1900 zijn ingeburgerd; - soorten die zich na 1900 voor het eerst, maar in minder dan tien aaneengesloten jaren hebben voortgeplant ('onregelmatige voortplanters'); daartoe behoren zowel de zogenoemde 'onbestendige' soorten 7, als soorten die zich pas zeer recent (korter dan tien jaar geleden) hebben gevestigd 8. In basisrapporten voor Rode Lijsten is het gebruikelijk dat een tabel wordt opgenomen met alle soorten die na 1900 met zekerheid in Nederland zijn vastgesteld als inheems en ingeburgerd (volgens 6
Inheemse soorten hebben zich zonder hulp van de mens gevestigd, ingeburgerde soorten hebben daarbij hulp van de mens gekregen (doorbijvoorbeeld het invoeren van bomen of stenen waarop ze groeien; voor zover bekend heeft dat bij korstmossen echter niet voor 1900 plaatsgevonden). 7 Dit zijn soorten die nooit in tien aaneengesloten jaren in Nederland zijn waargenomen én waarvan de biologie en de bestaande waarnemingen het ook niet aannemelijk maken dat er tien aaneengesloten jaren voortplanting heeft plaatsgevonden. 8 Korstmossen groeien in het algemeen slechts enkele millimeters per jaar. Daarom wordt aangenomen dat als een soort na 2 2001 is ontdekt, maar op dat moment al een oppervlakte beslaat van meerdere dm , dat hij zich dan inmiddels al meer dan tien jaar in Nederland voortplant.Ondanks de recente ontdekking wordt hij dan toch beschouwd.
15
bovenstaande definitie). Vanwege het grote aantal soorten wordt echter verwezen naar Bijlage 1. In die bijlage worden ook de niet-beschouwde korstmossen genoemd die na 1900 zijn waargenomen In Bijlage 3 worden volledigheidshalve de overige soorten genoemd die voorkomen op de Checklist van de Nederlandse korstmossen en korstmosparasieten (Aptroot et al. 2004). Naamgeving Omdat er geen Europese naamlijst van korstmossen voorhanden is, wordt voor de nomenclatuur de toonaangevende recente Britse lichenenflora (Smith et al. 2010) gevolgd. Taxonomische opvattingen in Nederland zijn in enkele gevallen afwijkend. Hiervoor wordt Aptroot et al. (2004) gevolgd. Soms worden in Engeland onderscheiden soorten in Nederland samengenomen (zie de voetnoten in de bijlagen), soms worden taxa die in Engeland als ondersoort worden behandeld in Nederland, en dus in deze Rode Lijst, als soort behandeld.
2.3.2 Gegevensbronnen BLWG Databank met verspreidingsgegevens De BLWG Databank Korstmossen bevat ongeveer een half miljoen waarnemingen, afkomstig uit meetnetten (zie hierna), gedigitaliseerde herbariumcollecties, losse waarnemingen en gegevens uit publicaties. Sinds 2007 is de databank in zijn huidige, min of meer complete vorm beschikbaar. De databank is met name compleet voor wat betreft de soorten die op de Rode Lijst 1998 stonden en soorten waarvan een verspreidingskaart in de Veldgids korstmossen (Van Herk & Aptroot 2004a) is opgenomen, omdat hiervoor extra digitalisering en controle van oud herbariummateriaal en oude literatuuropgaven heeft plaatsgevonden. Dit gaat om ongeveer de helft van de korstmosflora. Van de resterende, veelal zeer algemeen voorkomende soorten is het verspreidingsbeeld minder volledig of wordt bepaald door het onderzoeksgebied van de hierna beschreven meetnetten, waarvan de gegevens ook als verspreidingsgegevens in de databank opgenomen zijn. De waarnemingen van aangevoerde exemplaren zijn in de analyses niet meegenomen. Werkgroep Herkartering Epifytenwoestijnen Nederland (WHEN) In de periode 1970-1975 is onder leiding van A. de Wit met een grote groep ecologen en vrijwilligers heel Nederland op het voorkomen van epifytische korstmossen op laan- en bosbomen onderzocht, het zogenoemde WHEN-project. Hierbij werd op 11.000 punten de aanwezigheid van de soorten geregistreerd. De dataset is een belangrijk referentiepunt voor de soortendiversiteit van epifyten in een tijd dat de luchtvervuiling met zwaveldioxide zeer ernstig was. In grote delen van het land was de soortenrijkdom toen vele malen lager dan nu het geval is. Ook in vergelijking met de situatie rond 1950 (op basis waarvan de trend wordt berekend) was de soortenrijkdom in de WHEN-periode waarschijnlijk lager. Voor het bepalen van de trend in verspreiding van (nu) zeldzame en algemene soorten van laan- en bosbomen, is de WHEN-dataset aangevuld met vegetatieopnamen van J.J. Barkman uit de jaren 1950. Hierdoor kon gecorrigeerd worden voor het niet goed kunnen bepalen van de verandering sinds 1950 op basis van alleen het WHEN (omdat de negatieve trend van voortdurend áfnemende soorten wordt onderschat als de afname in de periode 1950-1975 niet wordt meegenomen én omdat recent tóenemende soorten een toename laten zien t.o.v. het 'dal' van 1975, wat nog niet wil zeggen dat er t.o.v. 1950 geen afname heeft plaatsgevonden).
16
Het aantal waarnemingen in perioden van vijf jaar De inventarisatie in het kader van het WHEN leidde in 1970-1975 tot een kortstondige piek in het aantal waarnemingen. Daarna nam de inventarisatie-inspanning sterk toe, onder meer door een aantal kleine epifyteninventarisaties in het westen van het land in de jaren 1980 en vanaf de jaren 1990 door de provinciale epifytenmeetnetten. Ongeveer de helft van de gegevens wordt momenteel door vrijwilligers verzameld.
('1900' = 1900-1905, etc.)
Het aantal gevonden soorten korstmossen in perioden van vijf jaar Voordat in de jaren 1970 een sterke toename in het aantal deskundigen ontstond, zijn drie perioden te onderscheiden. Rond 1900 was er na het verschijnen van de eerste naamlijst (Abeleven 1898) een korte opleving in activiteit. In de jaren 1940 werkte R.A. Maas Geesteranus aan het Rijksherbarium aan een revisie van de Nederlandse korstmossen. In de jaren 1950 werkte J.J. Barkman aan zijn proefschrift over epifytische korstmossengemeenschappen. Vanaf midden jaren 1960 was er een toenemende aandacht voor grondbewonende korstmossen in duinen en stuifzanden. Vanaf de jaren 1970 werd begonnen met het grootschalig monitoren van epifyten en kregen steenbewonende soorten veel aandacht. De vorm van de grafiek wordt dus enerzijds bepaald door de waarnemingsintensiteit en anderzijds door het toenemende kennisniveau van de waarnemers.
('1900' = 1900-1905, etc.)
Provinciale epifytenmeetnetten (LON) Sinds 1989 wordt door ongeveer de helft van de provincies (Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Zeeland en Noord-Brabant) een epifytenmeetnet uitgevoerd, met als doel om de effecten van ammoniak (vroeger ook zwaveldioxide) op korstmossen te meten (Figuur 3). 17
Het gaat om ongeveer 6.000 meetpunten met een bezoekfrequentie van eens per drie tot tien jaar. Alleen voor Groningen en Noord-Brabant zijn geen herhalingen beschikbaar. De aanwezigheid van een soort wordt genoteerd in abundantieklassen (mate van talrijkheid, geen exacte aantallen).
WHEN
LON 1997
LON 2010
Figuur 3. De op epifyten onderzochte atlasblokken in de perioden WHEN, LON 1997 en LON 2010. LON 1997 beslaat de periode 1989-2000 en LON 2010 de periode 2001-2010 (zie paragraaf 2.3.3). Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) Het Meetnet Korstmossen in het Netwerk Ecologische Monitoring is in 1998 van start gegaan en had als doel om trends van soorten van de Rode Lijst 1998 te monitoren. Het meetnet bestaat uit twee delen: (1) integrale monitoring op alle vindplaatsen van ernstig bedreigde soorten die op steen en in heide en stuifzand groeien en (2) steekproefsgewijze monitoring van overige Rode-Lijstsoorten uit heide en stuifzand (Figuur 4). In 2008, na twee meetronden van vijf jaar, is door het CBS voor de betreffende soorten ('contractsoorten') een indexcijfer berekend dat wordt gebruikt in dit rapport.
Figuur 4. Verdeling van de NEM-meetpunten over de biotopen in de periode 1998-2008. 18
2.3.3 Bepaling zeldzaamheid De zeldzaamheidsklasse kan op twee manieren worden vastgesteld: - zv (zeldzaamheid op grond van de verspreiding): het aantal atlasblokken waarin actueel voortplanting plaatsvindt. - zn (zeldzaamheid op grond van het aantal individuen): het huidige aantal voortplantende exemplaren. Het criterium dat leidt tot de zwaardere zeldzaamheidsklasse geeft de doorslag voor de RodeLijstcategorie. De resultaten zijn opgenomen in Bijlage 1. Zeldzaamheid op basis van de verspreiding (zv) Om een zo goed mogelijk landelijk beeld te verkrijgen van de verspreiding in 2010, zouden in dat jaar alle atlasblokken van Nederland moeten zijn onderzocht. Dat is uiteraard niet het geval. Voor het bepalen van de zeldzaamheid in het heden worden daarom de verspreidingsgegevens uit de jaren 2001-2010 samengevoegd. Deze samenvoeging geeft echter nog geen goed beeld van de actuele verspreiding. Het blijkt namelijk dat de inventarisatie-inspanning verschilt per ecologische groep. Deze groepen verschillen in het substraat waarop de soorten groeien. De indeling in ecologische groepen is als volgt: • soorten die op bomen en struiken groeien: epifyten (E) • soorten van kalkrijke steen (K) • soorten van kalkarme ('zuur') steen (Z) • grondbewonende ('terrestrische') soorten (T) De meeste soorten kunnen duidelijk in één bepaalde ecologische groep worden ingedeeld. In twijfelgevallen wordt het substraat gekozen waarop de soort het meest wordt waargenomen. Voor soorten die in het NEM integraal worden gemonitord, mogen we ervan uitgaan dat de verspreiding volledig bekend is. Bij deze soorten wordt daarom geen correctiefactor toegepast. Voor de andere soorten wordt per ecologische groep geschat hoeveel atlasblokken zijn geïnventariseerd. Dit gebeurt aan de hand van het voorkomen van de algemeenste soorten (in navolging van Arnolds & Veerkamp 2008). Van elke groep zijn de vier algemeenste soorten geselecteerd. Aangenomen wordt dat het aantal atlasblokken waarin één of meer van deze soorten is gevonden, overeenkomt met het aantal atlasblokken dat voor die groep is onderzocht. Om te bepalen welk percentage van het totale aantal atlasblokken onderzocht is, is voor elke ecologische groep het veronderstelde maximale verspreidingsgebied vastgesteld. Voor alle groepen, behalve de grondbewonende soorten, is dit geheel Nederland (1.674 atlasblokken). Voor elke soort wordt het aantal atlasblokken met de correctiefactor van zijn ecologische groep vermenigvuldigd; het resultaat hiervan geldt als het daadwerkelijk aantal atlasblokken waarin een soort voorkomt. Voor de grondbewonende soorten zou dit echter een onrealistisch grote correctie betekenen. Daarom worden voor deze groep niet alle 1674 atlasblokken genomen, maar alleen de 525 atlasblokken met zand en heide volgens de actuele topografische kaart (Top10-vector). Dit is iets meer dan het totaal aantal atlasblokken waar ooit grondbewonende Cladonia-soorten zijn gevonden (485). Een voorbeeld kan deze correctiemethode verduidelijken. In de periode 2001-2010 zijn in 1.233 van de 1.674 atlasblokken één tot vier van de vier algemeenste epifyten gevonden. Het atlasblokken waarin een epifytische soort daadwerkelijk voorkomt, is dan het aantal atlasblokken waarin hij is waargenomen in de periode 2001-2010 vermenigvuldigd met de correctiefactor 1,36 (1.674/1.233). Een compleet overzicht staat in Tabel 5 en 6. Daarin zijn ook de correctiefactoren opgenomen die worden gebruikt voor de reconstructie van de Rode Lijst 1998 (zie paragraaf 3.2). 19
Tabel 5. Overzicht van de algemeenste soorten met aantallen atlasblokken. In de genoemde aantallen atlasblokken is minstens een van de erna genoemde algemeenste soorten waargenomen.De periode 1991-2000 is gebruikt voor de reconstructie van de Rode Lijst 1998 en de periode 2001-2010 voor de Rode Lijst 2011. Ecologische groep epifyten (E)
Aantal atlasblokken 1991-2000 2001-2010 1.040 1.233
soorten van kalkrijke steen (K)
552
684
soorten van kalkarme steen (Z)
522
729
grondbewoners (T)
325
388
Vier algemeenste soorten 1991-2000 2001-2010 Amandinea punctata Amandinea punctata Physcia adscendens Physcia adscendens Physcia tenella Physcia tenella Xanthoria parietina Xanthoria parietina Caloplaca citrina Caloplaca citrina Caloplaca flavocitrina Caloplaca saxicola Candelariella aurella Lecanora albescens Lecanora albescens Verrucaria nigrescens Lecidella scabra Lecidella scabra Porpidia soredizodes Porpidia soredizodes Psilolechia lucida Psilolechia lucida Trapelia placodioides Trapelia placodioides Cladonia coccifera Cladonia furcata Cladonia grayi Cladonia grayi Cladonia macilenta Cladonia macilenta Cladonia ramulosa Cladonia ramulosa
Tabel 6. Correctiefactoren voor zeldzaamheid per ecologische groep en Rode-Lijstjaar. Periode
Ecologische groep epifyten kalkrijke steen kalkarme steen grondbewoners
Atlasblokken in databank 1.040 552 522 325
Verondersteld maximum 1.674 1.674 1.674 525
Rode Lijst 1998 (1991-2000)
Rode Lijst 2011 (2001-2010)
epifyten kalkrijke steen kalkarme steen grondbewoners
1.233 684 729 388
1.674 1.674 1.674 525
Correctiefactor x 1,61 x 3,03 x 3,21 x 1,62 x 1,36 x 2,45 x 2,30 x 1,35
Deze correctiemethode werkt niet alleen goed voor soorten met een ruime verspreiding, maar ook voor soorten die aan een zeldzaam biotoop gebonden zijn. We gaan er dan van uit dat deze biotopen even goed zijn onderzocht als algemene soorten die potentieel in elk atlasblok gevonden zouden kunnen worden. Onvoldoende gegevens Voor sommige soorten is het niet goed mogelijk om de zeldzaamheid te bepalen (en evenmin de trend). Deze komen in de categorie Onvoldoende gegevens (OG). Dit betreft met name de soorten waarvan slechts een zeer klein aantal atlasblokken bekend is en waarvan verondersteld wordt dat dit het gevolg is van de onopvallendheid van de soort. Bij deze onopvallende soorten, die op basis van de data in de zeldzaamheidsklasse ‘zeer zeldzaam’ (zzz) zouden vallen, is daarom steeds zorgvuldig 20
gekeken of die zeldzaamheidsklasse terecht is. Indien dat inderdaad zo is, is de soort in ieder geval ‘gevoelig’ op basis van zeldzaamheid (GE-1); een eventueel zwaardere categorie is echter niet te onderbouwen, omdat er teveel onzekerheid is over de trend (maar dit is geen reden voor plaatsing in OG). Als duidelijk is dat de soort teveel over het hoofd is gezien en dus níet zeer zeldzaam is, behoort de soort tot de categorie OG. Een voorbeeld staat in de tekstbox. Voorbeeld van een OG-soort: Gewone stuifmeelkorst (Thelocarpon laureri) De Gewone stuifmeelkorst is een zeer onopvallende soort die af en toe wordt gevonden op lemig zand en vochtige, zure steen. Deze biotopen worden niet structureel door lichenologen onderzocht. Deze soort werd eind jaren 1970 voor het eerst in Nederland gevonden en lange tijd slechts door één waarnemer herkend. Uit de periode rond 1950 is de soort niet bekend, maar hij kwam vermoedelijk wel regelmatig voor. De soort wordt nu wel door meer waarnemers herkend, maar er wordt nog steeds onvoldoende naar gezocht en het aantal waarnemingen is daardoor niet substantieel toegenomen. De berekende zeldzaamheid leidt tot de klasse zzz en de soort zou daarom in de Rode-Lijstcategorie Gevoelig (GE-1) komen. Dat zou echter onterecht zijn, omdat de soort waarschijnlijk meer gevonden zou worden als er gericht naar zou worden gezocht. Bovendien is de soort vaak efemeer (korte tijd op een plek aanwezig, bijvoorbeeld op afstervende korstmossen) en de trefkans is daarom niet zo groot. Aan de andere kant kan ook niet met zekerheid gesteld worden dat de soort Thans niet bedreigd (TNB) is, want het kan niet worden uitgesloten dat de soort een negatieve trend heeft. Daarom is gekozen voor de categorie OG. Zeldzaamheid op basis van het aantal individuen (zn) Vanwege de groeivorm van korstmossen, met veel kleine exemplaren op een groeiplaats, komt het overgrote deel van de soorten met meer dan 25.000 individuen in ons land voor; deze soorten zijn dus qua populatieomvang algemeen 9. In slechts enkele gevallen is het exacte aantal exemplaren bekend. Voor soorten die niet algemeen zijn (op basis van de 'zn') is aanvullend de zeldzaamheidsklasse geschat; soms was het mogelijk om het aantal nog iets precieser te schatten binnen de klasse.
2.3.4 Bepaling trend De trendklasse wordt bepaald op basis van de trend van een soort tussen 1950 10 en 2010. Deze kan worden vastgesteld als: - tv: de trend in het aantal atlasblokken met voortplantende individuen (verspreidingstrend). - tn: de trend in het aantal voortplantende individuen (populatietrend). Het criterium dat leidt tot de zwaardere trendklasse geeft de doorslag voor de Rode-Lijstcategorie. Meer nog dan bij het bepalen van de actuele zeldzaamheid, is het bij het bepalen van de trend noodzakelijk om te corrigeren voor vertekeningen die ontstaan als gevolg van de wijze van inventariseren en monitoren. Daarbij bleek het noodzakelijk om zowel voor de verspreidingstrend als voor de populatietrend meerdere methoden te gebruiken. In Figuur 5 wordt inzichtelijk gemaakt hoe de keuze voor een bepaalde methode per soort tot stand komt. De methoden worden in de paragrafen daarna verder uitgelegd. 9
Dat kan zelfs gelden voor soorten die qua verspreiding (zn) zeer zeldzaam zijn. Voor de soorten die tussen 1900 en 1950 zijn verdwenen, wordt de trend in Bijlage 1 toch weergegeven met -100%, ook al was er feitelijk geen trend tussen 1950 en 2010. 10
21
Verspreidingstrend (tv) Zijn van de soort gestandaardiseerde meetgegevens over de gehele periode 1950 tot 2010 voorhanden? Ja > Methode 1: Verandering in de verspreiding van epifyten (138 soorten). Nee > Komt de soort voldoende algemeen voor om een vergelijking mogelijk te maken in een selectie van goed onderzochte hokken? Ja > Methode 2: Trefkansen vergelijken in goed en matig onderzochte atlasblokken (127 soorten). Nee > Mag worden aangenomen dat de soort ook rond 1950 voorkwam op de locaties waar hij nu voorkomt? Ja > Methode 3: 'Creemers-methode' (78 soorten). Nee > Methode 4: Trefkansen vergelijken door te corrigeren voor inventarisatieinspanning (340 soorten). Populatietrend (tn) Zijn populatiegegevens voorhanden? Ja > Is de soort een epifyt? Ja > Epifytenmeetnetten (135 soorten). Nee > NEM steen- en grondbewonende soorten (40 soorten). Nee > Er kan geen populatietrend worden berekend. Figuur 5. Keuzeschema voor de methoden voor het bepalen van de trend. Verspreidingstrend (tv) In het ideale geval is heel Nederland vlakdekkend onderzocht op het voorkomen van alle soorten, zowel in 1950 als in 2010. Dan zouden we voor de vergelijking van de verspreiding tussen 1950 en 2010 direct gebruik kunnen maken van het aantal atlasblokken waarin elke soort is waargenomen. Helaas is dit niet het geval. Daarom moeten we een reeks van jaren samen nemen om een zo goed mogelijke landelijke dekking te krijgen. Voor de vergelijking met de situatie rond 1950 wordt de periode 1925-1975 gebruikt. Uit deze periode zijn bijna 34.000 soort-atlasblokcombinaties beschikbaar in de BLWG Databank; dat is ongeveer de helft van het aantal dat beschikbaar is voor het bepalen van de actuele zeldzaamheid (periode 2001-2010). Aan de hand van het schema in Figuur 5 is per soort gekozen uit de beschikbare berekeningsmethoden voor de verspreidingstrend. Methode 1: Verandering in de verspreiding van epifyten Omdat epifyten van laanbomen en bomen langs bospaden veel beter onderzocht zijn dan de meeste andere soorten, wordt deze groep apart behandeld. Hierbij wordt de presentie van een soort vergeleken in de atlasblokken die in de WHEN- en LON-meetnetten (zie paragraaf 2.3.2) zijn onderzocht. Bij deze methode wordt per soort het aantal atlasblokken bepaald in de WHEN-periode (19691978) 11 en de LON-periode 2001-2010 (voor de reconstructie van de Rode Lijst 1998: 1989-2000 12). Alleen atlasblokken met één of meer meetpunten in alle drie de perioden tellen mee (502 atlasblokken). De trend is alleen bepaald van soorten die in alle drie de meetperioden waargenomen en goed herkend zijn (138 soorten).
11
Zoals in paragraaf 2.3.2 uitgelegd, is de WHEN-dataset aangevuld met gegevens uit vegetatieopnamen van J.J. Barkman uit de jaren 1950. 12 Hiervoor zijn dus ook gegevens uit 1989 en 1990 gebruikt, omdat voor sommige provincies anders geen vergelijking kon worden gemaakt; bij de andere methoden zijn alleen gegevens uit de periode 1991-2000 gebruikt.
22
Methode 2: Trefkansen vergelijken in goed en matig onderzochte atlasblokken Bij deze methode wordt de trend bepaald door de trefkansen van soorten in goed en matig onderzochte atlasblokken te vergelijken tussen 2010 en 1950. Per periode (2001-2010 13 en 1925-1975) en per ecologische groep (behalve de al met methode 1 behandelde epifyten) wordt eerst de totale soortenrijkdom van die ecologische groep per atlasblok berekend. De atlasblokken worden vervolgens gesorteerd op afnemend soortenaantal. Daarna worden de atlasblokken geselecteerd die vallen in het eerste kwartiel (d.w.z.: de 25% soortenrijkste atlasblokken) en in het tweede kwartiel (d.w.z.: de 25% daarop volgend). Met deze records (unieke soort-atlasblokcombinaties per periode en ecologische groep) wordt de trend berekend. Het eerste kwartiel omvat de gegevens uit goed onderzochte atlasblokken en het tweede kwartiel die uit matig onderzochte atlasblokken. De trend wordt eerst afzonderlijk berekend voor de goed onderzochte atlasblokken onderling en die voor de matig onderzochte atlasblokken onderling. Vervolgens worden beide trends gemiddeld. Indien voor een soort geen trend in de matig onderzochte atlasblokken beschikbaar is, dan wordt alleen de trend in de goed onderzochte blokken gebruikt. 14 Deze methode wordt alleen gebruikt voor de soorten die vrij zeldzaam (z) of algemeen (a) zijn, omdat de trefkans in een goed onderzocht atlasblok voor (zeer) zeldzame soorten te klein is en de trend op een te klein deel van de waarnemingen gebaseerd zou kunnen zijn (de waarnemingen in slecht onderzochte atlasblokken worden immers genegeerd). De gebruikte methode zou, vanwege het feit dat 'goed onderzocht' gelijk staat aan 'soortenrijk', een vertekend beeld kunnen geven, bijvoorbeeld omdat er door speciaal beheer en actieve bescherming relatief weinig is veranderd tussen 1950 en 2010. Maar doordat de trend van goed onderzochte atlasblokken wordt gemiddeld met die van matig onderzochte atlasblokken, zal dit effect naar verwachting niet groot zijn. Methode 3: 'Creemers-methode' De Creemers-methode wordt toegepast op een selecte groep zeldzame en zeer zeldzame soorten 15 die zich niet of nauwelijks op nieuwe plekken vestigen. Het zijn soorten waarbij een gestage achteruitgang aannemelijk gemaakt kan worden, doordat groeiplaatsen wel verdwijnen, maar er niet bij komen, omdat de soort aantoonbaar veel moeite heeft om zich ergens nieuw te vestigen. Ze moeten daarnaast ook gebonden zijn aan een specifiek biotoop waarvan aannemelijk is dat het oppervlak of de kwaliteit sinds 1950 is achteruitgegaan. Bij deze methode wordt de situatie in 1950 niet alleen bepaald door de waarnemingen uit de periode 1925-1975, maar worden alle waarnemingen van na 1975 daaraan toegevoegd. Vervolgens wordt het aantal atlasblokken waarin de soort na 1991 is waargenomen, vergeleken met het veronderstelde voorkomen rond 1950. Bij deze methode wordt de huidige situatie dus geschat door de waarnemingen van twintig jaar bij elkaar te voegen, om te voorkomen dat door een te geringe inventarisatie-inspanning actuele voorkomens worden gemist en de berekende trend dus te negatief zou zijn. Deze methode werd het eerst gebruikt voor de Rode Lijst Reptielen en Amfibieën 1996 (Creemers 1996). Hij is statistisch minder verantwoord, omdat er geen toename kan worden berekend (immers: álle waarnemingen van na 1925 worden meegenomen in het bepalen van de situatie rond 1950). Vandaar dat deze methode voor slechts een beperkt aantal soorten bruikbaar is - soorten waarvan de trend via de andere methoden niet goed berekend kan worden.
13
Voor de reconstructie van de Rode Lijst 1998 is dat 1991-2000. Deze methode lijkt op de voor andere Rode Lijsten gebruikte methode van het onderling middelen van goed, redelijk en (eventueel) slecht onderzochte atlasblokken, alleen wordt in dit geval het onderscheid in de mate van onderzocht-zijn niet bepaald via de Chao2-methode maar via het bepalen van kwartielen in een frequentiediagram. 15 Enige uitzondering is de vrij zeldzame soort Cladonia uncialis ssp. biuncialis, die voorkomt in duingraslanden en stuifzanden. 14
23
Methode 4: Trefkansen vergelijken door te corrigeren voor inventarisatie-inspanning Deze methode is gebruikt voor zeldzame soorten die onvoldoende representatief voorkomen in een selectie van atlasblokken (zoals bij de methoden 1 en 2). Bij deze methode zijn per soort daarom de waarnemingen uit alle atlasblokken meegenomen. Daarbij is gecorrigeerd voor het verschil in inventarisatie-inspanning tussen de situatie rond 1950 (periode 1925-1975) en die in 2010 (periode 2001-2010). Bij deze methode is aangenomen dat de totale soortenrijkdom per uurhok in de loop van de tijd niet veel veranderd is. Voor allerlei algemene epifytische korstmossen is dit niet aannemelijk, omdat veel soorten sinds 1950 zijn toegenomen. Dit is de reden waarom de methode alleen toegepast is op nu zeldzame en zeer zeldzame soorten. Deze rekenmethode is ook gebruikt voor de Rode Lijst Paddenstoelen (Arnolds & Veerkamp 2008), echter daar niet voor ecologische groepen apart. Bij de onderhavige methode wordt dat wel gedaan. Allereerst is per ecologische groep het aantal beschikbare records (soort-atlasblokcombinaties) per periode berekend (Tabel 7). Vervolgens is per ecologische groep een correctiefactor voor verschillen in inventarisatie-inspanning berekend (Tabel 8), waardoor de periode rond 1950 beter kan worden vergeleken met de actuele situatie. Tabel 7. Het aantal unieke soort-atlasblokcombinaties per periode en ecologische groep De situatie 1997 wordt gebruikt voor de reconstructie van de Rode Lijst 1998, de situatie-2010 voor de Rode Lijst 2011. Ecologische groep epifyten kalksteen kalkarm gesteente grondbewoners
situatie rond 1950 (1925-1975) 28.816 704 657 3.491
situatie-1997 (1991-2000) 40.769 7.485 4.881 5.413
situatie-2010 (2001-2010) 46.166 10.210 5.691 5.186
Tabel 8. Correctiefactor voor de aantallen atlasblokken rond 1950 per ecologische groep. epifyten Rode Lijst 1998 Rode Lijst 2011
x 1,41 x 1,60
soorten van kalkrijke steen x 10,63 x 14,50
soorten van kalkarme steen x 7,43 x 8,66
grondbewoners x 1,55 x 1,49
Een voorbeeld kan deze correctiemethode verduidelijken. Voor de epifyten zijn voor het bepalen van de situatie rond 1950 28.816 records beschikbaar en voor het bepalen van de situatie in 2010 46.166 records. Het aantal atlasblokken van een epifytisch levende soort uit 1925-1975 moet dan worden vermenigvuldigd met 1,60 (46.166/28.816) om te corrigeren voor de veel lagere inventarisatieinspanning in vergelijking met die in 2010. Daarbij wordt aangenomen dat de soort in beide perioden even goed herkend werd. De trend van de soort wordt vervolgens berekend door het verschil in het aantal atlasblokken tussen 2010 en 1950 te delen door het aantal atlasblokken in 1950. Deze methode is ook toegepast bij soorten die rond 1950 nog niet in Nederland voorkwamen. Correctie voor inventarisatie-inspanning heeft voor deze soorten uiteraard geen effect.
24
Populatietrend (tn) Voor het bepalen van de populatietrend willen we in principe zo precies mogelijk de verandering van het aantal voortplantende individuen per soort vergelijken tussen 1950 en 2010. Daartoe zou de populatieomvang in 1950 bekend moeten zijn en die in 2010. Met name de populatieomvang in 1950 is op geen enkele min of meer betrouwbare manier te bepalen. Uit Figuur 5 blijkt echter dat er wel andere methoden beschikbaar zijn, hoewel die voor slechts 175 van de 683 beschouwde soorten bruikbaar zijn 16. Meetpunten en abundantieklassen in plaats van individuen Bij monitoring van korstmossen worden geen individuen geteld, maar wordt een abundantieklasse (mate van talrijkheid) bepaald op basis van voorkomen en geschatte talrijkheid in meetpunten (subplots). Hierdoor kan de trend in het werkelijke aantal individuen niet goed worden bepaald. Daarbij komt dat het aantal individuen in een bepaalde abundantieklasse afhankelijk is van de groeivorm van de soort. In eerste instantie is geprobeerd om de populatietrend te schatten via het omrekenen van abundantieklassen naar individuen. Hiertoe werd de formule n = 10a-1 toegepast, waarin n het aantal individuen is, en a de abundantieklasse (0 t/m 5). Het bleek dat de berekende trend over de periode 1995-2005 voor epifyten op deze manier sterk overschat werd. Dit zou ertoe leiden dat de trend sinds 1995 te zeer bepalend zou zijn bij het berekenen van de trend sinds 1950, omdat er vóór 1995 geen abundanties bekend zijn. Voor epifyten geeft dit meestal een onterecht beeld. Omdat door veranderingen in de luchtkwaliteit stikstofminnende soorten begin jaren 1990 opeens sterk toenamen en in de periode 1995-2005 weer achteruitgingen, is de recente trend van sommige soorten sterk negatief. De berekening zou uitkomen op een negatieve trend sinds 1950, terwijl voor allerlei gewone soorten duidelijk is dat ze nu talrijker zijn dan rond 1950. Voor deze Rode Lijst wordt de populatietrend daarom vastgesteld aan de hand van de trefkans in plots (meetpunten), daarbij - in het geval van de LON- en NEM-meetnetten -ook gebruikmakend van de gemiddelde abundantie in die plots. Twee methoden voor de bepaling van de populatietrend zijn beschikbaar: die voor epifyten en die voor steen- en grondbewonende soorten. Epifyten in de WHEN- en LON-meetnetten Bij deze methode wordt gewerkt met trefkansen, d.w.z.: het aandeel binnen de meetpunten van een meetnet waarin een soort voorkomt. Als referentie voor 1950 wordt het WHEN-onderzoek uit de jaren 1970-1975 gebruikt. Voor de situatie-2010 worden geïnterpoleerde trefkansen van de provinciale epifytenmeetnetten (LON) uit de periode 2001-2010 gebruikt 17. Lineaire interpolatie is nodig omdat niet elke provincie elk jaar is onderzocht. Per soort wordt de gemiddelde trefkans per provincie berekend en voor de tussenliggende jaren geïnterpoleerd. Vervolgens wordt de gemiddelde (landelijke) trefkans berekend uit de individuele trefkansen van alle provincies. Als in een provincie voor 1995 of na 2004 niet is gemeten, dan vindt extrapolatie plaats door gebruik te maken van de trends in andere provincies. Van deze rekenmethode wordt afgeweken als voor een soort minder dan drie provincies beschikbaar zijn, waardoor extrapolatie onbetrouwbaar zou worden. In dat geval wordt de trend van één of twee jaar ervoor of erna gebruikt. In het LON-meetnet wordt ook de abundantie genoteerd. Daardoor is het mogelijk voor de Rode Lijst 2011 (maar niet voor de reconstructie van de Rode Lijst 1998) om de populatietrend op basis van trefkans over de periode 1950-1998 te koppelen aan de trend in trefkans x abundantie over de 16
Bij sommige soorten is in de bijlagen een vraagteken opgenomen bij de tn terwijl de soort wel gemonitord wordt. Dat is het geval bij soorten die al wel in de periode rond 1950 in Nederland voorkwamen, maar bij aanvang van de monitoring nog niet op de meetpunten. De populatietrend zou dan met 'oneindig positief' (∞) te hoog worden ingeschat. 17 Zoals in Figuur 3 is te zien, waren uit deze jaren geen gegevens meer beschikbaar uit de provincies Groningen en NoordBrabant. Voor de reconstructie van de Rode Lijst 1998 is de situatie-1997 gebaseerd op gegevens uit 1989-2000.
25
periode 1995-2005 (waarbij 2005 het referentiejaar is voor de periode 2001-2010). Hierbij wordt de gemiddelde trefkans in een provincie vermenigvuldigd met de gemiddelde abundantie. Vervolgens wordt de interpolatie toegepast zoals hierboven beschreven. Deze gekoppelde trend levert in alle gevallen een sterkere negatieve trend op dan indien de abundantie buiten beschouwing zou blijven. Steen- en grondbewonende soorten in het NEM-meetnet Korstmossen In het NEM Meetnet Korstmossen worden veertig zogenoemde 'contractsoorten' integraal of met een goede steekproef gemonitord. Het betreft steen- en grondbewonende soorten. Daarnaast komen nog enkele soorten in aanmerking die niet tot de contractsoorten behoren, maar waarvan de groeiplaatsen wel geheel of grotendeels in NEM-meetpunten liggen. Betrouwbare indexcijfers zijn beschikbaar over de periode 1998-2008 (voor de reconstructie van de Rode Lijst 1998 is deze methode dus niet te gebruiken). Omdat deze monitoringstrend slechts tien jaar beslaat, wordt deze gekoppeld aan de verspreidingstrend tot 1998. Hierbij wordt de o.a. voor de Rode Lijst Dagvlinders (Van Swaaij 2006) gebruikte methode toegepast om recente trendgegevens uit meetnetten te combineren met trends in verspreiding. Dat is alleen mogelijk voor soorten die niet in verspreiding zijn toegenomen tussen 1950 en 1998, en waarvoor de NEM-trend negatief is. Zie het voorbeeld in de tekstbox. Voorbeeld van het koppelen van een monitoringstrend aan een verspreidingstrend De afname in verspreiding van Saucijs-baardmos (Usnea articulata) in de periode van 1950 tot 1998, de zwarte lijn in de grafiek, is 68% (het indexcijfer neemt af van 100 naar 32). Deze soort wordt gemonitord binnen het NEM en hiervan zijn trendgegevens van 1998 tot 2008 beschikbaar. De trend over deze periode, de rode stippellijn in de grafiek, is een afname van 38%. De trend voor de gehele periode 1950-2008 wordt dan 0,32 * 0,62 = 0,20 (het indexcijfer neemt af van 100 naar 20). Deze afname van 80% valt in de klasse 'zeer sterk afgenomen' en is meer dan de verspreidingstrend 1950-2010 (66% afname, klasse 'sterk afgenomen').
26
3 Rode Lijst 3.1 Voorstel Rode Lijst Korstmossen 2011 Het voorstel voor de Rode Lijst Korstmossen is - vanwege de grote omvang - opgenomen in Bijlage 1. In die bijlage staat ook de cijfermatige onderbouwing van de toedeling naar categorieën. In Tabel 9 is een samenvatting opgenomen. Hieruit blijkt dat 311 soorten korstmossen voor de Rode Lijst kwalificeren, dat is 46% van de 683 beschouwde soorten. Van de overige soorten zijn er 293 Thans niet bedreigd en van 79 soorten zijn er onvoldoende gegevens om te kunnen bepalen of ze op de Rode Lijst moeten worden opgenomen. In paragraaf 3.3 worden de soorten van de Rode Lijst besproken aan de hand van een indeling in biotopen; per biotoop wordt ook ingegaan op bedreigingen en maatregelen (die samengevat worden in hoofdstuk 5). De veranderingen ten opzichte van de vorige Rode Lijst komen aan bod in paragraaf 3.2. Tabel 9. Soortenaantallen per Rode-Lijstcategorie. De categorieën zijn onderverdeeld volgens het schema van Tabel 3. Rode-Lijstsoorten Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd Bedreigd
Kwetsbaar
Gevoelig
Overige beschouwde soorten Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd
BE-9 BE-10 BE-14 KW-5 KW-6 KW-7 KW-11 KW-15 GE-1 GE-12 GE-16
TNB-2 TNB-3 TNB-4 TNB-8
59 42 49
23 15 11
65
36 18 10 1 0
96
79 293
94 1 1
86 69 137 1
27
3.2 Vergelijking met de Rode Lijst 1998 Reconstructie van de Rode Lijst 1998 Het basisrapport van de vorige Rode Lijst geeft uitleg over de toen gevolgde methode (Aptroot et al. 1998). Inmiddels zijn de criteria voor Rode Lijsten nader aangescherpt. De berekeningsmethode van 1998 wijkt daardoor af van die voor de nieuwe Rode Lijst is gebruikt. Om toch een goede vergelijking tussen beide Rode Lijsten mogelijk te maken, is de Rode Lijst uit 1998 gereconstrueerd, zoveel mogelijk volgens de methode van de Rode Lijst 2011 18. In hoofdstuk 2 is hier al op verschillende plekken op ingegaan. De reconstructie had niet alleen betrekking op de methodiek. De oorspronkelijke Rode Lijst 1998 was gebaseerd op gegevens uit de periode 1991-1997. De receonstructie is gebaseerd op gegevens uit 1991-2000 (voor trends van epifyten: 1989-2000). In de periode 1998-2003 zijn namelijk veel nieuwe gegevens verzameld, o.a. van steenbewonende soorten die voordien nauwelijks verzameld werden. Door deze piek in inventarisatie-intensiteit te verdelen over beide Rode Lijstperioden (1998-2000 voor de oude en 2001-2003 voor de nieuwe), kunnen beide Rode Lijsten beter met elkaar worden vergeleken. In Bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de oorspronkelijke Rode Lijst uit 1998 en de gereconstrueerde Rode Lijst 1998. Uit dat overzicht blijkt dat bij vele soorten de Rode-Lijstcategorie van 1998 is gecorrigeerd. Van de 646 soorten die voor de gereconstrueerde Rode Lijst 1998 zijn beschouwd, waren er 270 soorten bedreigd of verdwenen (42% van de beschouwde soorten). Ze zijn als volgt over de categorieën verdeeld: 54 soorten Verdwenen uit Nederland, 35 Ernstig bedreigd, 48 Bedreigd, 65 Kwetsbaar en 68 Gevoelig. Van de overige soorten waren er 301 Thans niet bedreigd en van 75 soorten zijn er onvoldoende gegevens om te kunnen bepalen of ze op de Rode Lijst moesten worden opgenomen. Verschil tussen de gereconstrueerde Rode Lijst 1998 en de Rode Lijst 2011 Als we de Rode Lijst van 2011 vergelijken met de gereconstrueerde Rode Lijst van 1998, dan blijkt dat de Rode Lijst langer is geworden: van 290 naar 311 soorten. Het percentage van de beschouwde soorten dat op de Rode Lijst staat, is echter nagenoeg gelijk gebleven. De absolute toename komt deels doordat soorten zich nieuw hebben gevestigd en in de categorie Gevoelig vallen omdat ze nog zeer zeldzaam zijn. Daarnaast is het aantal (reeds aanwezige) soorten dat voor het eerst op de Rode Lijst komt iets groter dan het aantal dat van de Rode Lijst af gaat. In de meeste categorieën is het aantal soorten iets toegenomen. Uit Tabel 10 blijkt dat 190 Rode-Lijstsoorten in dezelfde categorie zijn gebleven (38 Verdwenen uit Nederland, 28 Ernstig bedreigd, 31 Bedreigd, 40 Kwetsbaar en 53 Gevoelig). Thans niet bedreigd blijven 269 soorten en van 74 soorten waren er onvoldoende gegevens voor beide Rode Lijsten. De verschillen tijdens beide lijsten kunnen als volgt worden samengevat (zie de kleuren in de Figuur): • 12 soorten staan niet meer op de Rode Lijst (donkergroen): - vanuit Verdwenen uit Nederland (VN): 1 soort - vanuit Bedreigd (BE): 4 soorten - vanuit Kwetsbaar (KW): 5 soorten - vanuit Gevoelig (GE): 2 soorten
18
Bij de reconstructie wordt per soort dezelfde methode om de verspreidingstrend te berekenen gebruikt als die voor die soort is gebruikt voor de Rode Lijst 2011, ook al zou (volgens Figuur 5) de zeldzaamheidscategorie van 1998 aanleiding geven voor een andere berekeningsmethode.
28
• 24 soorten gaan naar een lichtere categorie (lichtgroen): - van Verdwenen uit Nederland (VN) naar Gevoelig (GE): 6 soorten - van Verdwenen uit Nederland (VN) naar Kwetsbaar (KW): 5 soorten - van Verdwenen uit Nederland (VN) naar Bedreigd (BE): 1 soort - van Verdwenen uit Nederland (VN) naar Ernstig bedreigd (EB): 3 soorten - van Ernstig bedreigd (EB) naar Bedreigd (BE): 2 soorten - van Bedreigd (BE) naar Gevoelig (GE): 1 soort - van Bedreigd (BE) naar Kwetsbaar (KW): 2 soorten - van Kwetsbaar (KW) naar Gevoelig (GE): 4 soorten • 44 soorten gaan naar een zwaardere categorie (oranje): - van Gevoelig (GE) naar Kwetsbaar (KW): 3 soorten - van Gevoelig (GE) naar Ernstig bedreigd (EB): 2 soorten - van Gevoelig (GE) naar Verdwenen uit Nederland (VN): 8 soorten - van Kwetsbaar (KW) naar Bedreigd (BE): 13 soorten - van Kwetsbaar (KW) naar Verdwenen uit Nederland (VN): 3 soorten - van Bedreigd (BE) naar Ernstig bedreigd (EB): 7 soorten - van Bedreigd (BE) naar Verdwenen uit Nederland (VN): 3 soorten - van Ernstig bedreigd (EB) naar Verdwenen uit Nederland (VN): 5 soorten • 43 soorten komen nieuw op de Rode Lijst (rood): - van Niet beschouwd (NB) naar Gevoelig (GE): 21 soorten - van Thans niet bedreigd (TNB) naar Gevoelig (GE): 11 soorten - van Thans niet bedreigd (TNB) naar Kwetsbaar (KW): 15 soorten - van Thans niet bedreigd (TNB) naar Bedreigd (BE): 2 soorten - van Thans niet bedreigd (TNB) naar Ernstig bedreigd (EB): 2 soorten - van Thans niet bedreigd (TNB) naar Verdwenen uit Nederland (VN): 2 soorten Verder zijn er nog 11 soorten die voor het eerst zijn beschouwd, maar die zich zo succesvol hebben gevestigd, dat ze behoren tot de categorie Thans niet bedreigd (en 5 waar nog onvoldoende gegevens van zijn). Aan de andere kant is het opvallend dat 21 soorten sinds de vorige Rode Lijst zijn verdwenen, waaronder zelfs twee soorten die in 1998 nog onbedreigd waren.
Tabel 10. Veranderingen tussen de gereconstrueerde Rode Lijst 1998 en de Rode Lijst 2011. Rode Lijst 1998 Rode Lijst 2011 VN EB BE KW GE OG TNB beschouwd 1998 nieuw vanaf 1998 totaal 2011 VN 38 5 3 3 8 2 59 59 EB 3 28 7 2 2 42 42 BE 1 2 31 13 2 49 49 KW 5 2 40 3 15 65 65 GE 6 1 4 53 11 75 21 96 OG 74 74 5 79 TNB 1 4 5 2 1 269 282 11 293 totaal 1998 54 35 48 65 68 75 301 646 37 683
29
3.3 Soortbesprekingen per biotoop Korstmossen zijn schimmels die samenleven met algen of blauwwieren. De schimmelcomponent is naamgevend voor de soort. De meeste soorten groeien in droge tot zeer droge, maar periodiek (lucht)vochtige standplaatsen. Verder zijn de meeste soorten sterk lichtminnend. Het zijn langzame groeiers: de in Nederland voorkomende soorten kunnen enkele millimeters tot enkele centimeters per jaar groeien; ze hebben een levensduur van een jaar tot vele decennia (Sparrius & Aptroot 2010). Door de trage groei en de lange levensduur zijn ze afhankelijk van stabiele biotopen en vooral aanwezig in milieus waar maar weinig concurrentie te duchten is van vaatplanten. De meeste soorten groeien op open zandgrond, op kaal gesteente of op boomschors. Hoewel korstmossen geen wortels hebben, zijn ze toch sterk afhankelijk van de eigenschappen van het substraat waarop ze groeien, vandaar dat de drie genoemde milieus qua soortensamenstelling grotendeels verschillend zijn. Daarnaast speelt de zuurgraad en bufferwerking van het substraat een belangrijke rol. Uit deze eigenschappen volgt ook de verdere indeling in groeiplaatsen. Sommige zeer algemene soorten zijn weinig substraatspecifiek. Hierbij is gekozen voor het substraat waarop de soort het meeste voorkomt. Bij sommige zeer zeldzame soorten is het biotoop gedurende de laatste honderd jaar verschoven. In dat geval is gekozen voor het biotoop waarin de soort voor het laatst is gevonden. In deze paragraaf worden de voor korstmossen kenmerkende biotopen besproken, samen met een goed herkenbare voorbeeldsoort. Een samenvatting van het aantal Rode Lijstsoorten per biotoop staat in Tabel 11. Tabel 11. Het aantal soorten per Rode-Lijstcategorie en biotoop. Bij de biotopen worden de paragrafen vermeld waarin de betreffende soorten worden besproken. De categorieën die niet tot de Rode Lijst behoren zijn gecursiveerd. Biotoop
VN
EB
BE
KW
GE
OG
TNB
percentage op Rode Lijst
Eikenbossen (3.3.1.1)
13
4
4
9
6
1
12
73%
Beuken- en eiken-haagbeukenbossen (3.3.1.2)
4
-
3
6
10
-
2
92%
Vochtige loofbossen (3.3.1.3)
4
-
1
1
1
3
3
54%
Naaldbossen (3.3.1.4)
2
-
1
1
2
-
2
75%
Dood hout (in en buiten bossen) (3.3.1.5)
6
-
-
1
2
6
11
35%
Vrijstaande bomen met zure schors (3.3.2.1)
2
1
1
5
6
3
33
29%
Vrijstaande bomen met neutrale schors (3.3.2.2)
10
1
9
4
18
10
71
34%
Zandverstuivingen en heiden (3.3.3.1)
4
4
3
4
6
4
28
40%
Duinen (3.3.3.2)
3
3
4
10
1
5
11
57%
Stenen op dijken en in bronbeken (3.3.4.1)
4
14
12
9
20
10
29
56%
Hunebedden en zwerfstenen (3.3.4.2)
2
5
6
8
8
6
8
67%
Kalkrotsen (3.3.4.3)
4
6
2
1
6
5
-
79%
Muren en begraafplaatsen (3.3.4.4)
2
4
3
6
10
26
84
18%
Bossen (3.3.1)
Vrijstaande bomen (3.3.2)
Zandgronden (3.3.3)
Stenen (3.3.4)
30
3.3.1 Bossen In deze paragraaf worden de soorten besproken die groeien op levende bomen (en soms op de grond) in bossen. Ook de soorten die op dood hout leven, worden op het eind van deze paragraaf behandeld, omdat ze vaak in bossen voorkomen. In paragraaf 3.3.2 worden de soorten besproken die leven op vrijstaande bomen. De meeste bossen in Nederland worden gedomineerd door bomen en struiken met een van nature zure of zwak gebufferde schors: eik, berk, beuk, haagbeuk, els, meidoorn, duindoorn en diverse naaldbomen. Korstmossen die op deze boomsoorten groeien, zijn (vanwege het geringe zuurbufferende vermogen van de schors) gevoeliger voor het verzurende effect van stikstofdepositie en zwaveldioxide dan soorten die een voorkeur hebben voor bomen met een neutrale, gebufferde schors, zoals populier, wilg, iep, linde, esdoorn, es en vlier.
3.3.1.1 Eikenbossen Bedreigd
Verdwenen uit Nederland
Bryoria subcana Caloplaca alstrupii Graphina anguina Gyalecta flotowii Gyalecta truncigena Loxospora elatina Mycobilimbia pilularis Peltigera horizontalis Usnea ceratina Usnea filipendula Usnea florida Usnea fragilescens Usnea rubicunda
Ernstig bedreigd
Bryoria fuscescens Pyrenula chlorospila Usnea fulvoreagens Vulpicida pinastri
Acrocordia gemmata Chaenotheca brunneola Pertusaria hemisphaerica Usnea cornuta
Bleek paardenhaarmos Texelse citroenkorst Doolhof-schriftmos Duinabrikoosjeskorst Boomabrikoosjeskorst Erwtensoepkorst Boslichtje Zadelleermos Lang baardmos Visgraatbaardmos Zonnetjesbaardmos Teer baardmos Rood baardmos
Kwetsbaar
Arthonia vinosa Chaenotheca furfuracea Chaenotheca hispidula Enterographa crassa Ochrolechia microstictoides Pertusaria flavida Platismatia glauca Usnea subfloridana Usnea wasmuthii
Bruin paardenhaarmos Duinknikker Pijpenragerbaardmos Geel boerenkoolmos
Gevoelig
Calicium adspersum Fellhaneropsis myrtillicola Lepraria membranacea Ramalina baltica Rinodina efflorescens Scoliciosporum pruinosum
Iepenwrat Bruin schorssteeltje Boskringkorst Ingesnoerd baardmos
Rood vlekje Lichtend schorssteeltje Kort schorssteeltje Grauwe runenkorst Bostandpastakorst Geel speldenkussentje Groot boerenkoolmos Gewoon baardmos Duinbaardmos
Geelberijpt boomspijkertje Bosbeskorst Geschulpte poederkorst Hol takmos Bleke peperkorst Berijpte spiraalkorst
Eikenbossen komen vooral voor op droge, mineralenarme zandgrond op de Hogere zandgronden en in de Duinen. De meeste korstmossen komen voor in oude bossen, op plekken waar de kroonsluiting niet te dicht is. Zij groeien dan vooral op scheve en kromme stammen, dikke horizontale takken en staand dood hout. Andere soorten groeien alleen in diepe schorsspleten aan de oostzijde van de boom, op plekken waar geen regenwater doordringt. Eikenstrubben behoren met hun vele horizontale takken tot de meest korstmossenrijke eikenbossen. In oude opgaande eikenbossen komen de kenmerkende soorten alleen in de boomkronen voor. Een aantal soorten heeft voorkeur voor oude bomen in landgoederen of gedeeltelijk vrijstaande bomen in parken, soms ook voor heiden te midden van bossen.
31
Groot boerenkoolmos (Platismatia glauca) Deze opvallende soort had als één van de weinige korstmossen al heel vroeg een Nederlandse naam. Grote populaties waren tot in de jaren 1990 te vinden op de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en in de duinen. Hij is buiten het bosmilieu slechts zelden waargenomen. Op een paar plaatsen (bijvoorbeeld Terschelling) stond hij ook op de grond. Inmiddels is de soort zeldzaam geworden en neemt nog steeds af. De huidige vindplaatsen zijn bijna allemaal op horizontale takken van eiken. Hoewel de soort zich gemakkelijk kan verspreiden met fijne sorediën, zijn nieuwe vestigingen een zeldzaamheid. De soort is zeer gevoelig voor ammoniak, zowel direct als indirect als gevolg van vermossing van bosbomen met Klauwtjesmos. De soort lijkt zich steeds meer uit het West-Europese laagland terug te trekken richting de schonere montane gebieden. 1925-1975
2001-2010
In de figuren rechts is de afname te zien van Groot boerenkoolmos in Drenthe in de periode 1991-2010, zoals vastgesteld bij monitoring van 560 meetpunten met eiken (van Herk 2011). Behalve een afname in het aantal monsterpunten is ook de abundantie (zie stipgrootte) afgenomen.
Bedreigingen en maatregelen Bijna driekwart van de aan eikenbossen gebonden soorten staat op de Rode Lijst. Door depositie van stikstof en zwaveldioxide zijn veel soorten van eikenbossen sterk achteruitgegaan. Maatregelen gericht op een verdergaande vermindering van de stikstofdepositie zijn noodzakelijk om de achteruitgang van deze soorten te stoppen. Door het ouder worden van bossen en omvorming van naaldbos naar loofbossen, neemt het areaal oude eikenbossen toe. Dit betreft vooral opgaand eikenbos en eikenhakhout, dat relatief donker is. 32
Het vergt enige tijd voordat de bomen geschikt worden voor epifyten. Hiervoor is het noodzakelijk dat er gaten in het kronendak ontstaan, bijvoorbeeld door het omvallen van oude bomen. Maatregelen zoals dunnen en het omtrekken van bomen kunnen hierbij helpen. Eikenstrubbenbossen en oude structuurrijke eikenbossen zijn juist gebaat bij stabiliteit. Grootschalige beheermaatregelen zijn dan ongewenst.
3.3.1.2 Beuken- en eiken-haagbeukenbossen Verdwenen uit Nederland
Arthonia cinnabarina Lepraria eburnea Pertusaria multipuncta Phlyctis agelaea
Bedreigd
Fellhaneropsis vezdae Graphis elegans Opegrapha devulgata
Kwetsbaar
Arthonia didyma Lecanora intumescens Pertusaria hymenea
Pertusaria leioplaca Ropalospora viridis Thelotrema lepadinum
Rood schorsvlekje Geelgrijze poederkorst Soredieus speldenkussentje Gestippeld lichtvlekje
Gevoelig
Arthothelium ruanum Enterographa hutchinsiae Fuscidea lightfootii Lecanora hybocarpa Lepraria jackii Mycoporum antecellens Opegrapha viridis Phaeographis inusta Porina leptalea Pyrenula nitida
Naaldenkorst Sierlijk schriftmos Beukenschriftmos
Beukenvlekje Golvende schotelkorst Open speldenkussentje
Glad speldenkussentje Koele boskorst Beukenwrat
Kleine runenkorst Gestreepte runenkorst Boomsuikerkorst Beukenschotelkorst Boomspleetpoederkorst Gespikkelde boskorst Okerbruin schriftmos Grote runenkorst Bruin olievlekje Beukenknikker
Vergeleken met de eikenbossen komen de beuken- en eiken-haagbeukenbossen vooral voor op wat mineralenrijkere, soms wat vochtigere bodems. In de ondergroei staan hulst, hazelaar en taxus. In Nederland zijn oude beukenbossen schaars. Met name eeuwenoude malebossen hebben een karakteristieke korstmossensamenstelling, die gekenmerkt wordt door soorten die vooral op oude beuken of eiken groeien. Deze soorten zijn zeer honkvast en vestigen zich maar mondjesmaat op nieuwe plekken, bijvoorbeeld in landgoederen die in de achttiende en negentiende eeuw zijn aangelegd. Een enkele soort is succesvoller, zoals Gewoon schriftmos (Graphis scripta) dat de laatste decennia bezig is met een opmars en niet bedreigd is. Enkele andere soorten uit hetzelfde milieu zijn hooguit in populatieomvang toegenomen op de al bestaande vindplaatsen. Bedreigingen en maatregelen Bijna alle van de aan dit biotoop gebonden soorten staan op de Rode Lijst. Toch zijn de vooruitzichten voor deze soorten relatief goed: alle huidige voorkomens zijn beschermd en de bossen worden ouder zodat er in de komende decennia extra biotoop beschikbaar komt. Mogelijk is stikstofdepositie, waardoor veel bosbomen met algen bedekt raken, de oorzaak waarom nieuwe vestigingen van deze soorten uitblijven. Bij een deel van de soorten vormt de beperkte capaciteit van de diasporen om nieuwe gebieden te bereiken een knelpunt. Maatregelen in de betere beukenbossen zelf zijn niet nodig. In ééntonige beukenbossen kunnen maatregelen om de structuur gevarieerder te maken de kans op vestiging op de lange duur mogelijk positief beïnvloeden.
33
Beukenwrat (Thelotrema lepadinum) De Beukenwrat is strikt gebonden aan de belangrijkste oude bosrelicten van ons land: de noordelijke Veluwe, het Asserbos, het Norgerholt en het Lieftinghsbroek. Het is de enige Nederlandse vertegenwoordiger van een groot, overwegend tropisch geslacht. Ondanks de zuidelijke verspreiding en het feit dat hij Trentepohlia als alg heeft, neemt de soort nog steeds af (en meer dan de kaarten suggereren: de situatie rond 1950 is onderschat). Veel korstmossen met deze alg zijn door de klimaatsverandering recent wel toegenomen (Aptroot & van Herk 2007). Vermoedelijk weegt bij deze soort zwaarder dat hij veel moeite heeft om nieuwe gebieden te koloniseren vanwege zijn zeer grote sporen. Ook heeft hij geen mogelijkheid om zich vegetatief te voort te planten.
1925-1975
2001-2010
3.3.1.3 Vochtige loofbossen Bedreigd
Verdwenen uit Nederland
Bryoria capillaris Parmeliopsis hyperopta Usnea flavocardia Usnea glabrata
Peltigera praetextata
Grijs paardenhaarmos Bleek avocadomos Gelig baardmos Glanzend baardmos
Kwetsbaar
Usnea esperantiana
Gevoelig
Rinodina griseosoralifera
Ruig leermos
Klein baardmos
Blauwe peperkorst
Bossen op vochtige, voedselrijke bodems kunnen rijk aan epifyten zijn, vooral op beschutte open plekken waar voldoende licht beschikbaar is. Jonge wilgenbossen, vlierstruwelen, essenhakhout en populierenweiden zijn relatief rijk aan soorten. Gezien de zuurbufferende schors van de bomen is het aandeel Rode Lijstsoorten niet zo groot: het betreft bijna allemaal zuurminnende, stikstofgevoelige soorten, die zeer zeldzaam zijn of tot in de jaren 1990 nog in ons land voorkwamen en nu verdwenen zijn. Bedreigingen en maatregelen De verwachting is dat de baardmossen (Bryoria capillaris en Usnea-soorten) bij gelijkblijvende stikstofdepositie niet zullen terugkeren, maar eerder verder achteruit zullen blijven gaan. Dit betreft zuurminnende soorten die last hebben van het basische ammoniak. Blauwe peperkorst (Rinodina griseosoralifera) is een zuidelijke soort die alleen vanwege de zeldzaamheid op de Rode Lijst staat. Ruig leermos (zie kader) is de enige soort uit dit milieu waar gericht beheer voor mogelijk is. De soort is gebaat bij traditioneel essenhakhoutbeheer, waarbij de stoven regelmatig worden afgezet en de takken worden afgevoerd. Verruiging van de bosbodem is erg nadelig voor deze soort. De huidige 34
vindplaatsen liggen vrijwel allemaal in percelen waarin vanwege de bijzondere bladmossen als Touwtjesmos (Anomodon viticulosus) en Kringmos (Neckera complanata) al gericht beheer plaatsvindt.
Ruig leermos (Peltigera praetextata) Ruig leermos is een kenmerkende soort voor essenhakhoutbossen en komt nu nog hoofdzakelijk voor in het Kromme Rijngebied, waar de soort plaatselijk veel aanwezig is. Vroeger was de soort veel wijder verbreid en kwam op diverse plekken in – nu verdwenen – essenhakhoutbossen voor. In het nabije buitenland is de soort vooral te vinden in bossen met rotsen, bijvoorbeeld in de Ardennen. In Nederland is de soort op één plek in een dergelijk biotoop aanwezig: op rotsen van een waterval bij de Apenheul.
1925-1975
2001-2010
3.3.1.4 Naaldbossen Verdwenen uit Nederland Cetraria sepincola Evernia divaricata
Bedreigd
Lecanora aitema
Kwetsbaar
Imshaugia aleurites
Donker boerenkoolmos Groot eikenmos
Gevoelig
Fellhanera ochracea Peltigera extenuata
Dennenschotelkorst
Dennenmos
Douglasdruppelkorst Vertakt leermos
De Nederlandse naaldbossen zijn gewoonlijk arm tot zeer arm aan korstmossen. Veel soorten die in naaldbossen worden gevonden zijn in allerlei andere droge, zure biotopen doorgaans algemener. De Rode-Lijstsoorten die in Nederland hoofdzakelijk in naaldbos gevonden worden, zijn (zeer) zeldzaam of reeds verdwenen. Ze komen in de ons omringende landen ook in andere biotopen voor. Net als andere soorten van zure schors, zijn deze soorten ook gevoelig voor stikstofdepositie. Fijnsparbossen zijn meestal te dicht en te donker voor veel korstmossen. Dat komt vooral omdat ze te weinig wordt gedund; hierdoor treedt er te weinig licht toe op de twijgen en op bosbodem. Epifyten kunnen in potentie mooi ontwikkeld zijn op goedbelichte twijgen aan de randen van beschutte open plekken in het bos. Vaak zijn dit de plekken waar 's morgens vroeg de vochtige lucht lang blijft hangen (vaak herkenbaar aan een dikke mosondergroei op de bosbodem). Een zelfde milieu is ook aan te treffen in larixbossen die nog iets gunstiger voor korstmossen zijn omdat daarvan 35
de naalden in de winter afvallen (zodat er meer licht kan toetreden). De laatste vondst van Groot eikenmos (Evernia divaricata) was in dit milieu (Spier 1992). Voor bodembewonende korstmossen kan vooral jong fijnsparrenbos belangrijk zijn. Op voormalige landbouwgrond is in noordoost-Nederland de laatste decennia veel fijnspar aangeplant, en bij de juiste hoeveelheid licht en voldoende luchtvochtigheid kan langs de paden en op open plekken een gunstig vestigingsmilieu voor leermossen ontstaan. Het niet-bedreigde Kaal leermos (Peltigera hymenina) komt in dit milieu optimaal voor, maar ook andere soorten van dit geslacht kunnen worden aangetroffen. In de jaren 1950 en 1960 werd vooral op de Veluwe het zogenoemde korstmos-dennenbos aangetroffen. Slecht groeiend dennenbos op arme stuifzandbodems had plaatselijk een dicht tapijt met korstmossen in de ondergroei; dit waren vooral rendiermossen (Leijs 1964). Dit fenomeen trad op in een bepaald stadium na het aanplanten van deze bossen. Met het ouder en dichter worden van dit bostype is deze ondergroei praktisch geheel verdwenen (Westhoff et al. 1973). De betreffende soorten worden bij de zandverstuivingen en heiden besproken; er waren geen soorten specifiek tot dit biotoop beperkt.
Dennenmos (Imshaugia aleurites) Dennenmos is een boreale soort die bij ons hoofdzakelijk groeit op schors van grove den, bij voorkeur in open, lichte, savanne-achtige bossen. Behalve op stammen komt deze soort ook voor op blootgestoven boomwortels aan de rand van stuifzanden. Op enkele plaatsen groeit de soort op jeneverbes en zomereik. De soort wordt bedreigd door de te hoge stikstofdepositie, door het dichtgroeien van de groeiplaatsen met struikgewas, en door klimaatsverandering.
1925-1975
36
2001-2010
Vertakt leermos (Peltigera extenuata) Dit is een soort leermos dat altijd samen met andere leermossen voorkomt, en in het hele verspreidingsgebied (Europa en Noord-Amerika) zeldzaam is. In Nederland is de soort, na een waarneming uit 1905, recent alleen gevonden in een sparrenaanplant bij Rolde (Oving et al. 2007), de rijkste groeiplaats van leermossen in Nederland (in totaal zeven soorten). Gezien de omvang van de groeiplaats moet ervan worden uitgegaan dat deze soort al minimaal tien jaar weer terug is gekeerd en dus is overgegaan van de categorie Verdwenen uit Nederland naar Gevoelig. Of Vertakt leermos zich op den duur op deze groeiplaats zal kunnen handhaven is twijfelachtig. De vitaliteit van de leermossen neemt hier de laatste paar jaar al weer af. Vermoedelijk komt dit doordat het sparrenbos ouder en donkerder wordt.
1925-1975
2001-2010
Bedreigingen en maatregelen Er komen in Nederland slechts enkele korstmossen voor die gebonden zijn aan naaldbossen, maar ze staan wel allemaal op de Rode Lijst. Sommige soorten zijn uitgesproken zeldzaam, maar niet acuut bedreigd. Zo komt de Douglasdruppelkorst (Fellhanera ochracea) op zeer oude naaldbomen voor, vooral op douglasspar. Door het ouder worden van naaldbossen kan deze soort toenemen. Voor Dennenmos en Dennenschotelkorst is stikstofdepositie de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang. De achteruitgang kan op de nog bestaande groeiplaatsen worden afgeremd door andere factoren te optimaliseren, zoals ter plekke een open, savanne-achtige bosstructuur nastreven en verstruiking van de ondergroei tegen gaan. Veel van de voor leermossen geschikte sparrenbossen zijn nu nog jong. Wat er precies gebeurt als deze bossen ouder worden, is nog niet duidelijk. Als er geen beheer plaatsvindt, mag verwacht worden dat de soorten door een donkerder milieu en een dikker wordend strooiselpakket op den duur gaan verdwijnen. Dit zal vermoedelijk ook het lot zijn van de enig bekende groeiplaats van Vertakt leermos. Toch wordt er voor Vertakt leermos geen speciaal beheer voorgesteld omdat de soort vermoedelijk zal profiteren van het aanplanten van nieuwe fijnsparbossen.
3.3.1.5 Dood hout (in en buiten bossen) Verdwenen uit Nederland Chaenotheca xyloxena Cladonia deformis Cladonia sulphurina Lecanora albellula Lecidea huxariensis Micarea melaena
Kwetsbaar
Strangospora moriformis
Droog schorssteeltje Fraai bekermos Geel bekermos Bleke bosschotelkorst Hardhoutkorst Duinoogje
Gevoelig
Cladonia parasitica Lecanora varia
37
Donker muggenstrontjesmos
Koraalblaadje Hardhout-schotelkorst
Door een veranderd natuurbeheer komt dood hout in natuurgebieden in toenemende mate voor. We kunnen verschillende milieus onderscheiden. Liggend dood hout in bossen is vaak wat vochtig en de voor dit milieu karakteristieke soorten nemen veelal duidelijk toe en komen niet meer op de Rode Lijst, met uitzondering van een aantal boreale en stikstofgevoelige soorten, zoals Koraalblaadje (Cladonia parasitica). Met de soorten van staand dood hout in bossen gaat het nog minder goed. Kenmerkend voor staand dood hout zijn de boomspijkertjes (Chaenotheca-, Chaenothecopsis- en Mycocalicium-soorten) die zich mondjesmaat nieuw vestigen. Maar er zijn nog meer plekken waar korstmossen van hout te vinden zijn, zoals op hardhout van hekwerken, bruggen, picknicktafels en beschoeiingen. In de laagveen- en kleigebieden zijn hardhouten bruggetjes en hekwerken vaak de enige plekken waar zuurminnende soorten zoals Hardhout-schotelkorst (Lecanora varia) te vinden zijn. Vaak groeien hier naast typische houtbewoners ook zuurminnende epifyten op. Een soortgelijk milieu vinden we op kapvlakten, bijvoorbeeld op plekken waar naaldbos is gekapt voor het herstel van stuifzanden. Koraalblaadje (Cladonia parasitica) Dit is een soort die karakteristiek is voor liggend dood hout van eik en beuk in oude beukeneikenbossen. In omringende landen is deze soort in dit milieu plaatselijk talrijk. In Nederland is het milieu zeldzaam. Vooral in de malebossen, zoals het Speulderbos is de soort zo nu en dan aanwezig (van Herk et al. 2000). Door de toename van liggend dood hout in deze bossen is de soort niet acuut bedreigd, maar duidelijk is dat de soort niet geprofiteerd heeft van het nieuwe bosbeheer, zoals wél is gebeurd bij Vertakt bekermos (Cladonia digitata) en Sterheidestaartje (Cladonia polydactyla), die beide niet-bedreigd zijn.
1925-1975
2001-2010
Bedreigingen en maatregelen Veel soorten uit deze groep zijn nogal efemeer: ze verdwijnen weer snel als er onvoldoende substraat van de juiste verwerings- of rottingsgraad beschikbaar is. Een continuïteit in het aanbod van substraat in diverse graden van verwering/rotting is noodzakelijk voor de opbouw van stabiele populaties. Net als zuurminnende epifyten, zijn ook soorten van dood hout gevoelig voor stikstofdepositie. Dit kan verklaren waarom veel houtbewonende soorten minder snel toenemen dan het toegenomen aanbod aan substraat. Op beschaduwde plaatsen raakt dood hout veel sneller dan voorheen begroeid met een paar dominante mossen, zodat korstmossen er dan niet meer aan te pas komen. De effecten van stikstofdepositie zijn ook goed te zien in open gebieden. Zo is het aantal vondsten van de daarvoor typerende soorten als Geel bekermos (Cladonia sulphurina) en Hardhoutschotelkorst (Lecanora varia) op stobben in kapvlakten en op hardhout de laatste tien tot twintig jaar duidelijk afgenomen. 38
3.3.2 Vrijstaande bomen Vrijstaande bomen vormen een belangrijk korstmossenbiotoop. Ze komen het meest voor in de vorm van laanbomen. Bomen met zure schors komen vooral voor op de Hogere zandgronden en in de Duinen. Bomen met neutrale schors staan vooral in het Rivierengebied, in het Zeekleigebied en in het Laagveengebied.
3.3.2.1 Vrijstaande bomen met zure schors Pertusaria albescens Pertusaria amara Pseudevernia furfuracea Usnea hirta
Verdwenen uit Nederland
Hypocenomyce caradocensis Lecanora sarcopidoides
Ernstig bedreigd
Scoliciosporum chlorococcum
Bedreigd
Tuckermanopsis chlorophylla
Kwetsbaar
Calicium salicinum
Gezwollen schubjesmos Valse bosschotelkorst
Gevoelig
Boomspiraalkorst
Calicium glaucellum Chaenotheca chlorella Cyphelium inquinans Hypogymnia physodes Lecanora conizaeoides Schismatomma cretaceum
Bruin boerenkoolmos
Witte kringkorst Ananaskorst Purper geweimos Bleek baardmos
Zwart boomspijkertje Klein schorssteeltje Kopspijkertje Gewoon schorsmos Groene schotelkorst Witkring
Bruin boomspijkertje
Korstmossen op vrijstaande bomen hebben het de afgelopen eeuw flink te verduren gekregen. Vanaf het eind van de negentiende eeuw nam door de industriële revolutie de luchtvervuiling flink toe. Korstmossen hadden toen vooral last van zwaveldioxide. Bijna alle soorten korstmossen van dit milieu zijn hiervoor gevoelig. Een aantal verdween geheel uit ons land. Slechts één soort, Groene schotelkorst (Lecanora conizaeoides), vestigde zich juist in vervuilde gebieden. In de sterkst vervuilde gebieden werd gesproken van epifytenwoestijnen (Barkman 1958): gebieden waarin vrijwel geen korstmossen meer op bomen groeiden. Deze bron van vervuiling nam lang gestaag toe totdat in de jaren 1980 forse maatregelen werden genomen om de uitstoot van zwaveldioxide te verminderen. Als gevolg hiervan namen veel soorten epifytische korstmossen weer toe. In de jaren 1980 en 1990 kwam er een nieuw milieuprobleem voor in de plaats: door de opkomst van de intensieve veehouderij en de grootschalige overschakeling op drijfmest nam de uitstoot van ammoniak in ons land enorm toe. Dit leidde tot een sterke toename van stikstofminnende korstmossen, vooral Vingermossen (Physcia-soorten), Dooiermossen (Xanthori- soorten) en Geelkorsten (Candelariella-soorten). In eerste instantie alleen rond boerderijen (Van der Knaap 1980), maar later in heel Nederland (van Herk 1999). Doordat ammoniak een base is, leidt deze vorm van vervuiling tot een ontzuring van schors die van nature zuur is 19. Zuurminnende soorten die bijvoorbeeld op eiken langs wegen veel voorkwamen zijn hierdoor op grote schaal verdwenen, het eerst uit de veeteeltgebieden, later ook uit de schonere gebieden zoals Drenthe, de Veluwe en de Duinen. Pas na 1997 zijn er substantiële reducties tot stand gebracht in de uitstoot van ammoniak. De totale afname bedraagt momenteel ongeveer 35% ten opzichte van de piekperiode; uit monitoring blijkt dat de stikstofminnende soorten op eiken sindsdien ongeveer naar verhouding zijn afgenomen (o.a. van Herk 2011). Zuurminnende soorten zijn tot dusver nog niet teruggekeerd, dit komt vermoedelijk doordat eenmaal ontzuurde schors niet snel opnieuw zuur wordt. Verder is in grote delen van Nederland is de ammoniakdepositie nog steeds zeer hoog, ons land blijft in dit opzicht één van de meest vervuilde landen ter wereld.
19
In de bodem en in het water wordt ammoniak omgezet in zure stoffen en in deze milieus leidt ammoniakdepositie dus juist tot verzuring.
39
Groene schotelkorst (Lecanora conizaeoides) Deze soort heeft zijn alternatieve naam 'Zwavelvreter' - te danken aan het feit dat het de enige soort was die positief reageerde op vervuiling met zwaveldioxide (SO2). In de negentiende eeuw is de soort nooit in Nederland verzameld en was in de ons omringende landen erg zeldzaam. Na een snelle opmars was het in de periode 19601980 de algemeenste soort op laanbomen geworden. In sterk met SO2 vervuilde gebieden was het soms zelfs de enige soort die nog voorkwam. Vanaf de jaren 1980 nam de soort snel af. Deze sterk zuurminnende soort is, vanwege de gevoeligheid voor het basische ammoniak (NH3), het eerst verdwenen uit de intensieve landbouwgebieden. In de grote bosgebieden zoals de Veluwe heeft hij zich nog tot eind jaren 1990 goed gehandhaafd, daarna is hij ook in de bossen sterk afgenomen. Nu groeit hij alleen nog op de minst met ammoniak vervuilde plekken. Het is de vraag of hij uiteindelijk weer helemaal zal verdwijnen; momenteel lijkt hij zich op een laag niveau te stabiliseren (Van Herk 2011).
1925-1975
In de figuren rechts is de afname te zien van Groene schotelkorst in Drenthe in de periode 1991-2010, zoals vastgesteld bij monitoring van 560 meetpunten met eiken (van Herk 2011). Behalve een afname in het aantal monsterpunten is ook de abundantie (zie stipgrootte) afgenomen.
40
2001-2010
Gewoon schorsmos (Hypogymnia physodes) Ooit was Gewoon schorsmos één van de algemeenste korstmossen, wat ook uit zijn Nederlandse naam blijkt. Deze sterk zuurminnende soort was tot in de jaren 1980 de dominante soort in bossen, zowel op de stam van bomen als op takken en twijgen. Ook op vrijstaande laanbomen was hij talrijk. Was deze soort vroeger op praktisch elke boom met zure schors te vinden, nu is de soort in grote delen van het land schaars geworden, niet alleen doordat veel laanbomen inmiddels ontzuurd zijn, maar ook omdat hij de combinatie zuur- en stikstofrijk slecht verdraagt. Waar hij nog aanwezig is, vinden we vaak nog maar een enkel exemplaar. Uit de kaart blijkt dat de grootste afname heeft plaatsgevonden in de gebieden met veel ammoniak. De soort heeft wel een nieuw milieu gekoloniseerd: we vinden nu groeiplaatsen op hardhout van bijvoorbeeld bruggetjes en hekken. Daarmee heeft de soort zich ook weer in sommige steden gevestigd waar hij eerder door de zwaveldioxide verdreven was.
1925-1975
In de figuren rechts is de afname te zien van Gewoon schorsmos in Drenthe in de periode 1991-2010, zoals vastgesteld bij monitoring van 560 meetpunten met eiken (van Herk 2011). Behalve een afname in het aantal monsterpunten is ook de abundantie (zie stipgrootte) afgenomen.
41
2001-2010
Ananaskorst (Pertusaria amara) Ananaskorst dankt zijn naam aan de uiterst bittere stof (amara = bitter) die dit korstmos bevat. Beginnende korstmossenliefhebbers werden vroeger - toen de soort nog algemeen was - aangemoedigd om een stukje te proeven; de Nederlandse naam beloofde immers iets lekkers. Maar een bittere smaak was het gevolg, met als educatief resultaat dat de soort nooit meer werd vergeten. Tegenwoordig zal dit grapje niet zo gemakkelijk meer lukken: deze soort heeft absoluut niet weten te profiteren van de afgenomen concentratie van zwaveldioxide in de lucht. Nieuwe vestigingen zijn zeer schaars en op bestaande vindplaatsen neemt de soort gestaag verder af. De vestiging wordt waarschijnlijk beperkt wordt door de hoge stikstofdepositie. Volwassen exemplaren van deze soort zijn echter persistent en langlevend. Mogelijk zal de soort daarom bij verdere afname van dde stikstofbelasting weer toenemen. 1925-1975
2001-2010
Sinds de invoering van katalysatoren stoten ook auto's ammoniak uit; dit komt doordat het reductieproces (de omzetting van NOx in N2) deels te ver voortschrijdt (naar NH3). Hoewel de concentratieverhoging langs wegen als gevolg hiervan niet groot is (maximaal circa 5 μg/m3), heeft dit toch een sterk effect op de korstmossen van laanbomen (van Herk 2011). Er zijn in ons land geen aanwijzingen dat de door het verkeer uitgestoten stikstofoxide (NOx) een effect heeft dat vergelijkbaar is met NH3 of SO2. In het buitenland is wel een verband gelegd tussen piekbelastingen van NOx in steden en een verminderde vitaliteit van sommige korstmossen. Een bemestende invloed van NOx is nooit vastgesteld (zoals dat wel bij NH3 optreedt). Momenteel is het ruimtelijke patroon van de epifyten op laanbomen met (van oorsprong) zure schors zeer divers. Dat komt doordat de concentraties en deposities van zwaveldioxide en ammoniak regionaal sterk verschillen (of verschilden). Nadat de zwaveldioxideconcentratie daalde, herkoloniseerde een deel van de soorten het verloren terrein, al dan niet gestimuleerd door ammoniak. Vooral soorten die zich gemakkelijk konden verspreiden, zijn teruggekomen, waaronder veel schildmossen. Andere soorten gingen alleen maar verder achteruit doordat zij tevens gevoelig zijn voor ammoniak, zoals Purper geweimos (Pseudevernia furfuracea), dat daardoor op de Rode Lijst is gekomen. Weer andere soorten zijn sinds de jaren 1970 nauwelijks van plek veranderd. Zo komen op de zandgronden in Friesland, Drenthe en het noorden van Overijssel zeer rijke epifytenvegetaties voor, met soorten die zich sindsdien niet of nauwelijks verspreiden, vooral Pertusaria- en Ochrolechia-soorten. Bij een paar soorten vormen de zware sporen een verklaring voor hun slechte dispersie. Met deze soorten kan nu nog steeds het historische effect van SO2 - veertig jaar na de piek - met terugwerkende kracht worden vastgesteld (van Herk & Aptroot 2004b). Stedelijke gebieden onderscheiden zich op hun beurt door de aanwezigheid van meer warmteminnende soorten.
42
Bedreigingen en maatregelen Doordat korstmossen van laanbomen intensief gemonitord worden, kon van diverse relatief algemene soorten nauwkeurig vastgesteld worden hoe groot de achteruitgang bedraagt. De enige twee soorten die alleen vanwege een negatieve trend op de Rode Lijst komen (Gewoon schorsmos, GE-12, en Groene schotelkorst, GE-16) behoren dan ook tot deze groep. De voor- of achteruitgang van soorten in dit milieu wordt grotendeels bepaald door luchtvervuiling. Verdere verlaging van ammoniakemissies uit de landbouw kan voor een belangrijk deel van de soorten leiden tot herstel. In het algemeen geldt dat laanboomsoorten gebaat zijn bij een goed bermbeheer. Dit houdt onder meer in dat het gunstig is als een berm regelmatig wordt gemaaid, de berm wordt vrijgehouden van opslag (zoals bramen), lage zijtakken worden verwijderd, en de boom hoog wordt opgekroond (licht). Ook moet beschadiging van de schors bij maaien en andere werkzaamheden worden voorkomen.
3.3.2.2 Vrijstaande bomen met neutrale schors Verdwenen uit Nederland
Arthonia galactites Bacidia circumspecta Bacidia incompta Caloplaca cerina Caloplaca cerinelloides Gyalecta derivata Porina borreri Ramalina calicaris Rinodina pyrina Thelenella modesta
Ernstig bedreigd Bacidia laurocerasi
Bedreigd
Anaptychia ciliaris ssp. ciliaris Bacidia arceutina Bacidia phacodes Bacidia rubella Caloplaca luteoalba Flavopunctelia flaventior Physcia aipolia Physconia distorta Ramalina fraxinea
Kwetsbaar
Caloplaca ulcerosa Parmelina pastillifera Parmelina tiliacea Physconia perisidiosa
Krijtschorsvlekje Bosknoopjeskorst Regenbaankorst Oranje boomzonnetje Geel boomzonnetje Roze abrikoosjeskorst Groot olievlekje Gleuftakmos Onopvallende schotelkorst Vals speldenkussentje
Gevoelig
Agonimia allobata Arthonia excipienda Caloplaca ferruginea Caloplaca herbidella Chaenotheca brachypoda Lecania cyrtellina boomglimschoteltje Melanelixia subargentifera Melanohalea exasperata Normandina acroglypta Parmelina quercina Parmotrema reticulatum Phaeophyscia endophoenicea Physcia leptalea Physcia tribacia Ramalina canariensis Ramalina pollinaria Strigula affinis Xanthoria ulophyllodes
Purperknoopjeskorst
Wimpermos Bleke knoopjeskorst Rechte knoopjeskorst Iepenknoopjeskorst Iepenzonnetje Oosters schildmos Gemarmerd vingermos Fors rijpmos Groot takmos
Iepenkraterkorst Knopjesschildmos Lindeschildmos Duinrijpmos
Schorshaarschubje Populierenvlekje Rood boomzonnetje Koraalcitroenkorst Groen schorssteeltje Smalsporig Behaard schildmos Papilleus schildmos Parasietkorst Eikenschildmos Netschildmos Lipschaduwmos Stekelig vingermos Lobjesvingermos Breed takmos Sierlijk takmos Iepenspikkel Ulevellenmos
Vrijstaande bomen met neutrale schors zijn potentieel rijk aan korstmossen. Een groot aantal RodeLijstsoorten heeft op dit type bomen haar optimum. Het gaat niet alleen om boomsoorten met een primair neutrale schors zoals iepen en essen - ook bomen met een secundair neutrale schors, zoals eiken waarvan de schors ontzuurd is, vormen een belangrijk substraat voor een groot aantal van de bovenstaande soorten. De eerste categorie bomen vinden we vooral in de kustprovincies en in het stedelijk gebied. Ook bijvoorbeeld knotwilgen langs slootkanten horen hierbij. Bomen met een ontzuurde schors zijn vooral te vinden op de Hogere zandgronden. Ontzuring hoeft niet perse het gevolg te zijn van ammoniak. Zo staan in veel Drentse dorpen oude eiken op de brink waarvan de ontzuring vermoedelijk teruggaat tot het begin van de vorige eeuw. De toen gebruikelijke potstalcultuur met schapenmest en heideplaggen zorgde voor de aanvoer van nutriënten en dit leidde tot een ontzuring die tot op heden voortduurt. De huidige groeiplaatsen van o.a. Wimpermos (Anaptychia ciliaris ssp. ciliaris), Fors rijpmos (Physconia distorta) en Ulevellenmos (Xanthoria ulophyllodes) op dorpsbrinken gaan vrijwel zeker terug tot die tijd, en zijn soms meer dan honderd jaar oud. Er is een opmerkelijke overeenkomst tussen dit type langdurig ontzuurde bomen en de oude iepen in dorpen aan de kust of in de binnenduinrand: de genoemde soorten komen of kwamen
43
tevens op dergelijke iepen optimaal voor. Door de iepziekte is het leeuwendeel van de oude iepen de laatste dertig jaar echter gesneuveld en alleen op een paar Waddeneilanden en het noordGroningse platteland resteert nog iets van de oude glorie. De oude iepen hadden nog een extra dimensie: op de dikke, zachte, sponsachtige schors van oude iepen was een hele serie unieke soorten aan te treffen (Bacidia-soorten, Caloplaca-soorten en diverse andere bedreigde en verdwenen soorten) waarvoor tot dusver geen enkele andere boomsoort een geschikte vervanger vormt. Met het verdwijnen van de laatste oude iepen van o.a. Schouwen, Voorne, Kennemerland en Texel is deze categorie bijzondere korstmossen voor ons land vrijwel geheel verloren gegaan. Bij de meeste soorten zijn de populatiedichtheden dusdanig laag dat er nog nauwelijks sprake van herstel is. Bij de soorten uit de categorie Gevoelig is er echter in een aantal gevallen een lichte vooruitgang: vaak zijn dit soorten die minder kieskeurig zijn qua boomsoort. Sommige komen maar op een paar bomen voor, wat ze erg kwetsbaar maakt. Een voorbeeld van een soort die nog steeds stand houdt op slechts één boom, is Lipschaduwmos (Phaeophyscia endophoenicea). Het karteren van deze bomen kan ertoe leiden dat deze bomen worden ontzien bij ruimtelijke plannen. Groot takmos (Ramalina fraxinea) Groot takmos is één van de grootste epifytische korstmossen. De lintvormige lobben hangen doorgaans op 2 tot 4 meter hoogte aan de stam. Hij groeit alleen op oude vrijstaande bomen die goed aan weer en wind zijn blootgesteld. Door zijn grote gevoeligheid voor zwaveldioxide is hij in de jaren 1970 hoofdzakelijk teruggedrongen tot noordoost-Nederland, en sindsdien plant hij zich niet noemenswaardig meer voort. In de jaren 1950 was nog meer dan de helft van de vondsten op iep. Alleen al door het verdwijnen van de iepen door de iepziekte is de soort sterk afgenomen. Ook op veel andere groeiplaatsen is de soort recent niet meer teruggevonden. Het is niet duidelijk wat de oorzaak is dat reproductie uitblijft. Fors rijpmos (Physconia distorta) vertoont eenzelfde gedrag en is zelfs nog wat meer afgenomen.
1925-1975
2001-2010
Bedreigingen en maatregelen Het aantal Rode-Lijstsoorten in deze groep is weliswaar lang, maar het betreft toch slechts een vrij bescheiden percentage van de aan dit milieu gebonden soorten. Aan oude iepen gebonden soorten zullen in de komende jaren vermoedelijk verder achteruitgaan. Tot nu toe is de vestiging op de nog relatief jonge, resistente iepen uitgebleven, en het is de vraag of dit in de toekomst wel zal plaatsvinden. Soms gaan vindplaatsen verloren door onbekendheid met het feit dat er bijzondere bedreigde korstmossen op een boom zitten die gekapt wordt.
44
3.3.3 Zandgronden In deze paragraaf worden de soorten besproken die voorkomen op kale of spaarzaam begroeide zandgronden: stuivend zand, graslanden en heiden. Bij grondbewonende korstmossen maken we onderscheid tussen soorten van kalkarme en kalkrijke zandgronden. Zure, kalkarme zandgrond vinden we op de Hogere zandgronden, in het Rivierengebied (lokaal) en in de kalkarme en ontkalkte delen van de Duinen. Kalkrijke zandgronden zijn beperkt tot de kalrijke delen van de Duinen en recent opgestoven delen van het Rivierengebied (jonge rivierduintjes). De kalkarme zandgronden zijn het rijkst aan korstmossen, terwijl op kalkrijk zand een kleine groep specifieke soorten voorkomt.
3.3.3.1 Zandverstuivingen en heiden Verdwenen uit Nederland
Baeomyces placophyllus Cladonia rangiferina Flavocetraria nivalis Thrombium epigaeum
Ernstig bedreigd
Cetraria islandica ssp. islandica Cladonia squamosa Dibaeis baeomyces Pycnothelia papillaria
Bedreigd
Micarea lignaria Stereocaulon condensatum Stereocaulon saxatile
Kwetsbaar
Cladonia arbuscula ssp. arbuscula Cladonia phyllophora Cladonia strepsilis Cladonia uncialis ssp. biuncialis
Gelobde heikorst Echt rendiermos Bleekgeel boerenkoolmos Heidestippel
Gevoelig
IJslands mos Doornig heidestaartje Roze heikorst Rijstkorrelmos
Geisleria sychnogonoides Micarea botryoides Micarea confusa Micarea lynceola Trapeliopsis gelatinosa Vezdaea acicularis
Heideoogje Stuifzandkorrelloof Wollig korrelloof
Gebogen rendiermos Randstapelbekertje Hamerblaadje Varkenspootje
Leemstippel Gesteeld trosoogje Metaaloogje Kwartsoogje Bleekgroene veenkorst Heidezomerkorst
Stuifzanden zijn ontstaan op dekzandafzettingen die na de IJstijden in een smalle band van west naar oost door Europa zijn gevormd. Ook zijn er stuifzanden in oude rivierduinen langs de Maas. Stuifzanden zijn in het verleden sterk uitgebreid door het kappen van bos, het plaggen en het laten begrazen van heidevelden. Korstmossenrijke pioniervegetaties zijn bijna alleen nog in Nederland te vinden doordat elders in Europa de stuifzanden meestal met bos zijn beplant (Riksen et al. 2006). Veel soorten zijn gebonden aan een specifiek successiestadium. Zo komt Stuifzandkorrelloof (Stereocaulon condensatum) alleen voor op plekjes kaal zand die overblijven als het stuifzand net begroeid is geraakt met haarmos. In de loop van de jaren vestigen zich steeds meer soorten, eerst korstvormige soorten, dan schub- en bekervormige (meestal Cladonia-)soorten en uiteindelijk in de grasrijke stadia vooral struikvormige rendiermossen. Soortenrijke vegetaties kunnen tientallen jaren tot soms wel een eeuw oud zijn. Ze zijn dikwijls zeer stabiel, maar slecht bestand tegen bodemverstoring. Grenzend aan stuifzanden bevinden zich vaak stuifzandheiden, gekenmerkt door een mozaïek van korstmossvegetaties en struikheide. In veel kleine stuifzandrelicten is als gevolg van successie dikwijls alleen nog stuifzandheide of grasvegetatie aanwezig. Dit herinnert dan nauwelijks meer aan het oorspronkelijke stuifzand, maar herbergt soms nog wel korstmosrijke vegetaties. Tot in de jaren 1960 waren ook heiden op podzolbodems rijk aan korstmossoorten, maar daarin komen nu vaak nog maar weinig soorten voor (De Smidt 1995). De kenmerkende soorten, zoals Roze heikorst (Dibaeis baeomyces; zie kader), zijn schaars en reageren wisselend op plaggen. Op steilranden in heiden en zogenoemde 'boswallen' op de stuwwallen komt plaatselijk veel grind aan het oppervlak. Hierop groeien onder andere zeer zeldzame Micarea-soorten. Door afname van dynamiek (door bijvoorbeeld het gebruik van heidegebieden als militair oefenterrein) in combinatie met stikstofdepositie raken de steilranden steeds vaker overgroeid met mossen en grassen. Jeneverbesstruwelen, die vooral rond stuifzanden aanwezig zijn, staan van oudsher ook als korstmosrijk te boek. Hierin heeft echter een sterke achteruitgang plaatsgevonden. Door het ouder 45
en dichter worden van de struwelen is struikhei en gras bijna overal dominant geworden en op beschaduwde plekken domineren een paar mossoorten. Hamerblaadje (Cladonia strepsilis) Hamerblaadje komt alleen in het binnenland voor, in de stuifzanden op de Hogere zandgronden. De soort heeft daar een voorkeur voor grindrijke uitgestoven laagtes. Dit kunnen zowel droge als tijdelijk natte plekken zijn. Hij groeit meestal op plekken met de hoogste diversiteit aan karakteristieke stuifzandkorstmossen. Buiten Nederland is de soort allerminst tot stuifzanden beperkt; hij groeit daar ook op rotsen of in de vochtige heide. Vroeger kwam de soort ook in Nederland in de vochtige heide voor, met name in Twente, maar daar is hij door de vergrassing van het biotoop met pijpenstrootje geheel verdwenen. In de stuifzanden gaat het beter, maar veel populaties zijn klein (rond de 1 dm2) en de oppervlakte van het geschikte biotoop is in veel terreinen achteruitgegaan of verdwenen, veelal door verbossing. Er zijn geen nieuwe vestigingen bekend. De soort wordt gevolgd in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (o.a. Sparrius et al. 2006).
1925-1975
2001-2010
Bedreigingen en maatregelen De meeste zandverstuivingen zijn aan het begin van de vorige eeuw verloren gegaan door de stuifzandbebossingen. Momenteel is de grootste dreiging het sluipenderwijs dichtgroeien door grove dennen en concurrentie met grijs kronkelsteeltje, geholpen door de hoge stikstofdepositieniveaus (Sparrius 2011). De negatieve effecten kunnen worden tegengegaan door het verwijderen van jonge bomen, het terugzetten van de bosrand en kleinschalig plaggen in gebieden waar kaal zand dreigt te verdwijnen. Bij het herstel van stuifzanden is het belangrijk dat bronpopulaties van korstmossen worden gespaard en dat er een gradiënt van kaal zand naar stuifzandheide aanwezig blijft. Dit is essentieel om verschillende successiestadia aan te bieden zodat alle kenmerkende soorten een plek kunnen vinden. Korstmossen in de heide zijn sterk achteruitgegaan door stikstofdepositie. Zonder reductie van deze depositie is het onwaarschijnlijk dat veel van deze soorten terugkomen. Het herstel van steilkanten en kale bodem in boswallen vergt een ongebruikelijke beheermaatregel, namelijk het afsteken van verse steilkanten.
46
Roze heikorst (Dibaeis baeomyces) Deze soort maakt karakteristieke grijze kringen op kale lemige grond in de heide. Van dichtbij is hij herkenbaar aan de opgeblazen bolle schubjes. De vruchtlichamen zijn roze; hieraan ontleent hij zijn Nederlandse naam. De soort is wijdverbreid in Europa, maar nergens algemeen. De achteruitgang in lemige heiden en stuifzanden lijkt op die van vaatplanten van zwakgebufferde bodems zoals vleugeltjesbloemen of rozenkransje, die door de verzuring en vermesting een gelijksoortige ontwikkeling hebben doorgemaakt. Rond de eeuwwisseling waren er alleen bij Leusden, bij Soest en in Drenthe nog groeiplaatsen, steeds op kale grond, o.a. in karrensporen en op een steile helling waar de bodem open blijft door erosie. Recent lijkt de neergaande trend gekeerd; op de Sallandse Heuvelrug zijn veel nieuwe groeiplaatsen ontdekt in geplagde heiden, en ook in Drenthe en Twente zijn er nieuwe vestigingen. Nu de depositie van zuur en stikstof afgenomen is, valt te verwachten dat deze soort vaker zal opduiken op verse plagplekken. De soort wordt gevolgd in het Netwerk Ecologische Monitoring (o.a. Sparrius et al. 2006).
1925-1975
2001-2010
3.3.3.2 Duinen Verdwenen uit Nederland Gyalidea psammoica Leptogium tenuissimum Rinodina conradii
Ernstig bedreigd Cladonia cornuta Toninia sedifolia Usnea articulata
Bedreigd
Cladonia ciliata Leptogium biatorinum Peltigera membranacea Peltigera neckeri
Kwetsbaar
Bacidia bagliettoana Cladonia cariosa Cladonia pocillum Cladonia symphycarpia Leptogium imbricatum Leptogium pulvinatum Myriospora heppii Peltigera canina Peltigera ponojensis Peltigera rufescens
Texels mos Fijn grondzwelmos Konijnenschotelkorst
Gevlekt heidestaartje Kalkblaaskorst Saucijs-baardmos
Sierlijk rendiermos Klein zwelmos Gebobbeld leermos Zwart leermos
Gevoelig
Thelenella muscorum
Duinknoopjeskorst Knobbelig heidestaartje Duinbekermos Kalkblaadje Schubjeszwelmos Fijn zwelmos Klein steenschubje Groot leermos Duinleermos Klein leermos
Witte moskorst
De duinen omvatten enkele van de belangrijkste en grootste natuurgebieden van Nederland. In Europees verband wordt dit onderstreept door de relatief grote oppervlakten die als Natura 2000gebieden zijn aangewezen. In de droge kalkarme duinen zijn vooral in pioniervegetaties veel soorten korstmossen (vooral Cladonia-soorten) te vinden. Sommige soorten korstmossen zijn gebonden aan kaal kalkrijk zand en komen nauwelijks in het binnenland voor. Het betreft o.a. de Duindaalder (Diploschistes muscorum), leermossen (Peltigera-soorten) en zwelmossen (Leptogium-soorten).
47
Bedreigingen en maatregelen Vastlegging van de duinen en luchtverontreiniging hebben geleid tot vermossing, vergrassing en toename van struwelen. Hierdoor zijn korstmosrijke vegetaties sinds de jaren 1970 sterk achteruitgegaan (Ketner-Oostra & Sýkora 2004). Herstelmaatregelen uit de jaren 1990 om verstuiving en ontwikkeling van jonge pionierstadia mogelijk te maken, zoals plaggen, gaven vooral vermossing te zien, eenzelfde effect als dat na duinbrand (Ketner-Oostra et al. 2006). Nieuwe pioniersituaties zoals die in jonge kalkarme duinen in het Waddengebied, laten weer een scala van bijzondere soorten zien (Haveman 2006). Korstmossen in duinheiden zijn er beter aan toe dan in heiden in het binnenland, waar stikstofdepositie tot vergrassing en vermossing heeft geleid. Saucijs-baardmos (Usnea articulata) Dit is de enige baardmossoort die bij ons uitsluitend op de grond groeit. In het buitenland hangt deze soort meestal aan boomtakken, bijvoorbeeld langs de Atlantische kust en op de Canarische eilanden. In de 19e eeuw is deze opvallende soort op verschillende plekken in de duinen verzameld, maar in de 20e eeuw restte al spoedig slechts één vindplaats, waar de soort in de jaren 1960 nog met vele m2 voorkwam. Daarnaast kwam hij rond 1950 hoogstwaarschijnlijk op nog twee andere locaties voor (waarvan er één pas na 1975 werd ontdekt). Hoewel de soort door beschermingsmaatregelen de afgelopen vijf jaar niet meer achteruitgaat, zijn er nu nog maar 77 exemplaren in atlasblok over. De afname van deze soort weerspiegelt zich ook in die van een aantal epifytische soorten van vrijstaande bomen die ook op duinzand kunnen groeien. Hiervan zijn de zuurminnende soorten achteruitgegaan, zoals Eikenmos (Evernia prunastri) en schorsmossen (Hypogymniasoorten). De soort wordt gevolgd in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (o.a. Sparrius et al. 2006).
1925-1975
48
2001-2010
3.3.4 Stenen Net als bij de andere substraten, is de soortensamenstelling vooral afhankelijk van de zuurgraad. Zuur gesteente komt van nature weinig voor in Nederland, en dan hoofdzakelijk in de vorm van zwerfstenen en grind. De afgelopen eeuwen is door menselijke invloed echter steeds meer zuur steensubstraat beschikbaar gekomen, het meest in de vorm van baksteen en aangevoerd natuursteen. Vele Rode-Lijstsoorten zijn van dit biotoop ahankelijk. Van alle zuur gesteente is graniet het enige waarop zuurminnende korstmossen in een grote diversiteit kunnen voorkomen. Oude, verweerde baksteen kan ook soortenrijk zijn, maar het ontbreekt daarbij gewoonlijk aan de echte zuurminnende soorten doordat de baksteen wordt ontzuurt door de kalk die uit de metselspecie spoelt. Kalkhoudend gesteente wordt apart onderscheiden omdat hierop een volledige andere groep soorten voorkomt. Kalkrijke steen komt van nature ook weinig voor in Nederland, maar is door toedoen van de mensen nu vrijwel overal aanwezig. Biotopen met veel kalkminnende korstmossen op steen zijn vooral oude (kerk)muren en begraafplaatsen, en in zuid-Limburg zijn dit de mergelrotsen.
3.3.4.1 Stenen op dijken en in bronbeken Xanthoparmelia verruculifera
Verdwenen uit Nederland
Bacidia scopulicola Hymenelia ceracea Verrucaria paulula Verrucaria sandstedei
Ernstig bedreigd
Anaptychia runcinata Aspicilia cinerea Lecidella asema Parmelia discordans Parmelia omphalodes Pertusaria corallina Pertusaria pseudocorallina Porpidia cinereoatra Porpidia platycarpoides Ramalina siliquosa Rhizocarpon lavatum Rhizocarpon richardii Rinodina oxydata Verrucaria striatula
Bedreigd
Arthonia phaeobaea Bagliettoa steineri Caloplaca marina Diplotomma chlorophaeum Lecania atrynoides Stigmidium marinum Verrucaria denudata Verrucaria erichsenii Verrucaria internigrescens Verrucaria maura Verrucaria rheitrophila
Waddenknoopjeskorst Oranje kalkporie Smalle zeestippelkorst Dunne zeestippelkorst
Kwetsbaar
Acarospora smaragdula Caloplaca thallincola Lecanora rupicola Lecidea plana Placopsis lambii Rhizocarpon geographicum Verrucaria aquatilis Verrucaria halizoa Verrucaria mucosa
Zeedakpanmos Dijkdambordje Zeepurperschaaltje Donkerbruin steenschildmos Bruingrijs steenschildmos Granietspeldenkussentje Kapjesspeldenkussentje Dijkenblauwkorst Platte blauwkorst Gewoon kusttakmos Oever-landkaartmos Kust-landkaartmos Rivierschotelkorst Gestreepte zeestippelkorst
Gevoelig
Bacidia inundata Bacidia trachona Bagliettoa baldensis Caloplaca atroflava Catillaria nigroisidiata Cladonia pyxidata Lecanora cenisia Lecanora fugiens Lecanora gangaleoides Lecanora subaurea Lecidea lapicida Leptogium teretiusculum Pertusaria aspergilla Pertusaria lactea Pertusaria lactescens Placopsis gelida Ramalina subfarinacea Rhizocarpon petraeum Xanthoparmelia protomatrae Xanthoparmelia tinctina
Bruine zeekorst Tulbandkorst Gelobde zeecitroenkorst IJsselmeerkorst Dijkenglimschoteltje Obscure wadkorst Groene waterstippelkorst Gewone zeestippelkorst Donkere zeestippelkorst Zwarte zeestippelkorst Gevlekte waterstippelkorst
Wrattig schildmos
Dijkensteenschubje Fraaie citroenkorst Dijkschotelkorst Gespikkelde granietkorst Kleine zeepkorst Gewoon landkaartmos Zwarte waterstippelkorst Kleine zeestippelkorst Gladde zeestippelkorst
Witgerande knoopjeskorst Rivierknoopjeskorst Sterretjeskorst Rivierdijkzonnetje Isidieuze rookkorst Grof bekermos Kwartsschotelkorst Kustschotelkorst Granietschotelkorst Heldere schotelkorst Dijkgranietkorst Dijkzwelmos Gele dijkkringkorst Witte dijkkringkorst Grauwe dijkkringkorst Grote zeepkorst Melig kusttakmos Bleek landkaartmos Groot dijkschildmos Kogelschildmos
Zeeweringen en rivierdijken werden vanaf 1730 versterkt met steen nadat de paalworm de tot dan toe allemaal van hout gemaakte zeeweringen aantastte. Hiervoor werden op grote schaal granieten zwerfkeien uit Scandinavië, maar ook uit Drenthe en Denemarken aangevoerd. Vanaf de negentiende
49
eeuw werd ook basalt uit de Eifel veel toegepast; harde kalksteen kwam uit België. Door de lange historie hebben zich veel soorten korstmossen op zee- en rivierdijken gevestigd. Op zeedijken komen ook kustgebonden soorten voor, zoals allerlei zeestippelkorsten (Verrucariasoorten) die langs de rivierdijken geheel ontbreken. Deze soorten kunnen op de oude IJsselmeerdijken deels nog als relict aanwezig zijn. Een natuurlijk aan water gebonden korstmossenhabitat wordt gevormd door kiezelstenen in bronbeken. Dit milieu komt o.a. voor in het Bunderbos en op de Duivelsberg. De korstmossen groeien alleen daar waar het zonlicht rechtstreeks op een ondiepe, grindrijke plek in de beek valt en het water helder en schoon is. De soortensamenstelling overlapt met die van rivierdijken.
Zeedakpanmos (Anaptychia runcinata) Dit is een soort van de Atlantische kusten. Het groeit in Nederland op slechts een paar dijken, steeds op plaatsen waar het graniet vrij hoog boven het water ligt. Twee van de vijf vindplaatsen zijn relicten op de voormalige Zuiderzeedijk, namelijk net boven Amsterdam (waar de soort al in de 19e eeuw is verzameld) en bij Nijkerk. De andere drie zijn op de rijkst begroeide zeedijken die nog over zijn: op Terschelling en twee atlasblokken bij Delfzijl (Sparrius et al. 2001). Het is duidelijk dat deze soort op alle vindplaatsen sterk achteruit gaat. Er zijn waarschijnlijk al een eeuw geen nieuwe vestigingen meer, en fertiele exemplaren zijn schaars. De afname is niet goed af te lezen aan de figuren, omdat de verspreiding rond 1950 sterk is onderschat.
1925-1975
2001-2010
Bedreigingen en maatregelen Meer dan de helft van de aan dijken gebonden soorten staat op de Rode Lijst. Veel soorten zijn door dijkverzwaringen achteruitgegaan. Met name in het rivierengebied zijn grote stukken dijk met basalt (met daarop karakteristieke zuurminnende soorten) vervangen door dijken met een betonnen bekleding. Op de zeeuwse dijken werd vroeger relatief veel kalksteen gebruikt, waardoor de korstmosgemeenschappen daar minder goed zijn ontwikkeld; keerzijde hiervan was dat de grootschalige dijkverzwaringen in de jaren 1990 daar maar op een klein aantal kalkminnende soorten van invloed was. Door een deel van de natuursteen te hergebruiken, kunnen korstmossen dijkverzwaringen overleven. Hiermee is in Noord-Holland ervaring opgedaan (Sparrius et al. 2011).
50
3.3.4.2 Hunebedden en zwerfstenen Verdwenen uit Nederland
Protoparmelia badia Umbilicaria polyphylla
Ernstig bedreigd
Lecanora frustulosa Rhizocarpon lecanorinum Stereocaulon dactylophyllum Stereocaulon evolutum Umbilicaria deusta
Bedreigd
Lecidea lithophila Lecidea promixta Melanelia disjuncta Rhizocarpon distinctum Tephromela grumosa Xanthoparmelia loxodes
Kwetsbaar
Aspicilia grisea Aspicilia simoensis Lecanora orosthea Lecanora soralifera Lecidea lactea Micarea coppinsii Porpidia macrocarpa Xanthoparmelia conspersa
Steenspijkerdrager Glad navelmos
Gewelfde schotelkorst Klein landkaartmos Etagekorrelloof Opstijgend korrelloof Hunebed-navelmos
Gevoelig
Fuscidea praeruptorum Lepraria neglecta Micarea bauschiana Micarea lithinella Micarea myriocarpa Miriquidica pycnocarpa Rinodina confragosa Xanthoparmelia delisei
Zwarte granietkorst Zwerfsteenkorst Zwartbruin schildmos Bruin landkaartmos Peper-en-zout schotelkorst Bruin hunebedschildmos
Wrattig dambordje Soredieus dambordje Stoffige schotelkorst Veldjesschotelkorst Melkwitte granietkorst Hunebedoogje Granietblauwkorst Granietschildmos
Hunebedvlekje Witte poederkorst Steenoogje Grindoogje Worteloogje Oosterse granietkorst Hunebedschotelkorst Bruin dijkschildmos
Hunebedden bestaan uit grote zwerfstenen die tot de achttiende en soms negentiende eeuw in grafheuvels lagen. In de loop van soms een paar honderd jaar hebben zich vele soorten korstmossen op de hunebedden gevestigd. De soortenrijkdom is al heel lang bekend (van Herk et al. 1996). Al in de negentiende eeuw werden er korstmossen op hunebedden verzameld. De soortenrijkdom van een hunebed kan oplopen tot boven de vijftig.
Opstijgend korrelloof (Stereocaulon evolutum) Deze soort komt binnen één atlasblok op twee hunebedden voor, het meest op een vrij kleine die vroeger in de open heide lag maar nogal beschut is geraakt. Het is een overwegend boreale soort die in omringende landen ook zeldzaam is. Sinds 1950 zijn er van deze soort geen nieuwe vestigingen waargenomen. De situatie van deze soort is stabiel, maar de totale oppervlakte van de populatie - die bestaat uit minder dan tien exemplaren - is slechts hooguit 1 dm2.
1925-1975
51
2001-2010
Bedreigingen en maatregelen Tweederde van de aan hunebedden gebonden soorten staat op de Rode Lijst. Beschaduwing door overhangende takken van bomen heeft een sterk negatieve invloed op de karakteristieke korstmossenflora. Dit leidt tot het verdwijnen of minder vitaal worden van soorten van graniet en tot toename van gewoonlijk epifytisch voorkomende korstmossen (Sparrius & Aptroot 2003). Uit metingen blijkt dat de beschaduwing de laatste vijftien jaar toegenomen is; dit weerspiegelt zich duidelijk in een verschuiving van de soortensamenstelling richting epifyten (die dus in de plaats komen van de karakteristieke steenbewoners). Het is daarom wenselijk dat in de directe omgeving van een aantal hunebedden met kwetsbare soorten de bomen verwijderd worden. Andere invloeden, zoals recreatie en vernielingen, lijken van geringe invloed te zijn. Het maaibeheer is in het algemeen voldoende. Het is belangrijk dat het gras rond de stenen niet te hoog wordt, omdat een aantal kenmerkende soorten juist vlak boven de grond groeit, zoals Zwerfsteenkorst (Lecidea promixta).
3.3.4.3 Kalkrotsen Verdwenen uit Nederland
Bilimbia lobulata Placidium rufescens Solenopsora candicans Solorina saccata
Ernstig bedreigd
Aspicilia radiosa Endocarpon pusillum Fulgensia fulgens Placidium squamulosum Squamarina cartilaginea Verrucaria foveolata
Bedreigd
Clauzadea metzleri Hymenelia prevostii
Mergelvreter Donkere tufkrijtkorst Tufsterretje Knikkerpotje
Kwetsbaar
Psora decipiens
Gevoelig
Gelobd dambordje Muurkrijtkorst Eierdooiermos Tufkrijtkorst Valse muurschotelkorst Mergelstippelkorst
Acrocordia conoidea Acrocordia salweyi Cladonia peziziformis Lempholemma chalazanum Rinodina calcarea Verrucaria hochstetteri
Mergelkorst Roze kalkporie
Witgerand grondschubje
Kleine kalksteenwrat Grote kalksteenwrat Bol heidestaartje Kalkrozijnenmos Donkere kalkschotelkorst Zachte kalkstippelkorst
De Limburgse mergelrotsen zijn de enige plaatsen in Nederland waar kalkrijk gesteente van nature aan de oppervlakte komt. De omvang is echter zeer klein (nog geen hectare), en dit maakt dat de korstmossoorten, die hierop voorkomen, in Nederland meestal zeer zeldzaam zijn. De voor korstmossen belangrijkste groeiplaats is de Bemelerberg. Daarnaast zijn er nog vindplaatsen van kenmerkende soorten in Groeve ’t Rooth, op de Sint-Pietersberg en de Schiepersberg. Bedreigingen en maatregelen Ruim driekwart van de korstmossen van kalkrotsen staat op de Rode Lijst (en de rest behoort tot Onvoldoende gegevens), maar niet alleen omdat ze zeer zeldzaam zijn. Veel soorten hebben te lijden gehad van het vergrassen van de kalkgraslanden, waar nu bijna geen stenen meer aan de oppervlakte liggen. Het moet in beginsel goed mogelijk zijn om in de toekomst weer meer geschikte biotopen te creëren voor de korstmossen van kalkrotsen. Met het stoppen van de mergelwinning zouden de groeven deels zodanig kunnen worden ingericht dat geschikte korstmossenplekken ontstaan (Aptroot et al. 2010). Deze zouden variabel moeten zijn in hellingshoek en op verschillende windrichtingen geëxponeerd. Overigens is het zeer de vraag hoeveel van de soorten hierop positief zullen reageren, want veel van de aan kalkrotsen gebonden soorten zijn ook in de ons omringende landen sterk achteruitgegaan, terwijl daar vaak nog veel grotere ogenschijnlijk geschikte rotsoppervlakten beschikbaar zijn. Er is echter al een hoopgevend begin: inmiddels heeft zich een grote nieuwe populatie van de Tufkrijtkorst (Placidium squamulosum) weten te vestigen op de bovenrand van de rotsen in de door de ENCI aan Natuurmonumenten overgedragen Oehoevallei (Sint-Pietersberg) - en dit is inmiddels de grootste populatie in Nederland! 52
Valse muurschotelkorst (Squamarina cartilaginea) Deze soort is altijd beperkt geweest tot ZuidLimburg, maar hij kwam daar vroeger op diverse plaatsen voor op de grond in open kalkgraslanden en op mergelrotsen. Het is onderdeel van het 'Bunte Erdflechtengesellschaft' dat veel in het mediterrane gebied voorkomt maar het overal in Midden-Europa moeilijk heeft. De achteruitgang is waarschijnlijk vooral een gevolg van het dichter worden van de kalkgraslanden door vergrassing. Op dit moment komt deze soort nog slecht op twee plekken voor: met één exemplaar op de Sint-Pietersberg en met een paar dm2 op de Bemelerberg (Aptroot et al. 2010). Het lijkt erop dat deze soort op de nog bestaande vindplaatsen inmiddels niet verder achteruitgaat.
1925-1975
2001-2010
3.3.4.4 Muren en begraafplaatsen Caloplaca lactea Lecanora sulphurea Placynthium nigrum Strigula taylorii Trapelia glebulosa
Verdwenen uit Nederland Diploschistes caesioplumbeus
Ernstig bedreigd
Caloplaca variabilis Clauzadea monticola Petractis clausa Polyblastia albida
Bedreigd
Arthonia muscigena Collema fuscovirens Diploschistes scruposus
Kwetsbaar
Caloplaca chrysodeta
Donkere steendaalder
Donkere citroenkorst Ruïnekorst Zeeëgelkorst Lichte kalkstippelkorst
Gevoelig
Acarospora anomala Aspicilia moenium Bacidia fuscoviridis Caloplaca arenaria Gyalecta jenensis Lecania cuprea Lecidella anomaloides Lempholemma polyanthes Opegrapha mougeotii Rinodina bischoffii
Knotwilgkorst Bolletjes-geleimos Muurdaalder
Kerkmosterdkorst
Kalkcitroenkorst Zwavelgroene schotelkorst Zwarte grafkorst Kalkspikkel Gelobd sterschoteltje
Zinksteenschubje Geschubd dambordje Schaduwknoopjeskorst Granietzonnetje Steenabrikoosjeskorst Muurglimschoteltje Klein purperschaaltje Muurrozijnenmos Kalkschriftmos Tufschotelkorst
Met de groeiende bevolking nam de hoeveelheid steen als substraat voor korstmossen sterk toe. De oudste stenen gebouwen in ons land zijn voornamelijk kerken en kastelen. In de middeleeuwen verschenen de eerste stenen gebouwen die vervaardigd werden van licht vulkanisch tufsteen, maar ook zandsteen en kalksteen. Vanaf de dertiende eeuw begon de productie van baksteen in eigen land, wat uiteindelijk het belangrijkste bouwmateriaal werd totdat in de twintigste eeuw beton op grote schaal werd toegepast.
53
De oudste nog bestaande muren zijn zo ongeveer de rijkste biotopen voor korstmossen in ons land, tenzij ze recent schoongemaakt of gerestaureerd zijn. Soms komen op één kerk wel tachtig soorten voor. Deze soortenrijkdom is mede het gevolg van het gebruik van diverse steensoorten en verschillen in expositie. Zo bestaat een gemetselde muur uit overgangen van relatief zure baksteen of tufsteen naar kalkrijke mortel. Ook hebben de zonnige zuidzijde en de beschaduwde noordzijde een verschillende korstmossenbegroeiing. Behalve de kerkmuren, vormen grafzerken een apart milieu voor korstmossen. Vooral oude zerken van harde kalksteen en zandsteen zijn rijk aan soorten.
Zwavelgroene schotelkorst (Lecanora sulphurea) Deze soort komt vooral op de noordzijde van oude tufstenen kerkmuren voor. Het is een karakteristieke soort voor dit milieu, waar hij vaak samen voorkomt met de Witgerande stofkorst (Haematomma ochroleucum) en de Oostelijke schotelkorst (Lecanora pannonica). Ook op sommige oude bakstenen kerken is deze soort te vinden, en een enkele keer komt hij op zeedijken voor. Al met al is het een indicator voor een goed ontwikkelde korstmosvegetatie op zeer oude, recent niet gerestaureerde muren. Het aantal geregistreerde vindplaatsen is weliswaar sterk toegenomen, maar toch moet worden geconcludeerd dat het aantal atlasblokken met een derde is afgenomen. Habitatverlies, veroorzaakt door dijkverzwaringen en het schoonmaken van muren bij restauraties, zijn de belangrijkste bedreigingen voor deze soort. 1925-1975
2001-2010
Bedreigingen en maatregelen Bij restauratie van muren gaan korstmossen soms verloren. Dit is op te lossen door korstmossen net zo te behandelen als beschermde muurplanten. Bij restauratie van voegwerk is het meestal niet nodig te muren te reinigen; door alleen nieuw voegwerk aan te brengen blijft het milieu voor bijna alle korstmossen intact. Hierover is de brochure 'Algen, mossen en korstmossen' uitgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (3e druk, 2008). Slechts een klein deel (24) van de maar liefst 134 soorten uit dit milieu staat op de Rode Lijst. Dat wordt veroorzaakt doordat het substraat, ook dat van voldoende ouderdom, niet achteruit is gegaan. Wel staan enkele soorten die nu aan dit biotoop gebonden zijn op de Rode Lijst omdat ze in een ander biotoop sterk achteruit gegaan zijn. Het betreft bijvoorbeeld de Knotwilgkorst (Arthonia muscigena), die vroeger veel op knotwilgen voorkwam en nu nog vooral op kerkmuren zit, en de Zwarte grafkorst (Placynthium nigrum), die bijna van de kalkrotsen verdwenen is, terwijl het aantal vondsten op graven groeit.
54
4 Korstmossen in internationaal perspectief Enkele Europese landen hebben voor korstmossen een Rode Lijst opgesteld. Uit de ons omringende landen zijn alleen recente Rode Lijst van Niedersachsen (Hauck & de Bruyn 2010) en Groot-Brittanië (Woods & Coppins 2003) beschikbaar: zie Tabel 12. De Rode Lijst van korstmossen van Europa (Sérusiaux 1989), die alleen de macrolichenen behandelt, is sterk verouderd. Slechts één soort van die lijst komt in Nederland voor, namelijk Breekbaar heidestaartje (Cladonia callosa). Deze vrij onopvallende soort is in Nederland en Groot-Brittannië echter juist niet bedreigd. Gezien de soortensamenstelling, kan de beste vergelijking worden gemaakt tussen de Nederlandse Rode Lijst en die van Niedersachsen. Stikstofgevoelige epifytische korstmossen gaan daar op dezelfde manier achteruit als hier. Ook de grondbewonende en steenbewonende soorten zijn op een gelijke manier bedreigd, zoals een aantal stuifzandkorstmossen en de kleurige grondkorsten van de kalkgraslanden en kalkrotsen. Er zijn echter ook grote verschillen. Allereerst valt op dat sommige onopvallende soorten in Nederland niet op de Rode Lijst staan omdat ze hier goed onderzocht zijn en bekend is dat ze algemeen verspreid zijn. Een aantal van deze soorten staat in de omringende landen op de Rode Lijst omdat er slechts één of enkele vindplaatsen van bekend zijn (als dat het gevolg is van te weinig kennis over de verspreiding, zou dat in Nederland leiden tot opname in de categorie Onvoldoende gegevens). Een ander verschil is dat sommige steenbewonende soorten in Nederland - terecht - op de Rode Lijst staan, maar niet in aangrenzend landen. Daar komt dan ook van nature veel meer gesteente aan de oppervlakte en dergelijke plekken worden daar vaak niet bedreigd. Tabel 12. Het aantal soorten per catergorie in enkele Europese landen en het percentage van de soorten dat op de Rode Lijst staat. In geval van IUCN-criteria zijn de categorieën DD en LC opgenomen als respectievelijk OG en TNB. Voor Niedersachsen zijn de categorieën R en G opgenomen als GE. De categorieën die niet tot de Rode Lijst behoren, zijn gecursiveerd. Jaar
Land
2011
Nederland
2010
Duitsland: Niedersachsen
2003
Groot-Brittannië
VN
EB
BE
KW
59
42
49
65
96
79
293
percentage op Rode Lijst 46%
203
144
115
81
104
132
213
65%
32
40
30
106
205
226
1.117
24%
55
GE
OG
TNB
5 Bedreigingen en maatregelen Een overzicht van bedreigingen en maatregelen voor het beheer van soortenrijke korstmossenvegetaties is verschenen in het OBN-preadvies mossen en korstmossen (Bijlsma et al. 2009). Dit hoofdstuk beperkt zich tot een beknopt overzicht van de belangrijkste sturende factoren voor veranderingen in de korstmosflora en van de maatregelen per biotoop om negatieve effecten tegen te gaan.
5.1 Bedreigingen Zwaveldioxide De meeste korstmossen zijn gevoelig voor luchtvervuiling met zwaveldioxide (Hawksworth & Rose 1976) omdat ze geen wortels hebben en alle voedsel direct uit de lucht en het regenwater opnemen. Sinds de jaren 1950 tot in de jaren 1980 was de vervuiling met zwaveldioxide zó ernstig, dat in grote delen van Nederland weinig of geen korstmossen op de bomen groeiden ('epifytenwoenstijnen'). Daarna is de emissie van zwaveldioxide sterk teruggebracht en kwamen veel korstmossen terug. Maar een nuancering van dit succesverhaal is om twee redenen op zijn plaats: veel van de recent toegenomen of nieuw gevestigde soorten zijn stikstofminnend en zijn snelle verspreiders. Al met al is de epifytische korstmosflora sterk verarmd vergeleken met gebieden in ons land die deze vervuilingsgeschiedenis minder hebben meegemaakt, zoals Friesland en Drenthe. Hoewel de zwaveldioxideconcentraties in Nederland nu laag genoeg liggen om de terugkeer van een veel groter aantal soorten mogelijk te maken, gebeurt dit in de praktijk (nog) niet. Kennelijk hebben veel soorten door andere oorzaken moeite om zich te verspreiden naar de regio’s waar ze vroeger uit verdwenen zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor langlevende soorten als Beukenwrat en Groot takmos. Op Europese schaal speelt dit probleem ook. Veel soorten die zeer gevoelig zijn voor stikstof en zure depositie zijn nu beperkt tot gebieden die altijd schoon zijn geweest, vooral atlantische en berggebieden. Stikstofdepositie Stikstof, met name ammoniak, bepaalt momenteel het verspreidingspatroon van een flink aantal gevoelige soorten. De ontzurende werking van ammoniak op deboomschors is een van de mechanismen daarachter. Hoewel deze ontzurende werking er voor heeft gezorgd dat een aantal korstmossen van neutrale schors zich snel hersteld heeft, zijn veel andere epifytische korstmossen juist gevoelig voor ammoniak. Deze soorten zijn eerst door zwaveldioxide afgenomen, en nemen nu verder af door de overmaat aan stikstof. Van sommige soorten, zoals Bruin paardenhaarmos, is gebleken dat deze al bij uiterst lage belastingen gevoelig zijn (van Herk et al. 2003). Opvallend is dat in 2011 alle soorten baardmossen (de veertien Usnea-soorten) op de Rode Lijst zijn terechtgekomen, terwijl er in 1998 twee nog niet bedreigd waren. Ook indirect kunnen soorten leiden onder stikstofdepositie. Dit geldt met name voor de grondbewonende soorten. De duinen zijn op grote schaal vergrast, waardoor korstmossenrijke pioniermilieus in omvang afnamen. Hoewel deze vergrassing op grote schaal wordt bestreden, zijn de maatregelen nog te recent genomen om terugkeer van korstmossen te kunnen waarnemen. In heidegebieden is er ook veel vergrassing opgetreden en veel soorten uit het heidemilieu zijn nu alleen nog in stuifzanden te vinden, die ondanks vermossing met Grijs kronkelsteeltje, weinig vergrassing kennen (Sparrius 2011). Klimaatverandering In het afgelopen decennia was er een duidelijke opwarming van het klimaat in Nederland meetbaar. Korstmossen reageerden hier snel op (van Herk et al. 2002). Doordat korstmossen zich via sporen gemakkelijk kunnen verspreiden, heeft een aantal soorten zich uit zuidelijke streken snel en op grote 56
schaal kunnen vestigen. Bijna alle nieuw gevonden soorten hebben hun hoofdverspreiding ten zuiden van ons land. In één geval betreft het zelfs een soort waarvan het nu de meest noordelijke vindplaats in de wereld is; de dichtstbijzijnde vindplaats is 250 km zuidelijker. Bovendien is het opvallend dat bijna alle soorten korstmossen die algen van het overwegend tropische geslacht Trentepohlia bevatten, de laatste jaren enorm zijn vooruitgaan (Aptroot & van Herk 2007), ook al groeien ze in verschillende milieus. Habitatverlies Sommige soorten zijn verdwenen door habitatverlies. Het meest markante voorbeeld is het verzwaren van oude dijken met basalt en graniet in het Rivierengebied. Door dijkverzwaringen zijn aan zoetwater gebonden soorten van zuur gesteente vrijwel allemaal sterk afgenomen. Bij de zee- en IJsselmeerdijken zijn de topgebieden voor korstmossen nog grotendeels intact en wordt bij dijkverzwaringen nu vaak met deze soorten rekening gehouden door natuursteen met korstmossen te hergebruiken, waarbij overigens maar een zeer klein deel van de oorspronkelijke populaties bewaard blijft. Bij de IJsselmeerdijken en rivierdijken speelt naast habitatverlies ook de toename van riet en vermossing een rol.
5.2 Maatregelen Tabel 13 bevat een overzicht van maatregelen die bedreigde soorten kunnen helpen overleven en de kwaliteit van het biotoop voor korstmossen kunnen vergroten.
X
X
Muren en begraafplaatsen
X
Kalkrotsen
X
X
Stenen op dijken en in bronbeken
X
Duinen
X
Zandverstuivingen heiden
X
X
Hunebedden en zwerfstenen
X
X
Vrijstaande bomen met neutrale schors
X
Vrijstaande bomen met zure schors
X
Dood hout (in en buiten bossen)
X
Naaldbossen
X
Vochtige bossen
Beuken- en eikenhaagbeukenbossen
Maatregelen Afname van stikstofdepositie Ouder laten worden van het biotooptype Structuurmaatregelen in bossen Biotoop maken door omvorming van naaldbos Afsteken van steilkanten Aanbod van hout in bossen en open terrein continueren Opkronen van laanbomen Boomvoeten rondom maaien Traditioneel beheer voorzetten Verwijderen van bomen Kleinschalig plaggen om successie terug te zetten Hergebruik en sparen van natuursteen Kale rotswanden maken in mergelgroeven Steenoppervlak niet onnodig schoonmaken
Eikenbossen
Tabel 13. Maatregelen per korstmossenbiotoop.
X
X
X
X
X
X
X
X X X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X X X X
57
In veel gevallen profiteren ook andere soortgroepen van deze maatregelen. Een uitgebreide toelichting is te vinden in Bijlsma et al. (2009). Veel maatregelen zijn gericht op het ongestoord kunnen doorgroeien van populaties op plekken waar continuïteit van belang is. Veel korstmossen vestigen zich maar langzaam en groeiplaatsen worden soortenrijker naarmate ze ouder worden. In sommige gevallen is het maken van nieuw biotoop gewenst. Bij vrijstaande bomen langs lanen kan het huidige beheer soms worden geïntensiveerd.
58
6 Monitoring en evaluatie Hoewel het aandeel Rode-Lijstsoorten tussen 1998 en 201 nagenoeg gelijk is gebleven, is de samenstelling van de Nederlandse korstmossenflora de afgelopen decennia toch sterk veranderd. Hoewel niet valt te voorspellen wat de veranderingen in de toekomst precies zullen zijn, is de verwachting gerechtvaardigd dat deze Rode Lijst over tien jaar zeker aan herziening toe is. Om ook dan weer met enige zekerheid uitspraken te kunnen doen over de veranderingen, is monitoring nodig in de tussenliggende periode. Het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) voorziet hierin gedeeltelijk. Zonder het NEM zou het opstellen van de Rode Lijst nu een stuk onzekerder zijn geweest. Tot dusverre is een frequentie van eens per vijf jaar toegepast op alle gevolgde milieus. Uit de ervaring van het afgelopen decennium blijkt dat voor sommige steensubstraten zoals dijken ook kan worden volstaan met een frequentie van eens per tien jaar. Dat geeft ruimte om extra biotopen te monitoren die tot nu toe nauwelijks aan bod kwamen, zoals de duinen. Voor de ontwikkelingen op vrijstaande bomen en bomen in bossen is het essentieel dat er bij de provinciale epifytenmeetnetten in de komende tien jaar weer minimaal één meetronde plaatsvindt. Het nut van deze meetnetten is tweeledig: behalve gedetailleerde trends van individuele soorten (ook de soorten die algemeen zijn), levert deze monitoring informatie over de achterliggende mechanismen, zoals de soms complexe effecten van diverse vormen van luchtverontreiniging en klimaatverandering op de natuur.
59
Literatuur Aptroot, A., H.F. van Dobben, C.M. van Herk & G. van Ommering, 1998. Bedreigde en kwetsbare korstmossen in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC Natuurbeheer 29. Aptroot, A. & C.M. van Herk, 2001. Veranderingen in de korstmosflora van de Nederlandse heiden en stuifzanden. De Levende Natuur 102: 150-155. Aptroot, A. & C.M. van Herk, 2005. Herstel van korstmossen op de heide. De Levende Natuur 106: 232-234. Aptroot, A. & C.M. van Herk, 2007. Further evidence of the effects of global warming on lichens, particularly those with Trentepohlia phycobionts. Environmental Pollution 146: 293-298. Aptroot, A., C.M. van Herk, H.F. van Dobben, P.P.G. van den Boom, A.M. Brand & L. Spier, 1998. Bedreigde en kwetsbare korstmossen in Nederland: basisrapport met voorstel voor de rode lijst. Buxbaumiella 46. Aptroot, A., C.M. van Herk, L.B. Sparrius & P.P.G. van den Boom, 2004. Checklist van de Nederlandse korstmossen en lichenicole fungi. Buxbaumiella 50(1): 1-64. Aptroot, A., C.M. van Herk, L.B. Sparrius & J.L. Spier, 2000. Excursie naar de duinen bij Wassenaar, met de terrestrische vindplaats van Usnea articulata en twee nieuwe parasieten op Peltigera. Buxbaumiella 52: 37-40. Aptroot, A., C.M. van Herk & L.B. Sparrius, 2010. Mergelgroeves: kansrijke nieuwe vestigingsplaatsen voor bedreigde korstmossen. Natuurhistorisch Maandblad 99: 282-284. Arnolds, E. & M. Veerkamp, 2008. Basisrapport Rode Lijst Paddenstoelen. Nederlandse Mycologische Vereniging, Utrecht. Barkman, J.J., 1958. Phytosociology and ecology of cryptogamic epiphytes, Van Gorcum, Assen. Bijlsma, R.J., A. Aptroot, K.W. van Dort, R. Haveman, C.M. van Herk, A.M. Kooijman, L.B. Sparrius & E.J. Weeda, 2009. Preadvies mossen en korstmossen. Ministerie van LNV, Directie Kennis. Creemers, R.C.M., 1996. Bedreigde en kwetsbare Reptielen en Amfibieën in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Dort, K. van & L. Spier, 2004. Omphalina hudsoniana (H.S. Jenn.) H.E. Bigelow en O. ericetorum (Fr.: Fr.) Lange op dood hout in Nederland. Buxbaumiella 67: 45-48. Eeden, F.W. van, 1886. Onkruid. Haarlem. Hauck, M. & U. de Bruyn, 2010. Rote liste und Gesamtartenliste der Flechten in Niedersachsen und Bremen. Informationsdienst Naturschutz Niedersachsen 1/2010. Haveman, R.H., 2006. Bodembewonende epifytische lichenen op de zuidpunt van Texel. Buxbaumiella 75: 9-15. Hawksworth, D. L. & F. Rose, 1976. Lichens as Pollution Monitors. Arnold, London. Herk, C.M. van, 1999. Mapping of ammonia pollution with epiphytic lichens in the Netherlands. Lichenologist 31: 9-20. Herk, C.M. van, 2011. Monitoring van korstmossen in Drenthe, 1991-2010. LON in opdracht van Provincie Drenthe. Herk, C.M. van & A. Aptroot, 2004a. Veldgids korstmossen. KNNV Uitgeverij. Herk, C.M. van & A. Aptroot, 2004b. Verspreidingspatronen en ecologie van Nederlandse korstmossen. Gorteria 30(3): 77-91. Herk, C.M. van, A. Aptroot & P.P.G. van den Boom, 1996. Hunebedden van grote betekenis voor lichenen. De Levende Natuur 96: 179-184. Herk, C.M. van, A. Aptroot & H.F. van Dobben, 2002. Long-term monitoring in the Netherlands suggests that lichens respond to global warming. Lichenologist 34: 141-154. Herk, C.M. van, E.A.M. Mathijssen-Spiekman & D. de Zwart, 2003. Long distance nitrogen air pollution effects on lichens in Europe. Lichenologist 35: 347-359. Herk, C.M. van, J.L. Spier, A. Aptroot & L.B. Sparrius, 2000. Achteruitgang van de korstmossen in het Speulderbos. De Levende Natuur 101: 149-153. 60
IUCN, 2001. IUCN Red List Categories and Criteria: Version 3.1. IUCN Species Survival Commission, Gland/Cambridge. IUCN, 2003. Guidelines for Application of IUCN Red List Categories at Regional Levels: Version 3.0. IUCN Species Survival Commission, Gland/Cambridge. Ketner-Oostra, R. & K.V. Sýkora, 2004. Decline of lichen-diversity in calcium-poor coastal dune vegetation since the 1970s, related to grass and moss encroachment. Phytocoenologia 34: 521549. Ketner-Oostra, R., M.J. van der Peijl & K.V. Sýkora, 2006. Restoration of lichen diversity in grassdominated vegetation of coastal dunes after wildfire. Journal of Vegetation Science 17: 147-156. Knaap, W.O. van der, 1980. Onderzoek naar epifytische lichenen en mossen in de provincie Utrecht in 1979. Provinciale Waterstaat Utrecht afd. Ecologie rapport no. 29. Utrecht. Leijs, H.N., 1964. Een onderzoek naar de botanische waarde van enkele grove-dennenbossen op stuifzand bij Kootwijk. De Levende Natuur 67: 121-133. Oving, B., J.L. Spier & A. Aptroot, 2007. Peltigera extenuata (Vertakt leermos) nieuw voor Nederland, met zes andere Peltigera-soorten in een sparrenaanplant bij Rolde (Drenthe). Buxbaumiella 79: 40-45. Riksen, M.P.J.M., R. Ketner-Oostra, C. van Turnhout, M. Nijssen, D. Goossens , P.D. Jungerius & W. Spaan, 2006. Will we lose the last active inland drift sands of Western Europe? The origin and development of the inland drift-sand ecotype in the Netherlands. Landscape Ecology 21: 431447. Rose, F., 1976. Lichenological indicators of age and environmental continuity in woodlands. In: Lichenology, Progress and Problems: 279-307. London. Scholz, P., 2000. Katalog der Flechten und flechtenbewohnenden Pilze Deutschlands. Schriftenreihe Vegetationskunde 31: 1–298. Sérusiaux, E., 1989. Liste Rouge des macrolichens dans la communauté Européenne. Liège. Siebel, H.N., A. Aptroot, G.M. Dirkse, H.F. van Dobben, H.M.H. van Melick & A. Touw, 1992. Rode Lijst van in Nederland verdwenen en bedreigde mossen en korstmossen. Gorteria 18: 1-20. Smidt, J.T. de, 1995. The imminent destruction of northwest European heaths due to atmospheric nitrogen deposition. In: Thompson, D.B.A., Hester, A.J. & Usher, M.B. (eds.) Heaths and Moorland, Cultural Landscapes. HSMO, Books, Edingburgh, UK (pp. 206-217). Smith, C.W., A. Aptroot, B.J. Coppins, A. Fletcher, O.L. Gilbert, P.W. James & P.A. Wolseley, 2010. The lichens of Great Britain and Ireland. British Lichen Society, London. Sparrius, L.B., 2011. Inland dunes in The Netherlands: soil, vegetation, nitrogen deposition and invasive species. Proefschrift Universiteit van Amsterdam, Amsterdam. Sparrius, L.B. & A. Aptroot, 2003. Changes in the lichen flora of megalithic monuments in the Netherlands. Bibliotheca Lichenologica 86: 441-452. Sparrius, L.B. & A. Aptroot, 2010. Lichenes – Korstmossen. In: Noordijk, J., R.M.J.C. Kleukers, E.J. van Nieukerken & A.J. van Loon. De Nederlandse biodiversiteit. NCB Naturalis en EIS-Nederland, Leiden. Sparrius, L.B., A. Aptroot & C.M. van Herk, 2001. Lichens on the seadyke of the Ems near Delfzijl, including Parmelia tinctina new to the Netherlands. Aktuelle Lichenologische Mitteilungen NF 7: 8-13. Sparrius, L.B., A. Aptroot & C.M. van Herk, 2007. Diversity and ecology of lichens on churches in the Netherlands. Nova Hedwigia 85: 299-316. Sparrius, L.B., A. Aptroot, C.M. van Herk & L.L. Soldaat, 2006. Landelijk Meetnet Korstmossen. Inhoudelijke rapportage 2005. BLWG-rapport 5. Sparrius, L.B., A. Aptroot & E. Nat, 2011. Natuurwinst door hergebruik van natuursteen bij dijkverzwaringen. H2O 2011: 6-7. Spier, L., 1992. Evernia divaricata (L.) Ach., een recente vondst. Buxbaumiella 29: 15-16. Swaay, C.A.M. van, 2006. Basisrapport Rode Lijst Dagvlinders. Rapport VS2006.002. De Vlinderstichting, Wageningen. 61
Westhoff, V., P.A. Bakker, C.G. van Leeuwen, E.E. van der Voo & I.S. Zonneveld, 1973. Wilde planten, flora en vegetatie in onze natuurgebieden. Deel 3: de hogere gronden. Vereniging tot behoud van natuurmonumenten in Nederland. Woods, R.G. & B.J. Coppins, 2003. A conservation evaluation of British lichens. British Lichen Society, London.
62
Bijlagen
63
Bijlage 1: Totale soortenlijst en uitkomsten toepassing criteria (Rode Lijst 2011) Wetenschappelijke naam en Nederlandse naam: zie paragraaf 2.3.1. Ecologische groep: E = boombewonende soorten ('epifyten'), K = soorten van kalkrijke steen, Z = soorten van kalkarme ('z ure') steen, T = grondbewonende ('terrestrische') soorten. Biotoop: (voorkeurs)biotoop van de soort; Bb = Beuken- en eiken-haagbeukenbossen (§ 3.3.1.2), Be = Eikenbossen (§ 3.3.1.1), Bn = Naaldbossen (§ 3.3.1.4), Bv = Vochtige loofbossen (§ 3.3.1.3), Bd = Dood hout (in en buiten bossen) (§ 3.3.1.5); Sdb = Stenen op dijken en in bronbeken (§ 3.3.4.1), Shz = Hunebedden en zwerfstenen (§ 3.3.4.2), Sk = Kalkrotsen (§ 3.3.4.3), Smb = Muren en begraafplaatsen (§ 3.3.4.4); Vn = Vrijstaande bomen met neutrale schors (§ 3.3.2.2), Vz = Vrijstaande bomen met zure schors (§ 3.3.2.1); Zd = Duinen (§ 3.3.3.2), Zzh = Zandverstuivingen en heiden (§ 3.3.3.1). Zeldzaamheid: zie paragraaf 2.3.3. zv: zeldzaamheid op grond van verspreiding (aantal atlasblokken met actuele voortplanting). zn: zeldzaamheid op grond van aantal voortplantende individuen (actueel voortplantend); de getallen betreffen schattingen in aantalsklassen die duidelijkheid bieden voor de toepassing van de criteria. Zeldzaamheidsklasse: a = algemeen, z = vrij zeldzaam, zz = zeldzaam, zzz = zeer zeldzaam, x = afwezig; daar waar de zv en de zn tot een verschillende klasse leiden, is het getal onderstreept dat leidt tot de zwaardere klasse en dus de doorslag geeft. Trend: zie paragraaf 2.3.4. methode tv: de voor de bepaling van de tv gebruikte methode (1 = epifyten, 2 = goed en matig onderzochte atlasblokken, 3 = 'Creemers-methode', 4 = correctie voor inventarisatie-inspanning]. tv: trend in verspreiding (percentage toename of afname van het aantal atlasblokken met voortplanting). methode tn: de voor de bepaling van de tn gebruikte methode (epifyten of NEM). tn: trend in aantal voortplantende individuen (percentage toename of afname). Trendklasse: 0/+ = stabiel of toegenomen, t = matig afgenomen, tt = sterk afgenomen, ttt = zeer sterk afgenomen, tttt = maximaal afgenomen. Uitkomsten criteria: alle categorieën behalve Thans niet bedreigd en Onvoldoende gegevens behoren tot het voorstel voor de Rode Lijst 2011. Niet beschouwd (met reden): soorten waarvoor de criteria niet worden toegepast (zie paragraaf 2.3.1); E = exoot (adventief), OV-1 = onregelmatige voortplanter (gevestigd na 2001), OV-2 = onregelmatige voortplanter (onbestendig: nooit tien aaneengesloten jaren voortgeplant). Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Absconditella delutula Absconditella fossarum Absconditella pauxilla Absconditella sphagnorum Absconditella trivialis Acarospora anomala Acarospora chrysops Acarospora fuscata Acarospora nitrophila Acarospora rufescens Acarospora sinopica Acarospora smaragdula Acarospora veronensis Acarospora versicolor Acrocordia conoidea Acrocordia gemmata
Kleinsporig kroesje Zandkroesje Smalsporig kroesje Veenmoskroesje Leemkroesje Zinksteenschubje Goudsteenschubje Bruin steenschubje Donker steenschubje Bleek steenschubje Roeststeenschubje Dijkensteenschubje Metaalsteenschubje Berijpt steenschubje Kleine kalksteenwrat Iepenwrat
Ecologische groep T T T T T Z Z Z Z Z Z Z Z Z K E
Biotoop Bd Bd Bv Bd Bd Smb Shz Sdb Sdb Smb Shz Sdb Sdb Smb Sk Be
zv
zn
Zeldzaamheidsklasse
methode tv
tv (%)
methode tn
tn (%)
Trendklasse
Uitkomsten criteria
>>1 18
? ?
? zz
4 4
? ?
? ?
3
2.500-24.999
zzz
4
∞
0/+
Gevoelig (1)
200 30 324
>25.000 2.500-24.999 >25.000
z zz a
2 4 2
-1 ∞ +530
0/+ 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4)
9 78 >>2 7 1
250-2.499 >25.000 ? <100 <250
zzz zz ? zzz zzz
3 4 4 4 3
-34 +31 ? ∞ -67
t 0/+ ? 0/+ tt
Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Bedreigd (9)
Niet beschouwd (met reden) OV-2 OV-2
Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens OV-2 E
OV-1
64
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Acrocordia macrospora Acrocordia salweyi Agonimia allobata Agonimia gelatinosa Agonimia globulifera Agonimia opuntiella Agonimia tristicula Agonimia vouauxii Amandinea punctata Anaptychia ciliaris ssp. ciliaris Anaptychia runcinata Anisomeridium biforme Anisomeridium polypori Arthonia cinnabarina Arthonia didyma Arthonia excipienda Arthonia galactites Arthonia lapidicola Arthonia ligniaria Arthonia ligniariella Arthonia muscigena Arthonia phaeobaea Arthonia pruinata Arthonia punctiformis Arthonia radiata Arthonia spadicea Arthonia vinosa Arthothelium ruanum Aspicilia caesiocinerea Aspicilia calcarea Aspicilia cinerea Aspicilia contorta 20
20
Biotoop
Granietwrat Grote kalksteenwrat Schorshaarschubje Leemhaarschubje Kalkhaarschubje Glashaarschubje Gewoon haarschubje Duinhaarschubje Vliegenstrontjesmos Wimpermos
Ecologische groep Z K E T T K T T E E
Sdb Sk Vn Zzh Zd Shz Zd Smb Vn Vn
Zeedakpanmos Stinzenkorst Schoorsteentje Rood schorsvlekje Beukenvlekje Populierenvlekje Krijtschorsvlekje Kiezelvlekje Duinvlekje Rottend houtvlekje Knotwilgkorst Bruine zeekorst Aspirinekorst Twijgvlekje Amoebekorst Inktspatkorst Rood vlekje Kleine runenkorst Grijzig dambordje Plat dambordje Dijkdambordje Rond dambordje
Z E E E E E E Z E E Z Z E E E E E E Z K Z K
Sdb Vn Bv Bb Bb Vn Vn Smb Zd Bd Smb Sdb Vn Vz Vn Vz Be Bb Sdb Smb Sdb Smb
zv
zn
Zeldzaamheidsklasse
methode tv
tv (%)
7 1
<250 <250
zzz zzz
4 4
>>4
?
?
28 >>8 1.394 16
>25.000 ? >25.000 50-100
5 18 343 0 4 4 0 >>9 >>0 >>0 41 21 24 29 387 315 1 8 57 208 6 563
50-249 >25.000 >25.000 0 <100 <250 0 ? ? ? >25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000 >25.000 <50 250-2.499 >25.000 >25.000 1-10 >25.000
methode tn
tn (%)
Trendklasse
Uitkomsten criteria
∞ ∞
0/+ 0/+
Gevoelig (1) Gevoelig (1)
4
?
?
Onvoldoende gegevens
zz ? a zzz
4 4 1 3
+1.314 ? +7 -74
0/+ ? 0/+ tt
Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9)
zzz zz a x zzz zzz x ? ? ? zz zz zz zz a a zzz zzz zz z zzz a
4 1 1 4 3 1 4 4 4 4 4 3 1 4 1 1 4 3 4 2 4 2
-71 +50 ∞ -100 -34 ∞ -100 ? ? ? -92 -60 ∞ ? +623 +635 -38 -22 +44 +57 -77 +563
ttt 0/+ 0/+ tttt t 0/+ tttt ? ? ? ttt tt 0/+ ? 0/+ 0/+ t 0/+ 0/+ 0/+ ttt 0/+
Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Kwetsbaar (5) Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Bedreigd (14) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4)
Niet beschouwd (met reden) OV-2
OV-2 E
epifyten epifyten
+38 ∞
NEM epifyten
-87 +268
epifyten epifyten
+1.553 +1.256
NEM
-75
Volgens de Nederlandse opvatting heeft deze soort geen ondersoorten; naar de opvatting van Smith et al. (2010) komen in Nederland ssp. contorta en ssp. hoffmanniana voor.
65
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Aspicilia cupreogrisea Aspicilia grisea Aspicilia leprosescens Aspicilia moenium Aspicilia radiosa Aspicilia simoensis Aspicilia verrucigera Bacidia adastra Bacidia arceutina Bacidia bagliettoana Bacidia brandii Bacidia caligans Bacidia carneoglauca Bacidia chloroticula Bacidia circumspecta Bacidia delicata Bacidia egenula Bacidia fuscoviridis Bacidia incompta Bacidia inundata
Hunebeddambordje Wrattig dambordje Zeedambordje Geschubd dambordje Gelobd dambordje Soredieus dambordje Schaakbordje Fijne knoopjeskorst Bleke knoopjeskorst Duinknoopjeskorst Kleine knoopjeskorst Kalkknoopjeskorst Waterknoopjeskorst Gladde knoopjeskorst Bosknoopjeskorst Soredieuze knoopjeskorst Zwarte knoopjeskorst Schaduwknoopjeskorst Regenbaankorst Witgerande knoopjeskorst Purperknoopjeskorst Nieuwe knoopjeskorst Rechte knoopjeskorst Veelkleurige knoopjeskorst Iepenknoopjeskorst Steenknoopjeskorst Waddenknoopjeskorst Boomvoetknoopjeskorst Rivierknoopjeskorst Muurknoopjeskorst Dijkenlichtvlekje Gelobde heikorst Rode heikorst Sterretjeskorst
Bacidia laurocerasi Bacidia neosquamulosa Bacidia phacodes Bacidia polychroa Bacidia rubella Bacidia saxenii Bacidia scopulicola Bacidia sulphurella Bacidia trachona Bacidia viridescens Bacidia viridifarinosa Baeomyces placophyllus Baeomyces rufus Bagliettoa baldensis
Ecologische groep Z Z Z K K Z Z E E T E T Z E E E K K E Z
Biotoop
zv
zn
methode tv
tv (%)
? >25.000 >25.000 >25.000 10-50 <250 250-499 >25.000 2.500-24.999 >25.000 ? >25.000
Zeldzaamheidsklasse ? zz zz zzz zzz zzz zz a zzz zzz ? a
Shz Shz Sdb Smb Sk Shz Shz Vn Vn Zd Smb Smb Sdb Smb Vn Vn Smb Smb Vn Sdb
>>5 21 64 5 1 9 41 801 5 9 >>3 237
4 4 4 3 4 3 4 1 3 3 4 2
? -19 +62 -13 -93 -29 +108 ∞ -52 -30 ? ∞
52 0 38 108 2 0 3
>25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 0 <50
zz x zz z zzz x zzz
4 4 4 2 4 3 3
∞ -100 ∞ +148 ∞ -100 0
E E E E
Vn Vn Vn Vn
1 343 1
<50 >25.000 <50
zzz a zzz
4 1 3
-79 ∞ -54
E T T E Z K Z T T K
Vn Zd Sdb Vn Sdb Smb Sdb Zzh Zzh Sdb
4 >>8 0 170 5 17 57 0 74 7
methode tn
tn (%)
NEM
-48
NEM
-87
epifyten
∞
Trendklasse
Uitkomsten criteria
? t 0/+ 0/+ ttt t 0/+ 0/+ tt t ? 0/+
Onvoldoende gegevens Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Ernstig bedreigd Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9) Kwetsbaar (5) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4)
0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+
Thans niet bedreigd (2) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1)
ttt 0/+ tt
Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9)
Niet beschouwd (met reden)
OV-1
epifyten
∞
OV-1 250-2.499 ? 0 >25.000 2.500-24.999 ? >25.000 0 >25.000 >25.000
zzz ? x z zzz zz zz x zz zzz
66
3 4 4 2 4 4 4 4 4 3
-53 ? -100 +535 ∞ ? ∞ -100 +3 -12
tt ? tttt 0/+ 0/+ ? 0/+ tttt 0/+ 0/+
Bedreigd (9) Onvoldoende gegevens Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1)
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Bagliettoa calciseda Bagliettoa steineri Bilimbia lobulata Bilimbia sabuletorum Botryolepraria lesdainii Bryoria capillaris Bryoria fuscescens Bryoria subcana Buellia aethalea Buellia badia Buellia griseovirens Buellia ocellata Buellia schaereri Calicium adspersum
Witte kalkstippelkorst Tulbandkorst Mergelvreter Mosvreter Groene poederkorst Grijs paardenhaarmos Bruin paardenhaarmos Bleek paardenhaarmos Steenstrontjesmos Grafstrontjesmos Grijsgroene stofkorst Dijkstrontjesmos Klein strontjesmos Geelberijpt boomspijkertje Zwart boomspijkertje Bruin boomspijkertje Groen boomspijkertje Zuidelijke citroenkorst Texelse citroenkorst Granietzonnetje Rivierdijkzonnetje Platte citroenkorst Schubbige citroenkorst Amerikaanse citroenkorst Oranje boomzonnetje Klein boomzonnetje Geel boomzonnetje Grijze citroenkorst Kerkmosterdkorst Oranjegele citroenkorst Gewone citroenkorst Rood dijkzonnetje Smalle citroenkorst Oranje citroenkorst Stoffige citroenkorst
Calicium glaucellum Calicium salicinum Calicium viride Caloplaca albolutescens Caloplaca alstrupii Caloplaca arenaria Caloplaca atroflava Caloplaca aurantia Caloplaca britannica Caloplaca brouardii Caloplaca cerina Caloplaca cerinella Caloplaca cerinelloides Caloplaca chlorina Caloplaca chrysodeta Caloplaca cirrochroa Caloplaca citrina Caloplaca crenularia Caloplaca crenulatella Caloplaca dalmatica Caloplaca decipiens
Ecologische groep K K K K K E E E Z Z E Z E E
Biotoop
zv
zn
E E E K E Z Z K K Z E E E Z K K K Z K K K
methode tv
tv (%)
>25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 0 1 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000
Zeldzaamheidsklasse z zz x z z x zzz x a zz a z ? zzz
Smb Sdb Sk Smb Smb Bv Be Be Smb Shz Vz Sdb Vn Be
127 17 0 127 130 0 1 0 262 39 688 94 >>7 1
2 4 4 2 2 1 1 4 2 4 1 2 4 3
+216 -76 -100 +86 ∞ -100 -99 -100 +74 +96 +101 ∞ ? 0
Vz Vz Vz Smb Be Smb Sdb Smb Smb Shz Vn Vn Vn Sdb Smb Smb Smb Sdb Smb Sdb Smb
4 7 117 42 0 9 15 147 690
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 0 250-2.499 250-2.499 >25.000 >25.000
zzz zzz z zz x zzz zzz z a
3 3 1 4 4 4 4 2 2
-20 -40 +455 ∞ -100 ∞ +73 +13 ∞
0 18 0 374 24
0 >25.000 0 >25.000 >25.000
x zz x a zz
4 4 4 2 4
1.422 57 66 228 678
>25.000 >25.000 2.500-24.999 >25.000 >25.000
a zz zz a a
2 4 4 2 2
methode tn
tn (%)
Trendklasse
Uitkomsten criteria
0/+ ttt tttt 0/+ 0/+ tttt ttt tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ? 0/+
Thans niet bedreigd (3) Bedreigd (14) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens Gevoelig (1)
0/+ t 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Gevoelig (1) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4)
-100 ∞ -100 +549 -31
tttt 0/+ tttt 0/+ t
Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (6)
+13 -4 ∞ +159 +60
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4)
epifyten
-100
epifyten
+369
epifyten
+833
NEM
+88
Niet beschouwd (met reden)
E
OV-2
67
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Caloplaca dichroa Caloplaca ferruginea Caloplaca flavescens Caloplaca flavocitrina Caloplaca flavovirescens Caloplaca herbidella Caloplaca holocarpa Caloplaca lactea Caloplaca lithophila Caloplaca luteoalba Caloplaca marina Caloplaca maritima Caloplaca obscurella Caloplaca pyracea Caloplaca ruderum Caloplaca saxicola Caloplaca subpallida Caloplaca teicholyta Caloplaca thallincola Caloplaca ulcerosa Caloplaca variabilis Caloplaca verruculifera Candelaria concolor Candelariella aurella Candelariella medians Candelariella reflexa Candelariella vitellina Candelariella xanthostigma Catillaria atomarioides Catillaria chalybeia Catillaria fungoides Catillaria lenticularis Catillaria nigroclavata Catillaria nigroisidiata Cetraria aculeata
Mandarijnkorst Rood boomzonnetje Gelobde citroenkorst Valse citroenkorst Betoncitroenkorst Koraalcitroenkorst Muurzonnetje Kalkcitroenkorst Kleine citroenkorst Iepenzonnetje Gelobde zeecitroenkorst Gewone zeecitroenkorst Gewone kraterkorst Gewoon boomzonnetje Kerkcitroenkorst Sinaasappelkorst Bleek dijkzonnetje Witte citroenkorst Fraaie citroenkorst Iepenkraterkorst Donkere citroenkorst Isidieuze zeecitroenkorst Vals dooiermos Kleine geelkorst Gelobde geelkorst Poedergeelkorst Grove geelkorst Fijne geelkorst Granietrookkorst Donkere rookkorst Steriele rookkorst Lichte rookkorst Boomrookkorst Isidieuze rookkorst Gewoon kraakloof
Ecologische groep K E K K K E E K K E Z Z E E K K Z K Z E K K E K K E E E Z Z E K E Z T
Biotoop Smb Vn Smb Smb Smb Vn Smb Smb Smb Vn Sdb Sdb Vn Vn Smb Smb Sdb Smb Sdb Vn Smb Sdb Vn Smb Smb Vn Vz Vn Smb Smb Vn Smb Vn Sdb Zzh
zv
zn
methode tv
tv (%)
>25.000 <50 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <250 >25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000 >25.000 250-2.499 >25.000 2.500-24.999 >25.000 10-100
Zeldzaamheidsklasse a zzz a a a zzz a zzz a zzz zz z z ? a a zz a zz zzz zzz
259 5 778 1.035 639 10 362 12 847 5 37 186 175 >>1 813 1.065 25 396 28 4 2
2 3 2 2 2 1 2 3 2 4 4 2 1 4 2 2 4 2 3 3 4
+324 0 +53 +819 +227 ∞ +2.177 -35 +57 -58 -83 +33 ∞ ? +334 +25 +27 +157 -32 -42 -86
919 1.006 299 1.197 1.135 604 85 542
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 250-2.499 >25.000
a a a a a a zz a
1 2 2 1 1 1 2 2
+531 +81 +340 +650 +74 +307 +140 +143
179 87 14 153
>25.000 >25.000 2.500-24.999 >25.000
z z zzz z
2 1 4 2
+305 ∞ ∞ -1
methode tn
tn (%)
epifyten
∞
epifyten
∞
NEM
-44
epifyten
+1.202
epifyten epifyten epifyten
+3.585 +241 +895
Trendklasse
Uitkomsten criteria
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ tt ttt 0/+ 0/+ ? 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t t ttt
Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9) Bedreigd (14) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (6) Kwetsbaar (5) Ernstig bedreigd
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4)
0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3)
Niet beschouwd (met reden)
OV-1
OV-1
68
epifyten
∞
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Biotoop
zv
zn
IJslands mos
Ecologische groep T
Cetraria islandica ssp. islandica Cetraria sepincola Chaenotheca brachypoda Chaenotheca brunneola Chaenotheca chlorella Chaenotheca chrysocephala Chaenotheca ferruginea Chaenotheca furfuracea Chaenotheca hispidula Chaenotheca stemonea Chaenotheca trichialis Chaenotheca xyloxena Chrysothrix candelaris Cladonia arbuscula ssp. arbuscula Cladonia berghsonii Cladonia borealis Cladonia caespiticia Cladonia callosa Cladonia cariosa Cladonia carneola Cladonia cenotea Cladonia cervicornis Cladonia chlorophaea Cladonia ciliata Cladonia coccifera Cladonia coniocraea Cladonia cornuta Cladonia crispata Cladonia deformis Cladonia digitata Cladonia fimbriata Cladonia floerkeana Cladonia foliacea
methode tv
tv (%)
methode tn
tn (%)
Trendklasse
50-100
Zeldzaamheidsklasse zzz
Zzh
10
Donker boerenkoolmos Groen schorssteeltje Bruin schorssteeltje Klein schorssteeltje Geel schorssteeltje Roestbruin schorssteeltje Lichtend schorssteeltje Kort schorssteeltje Stoffig schorssteeltje Grijs schorssteeltje Droog schorssteeltje Gele poederkorst Gebogen rendiermos
E E E E E E E E E E E E T
Bn Vn Be Vz Be Vz Be Be Be Vz Bd Vz Zzh
Valse heidelucifer Plomp bekermos Greppelblaadje Breekbaar heidestaartje Knobbelig heidestaartje Sponsbekermos Hagelschotbekermos Gewoon stapelbekertje Fijn bekermos Sierlijk rendiermos Rood bekermos Smal bekermos Gevlekt heidestaartje Open heidestaartje Fraai bekermos Vertakt bekermos Kopjes-bekermos Rode heidelucifer Zomersneeuw
T T T T T E T T E T T E T T T E E T T
Zzh Zzh Zzh Zzh Zd Zd Bd Zzh Be Zd Zzh Be Zd Zzh Bd Bd Zzh Zzh Zd
Uitkomsten criteria
3
-80
NEM
-91
ttt
Ernstig bedreigd
0 11 1 12 35 248 12 7 48 236 0 31 138
0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000
x zzz zzz zzz zz a zzz zzz zz a x zz z
4 1 3 3 1 1 3 3 1 1 4 1 2
-100 ∞ -67 -8 +1.300 +78 -37 -38 ∞ +7.500 -100 +57 -27
epifyten
∞
epifyten epifyten
+2.913 +430
epifyten epifyten
∞ +26.030
epifyten NEM
+176 -24
tttt 0/+ tt 0/+ 0/+ 0/+ t t 0/+ 0/+ tttt 0/+ t
Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Bedreigd (9) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (7)
>>1 60 118 53 9
? >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
? zz z zz zzz
4 4 2 4 3
? +1.381 +140 +1.213 -45
? 0/+ 0/+ 0/+ t
Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (5)
Niet beschouwd (met reden)
OV-2 OV-2 112 228 83 275 215 1 100 0 91 880 208 139
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <50 >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
z a zz a a zzz z x z a z z
69
2 1 4 2 2 3 2 4 1 1 2 2
+74 +231 -51 +4 -20 -85 +25 -100 +80 +2.225 -9 -20
epifyten NEM
+1.107 -39
NEM
+37
epifyten epifyten
+542 +130
0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ ttt 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3)
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Biotoop
Gevorkt heidestaartje
Ecologische groep T
Cladonia furcata ssp. furcata Cladonia glauca Cladonia gracilis Cladonia grayi Cladonia humilis Cladonia incrassata Cladonia luteoalba Cladonia macilenta Cladonia monomorpha Cladonia parasitica Cladonia peziziformis Cladonia phyllophora Cladonia pocillum Cladonia polydactyla Cladonia portentosa Cladonia pulvinata Cladonia pyxidata Cladonia ramulosa Cladonia rangiferina Cladonia rangiformis Cladonia rei Cladonia scabriuscula Cladonia squamosa Cladonia strepsilis Cladonia subulata Cladonia sulphurina Cladonia symphycarpia Cladonia uncialis ssp. biuncialis Cladonia verticillata Cladonia zopfii Clauzadea metzleri Clauzadea monticola Cliostomum griffithii Collema auriforme
zv
zn
Bruin heidestaartje Girafje Bruin bekermos Frietzak-bekermos Turflucifer Geelwit bekermos Dove heidelucifer Wrattig bekermos Koraalblaadje Bol heidestaartje Randstapelbekertje Duinbekermos Sterheidestaartje Open rendiermos Slank stapelbekertje Grof bekermos Rafelig bekermos Echt rendiermos Vals rendiermos Vals kronkelheidestaartje Ruw heidestaartje Doornig heidestaartje Hamerblaadje Kronkelheidestaartje Geel bekermos Kalkblaadje Varkenspootje Stuifzandstapelbekertje Ezelspootje Mergelkorst Ruïnekorst Gespikkelde witkorst Parel-geleimos
methode tv
tv (%)
>25.000
Zeldzaamheidsklasse a
Zzh
296
T T T T E T T T E T T T E T T Z T T T T T T T T T T T
Zzh Zzh Zzh Zzh Bn Zzh Zzh Zzh Bd Sk Zzh Zd Bd Zzh Zzh Sdb Zzh Zzh Zd Zd Zd Zzh Zzh Zzh Bd Zd Zzh
T T K K E K
Zzh Zzh Sk Smb Vn Smb
methode tn
tn (%)
Trendklasse
Uitkomsten criteria
2
+16
0/+
Thans niet bedreigd (4)
179 141 288 230 49
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
z z a a zz
2 2 2 2 4
+22 +36 +14 +285 -14
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2)
334 42 3 1 18 66 68 268 83 11 287 0 114 68 146 8 64 264 0 1 122
>25.000 >25.000 <250 <100 250-2.499 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 10-100 >25.000 >25.000 0 250-2.499 >25.000
a zz zzz zzz zz zz zz a zz zzz a x z zz z zzz zz a x zzz z
2 4 3 4 3 4 1 2 4 4 2 4 2 4 2 4 4 2 4 3 3
+19 +317 -17 ∞ -49 -35 +550 -4 +28 ∞ +98 -100 -6 +68 +76 -94 -37 +112 -100 -25 -34
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t t 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ ttt t 0/+ tttt t t
Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Gevoelig (1) Kwetsbaar (6) Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Ernstig bedreigd Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Kwetsbaar (5) Kwetsbaar (7)
65 106 12 12 392
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
zz z zzz zzz a
4 2 4 4 1
+8 +3 -66 -89 +227
0/+ 0/+ tt ttt 0/+
Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Bedreigd (9) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4)
Niet beschouwd (met reden)
OV-2 NEM
+161
epifyten
+255
NEM
+14
NEM
-30
NEM
-12
epifyten
+375
E
70
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Biotoop
Gewoon geleimos Bolletjes-geleimos Dun geleimos Dik geleimos Grote zandkorst Zinkkorst
Ecologische groep T K T T T T
zv
zn
Collema crispum Collema fuscovirens Collema limosum Collema tenax Collemopsidium arenisedum Collemopsidium chlorococcum Collemopsidium halodytes Collemopsidium monense Collemopsidium subarenisedum Cyphelium inquinans Dibaeis baeomyces Dimerella pineti Diploicia canescens Diploschistes caesioplumbeus Diploschistes muscorum Diploschistes scruposus Diplotomma alboatrum Diplotomma chlorophaeum Diplotomma dispersum Diplotomma hedinii Dirina massiliensis Endocarpon pusillum Enterographa crassa Enterographa hutchinsiae Evernia divaricata Evernia prunastri Fellhanera bouteillei Fellhanera ochracea Fellhanera subtilis Fellhanera viridisorediata Fellhaneropsis myrtillicola Fellhaneropsis vezdae Flavocetraria nivalis
Zeepokkorst Muurzandkorst Kleine zandkorst
Zeldzaamheidsklasse z zz zz zz ?
methode tv
tv (%)
Smb Smb Smb Zd Smb Smb
154 32 34 66 >>3
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ?
2 4 4 4 4
+347 -70 +110 +74 ?
T T T
Sdb Smb Smb
24 >>0 >>4
>25.000 ? ?
zz ? ?
4 4 4
+21 ? ?
Kopspijkertje Roze heikorst Valse knoopjeskorst Kauwgommos Donkere steendaalder
E T E E Z
Vz Zzh Vz Vn Smb
1 8 448 692 0
<250 2.500-24.999 >25.000 >25.000 0
zzz zzz a a x
3 4 1 1 4
∞ -85 +765 +38 -100
Duindaalder Muurdaalder Gewone cementkorst IJsselmeerkorst Kringcementkorst Vierde cementkorst Kerkmuurkorst Muurkrijtkorst Grauwe runenkorst Gestreepte runenkorst Groot eikenmos Eikenmos Twijgdruppelkorst Douglasdruppelkorst Schaduwdruppelkorst Gewone druppelkorst Bosbeskorst Naaldenkorst Bleekgeel boerenkoolmos
T Z K Z K K K K E E E E E E E E E E T
Zd Smb Vn Sdb Sdb Sk Smb Sk Be Bb Bn Vz Vz Bn Be Vz Be Bb Zzh
58 2 710 64 91 >>15 179 4 33 1 0 1.082 109 16 41 380 5 1 0
>25.000 <250 >25.000 >25.000 ? ? >25.000 >25.000 >25.000 250-2.499 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <100 0
zz zzz a zz z ? z zzz zz zzz x a z zzz zz a zzz zzz x
4 3 2 4 2 4 2 4 4 4 4 1 1 4 1 1 4 3 4
+81 -58 +112 -77 ? ? ∞ -86 -29 ∞ -100 -6 ∞ +649 ∞ ∞ ∞ -58 -100
methode tn
tn (%)
Trendklasse 0/+ tt 0/+ 0/+ ?
Uitkomsten criteria
Niet beschouwd (met reden)
Thans niet bedreigd (3) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens OV-2
71
NEM epifyten epifyten
-91 +2.877 -3
NEM
+21
epifyten epifyten
+4 ∞
epifyten epifyten
∞ ∞
0/+ ? ?
Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens
0/+ ttt 0/+ 0/+ tttt
Gevoelig (1) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland
0/+ tt 0/+ ttt ? ? 0/+ ttt t 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tt tttt
Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (14) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (3) Ernstig bedreigd Kwetsbaar (6) Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Bedreigd (9) Verdwenen uit Nederland
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Biotoop
Bosschildmos Groen boomschildmos Oosters schildmos Eierdooiermos Granietsuikerkorst Boomsuikerkorst Grote suikerkorst Hunebedvlekje Groene suikerkorst Bruine suikerkorst Leemstippel Doolhof-schriftmos Sierlijk schriftmos Gewoon schriftmos Zwarte korrelkorst Roze abrikoosjeskorst Duinabrikoosjeskorst Steenabrikoosjeskorst Boomabrikoosjeskorst Vals glimschoteltje Texels mos Witgerande stofkorst Porceleinkorst Oranje vingermos Oranje kalkporie Roze kalkporie Dun schaduwmos Gezwollen schubjesmos
Ecologische groep E E E K Z E Z Z E Z T E E E T E E K E K T E E E K K E E
Flavoparmelia caperata Flavoparmelia soredians Flavopunctelia flaventior Fulgensia fulgens Fuscidea cyathoides Fuscidea lightfootii Fuscidea mollis Fuscidea praeruptorum Fuscidea pusilla Fuscidea recensa Geisleria sychnogonoides Graphina anguina Graphis elegans Graphis scripta Gregorella humida Gyalecta derivata Gyalecta flotowii Gyalecta jenensis Gyalecta truncigena Gyalidea hyalinescens Gyalidea psammoica Haematomma ochroleucum Halecania viridescens Heterodermia obscurata Hymenelia ceracea Hymenelia prevostii Hyperphyscia adglutinata Hypocenomyce caradocensis Hypocenomyce scalaris Hypogymnia physodes Hypogymnia tubulosa Hypotrachyna afrorevoluta Hypotrachyna revoluta Imshaugia aleurites Jamesiella anastomosans
Gewoon schubjesmos Gewoon schorsmos Witkopschorsmos Grofgebogen schildmos Gebogen schildmos Dennenmos Aspergekorst
E E E E E E E
Vz Vz Vz Vn Vn Bn Vz
Vn Vn Vn Sk Shz Bb Shz Shz Vn Shz Zzh Be Bb Bb Smb Vn Be Smb Be Smb Zd Vz Vn Vn Sdb Sk Vn Vz
zv
zn
methode tv
tv (%)
methode tn
tn (%)
Trendklasse
>25.000 >25.000 50-100 50-249 250-499 2.500-24.999
Zeldzaamheidsklasse a a zzz zzz zz zzz
767 528 3 1 18 15
Uitkomsten criteria
1 1 3 4 4 4
+297 ∞ -59 -93 ∞ +587
epifyten epifyten
+939 ∞
NEM
-86
0/+ 0/+ tt ttt 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1)
11 >>15 >>5 8 0 4 76
250-1.000 ? ? >25.000 0 100-249 >25.000
zzz ? ? zzz x zzz zz
4 4 4 4 4 3 4
∞ ? ? ∞ -100 -54 +84
0/+ ? ? 0/+ tttt tt 0/+
Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (2)
0 0 2 0
0 0 250-2.499 0
x x zzz x
4 4 4 4
-100 -100 ∞ -100
tttt tttt 0/+ tttt
Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland
0 345 147
0 >25.000 >25.000
x a z
4 1 1
-100 +45 ∞
tttt 0/+ 0/+
Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3)
0 17 773 0
0 >25.000 >25.000 0
x zz a x
4 4 1 4
-100 -76 +5.033 -100
tttt ttt 0/+ tttt
Verdwenen uit Nederland Bedreigd (14) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland
224 642 364 215 242 11 278
>25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000 250-2.499 >25.000
a a a a a zzz a
1 1 1 2 1 3 1
-16 -46 +12 ? ? -32 +3.867
0/+ tt 0/+ ? 0/+ t 0/+
Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (12) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4)
Niet beschouwd (met reden)
E
OV-2
OV-2 epifyten epifyten
+178 ∞
OV-2
72
epifyten
+25.352
epifyten epifyten epifyten
+76 -61 +27
epifyten
+844
epifyten
+9.366
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Koerberiella wimmeriana Lecanactis abietina Lecania atrynoides Lecania cuprea Lecania cyrtella Lecania cyrtellina
Zuiderzeekorst Maleboskorst Dijkenglimschoteltje Muurglimschoteltje Boomglimschoteltje Smalsporig boomglimschoteltje Stofglimschoteltje Bol glimschoteltje Papilleus glimschoteltje Rookglimschoteltje Gesepteerd steenglimschoteltje Steenglimschoteltje Miskend glimschoteltje Kalkglimschoteltje Rijpglimschoteltje Dennenschotelkorst Bleke bosschotelkorst Kalkschotelkorst Bosschotelkorst Ammoniakschotelkorst Kastanjebruine schotelkorst Melige schotelkorst Kwartsschotelkorst Witte schotelkorst Miskende schotelkorst Kerkschotelkorst Twijgschotelkorst Groene schotelkorst Rafelschotelkorst Verborgen schotelkorst Bleekgroene schotelkorst Gewelfde schotelkorst Kustschotelkorst
Lecania erysibe Lecania hutchinsiae Lecania inundata Lecania naegelii Lecania nylanderiana Lecania rabenhorstii Lecania subfuscula Lecania sylvestris Lecania turicensis Lecanora aitema Lecanora albellula Lecanora albescens Lecanora argentata Lecanora barkmaniana Lecanora campestris ssp. campestris Lecanora carpinea Lecanora cenisia Lecanora chlarotera Lecanora compallens Lecanora conferta Lecanora confusa Lecanora conizaeoides Lecanora crenulata Lecanora dispersa Lecanora expallens Lecanora frustulosa Lecanora fugiens
Ecologische groep Z E Z Z E E
Biotoop
zv
zn
Zeldzaamheidsklasse
methode tv
tv (%)
Sdb Be Sdb Smb Vn Vn
33 18 2 155 4
>25.000 >25.000 250-499 >25.000 >25.000
zz zz zzz z zzz
4 4 4 1 4
+66 -69 ∞ +240 +87
K K Z E E
Smb Smb Sdb Vn Smb
749 >>7 >>2 86 >>1
>25.000 ? ? >25.000 ?
a ? ? z ?
2 4 4 1 4
+460 ? ? +1.200 ?
K K K K E E K E E K
Smb Smb Smb Smb Bn Bd Smb Bb Vn Smb
874 17 >>0 >>5 30 0 1.175 103 553 969
>25.000 ? ? ? >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
a zz ? ? zz x a z a a
2 4 4 4 1 4 2 1 1 2
+55 ? ? ? -55 -100 +228 +165 ∞ +167
E Z E E K E E K E E Z Z
Vn Sdb Vn Vz Smb Vz Vz Smb Smb Vz Shz Sdb
846 14 1.245 839 438 80 296 406 1.119 1.359 7 2
>25.000 250-499 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 10-20 250-2.499
a zzz a a a zz a a a a zzz zzz
1 4 1 2 2 1 1 2 1 1 4 4
+92 ∞ +16 ∞ ∞ ∞ -77 +8 +253 +10 -88 ∞
73
methode tn
epifyten
epifyten
tn (%)
+398
+1.743
epifyten
-78
epifyten epifyten
+623 ∞
epifyten
+223
epifyten
+120
epifyten epifyten
∞ -91
epifyten epifyten
+425 +53
Trendklasse
Uitkomsten criteria
0/+ tt 0/+ 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (10) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1)
0/+ ? ? 0/+ ?
Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens
0/+ ? ? ? ttt tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Bedreigd (14) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4)
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ttt 0/+ 0/+ 0/+ ttt 0/+
Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (16) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd Gevoelig (1)
Niet beschouwd (met reden) OV-1
Wetenschappelijke naam Lecanora gangaleoides Lecanora hagenii Lecanora helicopis Lecanora horiza Lecanora hybocarpa Lecanora intricata Lecanora intumescens Lecanora muralis Lecanora orosthea Lecanora pannonica Lecanora polytropa Lecanora pruinosa Lecanora pulicaris Lecanora rupicola Lecanora saligna Lecanora sambuci Lecanora sarcopidoides Lecanora semipallida Lecanora sinuosa Lecanora soralifera Lecanora stenotropa Lecanora strobilina Lecanora subaurea Lecanora subcarpinea Lecanora subsaligna Lecanora sulphurea Lecanora symmicta Lecanora varia Lecidea auriculata Lecidea fuscoatra Lecidea grisella Lecidea huxariensis Lecidea lactea Lecidea lapicida Lecidea lithophila
Nederlandse naam
Ecologische groep Granietschotelkorst Z Kleine schotelkorst E Zeeschotelkorst Z Donkere schotelkorst E Beukenschotelkorst E Mozaïekschotelkorst Z Golvende schotelkorst E Muurschotelkorst E Stoffige schotelkorst Z Oosterse schotelkorst Z Geelgroene schotelkorst Z Berijpte muurschotelkorst K Eikenschotelkorst E Dijkschotelkorst Z Houtschotelkorst E Vlierschotelkorst E Valse bosschotelkorst E Witrandschotelkorst K Bochtige schotelkorst E Veldjesschotelkorst Z Cementschotelkorst Z Bleke dennenschotelkorst E Heldere schotelkorst Z Berijpte schotelkorst E Valse houtschotelkorst E Zwavelgroene Z schotelkorst Bolle schotelkorst E Hardhout-schotelkorst E Geoorde granietkorst Z Gewone granietkorst Z Gebarsten granietkorst Z Hardhoutkorst E Melkwitte granietkorst Z Dijkgranietkorst Z Zwarte granietkorst Z
Biotoop
zv
zn
methode tv
tv (%)
<250 >25.000 >25.000 >25.000 250-2.499 >25.000 <25 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse zzz a z a zzz z zzz a zz z a
Sdb Vn Sdb Smb Bb Sdb Bb Smb Shz Smb Smb Smb Vz Sdb Bd Vn Vz Smb Vz Shz Smb Vz Sdb Vn Vz Smb
4 1.018 85 258 12 115 1 744 62 87 501
Vn Bd Shz Shz Smb Bd Shz Sdb Shz
methode tn
tn (%)
4 1 2 2 4 2 4 2 4 2 2
∞ +1.215 +30 +24 ∞ +120 -38 +1.305 -38 ∞ +25
epifyten
+3.730
364 13 167 >>8 0 560 140 9 >>0 >>3 2 95 >>1 117
>25.000 >25.000 >25.000 ? 0 >25.000 2.500-24.999 250-2.499 ? ? 250-2.499 >25.000 ? >25.000
a zzz z ? x a z zzz ? ? zzz z ? z
1 4 2 4 4 2 1 4 4 4 4 1 4 2
+76 +50 +386 ? -100 +220 ∞ +4 ? ? ∞ ∞ ? -33
epifyten NEM
+282 -39
epifyten NEM
∞ -44
epifyten
∞
532 10
>25.000 250-2.499
a zzz
1 3
+163 -23
epifyten
+380
71 154 0 7 9 34
2.500-24.999 >25.000 0 <250 <250 250-2.499
zz z x zzz zzz zz
4 2 4 3 4 4
∞ ∞ -100 -29 ∞ -57
Trendklasse
Uitkomsten criteria
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ t 0/+ 0/+
Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4)
0/+ t 0/+ ? tttt 0/+ 0/+ t ? ? 0/+ 0/+ ? t
Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (5) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens Kwetsbaar (7)
0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1)
0/+ 0/+ tttt t 0/+ tt
Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Kwetsbaar (5) Gevoelig (1) Bedreigd (10)
Niet beschouwd (met reden)
OV-1
OV-2
74
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Lecidea plana Lecidea promixta Lecidea variegatula Lecidella anomaloides Lecidella asema Lecidella carpathica Lecidella elaeochroma Lecidella flavosorediata Lecidella scabra Lecidella stigmatea Lecidella viridans Lemmopsis pelodes Lempholemma chalazanum Lempholemma polyanthes Lepraria crassissima Lepraria eburnea Lepraria ecorticata Lepraria incana Lepraria jackii Lepraria lobificans Lepraria membranacea Lepraria neglecta Lepraria rigidula Lepraria umbricola Lepraria vouauxii Leptogium biatorinum Leptogium gelatinosum Leptogium imbricatum Leptogium plicatile Leptogium pulvinatum Leptogium schraderi Leptogium subtile Leptogium tenuissimum Leptogium teretiusculum Leptogium turgidum
Gespikkelde granietkorst Zwerfsteenkorst Kleine granietkorst Klein purperschaaltje Zeepurperschaaltje Donker purperschaaltje Gewoon purperschaaltje Fijne mosterdkorst Grijsgroene steenkorst Steenpurperschaaltje Groen zeepurperschaaltje Vals rozijnmos Kalkrozijnenmos Muurrozijnenmos Dikke poederkorst Geelgrijze poederkorst Opgeloste schotelkorst Gewone poederkorst Boomspleetpoederkorst Gelobde poederkorst Geschulpte poederkorst Witte poederkorst Grove poederkorst Boomvoetpoederkorst Bleke poederkorst Klein zwelmos Duinzwelmos Schubjeszwelmos Waterzwelmos Fijn zwelmos Kalkzwelmos Fijn boomzwelmos Fijn grondzwelmos Dijkzwelmos Muurzwelmos
Ecologische groep Z Z Z Z Z Z E E Z K Z T T T K E Z E E E E Z E E E T T T K T T T T Z K
Biotoop Sdb Shz Smb Smb Sdb Smb Vn Vn Smb Smb Sdb Smb Sk Smb Sk Bb Shz Vz Bb Smb Be Shz Vn Vz Smb Zd Zd Zd Sdb Zd Smb Smb Zd Sdb Smb
zv
zn
methode tv
tv (%)
methode tn
tn (%)
Trendklasse
<250 <250 >25.000 250-2.499 <50 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ? ? 2.500-24.999 2.500-24.999 ? 0 250-2.499 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <250 >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse zzz zzz zz zzz zzz z a a a a ? ? zzz zzz ? x zz a zzz a zzz zzz zz zz z zzz zz zzz zz zzz zz
10 11 32 16 2 106 1.329 482 1.520 959 >>2 >>3 8 8 >>7 0 69 1.231 5 390 7 7 80 29 183 7 28 3 49 16 24 0 7 22
Uitkomsten criteria
4 4 4 4 4 2 1 1 2 2 4 4 4 4 4 4 4 1 1 1 1 4 4 1 2 3 4 3 4 3 4
-42 -68 ∞ ∞ -77 ∞ +105 ∞ +454 +157 ? ? ∞ ∞ ? -100 ∞ -4 ∞ ∞ ∞ -19 +821 ∞ +514 -55 +57 -49 ∞ -27 +51
NEM NEM
-33 -69
epifyten epifyten
+431 ∞
epifyten epifyten epifyten epifyten NEM
+46 ∞ ∞ ∞ +4
epifyten
∞
t tt 0/+ 0/+ ttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ? ? 0/+ 0/+ ? tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tt 0/+ t 0/+ t 0/+
Kwetsbaar (5) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (2)
0 >25.000 2.500-24.999
x zzz zz
4 3 4
-100 0 ∞
tttt 0/+ 0/+
Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2)
Niet beschouwd (met reden)
OV-2
75
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Loxospora elatina Melanelia disjuncta Melanelixia fuliginosa 21 Melanelixia subargentifera Melanelixia subaurifera Melanohalea elegantula Melanohalea exasperata Melanohalea exasperatula Melanohalea laciniatula Micarea adnata Micarea bauschiana Micarea botryoides Micarea confusa Micarea coppinsii Micarea curvata Micarea deminuta Micarea denigrata Micarea erratica Micarea farinosa Micarea leprosula Micarea lignaria Micarea lithinella Micarea lutulata Micarea lynceola Micarea melaena Micarea micrococca Micarea misella Micarea myriocarpa Micarea nitschkeana Micarea peliocarpa Micarea prasina Micarea subcinerea Micarea subviridescens
Erwtensoepkorst Zwartbruin schildmos Glanzend schildmos Behaard schildmos Verstop-schildmos Sierlijk schildmos Papilleus schildmos Lepelschildmos Lobjesschildmos Zittend trosoogje Steenoogje Gesteeld trosoogje Metaaloogje Hunebedoogje Knipoogje Dwergoogje Vulkaanoogje Kiezeloogje Poederoogje Mosoogje Heideoogje Grindoogje Dijkoogje Kwartsoogje Duinoogje Bosoogje Steeloogje Worteloogje Takkenoogje Boomoogje Houtoogje Klein steenoogje Grauw oogje
21
Ecologische groep E Z E E E E E E E E E E T T Z E E Z T T Z Z Z Z E E E Z E E E Z T
Biotoop Be Shz Vz Vn Vn Vn Vn Vn Vn Shz Shz Zzh Zzh Shz Shz Shz Bd Zzh Zzh Zzh Zzh Shz Sdb Zzh Bd Vz Bd Shz Bd Be Bd Be Zzh
zv
zn
methode tv
tv (%)
0 <25 >25.000 <100 >25.000 >25.000 <250 >25.000 >25.000 ? >25.000 >25.000 >25.000 <250 ? ? >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse x zzz a zzz a a zzz a z ? zzz zzz zzz zzz zz ? z z
0 9 373 1 1.208 307 4 478 160 >>4 3 8 5 3 23 >>1 183 168
4 4 1 4 1 1 1 1 1 4 4 4 4 3 4 4 2 2
-100 -54 +64 ∞ +48 +363 ∞ +12 +89 ? +25 ∞ +237 -34 ? ? +705 +137
41 57 14
>25.000 >25.000 >25.000
zz zz zzz
4 4 4
5 0 138 23 5 41 23 213 25 >>1
250-1.000 0 >25.000 >25.000 250-1.000 >25.000 >25.000 >25.000 ? ?
zzz x z zz zzz zz zz a zz ?
4 4 2 4 4 4 1 2 4 4
methode tn
tn (%)
Trendklasse
Uitkomsten criteria
tttt tt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ? 0/+ 0/+ 0/+ t ? ? 0/+ 0/+
Verdwenen uit Nederland Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Gevoelig (1) Gevoelig (1) Kwetsbaar (5) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3)
+102 -78 ∞
0/+ ttt 0/+
Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (14) Gevoelig (1)
∞ -100 ∞ +961 ∞ +134 ∞ +110 ? ?
0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ? ?
Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens
epifyten
+192
epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten
+173 +706 ∞ +54 +119
NEM
+341
Niet beschouwd (met reden)
OV-2
OV-1
epifyten
∞
Volgens de Nederlandse opvatting heeft deze soort geen ondersoorten; naar de opvatting van Smith et al. (2010) komen in Nederland ssp. fuliginosa en ssp. glabratula voor.
76
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Micarea viridileprosa Miriquidica pycnocarpa Moelleropsis nebulosa Mycobilimbia pilularis Mycoblastus fucatus Mycoporum antecellens Myriospora heppii Normandina acroglypta Normandina pulchella Ochrolechia androgyna Ochrolechia microstictoides Ochrolechia parella Ochrolechia subviridis Ochrolechia turneri Opegrapha areniseda Opegrapha atra Opegrapha calcarea Opegrapha confluens Opegrapha devulgata Opegrapha gyrocarpa Opegrapha herbarum Opegrapha mougeotii Opegrapha niveoatra Opegrapha ochrocheila Opegrapha rufescens Opegrapha varia Opegrapha vermicellifera Opegrapha viridis Opegrapha vulgata Pachyphiale carneola Parmelia discordans
Groenoogje Oosterse granietkorst Blauwgrijze korrelkorst Boslichtje Trilzwamkorst Gespikkelde boskorst Klein steenschubje Parasietkorst Hamsteroortje Gewone tandpastakorst Bostandpastakorst Steentandpastakorst Wrattige tandpastakorst Valse kringkorst Wattig schriftmos Zwart schriftmos Muurschriftmos Dijkenschriftmos Beukenschriftmos Rossig schriftmos Rivierschriftmos Kalkschriftmos Klein schriftmos Geel schriftmos Verzonken schriftmos Kort schriftmos Gestippeld schriftmos Okerbruin schriftmos Wit schriftmos Valse abrikoosjeskorst Donkerbruin steenschildmos Bruingrijs steenschildmos Blauwgrijs steenschildmos Moerasschildmos
Parmelia omphalodes Parmelia saxatilis Parmelia submontana
Ecologische groep T Z T E E E K E E E E Z E E K E K Z E Z E K E E E E E E E E Z
Biotoop
zv
zn
methode tv
tv (%)
? <25 ? 0 >25.000 >25.000 2.500-24.999 2.500-24.999 >25.000 >25.000 >25.000 2.500-24.999 250-1.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse z zzz ? x zz zzz zz zzz zz z zz zz zz zz zz z a zz zzz zz zz zzz a zz a z zz zzz z
Bd Shz Zd Be Be Bb Zd Vn Vn Vn Be Sdb Be Vz Smb Vn Smb Sdb Bb Smb Vn Smb Vn Vn Bv Be Vn Bb Vn Bb Sdb
114 7 >>1 0 48 11 20 10 54 187 34 53 24 60 56 149 414 28 4 67 49 15 352 56 318 189 83 4 84
2 4 4 4 1 3 4 4 1 1 3 4 1 1 4 1 2 4 4 4 1 4 1 1 1 1 1 4 1
? ∞ ? -100 ∞ 0 -45 +337 +300 +3.833 -33 -11 +133 +967 ∞ +51 +109 +39 -63 ∞ +625 ∞ +1.264 ∞ +2.617 +700 -7 +87 -23
1
<25
zzz
4
Z E
Sdb Vz
2 315
<25 >25.000
zzz a
4 1
E
Vn
methode tn
tn (%)
Trendklasse
Uitkomsten criteria
epifyten
∞
epifyten epifyten
+629 +22.800
epifyten epifyten
+70 ?
epifyten
+144
epifyten
+5.802
epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten
+3.749 ∞ +5.288 +10.406 +112
epifyten
-5
? 0/+ ? tttt 0/+ 0/+ t 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Kwetsbaar (6) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3)
-88
NEM
-91
ttt
Ernstig bedreigd
-77 +79
epifyten
+202
ttt 0/+
Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4)
Niet beschouwd (met reden)
OV-2
OV-2
77
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Parmelia sulcata Parmelina pastillifera Parmelina quercina Parmelina tiliacea Parmeliopsis ambigua Parmeliopsis hyperopta Parmotrema perlatum Parmotrema pseudoreticulatum Parmotrema reticulatum Peltigera canina Peltigera didactyla Peltigera extenuata Peltigera horizontalis Peltigera hymenina Peltigera membranacea Peltigera neckeri Peltigera ponojensis Peltigera praetextata Peltigera rufescens Pertusaria albescens Pertusaria amara Pertusaria aspergilla Pertusaria coccodes Pertusaria corallina Pertusaria flavicans Pertusaria flavida Pertusaria hemisphaerica Pertusaria hymenea Pertusaria lactea Pertusaria lactescens Pertusaria leioplaca Pertusaria leucosora Pertusaria multipuncta
Gewoon schildmos Knopjesschildmos Eikenschildmos Lindeschildmos Avocadomos Bleek avocadomos Groot schildmos Gewimperd schildmos Netschildmos Groot leermos Soredieus leermos Vertakt leermos Zadelleermos Kaal leermos Gebobbeld leermos Zwart leermos Duinleermos Ruig leermos Klein leermos Witte kringkorst Ananaskorst Gele dijkkringkorst Bleek speldenkussentje Granietspeldenkussentje Groene dijkkringkorst Geel speldenkussentje Boskringkorst Open speldenkussentje Witte dijkkringkorst Grauwe dijkkringkorst Glad speldenkussentje Granietkringkorst Soredieus speldenkussentje
Ecologische groep E E E E E E E E
Biotoop
zv
zn
E T T T T T T T T E T E E Z E Z Z E E E Z Z E Z E
methode tv
tv (%)
methode tn
tn (%)
Trendklasse
>25.000 <25 <25 2.500-24.999 >25.000 0 >25.000 2.500-24.999
Zeldzaamheidsklasse a zzz zzz z zz x a zz
Vn Vn Vn Vn Be Bv Vn Vn
1.378 1 3 84 75 0 631 33
Vn Zd Zd Bn Be Zd Zd Zd Zd Bv Zd Vz Vz Sdb Vn Sdb Sdb Be Be Bb Sdb Sdb Bb Shz Bb
Uitkomsten criteria
1 3 3 1 1 4 1 1
+1 -40 0 -31 +118 -100 +3.233 ∞
epifyten
+23
epifyten epifyten
-24 +309
epifyten epifyten
+3.428 ∞
0/+ t 0/+ t 0/+ tttt 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Gevoelig (1) Kwetsbaar (7) Thans niet bedreigd (2) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2)
8 66 215 1 0 70 3 23 9 8 112 168 196 6 258 5
250-2.499 >25.000 >25.000 <100 0 >25.000 <250 >25.000 250-2.499 <250 >25.000 >25.000 >25.000 <250 >25.000 <25
zzz zz a zzz x zz zzz zz zzz zzz z z z zzz a zzz
1 3 2 4 4 4 3 4 3 3 2 1 1 4 1 4
∞ -26 +1.155 ∞ -100 -22 -69 -73 -39 -65 -30 -31 -27 ∞ +126 -88
epifyten
∞
NEM epifyten epifyten
-42 +38 +3
epifyten
+376
0/+ t 0/+ 0/+ tttt 0/+ tt tt t tt t t t 0/+ 0/+ ttt
Gevoelig (1) Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (9) Bedreigd (10) Kwetsbaar (5) Bedreigd (9) Kwetsbaar (7) Kwetsbaar (7) Kwetsbaar (7) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd
1 5 14 1 11 30
<25 <25 2.500-24.999 1 >25.000 >25.000
zzz zzz zzz zzz zzz zz
4 3 3 3 4 3
-38 -67 -35 0 +27 -38
t tt t 0/+ 0/+ t
Kwetsbaar (5) Bedreigd (9) Kwetsbaar (5) Gevoelig (1) Gevoelig (1) Kwetsbaar (6)
0
0
x
4
-100
tttt
Verdwenen uit Nederland
Niet beschouwd (met reden)
OV-2
E
78
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Pertusaria pertusa
Gewoon speldenkussentje Kapjesspeldenkussentje Zeeëgelkorst Grote runenkorst Lipschaduwmos
Pertusaria pseudocorallina Petractis clausa Phaeographis inusta Phaeophyscia endophoenicea Phaeophyscia nigricans Phaeophyscia orbicularis Phlyctis agelaea Phlyctis argena Physcia adscendens Physcia aipolia Physcia caesia Physcia clementei Physcia dubia Physcia leptalea Physcia stellaris Physcia tenella ssp. tenella Physcia tribacia Physcia tribacioides Physconia distorta Physconia enteroxantha Physconia grisea Physconia perisidiosa Piccolia ochrophora Placidium rufescens Placidium squamulosum Placopsis fuscidula Placopsis gelida Placopsis lambii Placynthiella dasaea Placynthiella icmalea Placynthiella oligotropha Placynthiella uliginosa
Klein schaduwmos Rond schaduwmos Gestippeld lichtvlekje Lichtvlekje Kapjesvingermos Gemarmerd vingermos Stoeprandvingermos Isidieus vingermos Bleek vingermos Stekelig vingermos Groot vingermos Heksenvingermos Lobjesvingermos Witkopvingermos Fors rijpmos Donker rijpmos Grauw rijpmos Duinrijpmos Licht muggenstrontjesmos Donkere tufkrijtkorst Tufkrijtkorst Bruine zeepkorst Grote zeepkorst Kleine zeepkorst Okerbruine veenkorst Bruine veenkorst Heideveenkorst Slijmige veenkorst
Ecologische groep E
Biotoop
zv
zn
methode tv
tv (%)
methode tn
tn (%)
Trendklasse
>25.000
Zeldzaamheidsklasse z
183
1
+13
epifyten
+104
0/+
Thans niet bedreigd (3)
Z K E E
Sdb Smb Bb Vn
2 1 7 3
250-2.499 1 2.500-24.999 <100
zzz zzz zzz zzz
4 4 3 4
-77 -93 -13 ∞
NEM
-78
ttt ttt 0/+ 0/+
Ernstig bedreigd Ernstig bedreigd Gevoelig (1) Gevoelig (1)
E E E E E E E E E E E E E E E E E E E
Vn Vn Bb Vz Vn Vn Smb Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn
182 1.317 0 481 1.472 39 1.173 46 578 1 109 1.481 4 19 50 143 825 7 >>4
>25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 2.500-24.999 >25.000 <25 250-2.499 >25.000 250-2.499 250-1.000 2.500-24.999 >25.000 >25.000 >25.000 ?
z a x a a zz a zz a zzz zz a zzz zz zz z a zzz ?
2 1 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 4 1 1 3 4
∞ +194 -100 7 +425 -50 +129 ∞ +1.708 0 +360 +3 ∞ ∞ -83 +219 +46 -36 ?
epifyten
+474
epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten
+109 +1.404 -56 +321 ∞ +5.871 ∞ +750 +25 ∞ ∞
epifyten epifyten
+217 +71
0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ttt 0/+ 0/+ t ?
Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (14) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Onvoldoende gegevens
T K Z Z Z T E T T
Sk Sk Shz Sdb Sdb Bd Bd Zzh Zzh
0 4
0 2.500-24.999
x zzz
4 3
-100 0
NEM
-92
tttt ttt
Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd
1 14 158 345 58 55
<250 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
zzz zzz z a zz zz
4 4 2 2 4 4
∞ -31 +610 +1 +262 +294
0/+ t 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Gevoelig (1) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2)
Vz
Uitkomsten criteria
Niet beschouwd (met reden)
E
79
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Placynthium nigrum Platismatia glauca Pleurosticta acetabulum Polyblastia albida Polyblastia cupularis Polyblastia dermatodes Polysporina simplex Porina aenea Porina borreri Porina chlorotica Porina leptalea Porocyphus byssoides Porocyphus coccodes Porpidia cinereoatra Porpidia contraponenda Porpidia crustulata Porpidia macrocarpa Porpidia platycarpoides Porpidia soredizodes Porpidia striata Porpidia tuberculosa Protoblastenia rupestris Protoparmelia badia Protoparmelia hypotremella Protoparmelia oleagina Pseudevernia furfuracea Psilolechia clavulifera Psilolechia leprosa Psilolechia lucida Psora decipiens Psoroglaena abscondita Psoroglaena stigonemoides Psorotichia schaereri Punctelia borreri Punctelia jeckeri
Zwarte grafkorst Groot boerenkoolmos Olijf-schildmos Lichte kalkstippelkorst Waterkalkstippelkorst Rossige kalkstippelkorst Doolhofschijfje Schors-olievlekje Groot olievlekje Steen-olievlekje Bruin olievlekje Kleine dropkorst Gewone dropkorst Dijkenblauwkorst Uitgebreide blauwkorst Kleine blauwkorst Granietblauwkorst Platte blauwkorst Dunne blauwkorst Gestreepte blauwkorst Dikke blauwkorst Rode kalksteenkorst Steenspijkerdrager Grijze spijkerdrager Bruine spijkerdrager Purper geweimos Grijze wortelkorst Kopermos UV-mos Witgerand grondschubje Vlierkorst Charamos Gewone kalkkorst Witstippelschildmos Rijpschildmos
Ecologische groep K E E K K K Z E E Z E Z Z Z Z Z Z Z Z Z Z K Z E E E T Z Z T E E K E E
Biotoop Smb Be Vn Smb Sk Sdb Sdb Vz Vn Bv Bb Sdb Sdb Sdb Sdb Shz Shz Sdb Smb Shz Shz Smb Shz Vz Vz Vz Bv Smb Smb Sk Bv Be Smb Vn Vn
zv
zn
methode tv
tv (%)
methode tn
tn (%)
Trendklasse
>25.000 2.500-24.999 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse zz zz a zzz
61 73 519 2
Uitkomsten criteria
4 1 1 4
-43 -37 -28 -93
epifyten epifyten
-46 -21
t t t ttt
Kwetsbaar (6) Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (8) Ernstig bedreigd
105 269 148 0 227 11 >>0 >>9 21
>25.000 >25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 ? ? <250
z a z x a zzz ? ? zzz
2 2 1 4 2 4 4 4 4
+106 +189 +120 -100 ∞ +150 ? ? -85
0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ ? ? ttt
Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Ernstig bedreigd
32 90 6 606 >>0 223 108 0 115 132 166 >>4 367 611 1 >>0 50 >>7 376 941
>25.000 >25.000 <100 >25.000 ? >25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 2.500-24.999 ? >25.000 >25.000 <10 ? >25.000 ? >25.000 >25.000
zz z zzz a ? a z x z z z ? a a zzz ? zz ? a a
4 2 4 2 4 2 2 4 1 1 1 4 2 2 4 4 4 4 1 1
-19 -49 -77 +181 ? +13 -18 -100 +1.625 ∞ -62 ? ∞ +170 -33 ? ∞ ? ∞ ?
0/+ t ttt 0/+ ? 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ tt ? 0/+ 0/+ t ? 0/+ ? 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (7) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (11) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4)
Niet beschouwd (met reden)
OV-2
epifyten
+1.281
OV-1
80
NEM
-75
epifyten epifyten epifyten
+6.878 ∞ -65
epifyten epifyten
∞ +116
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Punctelia reddenda Punctelia stictica Punctelia subrudecta Pycnothelia papillaria Pyrenula chlorospila Pyrenula nitida Pyrrhospora quernea Ramalina baltica Ramalina calicaris Ramalina canariensis Ramalina farinacea Ramalina fastigiata Ramalina fraxinea Ramalina lacera Ramalina pollinaria Ramalina siliquosa Ramalina subfarinacea Reichlingia leopoldii Rhizocarpon distinctum Rhizocarpon geographicum Rhizocarpon lavatum Rhizocarpon lecanorinum Rhizocarpon petraeum Rhizocarpon reductum Rhizocarpon richardii Rinodina atrocinerea Rinodina bischoffii Rinodina calcarea Rinodina confragosa Rinodina conradii Rinodina efflorescens Rinodina griseosoralifera Rinodina oleae
Gelobd stippelschildmos Bruin stippelschildmos Gestippeld schildmos Rijstkorrelmos Duinknikker Beukenknikker Grove mosterdkorst Hol takmos Gleuftakmos Breed takmos Melig takmos Trompettakmos Groot takmos Waaiertakmos Sierlijk takmos Gewoon kusttakmos Melig kusttakmos Roetkorst Bruin landkaartmos Gewoon landkaartmos Oever-landkaartmos Klein landkaartmos Bleek landkaartmos Donker landkaartmos Kust-landkaartmos Donkergrijze schotelkorst Tufschotelkorst Donkere kalkschotelkorst Hunebedschotelkorst Konijnenschotelkorst Bleke peperkorst Blauwe peperkorst Donkerbruine schotelkorst Rivierschotelkorst Blauwe mosterdkorst
Rinodina oxydata Rinodina pityrea
Ecologische groep E Z E T E E E E E E E E E E E Z Z E Z Z Z Z Z Z Z Z K K Z T E E E
Biotoop
Z E
Sdb Vn
Be Shz Vn Zzh Be Bb Vn Be Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Sdb Sdb Be Shz Sdb Sdb Shz Sdb Smb Sdb Sdb Smb Sk Shz Zd Be Bv Smb
zv
zn
Zeldzaamheidsklasse
methode tv
tv (%)
methode tn
tn (%)
Trendklasse
Uitkomsten criteria
1.135 1 1 7 449 5 0 11 1.151 607 69 18 7 4 2
>25.000 1 <100 <250 >25.000 <250 0 <100 >25.000 >25.000 250-1.000 >25.000 <250 250-1.000 <100
a zzz zzz zzz a zzz x zzz a a zz zz zzz zzz zzz
1 4 3 3 1 4 4 1 1 1 3 1 1 4 4
? -95 -82 -12 +1.150 +150 -100 ∞ +18 +34 -62 +600 ∞ -77 ∞
epifyten
+116
epifyten
+4.718
epifyten epifyten epifyten
∞ +59 +63
epifyten epifyten NEM
? ∞ -89
0/+ ttt ttt 0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ ttt 0/+
Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd Ernstig bedreigd Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Ernstig bedreigd Gevoelig (1)
28 25 5 9 16 335 4
250-2.499 250-2.499 <250 250-2.499 <250 >25.000 <250
zz zz zzz zzz zzz a zzz
4 4 4 4 4 2 4
-54 -37 -88 -79 -19 +23 -54
tt t ttt ttt 0/+ 0/+ ttt
Bedreigd (10) Kwetsbaar (6) Ernstig bedreigd Ernstig bedreigd Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd
7 1 1 0 14 3 629
>25.000 <10 1 0 >25.000 <250 >25.000
zzz zzz zzz x zzz zzz a
4 4 4 4 3 4 2
∞ ∞ ∞ -100 0 ∞ +168
0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+
Gevoelig (1) Gevoelig (1) Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4)
2 132
<10 >25.000
zzz z
4 1
-77 +4.600
ttt 0/+
Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3)
Niet beschouwd (met reden) OV-1 E
OV-1
NEM
-79
NEM
-81
OV-1
81
NEM epifyten
-85 ?
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Rinodina pyrina
Onopvallende schotelkorst Bleekgerande schotelkorst Grauwe schotelkorst Koele boskorst Granietkroontjeskorst Gladde kroontjeskorst Berijpte kroontjeskorst Slijmige kleikorst Witkring Purperkring Boomspiraalkorst
Rinodina sophodes Rinodina teichophila Ropalospora viridis Sarcogyne clavus Sarcogyne privigna Sarcogyne regularis Sarcosagium campestre Schismatomma cretaceum Schismatomma decolorans Scoliciosporum chlorococcum Scoliciosporum corticolum Scoliciosporum gallurae Scoliciosporum pruinosum Scoliciosporum sarothamni Scoliciosporum umbrinum Solenopsora candicans Solorina saccata Squamarina cartilaginea Staurothele frustulenta Staurothele hymenogonia Steinia geophana Stereocaulon condensatum Stereocaulon dactylophyllum Stereocaulon evolutum Stereocaulon nanodes Stereocaulon pileatum Stereocaulon saxatile Stereocaulon vesuvianum Stigmidium marinum Strangospora moriformis
Ecologische groep E
Biotoop
zv
zn
Zeldzaamheidsklasse x
methode tv
tv (%)
Vn
0
0
4
-100
E
Vn
Z E Z Z K T E E E
Sdb Bb Sdb Smb Smb Smb Vz Vz Vz
48 1 21 >>11 269 19 3 262 4
>25.000 <100 2.500-10.000 ? >25.000 ? >25.000 >25.000 >25.000
zz zzz zz ? a zz zzz a zzz
4 3 4 4 2 4 3 1 4
∞ -34 ∞ ? +70 ? 0 +392 -77
Donkere boomspiraalkorst Groene spiraalkorst Berijpte spiraalkorst Soredieuze spiraalkorst Steenspiraalkorst Tufsterretje Knikkerpotje Valse muurschotelkorst Roze rivierkorst Donkere rivierkorst Ruderaalkorst Stuifzandkorrelloof Etagekorrelloof
E
Vn
>>0
?
?
4
E E E E K T K Z K T T Z
Vn Be Vn Smb Sk Sk Sk Sdb Sk Smb Zzh Shz
39 4 >>7 277 0 0 2 126 >>0 >>9 34 1
? >25.000 ? >25.000 0 0 <250 >25.000 ? ? >25.000 <10
zz zzz ? a x x zzz z ? ? zz zzz
Opstijgend korrelloof Spoorkorrelloof Staafkorrelloof Wollig korrelloof Grof korrelloof Obscure wadkorst Donker muggenstrontjesmos
Z Z Z T Z Z E
Shz Smb Smb Zzh Smb Sdb Bd
1 94 46 4 90 25 3
<10 >25.000 >25.000 250-1.000 >25.000 >25.000 >25.000
zzz z zz zzz z zz zzz
methode tn
tn (%)
Trendklasse tttt
Uitkomsten criteria
Niet beschouwd (met reden)
Verdwenen uit Nederland OV-2
82
0/+ t 0/+ ? 0/+ ? 0/+ 0/+ ttt
Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd
?
?
Onvoldoende gegevens
4 3 4 2 4 4 4 2 4 4 4 4
? -20 ? +949 -100 -100 -95 +180 ? ? -51 -94
? 0/+ ? 0/+ tttt tttt ttt 0/+ ? ? tt ttt
Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Bedreigd (10) Ernstig bedreigd
4 2 4 4 2 4 4
-88 ∞ -23 -10 +108 -68 -38
ttt 0/+ 0/+ tt 0/+ tt t
Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (3) Bedreigd (10) Kwetsbaar (5)
epifyten
+1.328
NEM
-94
NEM NEM
-63 -87
NEM
-89
NEM
-52
Wetenschappelijke naam Strangospora pinicola
Nederlandse naam
Gewoon muggenstrontjesmos Strigula affinis Iepenspikkel Strigula brevis Gebroken spikkel Strigula jamesii Boomspikkel Strigula taylorii Kalkspikkel Tephromela atra Zwarte schotelkorst Tephromela grumosa Peper-en-zout schotelkorst Thelenella modesta Vals speldenkussentje Thelenella muscorum Witte moskorst Thelidium decipiens Verzonken schotstippelkorst Thelidium dionantense Grote schotstippelkorst Thelidium minimum Kleinste schotstippelkorst Thelidium minutulum Kleine schotstippelkorst Thelidium pyrenophorum Donkere schotstippelkorst Thelidium zwackhii Waterschotstippelkorst Thelocarpon citrum Grote stuifmeelkorst Thelocarpon coccosporum Hunebedstuifmeelkorst Thelocarpon epibolum Zandstuifmeelkorst Thelocarpon imperceptum Verborgen stuifmeelkorst Thelocarpon impressellum Brede stuifmeelkorst Thelocarpon intermediellum Kleine stuifmeelkorst Thelocarpon laureri Gewone stuifmeelkorst Thelocarpon magnussonii Bleekgele stuifmeelkorst Thelocarpon olivaceum Berijpte stuifmeelkorst Thelocarpon sphaerosporum Bolle stuifmeelkorst Thelocarpon strasseri Stronkstuifmeelkorst Thelotrema lepadinum Beukenwrat Thrombium epigaeum Heidestippel Toninia aromatica Muurblaaskorst Toninia sedifolia Kalkblaaskorst Trapelia coarctata Gewoon sterschoteltje Trapelia glebulosa Gelobd sterschoteltje
Ecologische groep E
Biotoop
methode tv
tv (%)
methode tn
tn (%)
Trendklasse
>25.000
Zeldzaamheidsklasse z
1
+3.150
epifyten
+2.709
0/+
Thans niet bedreigd (3)
E E E K Z Z
Vn Vn Vn Smb Smb Shz
1
>25.000
zzz
3
0
0/+
Gevoelig (1)
>>3 2 319 5
? >25.000 >25.000 5-25
? zzz a zzz
4 3 2 3
? -38 +270 -60
? t 0/+ tt
Onvoldoende gegevens Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9)
E T Z
Vn Zd Sdb
0 1 >>7
0 >25.000 ?
x zzz ?
4 4 4
-100 ∞ ?
tttt 0/+ ?
Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens
Z Z Z Z
Sk Sdb Sdb Sk
>>0 >>7 >>5 >>0
? ? ? ?
? ? ? ?
4 4 4 4
? ? ? ?
? ? ? ?
Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens
Z T T T T T T Z Z T T E E T K K Z Z
Smb Zzh Shz Bd Zzh Smb Bd Bd Smb Sdb Smb Bd Bb Zzh Smb Zd Smb Smb
>>5
?
?
4
?
?
Onvoldoende gegevens
Vz
zv
zn
126
Uitkomsten criteria
Niet beschouwd (met reden)
OV-2
OV-2 OV-2 >>3 >>0 >>1 >>1 >>9
? ? ? ? ?
? ? ? ? ?
4 4 4 4 4
? ? ? ? ?
? ? ? ? ?
Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens
>>0
?
?
4
?
?
Onvoldoende gegevens
OV-2 OV-2 OV-2 12 0 98 7 390 154
2.500-24.999 0 >25.000 <100 >25.000 >25.000
zzz x z zzz a z
83
4 4 2 4 2 2
-44 -100 +65 -96 +233 -36
t tttt 0/+ ttt 0/+ t
Kwetsbaar (5) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (7)
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Trapelia obtegens Trapelia placodioides Trapeliopsis flexuosa Trapeliopsis gelatinosa Trapeliopsis granulosa Trapeliopsis percrenata Trapeliopsis pseudogranulosa Tuckermanopsis chlorophylla Umbilicaria deusta Umbilicaria polyphylla Usnea articulata Usnea ceratina Usnea cornuta Usnea esperantiana Usnea filipendula Usnea flavocardia Usnea florida Usnea fragilescens Usnea fulvoreagens Usnea glabrata Usnea hirta Usnea rubicunda Usnea subfloridana Usnea wasmuthii Verrucaria acrotella Verrucaria aethiobola Verrucaria aquatilis Verrucaria bryoctona Verrucaria caerulea Verrucaria denudata Verrucaria dolosa Verrucaria elaeina Verrucaria erichsenii
Biotoop
Bruin sterschoteltje Wit sterschoteltje Blauwe veenkorst Bleekgroene veenkorst Lichte veenkorst Groenkopveenkorst Groene veenkorst
Ecologische groep Z Z E E E T E
zv
zn
methode tv
tv (%)
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000
Zeldzaamheidsklasse a a z zzz a ? zz
Smb Smb Bd Zzh Bd Zzh Zzh
271 682 107 4 300 >>3 34
Bruin boerenkoolmos
E
Vz
Hunebed-navelmos Glad navelmos Saucijs-baardmos Lang baardmos Ingesnoerd baardmos Klein baardmos Visgraatbaardmos Gelig baardmos Zonnetjesbaardmos Teer baardmos Pijpenragerbaardmos Glanzend baardmos Bleek baardmos Rood baardmos Gewoon baardmos Duinbaardmos Donkere kalkstippelkorst Bruine waterstippelkorst Zwarte waterstippelkorst Zandstippelkorst Harde kalkstippelkorst Groene waterstippelkorst Donkergroene kalkstippelkorst Oliestippelkorst Gewone zeestippelkorst
Z Z T E E E E E E E E E E E E E K Z Z T K Z K K Z
methode tn
2 2 2 4 2 4 4
+274 +160 +874 ∞ -18 ? +160
35
250-2.499
zz
1
-68
epifyten
Shz Shz Zd Be Be Bv Be Bv Be Be Be Bv Vz Be Be Be Smb Sdb Sdb Zd Smb Sdb Sdb
2 0 1 0 1 3 0 0 0 0 1 0 61 0 60 4 17 96 37 38 20 30 166
2.500-24.999 0 73 0 1 <100 0 0 0 0 <100 0 >25.000 0 >25.000 <100 ? >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ?
zzz x zzz x zzz zzz x x x x zzz x zz x zz zzz zz z zz zz zz zz z
4 4 4 4 3 3 4 4 4 4 3 4 4 4 4 3 4 2 4 4 4 4 2
-94 -100 -66 -100 -63 -40 -100 -100 -100 -100 -82 -100 -28 -100 -36 -34 ? ∞ -38 ∞ ∞ -70 ?
Smb Sdb
60
>25.000
zz
4
-77
tn (%)
Trendklasse
Uitkomsten criteria
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ? 0/+
Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2)
-80
ttt
Bedreigd (14)
NEM
-93
NEM
-80
ttt tttt ttt tttt tt t tttt tttt tttt tttt ttt tttt t tttt t t ? 0/+ t 0/+ 0/+ tt ?
Ernstig bedreigd Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd Verdwenen uit Nederland Bedreigd (9) Kwetsbaar (5) Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd Verdwenen uit Nederland Kwetsbaar (6) Verdwenen uit Nederland Kwetsbaar (6) Kwetsbaar (5) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (10) Onvoldoende gegevens
ttt
Bedreigd (14)
Niet beschouwd (met reden)
OV-1
84
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Verrucaria foveolata Verrucaria fuscella Verrucaria fusconigrescens
Mergelstippelkorst Engelse dropkorst Zwartbruine zeestippelkorst Kleine zeestippelkorst Zachte kalkstippelkorst Donkere zeestippelkorst Bruine stippelkorst Zwarte zeestippelkorst Gladde zeestippelkorst Zwart-op-wit-korst Gewone stippelkorst Bleke stippelkorst Smalle zeestippelkorst Zwartgerande kalkstippelkorst Mozaïekstippelkorst Bleke waterstippelkorst Gevlekte waterstippelkorst Dunne zeestippelkorst Gestreepte zeestippelkorst Grafstippelkorst Groene kalkstippelkorst Grondstippelkorst Fijne zeestippelkorst Kerkstippelkorst Heidezomerkorst Duinzomerkorst Metaalzomerkorst Moszomerkorst Geel boerenkoolmos Granietschildmos Bruin dijkschildmos Bruin hunebedschildmos
Verrucaria halizoa Verrucaria hochstetteri Verrucaria internigrescens Verrucaria macrostoma Verrucaria maura Verrucaria mucosa Verrucaria muralis Verrucaria nigrescens Verrucaria ochrostoma Verrucaria paulula Verrucaria pinguicula Verrucaria polysticta Verrucaria praetermissa Verrucaria rheitrophila Verrucaria sandstedei Verrucaria striatula Verrucaria virens Verrucaria viridula Verrucaria xyloxena Verrucula maritimaria Verruculopsis lecideoides Vezdaea acicularis Vezdaea aestivalis Vezdaea leprosa Vezdaea retigera Vulpicida pinastri Xanthoparmelia conspersa Xanthoparmelia delisei Xanthoparmelia loxodes
Ecologische groep K K Z
Biotoop
zv
zn
methode tv
tv (%)
>25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse zzz z zz
Sk Smb Sdb
7 117 21
Z K Z K Z Z K K K Z K
Sdb Sk Sdb Smb Sdb Sdb Smb Smb Smb Sdb Sdb
K Z Z
methode tn
4 2 4
-79 +7 +4
ttt 0/+ 0/+
Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2)
14 5 9 284 48 9 915 1.094 494 0 42
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 0 >25.000
zzz zzz zzz a zz zzz a a a x zz
3 4 4 2 4 3 2 2 2 4 4
-45 ∞ +4 +253 -70 -25 +62 +89 +610 -100 +17
t 0/+ tt 0/+ tt t 0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+
Kwetsbaar (5) Gevoelig (1) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (10) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2)
Smb Sdb Sdb
237 67 5
>25.000 >25.000 >25.000
a zz zzz
2 4 3
+168 ∞ -58
0/+ 0/+ tt
Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (9)
Z Z
Sdb Sdb
0 2
0 >25.000
x zzz
4 4
-100 -88
tttt ttt
Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd
K K T Z K T T T T E Z Z Z
Smb Smb Smb Sdb Smb Zzh Zd Smb Smb Be Shz Shz Shz
>>7 538 >>4 44
? >25.000 ? >25.000
? a ? zz
4 2 4 4
? +134 ? +10
? 0/+ ? 0/+
Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2)
3 >>3 35 >>0 1 94 5 41
2.500-10.000 ? ? ? <25 >25.000 2.500-24.999 2.500-24.999
zzz ? zz ? zzz z zzz zz
4 4 4 4 4 2 4 4
∞ ? ? ? -93 -26 ∞ -86
0/+ ? ? ? ttt t 0/+ ttt
Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Ernstig bedreigd Kwetsbaar (7) Gevoelig (1) Bedreigd (14)
NEM
tn (%)
-69
Trendklasse
Uitkomsten criteria
Niet beschouwd (met reden)
OV-1
85
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Xanthoparmelia microspora Xanthoparmelia mougeotii Xanthoparmelia protomatrae Xanthoparmelia pulla
Peruviaans schildmos Zonnetjesschildmos Groot dijkschildmos
Xanthoparmelia tinctina Xanthoparmelia verruculifera Xanthoria calcicola Xanthoria candelaria Xanthoria elegans Xanthoria parietina Xanthoria polycarpa Xanthoria ulophyllodes
Ecologische groep Z Z Z
Biotoop
zv
zn
Zeldzaamheidsklasse
methode tv
tv (%)
Shz Shz Sdb
57 1
>25.000 2.500-24.999
zz zzz
4 4
+44 ∞
0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1)
Donkerbruin dijkschildmos Kogelschildmos Wrattig schildmos
Z
Sdb
32
2.500-24.999
zz
4
+62
0/+
Thans niet bedreigd (2)
Z Z
Sdb Sdb
2 78
2.500-5.000 2.500-24.999
zzz zz
4 4
∞ -56
0/+ tt
Gevoelig (1) Bedreigd (10)
Oranje dooiermos Kroezig dooiermos Rood dooiermos Groot dooiermos Klein dooiermos Ulevellenmos
E E K E E E
Smb Vn Smb Vn Vn Vn
657 1.036 159 1.610 1.204 5
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 2.500-24.999
a a z a a zzz
2 1 2 1 1 1
+181 +21 +148 +100 +42 ∞
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1)
86
methode tn
tn (%)
epifyten
+65
epifyten epifyten epifyten
+489 +175 ∞
Trendklasse
Uitkomsten criteria
Niet beschouwd (met reden) E
Bijlage 2: Reconstructie Rode Lijst 1998 (beschouwde soorten en uitkomsten toepassing criteria) Wetenschappelijke naam: zie paragraaf 2.3.1. Ecologische groep: E = boombewonende soorten ('epifyten'), K = soorten van kalkrijke steen, Z = soorten van kalkarme ('z ure') steen, T = grondbewonende ('terrestrische') soorten. Biotoop: (voorkeurs)biotoop van de soort; Bb = Beuken- en eiken-haagbeukenbossen (§ 3.3.1.2), Be = Eikenbossen (§ 3.3.1.1), Bn = Naaldbossen (§ 3.3.1.4), Bv = Vochtige loofbossen (§ 3.3.1.3), Bd = Dood hout (in en buiten bossen) (§ 3.3.1.5); Sdb = Stenen op dijken en in bronbeken (§ 3.3.4.1), Shz = Hunebedden en zwerfstenen (§ 3.3.4.2), Sk = Kalkrotsen (§ 3.3.4.3), Smb = Muren en begraafplaatsen (§ 3.3.4.4); Vn = Vrijstaande bomen met neutrale schors (§ 3.3.2.2), Vz = Vrijstaande bomen met zure schors (§ 3.3.2.1); Zd = Duinen (§ 3.3.3.2), Zzh = Zandverstuivingen en heiden (§ 3.3.3.1). Zeldzaamheid: zie paragraaf 2.3.3. zv: zeldzaamheid op grond van verspreiding (aantal atlasblokken met actuele voortplanting). zn: zeldzaamheid op grond van aantal voortplantende individuen (actueel voortplantend); de getallen betreffen schattingen in aantalsklassen die duidelijkheid bieden voor de toepassing van de criteria. Zeldzaamheidsklasse: a = algemeen, z = vrij zeldzaam, zz = zeldzaam, zzz = zeer zeldzaam, x = afwezig; daar waar de zv en de zn tot een verschillende klasse leiden, is het getal onderstreept dat leidt tot de zwaardere klasse en dus de doorslag geeft. Trend: zie paragraaf 2.3.4. methode tv: de voor de bepaling van de tv gebruikte methode (1 = epifyten, 2 = goed en matig onderzochte atlasblokken, 3 = 'Creemers-methode', 4 = correctie voor inventarisatie-inspanning]. tv: trend in verspreiding (percentage toename of afname van het aantal atlasblokken met voortplanting). methode tn: de voor de bepaling van de tn gebruikte methode (voor de Rode Lijst 1998 is dat alleen 'epifyten'). tn: trend in aantal voortplantende individuen (percentage toename of afname). Trendklasse: 0/+ = stabiel of toegenomen, t = matig afgenomen, tt = sterk afgenomen, ttt = zeer sterk afgenomen, tttt = maximaal afgenomen. Gereconstrueerde Rode Lijst 1998: zie paragraaf 3.2; de niet-beschouwde soorten zijn weggelaten, maar de onregelmatige voortplanters worden wel in een addendum (na de tabel) genoemd. Oorspronkelijke Rode Lijst 1998: zie paragraaf 3.2; wanneer deze verschilt met de gereconstrueerde Rode Lijst 1998, dan is de categorie gecursiveerd; '[NB]' betekent dat de soort niet in het oorspronkelijke basisrapport wordt genoemd (daartoe behoren niet alleen de soorten die niet beschouwd hadden moeten worden, maar ook soorten die zo algemeen waren dat ze geen kans zouden maken om op de Rode Lijst te verschijnen); '(NB<1900)' betekent dat de soort in het oorspronkelijke basisrapport was vermeld als verdwenen voor 1900. Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Absconditella pauxilla Absconditella sphagnorum Acarospora fuscata Acarospora nitrophila Acarospora rufescens Acarospora smaragdula Acarospora veronensis Acarospora versicolor Acrocordia conoidea Acrocordia gemmata Agonimia allobata Agonimia globulifera Agonimia tristicula Agonimia vouauxii Amandinea punctata
T T Z Z Z Z Z Z K E E T T T E
Bv Bd Sdb Sdb Smb Sdb Sdb Smb Sk Be Vn Zd Zd Smb Vn
zv
zn
>>5 >>8 218 38 471 6 115 >>10 6 6 0 >>8 42 34 1.526
? ? >25.000 2.500-24.999 >25.000 250-2.499 >25.000 ? <100 <250 0 ? >25.000 ? >25.000
Zeldzaamheidsklasse ? ? a zz a zzz z ? zzz zzz x ? zz zz a
methode tv 4 4 2 4 2 3 4 4 4 3 4 4 4 4 1
87
tv (%) ? ? -22 ∞ +617 -34 +62 ? ∞ -67 -100 ? +1.577 ? +6
methode tn
tn (%)
epifyten
+37
Trendklasse ? ? 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ ? 0/+ tt tttt ? 0/+ ? 0/+
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Bedreigd (9) Verdwenen uit Nederland Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 GE [NB] TNB KW [NB] [NB] TNB GE [NB] EB KW [NB] TNB TNB [NB]
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
zv
zn
Anaptychia ciliaris ssp. ciliaris Anaptychia runcinata Anisomeridium biforme Anisomeridium polypori Arthonia cinnabarina Arthonia didyma Arthonia excipienda Arthonia galactites Arthonia lapidicola Arthonia ligniaria Arthonia ligniariella Arthonia muscigena Arthonia phaeobaea Arthonia pruinata Arthonia punctiformis Arthonia radiata Arthonia spadicea Arthonia vinosa Arthothelium ruanum Aspicilia caesiocinerea Aspicilia calcarea Aspicilia cinerea Aspicilia contorta 22 Aspicilia cupreogrisea Aspicilia grisea Aspicilia leprosescens Aspicilia moenium Aspicilia radiosa Aspicilia simoensis Aspicilia verrucigera Bacidia adastra Bacidia arceutina Bacidia bagliettoana
E
Vn
18
Z E E E E E E Z E E Z Z E E E E E E Z K Z K Z Z Z K K Z Z E E T
Sdb Vn Bv Bb Bb Vn Vn Smb Zd Bd Smb Sdb Vn Vz Vn Vz Be Bb Sdb Smb Sdb Smb Shz Shz Sdb Smb Sk Shz Shz Vn Vn Zd
2 13 315 2 3 3 0 38 >>5 >>3 115 26 21 77 319 312 0 14 64 188 1 340 >>10 11 55 15 2 13 22 649 14 31
22
50-100
Zeldzaamheidsklasse zzz
methode tv 3
tv (%) -74
50-249 >25.000 >25.000 >25.000 <100 <250 0 ? ? ? >25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000 >25.000 0 250-2.499 >25.000 >25.000 1-10 >25.000 ? >25.000 >25.000 >25.000 10-50 <250 250-500 >25.000 2.500-24.999 >25.000
zzz zzz a zzz zzz zzz x zz ? ? z zz zz zz a a x zzz zz z zzz a ? zzz zz zzz zzz zzz zz a zzz zz
4 1 1 4 3 1 4 4 4 4 4 3 1 4 1 1 4 3 4 2 4 2 4 4 4 3 4 3 4 1 3 3
-87 -25 ∞ ∞ -34 ∞ -100 ? ? ? -81 -60 ∞ ? +455 +429 -100 -22 +35 +38 -96 +477 ? -51 +14 -13 -81 -29 -6 ∞ -52 -30
methode tn
tn (%)
epifyten epifyten
+36 ∞
epifyten
∞
epifyten
∞
epifyten epifyten
+423 +167
epifyten
∞
Trendklasse tt ttt t 0/+ 0/+ t 0/+ tttt ? ? ? ttt tt 0/+ ? 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ ttt 0/+ ? tt 0/+ 0/+ ttt t 0/+ 0/+ tt t
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Bedreigd (9)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 EB
Ernstig bedreigd Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Kwetsbaar (5) Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Kwetsbaar (15) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Ernstig bedreigd Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9) Kwetsbaar (6)
BE EB TNB VN EB [NB] VN TNB [NB] [NB] TNB KW BE TNB TNB [NB] VN BE KW [NB] VN [NB] [NB] BE BE GE EB [NB] [NB] [NB] BE KW
Volgens de Nederlandse opvatting heeft deze soort geen ondersoorten; naar de opvatting van Smith et al. (2010) komen in Nederland ssp. contorta en ssp. hoffmanniana voor.
88
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Bacidia brandii Bacidia caligans Bacidia chloroticula Bacidia circumspecta Bacidia delicata Bacidia egenula Bacidia fuscoviridis Bacidia incompta Bacidia inundata Bacidia laurocerasi Bacidia neosquamulosa Bacidia phacodes Bacidia rubella Bacidia saxenii Bacidia scopulicola Bacidia sulphurella Bacidia viridescens Baeomyces placophyllus Baeomyces rufus Bagliettoa baldensis Bagliettoa calciseda Bagliettoa steineri Bilimbia lobulata Bilimbia sabuletorum Botryolepraria lesdainii Bryoria capillaris Bryoria fuscescens Bryoria subcana Buellia aethalea Buellia badia Buellia griseovirens Buellia ocellata Calicium adspersum Calicium glaucellum Calicium salicinum Calicium viride
E T E E E K K E Z E E E E T T E K T T K K K K K K E E E Z Z E Z E E E E
Smb Smb Smb Vn Vn Smb Smb Vn Sdb Vn Vn Vn Vn Zd Sdb Vn Smb Zzh Zzh Sdb Smb Sdb Sk Smb Smb Bv Be Be Smb Shz Vz Sdb Be Vz Vz Vz
zv
zn
19 160 130 0 116 152 79 6 2 0 212 10 34 23 2 328 36 0 121 15 103 36 3 191 106 0 10 0 257 48 835 74 0 3 5 127
? >25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <50 0 >25.000 <50 250-2.499 ? >25.000 >25.000 ? 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 0 <100 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse zz z z x z z zz zzz zzz x a zzz zz zz zzz a zz x z zzz z zz zzz z z x zzz x a zz a zz x zzz zzz z
methode tv 4 2 4 4 4 2 4 3 3 4 1 3 3 4 4 2 4 4 4 3 2 4 4 2 2 1 1 4 2 4 1 2 3 3 3 1
89
tv (%) ? ∞ ∞ -100 ∞ +214 ∞ -60 0 -100 ∞ -54 -53 ? ∞ +955 ? -100 +34 -12 +116 -44 -91 +47 ∞ -100 0 -100 +40 +102 +113 ∞ -100 -20 -40 +327
methode tn
tn (%)
epifyten
∞
epifyten epifyten
-100 -87
epifyten
+343
epifyten
+435
Trendklasse ? 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ tt 0/+ tttt 0/+ tt tt ? 0/+ 0/+ ? tttt 0/+ 0/+ 0/+ t ttt 0/+ 0/+ tttt ttt tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+ t 0/+
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (9) Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9) Bedreigd (10) Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (6) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (3)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 [NB] TNB [NB] VN [NB] TNB TNB BE [NB] VN [NB] EB BE [NB] GE [NB] TNB VN TNB KW TNB KW VN TNB TNB VN EB EB [NB] VN [NB] TNB VN EB EB KW
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Caloplaca albolutescens Caloplaca alstrupii Caloplaca arenaria Caloplaca atroflava Caloplaca aurantia Caloplaca britannica Caloplaca cerina Caloplaca cerinella Caloplaca cerinelloides Caloplaca chlorina Caloplaca chrysodeta Caloplaca citrina Caloplaca crenularia Caloplaca dalmatica Caloplaca decipiens Caloplaca dichroa Caloplaca ferruginea Caloplaca flavescens Caloplaca flavocitrina Caloplaca flavovirescens Caloplaca herbidella Caloplaca holocarpa Caloplaca lactea Caloplaca lithophila Caloplaca luteoalba Caloplaca marina Caloplaca maritima Caloplaca obscurella Caloplaca ruderum Caloplaca saxicola Caloplaca subpallida Caloplaca teicholyta Caloplaca thallincola Caloplaca ulcerosa Caloplaca variabilis Candelaria concolor
K E Z Z K K E E E Z K K Z K K K E K K K E E K K E Z Z E K K Z K Z E K E
Smb Be Smb Sdb Smb Smb Vn Vn Vn Sdb Smb Smb Sdb Sdb Smb Smb Vn Smb Smb Smb Vn Smb Smb Smb Vn Sdb Sdb Vn Smb Smb Sdb Smb Sdb Vn Smb Vn
zv
zn
49 0 26 12 118 276 0 0 0 378 30 1.210 26 300 594 300 2 755 910 634 11 204 33 694 10 112 401 126 785 831 38 394 19 8 2 505
>25.000 0 250-2.499 250-2.499 >25.000 >25.000 0 0 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <50 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <250 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 250-2.499 >25.000 2.500-24.999 >25.000 10-100 >25.000
Zeldzaamheidsklasse zz x zz zzz z a x x x a zz a zz a a a zzz a a a zzz z zz a zzz z a z a a zz a zz zzz zzz a
methode tv 4 4 4 4 2 2 4 4 4 2 4 2 4 2 2 2 3 2 2 2 1 2 3 2 4 4 2 1 2 2 4 2 3 3 4 1
90
tv (%) ∞ -100 ∞ +62 -20 ∞ -100 -100 -100 +405 -6 +10 -64 +363 +75 +523 0 +52 +888 +314 ∞ +1.081 -35 +64 -29 -57 +1 ∞ +349 +19 +62 +175 -32 -42 -81 +333
methode tn
tn (%)
epifyten
∞
epifyten
∞
epifyten
+252
Trendklasse 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tttt tttt tttt 0/+ 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ t tt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t t ttt 0/+
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (2) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Kwetsbaar (11) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (6) Kwetsbaar (5) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 TNB [NB] [NB] KW TNB [NB] VN VN EB TNB GE [NB] KW TNB [NB] TNB EB [NB] [NB] [NB] GE TNB TNB [NB] BE KW TNB TNB TNB [NB] KW [NB] KW BE GE TNB
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
zv
zn
Candelariella aurella Candelariella medians Candelariella reflexa Candelariella vitellina Candelariella xanthostigma Catillaria atomarioides Catillaria chalybeia Catillaria lenticularis Catillaria nigroclavata Cetraria aculeata Cetraria islandica ssp. islandica Cetraria sepincola Chaenotheca brachypoda Chaenotheca brunneola Chaenotheca chlorella Chaenotheca chrysocephala Chaenotheca ferruginea Chaenotheca furfuracea Chaenotheca hispidula Chaenotheca stemonea Chaenotheca trichialis Chaenotheca xyloxena Chrysothrix candelaris Cladonia arbuscula ssp. arbuscula Cladonia berghsonii Cladonia borealis Cladonia caespiticia Cladonia callosa Cladonia cariosa Cladonia cervicornis Cladonia chlorophaea Cladonia ciliata Cladonia coccifera Cladonia coniocraea Cladonia cornuta
K K E E E Z Z K E T T
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 250-2.499 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 50-100
Zeldzaamheidsklasse a a a a a zz a z zz a zzz
methode tv 2 2 1 1 1 2 2 2 1 2 3
tv (%) +91 +352 +526 +82 +193 +53 +96 +252 ∞ -12 -80
Smb Smb Vn Vz Vn Smb Smb Smb Vn Zzh Zzh
1.010 264 995 1.191 464 87 468 133 19 237 10
E E E E E E E E E E E E T
Bn Vn Be Vz Be Vz Be Be Be Vz Bd Vz Zzh
0 14 0 11 43 364 11 0 40 193 2 47 225
0 >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
x zzz x zzz zz a zzz x zz z zzz zz a
4 1 3 3 1 1 3 3 1 1 4 1 2
-100 ∞ -100 -8 +1.600 +139 -37 -100 ∞ +6.500 ∞ +129 -21
T T T T T T E T T E T
Zzh Zzh Zzh Zzh Zd Zzh Be Zd Zzh Be Zd
>>3 73 204 60 8 199 262 89 378 431 10
? >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <50
? zz z zz zzz z a z a a zzz
4 4 2 4 3 2 1 4 2 2 3
? +1.351 +238 +1.093 -45 +70 +314 -58 +6 +20 -85
91
methode tn
tn (%)
epifyten epifyten epifyten
+1.537 +142 +247
epifyten
∞
epifyten
∞
epifyten epifyten
+2.938 +430
epifyten epifyten
∞ +8.025
epifyten
+120
epifyten
+1.016
Trendklasse 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ttt
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 [NB] TNB [NB] [NB] TNB TNB [NB] TNB EB [NB] EB
tttt 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ t tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4)
VN KW VN GE TNB [NB] KW VN TNB [NB] VN BE KW
? 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ ttt
Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (11) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd
[NB] TNB TNB TNB GE [NB] [NB] BE [NB] [NB] BE
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Cladonia crispata Cladonia deformis Cladonia digitata Cladonia fimbriata Cladonia floerkeana Cladonia foliacea Cladonia furcata ssp. furcata Cladonia glauca Cladonia gracilis Cladonia grayi Cladonia humilis Cladonia incrassata Cladonia macilenta Cladonia monomorpha Cladonia parasitica Cladonia phyllophora Cladonia pocillum Cladonia polydactyla Cladonia portentosa Cladonia pulvinata Cladonia pyxidata Cladonia ramulosa Cladonia rangiferina Cladonia rangiformis Cladonia rei Cladonia scabriuscula Cladonia squamosa Cladonia strepsilis Cladonia subulata Cladonia sulphurina Cladonia symphycarpia Cladonia uncialis ssp. biuncialis Cladonia verticillata
T T E E T T T
23
zv
zn >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse z x z a a z a
methode tv 2 4 1 1 2 2 2
tv (%) +35 -100 -20 +2.292 -9 -20 +9
Zzh Bd Bd Zzh Zzh Zd Zzh
208 0 98 913 263 191 268
T T T T E T T E T T E T T Z T T T T T T T T T T T
Zzh Zzh Zzh Zzh Bn Zzh Zzh Bd Zzh Zd Bd Zzh Zzh Sdb Zzh Zzh Zd Zd Zd Zzh Zzh Zzh Bd Zd Zzh
204 205 359 228 105 363 40 6 5 86 97 336 132 3 351 0 132 115 129 16 94 276 8 3 187
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <250 250-2.499 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 10-100 >25.000 >25.000 >25.000 250-2.499 >25.000
z z a a z a zz zzz zzz z z a z zzz a x z z z zzz z a zzz zzz z
2 2 2 2 4 2 4 3 3 4 1 2 4 4 2 4 2 4 2 4 4 2 4 3 3
+26 +21 +8 +313 +77 +23 +222 -17 -49 -33 +550 -7 +65 ∞ +108 -100 -3 +129 +76 -91 -25 +112 -71 -25 -35
T
Zzh
76
>25.000
zz
4
+1
methode tn
tn (%)
epifyten epifyten
+205 +93
epifyten
+211
Trendklasse 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 KW VN KW [NB] [NB] TNB TNB
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t t 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ ttt t 0/+ tt t t
Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Kwetsbaar (5) Kwetsbaar (7) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Ernstig bedreigd Kwetsbaar (7) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9) Kwetsbaar (5) Kwetsbaar (7)
[NB] [NB] TNB [NB] TNB [NB] [NB] VN VN [NB] BE [NB] KW [NB] [NB] VN TNB TNB TNB EB 23 BE [NB] EB GE [NB]
0/+
Thans niet bedreigd (2)
[NB]
In het basisrapport verdeeld over var. squamosa (EB) en var. subsquamosa (VN); in het Rode-Lijstbesluit uit 2004 zijn de variëteiten samengenomen.
92
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
zv
zn
Cladonia zopfii Clauzadea metzleri Clauzadea monticola Cliostomum griffithii Collema crispum Collema fuscovirens Collema limosum Collema tenax Collemopsidium arenisedum Collemopsidium halodytes Collemopsidium monense Collemopsidium subarenisedum Cyphelium inquinans Dibaeis baeomyces Dimerella pineti Diploicia canescens Diploschistes caesioplumbeus Diploschistes muscorum Diploschistes scruposus Diplotomma alboatrum Diplotomma chlorophaeum Diplotomma dispersum Diplotomma hedinii Dirina massiliensis Endocarpon pusillum Enterographa crassa Evernia divaricata Evernia prunastri Fellhanera bouteillei Fellhanera ochracea Fellhanera viridisorediata Fellhaneropsis myrtillicola Fellhaneropsis vezdae Flavocetraria nivalis Flavoparmelia caperata
T K K E T K T T T T T T
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000 ? ?
Zeldzaamheidsklasse z zzz zz a z zz zz z ? zz ? ?
methode tv 2 4 4 1 2 4 4 4 4 4 4 4
tv (%) -8 -53 -66 +288 +368 -74 +198 +117 ? +113 ? ?
Zzh Sk Smb Vn Smb Smb Smb Zd Smb Sdb Smb Smb
192 15 33 547 115 24 60 103 >>2 53 >>3 >>3
E T E E Z
Vz Zzh Vz Vn Smb
3 5 536 583 0
<250 2.500-24.999 >25.000 >25.000 0
zzz zzz a a x
3 4 1 1 4
0 -91 +785 +18 -100
T Z K Z K K K K E E E E E E E E T E
Zd Smb Vn Sdb Sdb Sk Smb Sk Be Bn Vz Vz Bn Vz Be Bb Zzh Vn
50 6 670 112 118 24 164 2 45 1 1.260 87 29 261 3 3 0 734
>25.000 <250 >25.000 >25.000 ? ? >25.000 >25.000 >25.000 1 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <100 0 >25.000
zz zzz a z z zz z zzz zz zzz a z zz a zzz zzz x a
4 3 2 4 2 4 2 4 4 4 1 1 4 1 4 3 4 1
+25 -58 +106 -66 ? ? ∞ -91 -6 ∞ +10 ∞ +1.172 ∞ ∞ -58 -100 +315
93
methode tn
tn (%)
epifyten
+267
epifyten epifyten
+1.420 -36
epifyten epifyten
+39 ∞
epifyten
∞
epifyten
+496
Trendklasse 0/+ tt tt 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ ? 0/+ ? ?
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (3) Bedreigd (9) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 KW GE TNB [NB] TNB KW TNB TNB [NB] TNB GE [NB]
0/+ ttt 0/+ t tttt
Gevoelig (1) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (8) Verdwenen uit Nederland
EB EB [NB] [NB] (NB<1900)
0/+ tt 0/+ tt ? ? 0/+ ttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tt tttt 0/+
Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (11) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (3) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Bedreigd (9) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4)
KW GE [NB] TNB TNB BE TNB BE KW EB [NB] (NB<1900) [NB] [NB] GE GE VN TNB
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
zv
zn
Flavoparmelia soredians Flavopunctelia flaventior Fulgensia fulgens Fuscidea cyathoides Fuscidea lightfootii Fuscidea praeruptorum Fuscidea pusilla Fuscidea recensa Geisleria sychnogonoides Graphina anguina Graphis elegans Graphis scripta Gyalecta derivata Gyalecta flotowii Gyalecta truncigena Gyalidea psammoica Haematomma ochroleucum Halecania viridescens Hymenelia ceracea Hymenelia prevostii Hyperphyscia adglutinata Hypocenomyce caradocensis Hypocenomyce scalaris Hypogymnia physodes Hypogymnia tubulosa Hypotrachyna afrorevoluta Hypotrachyna revoluta Imshaugia aleurites Jamesiella anastomosans Lecanactis abietina Lecania atrynoides Lecania cyrtella Lecania cyrtellina Lecania erysibe Lecania hutchinsiae
E E K Z E Z E Z T E E E E E E T E E K K E E E E E E E E E E Z E E K K
>25.000 50-100 50-249 <250 0 250-1.000 ? ? >25.000 0 100-249 >25.000 0 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse a zzz zzz zzz x zzz ? ? zzz x zzz zz x x zzz zzz a z zz zzz a zzz
methode tv 1 3 4 4 4 4 4 4 4 4 3 4 4 4 4 4 1 1 4 4 1 4
tv (%) ∞ -59 -91 ∞ -100 ∞ ? ? ∞ -100 -54 +79 -100 -100 -76 ∞ +67 ∞ ∞ -86 +2.083 -76
methode tn epifyten
tn (%) ∞
Vn Vn Sk Shz Bb Shz Vn Shz Zzh Be Bb Bb Vn Be Be Zd Vz Vn Sdb Sk Vn Vz
412 8 1 6 0 11 >>5 >>0 16 0 8 77 0 0 3 1 417 101 21 9 324 2
epifyten epifyten
+145 ∞
epifyten
+1.768
Vz Vz Vz Vn Vn Bn Vz Be Sdb Vn Vn Smb Smb
402 945 533 19 40 16 288 31 16 172 2 746 24
>25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000 250-2.499 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ?
a a a zz zz zzz a zz zzz z zzz a zz
1 1 1 2 1 3 1 4 4 1 4 2 4
+18 -19 +78 ? ? -32 +2.967 +49 -78 +440 -29 +518 ?
epifyten epifyten epifyten
+143 -18 +134
epifyten
+625
epifyten
4.472
epifyten
+95
94
Trendklasse 0/+ tt ttt 0/+ tttt 0/+ ? ? 0/+ tttt tt 0/+ tttt tttt ttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ttt 0/+ ttt 0/+ 0/+ 0/+ ? 0/+ t 0/+ 0/+ ttt 0/+ t 0/+ ?
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9) Ernstig bedreigd Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (2) Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 TNB GE EB VN VN GE [NB] [NB] TNB VN BE BE VN VN BE GE TNB TNB KW BE TNB GE
Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens
[NB] [NB] [NB] [NB] [NB] GE [NB] GE GE [NB] GE [NB] [NB]
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
zv
zn
Lecania inundata Lecania naegelii Lecania rabenhorstii Lecania subfuscula Lecania sylvestris Lecania turicensis Lecanora aitema Lecanora albellula Lecanora albescens Lecanora argentata Lecanora barkmaniana Lecanora campestris ssp. campestris Lecanora carpinea Lecanora chlarotera Lecanora compallens Lecanora conferta Lecanora confusa Lecanora conizaeoides Lecanora crenulata Lecanora dispersa Lecanora expallens Lecanora frustulosa Lecanora gangaleoides Lecanora hagenii Lecanora helicopis Lecanora horiza Lecanora hybocarpa Lecanora intricata Lecanora intumescens Lecanora muralis Lecanora orosthea Lecanora pannonica Lecanora polytropa Lecanora pulicaris Lecanora rupicola
Z E K K K K E E K E E K E E E K E E K E E Z Z E Z E E Z E E Z Z Z E Z
methode tv 4 1 2 4 4 4 1 4 2 1 1 2
tv (%) ? +100 +63 ? ? ? +45 -65 +234 +240 ∞ +166
methode tn
tn (%)
? >25.000 >25.000 ? ? ? >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse zz zz a zz ? ? z zzz a z a a
Sdb Vn Smb Smb Smb Smb Bn Bd Smb Bb Vn Smb
55 21 864 27 >>3 >>15 105 2 973 155 248 749
epifyten
-50
epifyten
+60
epifyten epifyten
+504 ∞
Vn Vn Vz Smb Vz Vz Smb Smb Vz Shz Sdb Vn Sdb Smb Bb Sdb Bb Smb Shz Smb Smb Vz Sdb
845 1.222 467 352 34 1.003 291 1.281 1.434 3 1 1.037 212 156 14 131 0 562 93 122 558 483 5
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 10-20 <250 >25.000 >25.000 >25.000 250-2.499 >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
a a a a zz a a a a zzz zzz a a z zzz z x a z z a a zzz
1 1 2 2 1 1 2 1 1 4 4 1 2 2 4 2 4 2 4 2 2 1 4
+83 +15 ∞ ∞ ∞ -32 -4 +345 +10 -96 ∞ +1.242 +14 -11 ∞ +11 -100 +1.275 -22 ∞ +12 +119 -33
epifyten epifyten
+142 +65
epifyten epifyten
∞ -43
epifyten epifyten
+392 +57
epifyten
+2.681
epifyten
+421
95
Trendklasse ? tt 0/+ ? ? ? 0/+ tt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ 0/+ 0/+ ttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Onvoldoende gegevens Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (3) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 [NB] BE [NB] TNB [NB] [NB] KW VN [NB] BE [NB] [NB]
Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (8) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5)
[NB] [NB] [NB] TNB VN [NB] [NB] [NB] [NB] VN GE [NB] KW [NB] KW TNB VN [NB] TNB TNB [NB] [NB] GE
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Lecanora saligna Lecanora sambuci Lecanora sarcopidoides Lecanora semipallida Lecanora soralifera Lecanora stenotropa Lecanora strobilina Lecanora subsaligna Lecanora sulphurea Lecanora symmicta Lecanora varia Lecidea fuscoatra Lecidea grisella Lecidea huxariensis Lecidea lactea Lecidea lapicida Lecidea lithophila Lecidea plana Lecidea promixta Lecidea variegatula Lecidella asema Lecidella carpathica Lecidella elaeochroma Lecidella flavosorediata Lecidella scabra Lecidella stigmatea Lecidella viridans Lemmopsis pelodes Lempholemma chalazanum Lepraria crassissima Lepraria eburnea Lepraria incana Lepraria jackii Lepraria lobificans Lepraria membranacea Lepraria neglecta
E E E K Z Z E E Z E E Z Z E Z Z Z Z Z Z Z Z E E Z K Z T T K E E E E E Z
Bd Vn Vz Smb Shz Smb Vz Vz Smb Vn Bd Shz Smb Bd Shz Sdb Shz Sdb Shz Smb Sdb Smb Vn Vn Smb Smb Sdb Smb Sk Sk Bb Vz Bb Smb Be Shz
zv
zn
396 >>0 0 440 6 >>6 >>2 >>5 115 866 16 >>0 42 0 6 4 35 5 13 99 1 148 1.214 554 1.437 755 >>3 >>5 3 >>3 6 1.360 14 435 6 5
>25.000 ? 0 >25.000 250-2.499 ? ? ? >25.000 >25.000 250-2.499 ? >25.000 0 <250 <250 250-2.499 <250 <250 >25.000 <250 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ? ? 2.500-24.999 ? >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse a ? x a zzz ? ? ? z a zzz ? zz x zzz zzz zz zzz zzz z zzz z a a a a ? ? zzz ? zzz a zzz a zzz zzz
methode tv 2 4 4 2 4 4 4 4 2 1 3 4 2 4 3 4 4 4 4 4 4 2 1 1 2 2 4 4 4 4 4 1 1 1 1 4
96
tv (%) +674 ? -100 +241 -19 ? ? ? -49 +275 -23 ? ∞ -100 -29 ∞ -63 -66 -56 ∞ -87 ∞ +96 ∞ +422 +170 ? ? ∞ ? ∞ 0 ∞ ∞ ∞ -33
methode tn
tn (%)
epifyten
+644
epifyten epifyten
+229 ∞
epifyten epifyten epifyten epifyten
+36 ∞ ∞ ∞
Trendklasse 0/+ ? tttt 0/+ 0/+ ? ? ? t 0/+ 0/+ ? 0/+ tttt t 0/+ tt tt tt 0/+ ttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ? ? 0/+ ? 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Kwetsbaar (7) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2) Verdwenen uit Nederland Kwetsbaar (5) Gevoelig (1) Bedreigd (10) Bedreigd (9) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (3) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Kwetsbaar (5)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 [NB] VN [NB] [NB] GE [NB] VN [NB] TNB [NB] BE [NB] [NB] [NB] [NB] KW KW KW KW TNB BE [NB] [NB] [NB] [NB] [NB] GE [NB] GE [NB] [NB] [NB] [NB] TNB GE GE
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Lepraria rigidula Lepraria umbricola Lepraria vouauxii Leptogium biatorinum Leptogium gelatinosum Leptogium imbricatum Leptogium plicatile Leptogium pulvinatum Leptogium schraderi Leptogium tenuissimum Leptogium teretiusculum Loxospora elatina Melanelia disjuncta Melanelixia fuliginosa 24 Melanelixia subaurifera Melanohalea elegantula Melanohalea exasperata Melanohalea exasperatula Melanohalea laciniatula Micarea adnata Micarea bauschiana Micarea botryoides Micarea confusa Micarea coppinsii Micarea curvata Micarea deminuta Micarea denigrata Micarea erratica Micarea leprosula Micarea lignaria Micarea lithinella Micarea melaena Micarea micrococca Micarea misella
E E E T T T K T T T Z E Z E E E E E E E E E T T Z E E Z T Z Z E E E
24
Vn Vz Smb Zd Zd Zd Sdb Zd Smb Zd Sdb Be Shz Vz Vn Vn Vn Vn Vn Shz Shz Zzh Zzh Shz Shz Shz Bd Zzh Zzh Zzh Shz Bd Vz Bd
zv
zn
89 18 109 6 32 6 42 19 31 0 6 0 10 307 1.301 295 6 538 198 18 6 26 12 2 >>6 >>6 278 285 44 87 26 2 122 21
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <250 >25.000 >25.000 >25.000 0 >25.000 0 <25 >25.000 >25.000 >25.000 <250 >25.000 >25.000 ? >25.000 >25.000 >25.000 <250 ? ? >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse z zz z zzz zz zzz zz zz zz x zzz x zzz a a a zzz a z zz zzz zz zzz zzz ? ? a a zz z zz zzz z zz
methode tv 4 1 2 3 4 3 4 3 4 4 3 4 4 1 1 1 1 1 1 4 4 4 4 3 4 4 2 2 4 4 4 4 2 4
tv (%) +872 ∞ +249 -55 +43 -20 ∞ -27 +53 -100 0 -100 -60 +33 +52 +378 ∞ +20 +114 ? +183 ∞ +674 -34 ? ? +917 +213 +74 -72 ∞ -76 ∞ +819
methode tn
tn (%)
epifyten
∞
epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten
+55 +168 +434 ∞ +19 +146
Trendklasse 0/+ 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ tttt 0/+ tttt tt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ? 0/+ 0/+ 0/+ t ? ? 0/+ 0/+ 0/+ tt 0/+ ttt 0/+ 0/+
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (2) Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Kwetsbaar (5) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (11) Thans niet bedreigd (2) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2)
Volgens de Nederlandse opvatting heeft deze soort geen ondersoorten; naar de opvatting van Smith et al. (2010) komen in Nederland ssp. fuliginosa en ssp. glabratula voor.
97
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 TNB [NB] [NB] TNB TNB GE GE TNB TNB [NB] GE VN VN [NB] [NB] TNB BE [NB] TNB [NB] GE TNB GE [NB] [NB] [NB] [NB] [NB] TNB TNB TNB TNB [NB] [NB]
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Micarea nitschkeana Micarea peliocarpa Micarea prasina Micarea subcinerea Micarea subviridescens Micarea viridileprosa Miriquidica pycnocarpa Moelleropsis nebulosa Mycobilimbia pilularis Mycoblastus fucatus Mycoporum antecellens Myriospora heppii Normandina acroglypta Normandina pulchella Ochrolechia androgyna Ochrolechia microstictoides Ochrolechia parella Ochrolechia subviridis Ochrolechia turneri Opegrapha areniseda Opegrapha atra Opegrapha calcarea Opegrapha confluens Opegrapha devulgata Opegrapha gyrocarpa Opegrapha herbarum Opegrapha mougeotii Opegrapha niveoatra Opegrapha ochrocheila Opegrapha rufescens Opegrapha varia Opegrapha vermicellifera Opegrapha viridis Opegrapha vulgata Parmelia discordans Parmelia omphalodes
E E E Z T T Z T E E E K E E E E Z E E K E K Z E Z E K E E E E E E E Z Z
Bd Be Bd Be Zzh Bd Shz Zd Be Be Bb Zd Vn Vn Vn Be Sdb Be Vz Smb Vn Smb Sdb Bb Smb Vn Smb Vn Vn Bv Be Vn Bb Vn Sdb Sdb
zv
zn
344 23 365 32 >>16 141 3 >>0 0 69 5 39 11 23 238 58 32 19 60 21 167 312 16 6 42 47 18 238 50 113 106 118 2 169 1 2
>25.000 >25.000 >25.000 ? ? ? <25 ? 0 >25.000 >25.000 2.500-24.999 2.500-24.999 >25.000 >25.000 >25.000 2.500-24.999 250-1.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <25 <25
Zeldzaamheidsklasse a zz a zz ? z zzz ? x zz zzz zz zzz zz a zz zz zz zz zz z a zzz zzz zz zz zz a zz z z z zzz z zzz zzz
methode tv 4 1 2 4 4 2 4 4 4 1 3 4 4 1 1 3 4 1 1 4 1 2 4 4 4 1 4 1 1 1 1 1 4 1 4 4
98
tv (%) +1.791 ∞ +245 ? ? ? ∞ ? -100 ∞ 0 +22 +395 +100 +4.267 -33 -55 +50 +767 ∞ +27 +66 -33 -43 ∞ +225 ∞ +582 ∞ +283 +171 +107 -29 +62 -87 -73
methode tn
tn (%)
epifyten
∞
epifyten
∞
epifyten epifyten
+181 +23.578
epifyten epifyten
+34 ?
epifyten
+2
epifyten
+667
epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten
+364 ∞ +147 +392 +115
epifyten
-51
Trendklasse 0/+ 0/+ 0/+ ? ? ? 0/+ ? tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t tt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t t 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t tt ttt tt
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (6) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (5) Kwetsbaar (11) Ernstig bedreigd Bedreigd (9)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 [NB] TNB [NB] [NB] [NB] [NB] [NB] VN VN TNB EB [NB] EB EB TNB TNB KW BE KW [NB] [NB] [NB] GE KW TNB TNB KW TNB TNB TNB BE KW [NB] [NB] EB GE
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Parmelia saxatilis Parmelia sulcata Parmelina pastillifera Parmelina quercina Parmelina tiliacea Parmeliopsis ambigua Parmeliopsis hyperopta Parmotrema perlatum Parmotrema reticulatum Peltigera canina Peltigera didactyla Peltigera extenuata Peltigera horizontalis Peltigera hymenina Peltigera membranacea Peltigera neckeri Peltigera ponojensis Peltigera praetextata Peltigera rufescens Pertusaria albescens Pertusaria amara Pertusaria aspergilla Pertusaria coccodes Pertusaria corallina Pertusaria flavida Pertusaria hemisphaerica Pertusaria hymenea Pertusaria lactea Pertusaria lactescens Pertusaria leioplaca Pertusaria multipuncta Pertusaria pertusa Pertusaria pseudocorallina Petractis clausa Phaeographis inusta Phaeophyscia nigricans
E E E E E E E E E T T T T T T T T E T E E Z E Z E E E Z Z E E E Z K E E
Vz Vn Vn Vn Vn Be Bv Vn Vn Zd Zd Bn Be Zd Zd Zd Zd Bv Zd Vz Vz Sdb Vn Sdb Be Be Bb Sdb Sdb Bb Bb Vz Sdb Smb Bb Vn
zv
zn
398 1.460 5 2 74 143 2 393 6 39 87 0 0 24 5 39 10 3 115 266 267 3 328 3 0 6 23 6 4 45 0 240 2 0 8 322
>25.000 >25.000 <25 <25 2.500-24.999 >25.000 >25.000 >25.000 250-1.000 >25.000 >25.000 0 0 >25.000 <250 >25.000 250-2.499 <250 >25.000 >25.000 >25.000 <250 >25.000 <25 0 <25 2.500-24.999 <5 >25.000 >25.000 0 >25.000 250-2.499 0 2.500-24.999 >25.000
Zeldzaamheidsklasse a a zzz zzz zz z zzz a zzz zz z x x zz zzz zz zzz zzz z a a zzz a zzz x zzz zz zzz zzz zz x a zzz x zzz a
methode tv 1 1 3 3 1 1 4 1 1 3 2 4 4 4 3 4 3 3 2 1 1 4 1 4 4 3 3 3 4 3 4 1 4 4 3 2
99
tv (%) +111 +5 -40 0 -14 +271 -29 +2.150 ∞ -26 +1.024 -100 -100 -79 -69 -64 -39 -65 -30 -13 -5 ∞ +163 -93 -100 -67 -35 0 -46 -38 -100 +36 -73 -100 -13 ∞
methode tn epifyten epifyten
tn (%) +200 +33
epifyten epifyten
+11 +685
epifyten epifyten
+794 ∞
epifyten epifyten
+39 +46
epifyten
+389
epifyten
+109
Trendklasse 0/+ 0/+ t 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ 0/+ t 0/+ tttt tttt ttt tt tt t tt t 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ttt tttt tt t 0/+ t t tttt 0/+ tt tttt 0/+ 0/+
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Bedreigd (14) Bedreigd (9) Bedreigd (10) Kwetsbaar (5) Bedreigd (9) Kwetsbaar (7) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd Verdwenen uit Nederland Bedreigd (9) Kwetsbaar (6) Gevoelig (1) Kwetsbaar (5) Kwetsbaar (6) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9) Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 [NB] [NB] VN EB KW TNB VN [NB] VN BE TNB [NB] VN BE EB BE [NB] VN BE [NB] [NB] GE TNB GE VN EB BE VN [NB] KW VN [NB] GE GE KW [NB]
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Phaeophyscia orbicularis Phlyctis agelaea Phlyctis argena Physcia adscendens Physcia aipolia Physcia caesia Physcia clementei Physcia dubia Physcia leptalea Physcia stellaris Physcia tenella ssp. tenella Physcia tribacia Physconia distorta Physconia enteroxantha Physconia grisea Physconia perisidiosa Piccolia ochrophora Placidium rufescens Placidium squamulosum Placopsis gelida Placopsis lambii Placynthiella dasaea Placynthiella icmalea Placynthiella oligotropha Placynthiella uliginosa Placynthium nigrum Platismatia glauca Pleurosticta acetabulum Polyblastia albida Polyblastia dermatodes Polysporina simplex Porina aenea Porina borreri Porina chlorotica Porina leptalea Porocyphus byssoides
E E E E E E E E E E E E E E E E E T K Z Z T E T T K E E K K Z E E Z E Z
Vn Bb Vz Vn Vn Smb Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Vn Sk Sk Sdb Sdb Bd Bd Zzh Zzh Smb Be Vn Smb Sdb Sdb Vz Vn Bv Bb Sdb
zv
zn
1.317 0 542 1.437 39 1.180 19 802 5 130 1.511 2 58 180 750 31 >>5 0 2 1 0 199 623 181 94 58 161 684 12 140 317 180 0 253 18 >>6
>25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 250-2.499 >25.000 <25 250-2.499 >25.000 250-2.499 2.500-24.999 >25.000 >25.000 >25.000 ? 0 2.500-24.999 <250 0 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 2.500-24.999 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 ?
Zeldzaamheidsklasse a x a a zz a zz a zzz zz a zzz zz z a zz ? x zzz zzz x z a z z zz z a zzz z a z x a zz ?
methode tv 1 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 4 1 1 3 4 4 3 4 4 2 2 4 4 4 1 1 4 2 2 1 4 2 4 4
100
tv (%) +206 -100 +20 +416 -30 +149 ∞ +2.367 ? +660 +9 ∞ -81 +281 +47 -36 ? -100 0 ∞ -100 +559 +28 +803 +434 -40 +10 -6 -62 +106 +107 +260 -100 ∞ +289 ?
methode tn epifyten
tn (%) +381
epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten epifyten
+92 +1.174 -69 +299 ∞ +6.065 ∞ +674 +52 ∞
epifyten epifyten
+139 -13
epifyten epifyten
+29 +5
epifyten
+514
Trendklasse 0/+ tttt 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ttt 0/+ 0/+ t ? tttt 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ ?
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Bedreigd (14) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (6) Onvoldoende gegevens Verdwenen uit Nederland Gevoelig (1) Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (6) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 [NB] VN [NB] [NB] BE [NB] EB [NB] VN TNB [NB] VN KW [NB] [NB] BE [NB] (NB<1900) BE [NB] BE [NB] [NB] TNB TNB TNB [NB] [NB] GE TNB TNB [NB] VN TNB BE [NB]
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Porocyphus coccodes Porpidia cinereoatra Porpidia crustulata Porpidia macrocarpa Porpidia platycarpoides Porpidia soredizodes Porpidia striata Porpidia tuberculosa Protoblastenia rupestris Protoparmelia badia Protoparmelia hypotremella Protoparmelia oleagina Pseudevernia furfuracea Psilolechia clavulifera Psilolechia leprosa Psilolechia lucida Psora decipiens Psoroglaena abscondita Psoroglaena stigonemoides Punctelia borreri Punctelia jeckeri Punctelia subrudecta Pycnothelia papillaria Pyrenula chlorospila Pyrenula nitida Pyrrhospora quernea Ramalina baltica Ramalina calicaris Ramalina farinacea Ramalina fastigiata Ramalina fraxinea Ramalina lacera Ramalina pollinaria Ramalina siliquosa Rhizocarpon distinctum Rhizocarpon geographicum
Z Z Z Z Z Z Z Z K Z E E E T Z Z T E E E E E T E E E E E E E E E E Z Z Z
Sdb Sdb Shz Shz Sdb Smb Shz Shz Smb Shz Vz Vz Vz Bv Smb Smb Sk Bv Be Vn Vn Vn Zzh Be Bb Vn Be Vn Vn Vn Vn Vn Vn Sdb Shz Sdb
zv
zn
64 0 35 90 5 661 >>0 224 176 0 195 190 356 >>10 423 770 1 >>6 87 270 435 604 2 2 6 534 10 0 1.233 814 101 32 5 1 48 32
? 0 >25.000 >25.000 <100 >25.000 ? >25.000 >25.000 0 >25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000 >25.000 <10 ? >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 <250 <100 <250 >25.000 <250 0 >25.000 >25.000 250-1.000 >25.000 <250 250-1.000 250-2.499 250-2.499
Zeldzaamheidsklasse zz x zz z zzz a ? a z x z z a ? a a zzz ? z a a a zzz zzz zzz a zzz x a a zz zz zzz zzz zz zz
methode tv 4 4 4 2 4 2 4 2 2 4 1 1 1 4 2 2 4 4 4 1 1 1 4 3 3 1 4 4 1 1 3 1 1 4 4 4
101
tv (%) ? -100 -26 -79 -78 +165 ? -18 +24 -100 +2.425 ∞ -20 ? ∞ +185 -36 ? ∞ ∞ ? ? -95 -82 -12 +1.210 +324 -100 +23 +61 -62 +1.200 ∞ -93 -33 -33
methode tn
tn (%)
epifyten epifyten epifyten
+8.968 ∞ +17
epifyten epifyten epifyten
∞ +82 +82
epifyten
+3.216
epifyten epifyten
+55 +88
epifyten epifyten
? ∞
Trendklasse ? tttt t ttt ttt 0/+ ? 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ 0/+ ? 0/+ 0/+ t ? 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ttt ttt 0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ ttt t t
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Onvoldoende gegevens Verdwenen uit Nederland Kwetsbaar (6) Kwetsbaar (15) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Kwetsbaar (5) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd Ernstig bedreigd Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (10) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Ernstig bedreigd Kwetsbaar (6) Kwetsbaar (6)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 [NB] [NB] KW KW VN [NB] [NB] TNB TNB VN [NB] TNB [NB] GE [NB] [NB] VN GE TNB TNB TNB [NB] EB EB BE TNB EB (NB<1900) [NB] [NB] BE BE KW BE TNB KW
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
zv
zn
Rhizocarpon lavatum Rhizocarpon lecanorinum Rhizocarpon petraeum Rhizocarpon reductum Rhizocarpon richardii Rinodina bischoffii Rinodina calcarea Rinodina confragosa Rinodina conradii Rinodina efflorescens Rinodina oleae Rinodina oxydata Rinodina pityrea Rinodina pyrina Rinodina teichophila Ropalospora viridis Sarcogyne privigna Sarcogyne regularis Sarcosagium campestre Schismatomma cretaceum Schismatomma decolorans Scoliciosporum chlorococcum Scoliciosporum corticolum Scoliciosporum gallurae Scoliciosporum pruinosum Scoliciosporum sarothamni Scoliciosporum umbrinum Solenopsora candicans Solorina saccata Squamarina cartilaginea Staurothele frustulenta Staurothele hymenogonia Steinia geophana Stereocaulon condensatum Stereocaulon dactylophyllum
Z Z Z Z Z K K Z T E E Z E E Z E Z K T E E E E E E E E K T K Z K T T Z
<250 250-2.499 <250 >25.000 <250 >25.000 <10 2 >25.000 >25.000 >25.000 <50 >25.000 0 >25.000 <100 ? >25.000 ? >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse zzz zzz zzz a zzz zz zzz zzz zzz zzz a zzz z x zz zzz ? a zz zzz a zzz
methode tv 4 4 4 2 4 4 4 4 4 3 2 4 1 4 4 3 4 2 4 3 1 4
tv (%) -66 -70 -60 -8 -87 ∞ ∞ ∞ -36 0 +224 +115 +4.400 -100 ∞ -34 ? +197 ? ∞ +442 -82
Sdb Shz Sdb Smb Sdb Smb Sk Shz Zd Be Smb Sdb Vn Vn Sdb Bb Smb Smb Smb Vz Vz Vz
16 11 10 407 1 18 2 1 2 10 631 16 174 0 45 2 >>0 340 19 2 309 3
Vn Vn Be Vn Smb Sk Sk Sk Sdb Sk Smb Zzh Shz
>>3 124 5 61 361 0 0 2 189 >>0 19 34 1
? ? >25.000 ? >25.000 0 0 <250 >25.000 ? ? >25.000 <10
? z zzz zz a x x zzz z ? zz zz zzz
4 4 3 4 2 4 4 4 2 4 4 4 4
? ? -20 ? +1.141 -100 -100 -94 +155 ? ? -60 -93
102
methode tn
tn (%)
epifyten
?
epifyten
+969
Trendklasse tt tt tt 0/+ ttt 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tttt 0/+ t ? 0/+ ? 0/+ 0/+ ttt
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Bedreigd (9) Bedreigd (9) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Gevoelig (1) Kwetsbaar (5) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (5) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Ernstig bedreigd
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 GE BE GE [NB] EB GE GE GE BE GE [NB] KW TNB VN TNB GE GE [NB] TNB EB [NB] KW
? ? 0/+ ? 0/+ tttt tttt ttt 0/+ ? ? tt ttt
Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (3) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Bedreigd (10) Ernstig bedreigd
[NB] [NB] VN [NB] [NB] [NB] (NB<1900) EB TNB VN TNB KW KW
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
Stereocaulon evolutum Stereocaulon nanodes Stereocaulon pileatum Stereocaulon saxatile Stereocaulon vesuvianum Stigmidium marinum Strangospora moriformis Strangospora pinicola Strigula affinis Strigula jamesii Strigula taylorii Tephromela atra Tephromela grumosa Thelenella modesta Thelenella muscorum Thelidium decipiens Thelidium dionantense Thelidium minimum Thelidium minutulum Thelidium pyrenophorum Thelidium zwackhii Thelocarpon epibolum Thelocarpon imperceptum Thelocarpon impressellum Thelocarpon intermediellum Thelocarpon laureri Thelocarpon olivaceum Thelotrema lepadinum Thrombium epigaeum Toninia aromatica Toninia sedifolia Trapelia coarctata Trapelia glebulosa Trapelia obtegens Trapelia placodioides Trapeliopsis flexuosa
Z Z Z T Z Z E E E E K Z Z E T Z Z Z Z Z Z T T T T Z T E T K K Z Z Z Z E
Shz Smb Smb Zzh Smb Sdb Bd Vz Vn Vn Smb Smb Shz Vn Zd Sdb Sk Sdb Sdb Sk Smb Bd Zzh Smb Bd Bd Sdb Bb Zzh Smb Zd Smb Smb Smb Smb Bd
zv
zn
1 64 74 2 115 87 11 328 3 >>11 12 298 3 0 0 >>13 >>3 >>13 45 >>3 >>13 >>3 >>6 >>8 >>11 64 >>3 21 3 94 15 645 237 455 667 203
<10 >25.000 >25.000 250-2.499 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000 >25.000 5-25 0 0 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? 2.500-24.999 >25.000 >25.000 <100 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
Zeldzaamheidsklasse zzz zz zz zzz z z zzz a zzz ? zzz a zzz x x ? ? ? zz ? ? ? ? ? ? zz ? zz zzz z zzz a a a a z
methode tv 4 2 4 4 2 4 4 1 3 4 3 2 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 2 4 2 2 2 2 2
103
tv (%) -87 ∞ +3 -57 +78 -9 +147 +4.950 0 ? -38 +154 -60 -100 -100 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? -8 ∞ +18 -91 +298 -43 +338 +138 +1.345
methode tn
tn (%)
epifyten
+3.584
Trendklasse ttt 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ ? t 0/+ tt tttt tttt ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? 0/+ 0/+ 0/+ ttt 0/+ t 0/+ 0/+ 0/+
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Onvoldoende gegevens Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (9) Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (3) Ernstig bedreigd Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (8) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 GE TNB TNB EB TNB TNB BE [NB] KW [NB] [NB] [NB] [NB] VN GE TNB GE TNB TNB [NB] TNB GE [NB] TNB GE TNB [NB] BE (NB<1900) TNB BE [NB] [NB] [NB] [NB] [NB]
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
zv
zn
Trapeliopsis gelatinosa Trapeliopsis granulosa Trapeliopsis percrenata Trapeliopsis pseudogranulosa Tuckermanopsis chlorophylla Umbilicaria deusta Umbilicaria polyphylla Usnea articulata Usnea ceratina Usnea cornuta Usnea esperantiana Usnea filipendula Usnea flavocardia Usnea florida Usnea fragilescens Usnea fulvoreagens Usnea glabrata Usnea hirta Usnea rubicunda Usnea subfloridana Usnea wasmuthii Verrucaria acrotella Verrucaria aethiobola Verrucaria aquatilis Verrucaria bryoctona Verrucaria caerulea Verrucaria denudata Verrucaria dolosa Verrucaria erichsenii Verrucaria foveolata Verrucaria fuscella Verrucaria fusconigrescens Verrucaria halizoa Verrucaria hochstetteri Verrucaria internigrescens
E E T E
methode tv 4 2 4 4
tv (%) ∞ -6 ? +301
methode tn
tn (%)
>25.000 >25.000 ? >25.000
Zeldzaamheidsklasse zzz a ? zz
Trendklasse 0/+ 0/+ ? 0/+
Zzh Bd Zzh Zzh
5 398 >>15 55
E
Vz
93
2.500-10.000
z
1
-25
epifyten
-30
t
Z Z T E E E E E E E E E E E E E K Z Z T K Z K Z K K Z Z K Z
Shz Shz Zd Be Be Bv Be Bv Be Be Be Bv Vz Be Be Be Smb Sdb Sdb Zd Smb Sdb Sdb Sdb Sk Smb Sdb Sdb Sk Sdb
2 0 1 0 1 2 2 2 0 0 13 0 85 0 138 10 18 160 93 55 3 80 355 119 39 100 29 67 15 2
2.500-24.999 0 91 0 1 <100 >25.000 >25.000 0 0 <100 0 >25.000 0 >25.000 <100 ? >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000
zzz x zzz x zzz zzz zzz zzz x x zzz x z x z zzz zz z z zz zzz zz a z zz z zz zz zzz zzz
4 4 4 4 3 3 4 4 4 4 3 4 4 4 4 3 4 2 4 4 4 4 2 4 4 2 4 3 4 4
-93 -100 -68 -100 -63 -40 -98 -29 -100 -100 -82 -100 -4 -100 +41 -34 ? ∞ +30 ∞ ∞ -33 ? -62 +22 +3 +21 -45 ∞ -73
104
ttt tttt tt tttt tt t ttt t tttt tttt ttt tttt 0/+ tttt 0/+ t ? 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ t ? tt 0/+ 0/+ 0/+ t 0/+ tt
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (4) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (2)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 TNB [NB] GE TNB
Kwetsbaar (7)
BE
Ernstig bedreigd Verdwenen uit Nederland Bedreigd (9) Verdwenen uit Nederland Bedreigd (9) Kwetsbaar (5) Ernstig bedreigd Kwetsbaar (5) Verdwenen uit Nederland Verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Verdwenen uit Nederland Thans niet bedreigd (3) Kwetsbaar (5) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Gevoelig (1) Kwetsbaar (6) Onvoldoende gegevens Kwetsbaar (11) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (6) Gevoelig (1) Bedreigd (9)
GE VN EB VN VN EB VN EB VN VN BE EB KW VN KW [NB] [NB] TNB TNB TNB [NB] TNB TNB KW [NB] [NB] [NB] KW [NB] KW
Wetenschappelijke naam
Ecologie Biotoop
zv
zn
Verrucaria macrostoma Verrucaria maura Verrucaria mucosa Verrucaria muralis Verrucaria nigrescens Verrucaria ochrostoma Verrucaria paulula Verrucaria pinguicula Verrucaria polysticta Verrucaria praetermissa Verrucaria rheitrophila Verrucaria sandstedei Verrucaria striatula Verrucaria virens Verrucaria viridula Verrucula maritimaria Vezdaea aestivalis Vezdaea leprosa Vezdaea retigera Vulpicida pinastri Xanthoparmelia conspersa Xanthoparmelia delisei Xanthoparmelia loxodes Xanthoparmelia mougeotii Xanthoparmelia protomatrae Xanthoparmelia pulla Xanthoparmelia verruculifera Xanthoria calcicola Xanthoria candelaria Xanthoria elegans Xanthoria parietina Xanthoria polycarpa Xanthoria ulophyllodes
K Z Z K K K Z K K Z Z Z Z K K Z T T T E Z Z Z Z Z
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 ? >25.000 >25.000 ? ? ? <100 >25.000 0 2.500-24.999 >25.000 2.500-24.999
Zeldzaamheidsklasse a zz zzz a a a zzz zz a z zzz zz zz zz a zz zz zz ? zzz z x zz zz zzz
methode tv 2 4 3 2 2 2 4 4 2 4 3 4 4 4 2 4 4 4 4 4 2 4 4 4 4
tv (%) +446 -61 -25 +72 +93 +587 ∞ +154 +87 ∞ -58 -19 -19 ? +138 +41 ? ? ? -76 -47 -100 -83 -26 ∞
Smb Sdb Sdb Smb Smb Smb Sdb Sdb Smb Sdb Sdb Sdb Sdb Smb Smb Sdb Zd Smb Smb Be Shz Shz Shz Shz Sdb
412 74 16 873 937 470 6 82 212 164 10 19 19 33 503 67 24 60 >>10 5 99 0 61 35 1
Z Z
Sdb Sdb
19 96
2.500-24.999 2.500-24.999
zz z
4 4
-19 -55
E E K E E E
Smb Vn Smb Vn Vn Vn
422 1.244 115 1.552 1.355 11
>25.000 >25.000 >25.000 >25.000 >25.000 2.500-24.999
a a z a a zzz
2 1 2 1 1 1
+145 +30 +96 +95 +45 ∞
105
methode tn
tn (%)
epifyten
+102
epifyten epifyten epifyten
+347 +235 ∞
Trendklasse 0/+ tt t 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ tt 0/+ 0/+ ? 0/+ 0/+ ? ? ? ttt t tttt ttt t 0/+
Gereconstrueerde Rode Lijst 1998 Thans niet bedreigd (4) Bedreigd (10) Kwetsbaar (5) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Bedreigd (9) Thans niet bedreigd (2) Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (2) Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Onvoldoende gegevens Ernstig bedreigd Kwetsbaar (7) Verdwenen uit Nederland Bedreigd (14) Kwetsbaar (6) Gevoelig (1)
Oorspronkelijke Rode Lijst 1998 [NB] KW KW [NB] [NB] [NB] GE KW [NB] TNB GE KW GE KW [NB] KW GE TNB TNB EB TNB KW KW BE GE
0/+ tt
Thans niet bedreigd (2) Kwetsbaar (11)
GE TNB
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+
Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (3) Thans niet bedreigd (4) Thans niet bedreigd (4) Gevoelig (1)
[NB] [NB] TNB [NB] [NB] [NB]
Addendum: onregelmatige voortplanters Hierna worden, voor de volledigheid, de soorten genoemd die behoren tot de onregelmatige voortplanters uit de categorie Niet beschouwd. Voor een deel zijn ze - ten onrechte - beschouwd in het oorspronkelijke basisrapport voor de Rode Lijst 1998. Met een asterisk zijn de soorten aangegeven die voor de Rode Lijst 2011 wél worden beschouwd. OV-1: onregelmatige voortplanter (gevestigd na 1988)
- de volgende soorten zijn - ten onrechte - beschouwd voor de oorspronkelijke Rode Lijst 1998: Acarospora anomala* (GE), Bacidia viridifarinosa* (TNB), Cladonia luteoalba (GE), Fellhanera subtilis* (GE), Gyalidea hyalinescens (GE), Lecania cuprea* (GE), Lecanora subcarpinea* (GE), Lempholemma polyanthes* (GE), Leptogium turgidum* (TNB), Rinodina griseosoralifera* (GE) en Thelocarpon coccosporum (GE). - de volgende soorten zijn niet beschouwd voor de oorspronkelijke Rode Lijst 1998: Absconditella delutula, Absconditella fossarum, Absconditella trivialis, Acrocordia macrospora, Acrocordia salweyi*, Agonimia gelatinosa, Bacidia trachona*, Buellia schaereri*, Caloplaca cirrochroa, Caloplaca crenulatella*, Catillaria nigroisidiata*, Cladonia carneola, Cladonia peziziformis*, Collemopsidium chlorococcum, Gregorella humida, Gyalecta jenensis*, Heterodermia obscurata, Lecanora sinuosa*, Lecidella anomaloides*, Lepraria ecorticata*, Leptogium subtile, Melanelixia subargentifera*, Micarea farinosa, Micarea lynceola*, Micarea myriocarpa*, Pachyphiale carneola, Parmotrema pseudoreticulatum*, Pertusaria flavicans, Phaeophyscia endophoenicea*, Physcia tribacioides*, Ramalina canariensis*, Ramalina subfarinacea*, Rinodina sophodes, Sarcogyne clavus*, Thelocarpon citrum, Thelocarpon sphaerosporum, Thelocarpon strasseri en Vezdaea acicularis*.
OV-2: onregelmatige voortplanter (onbestendig: nooit tien aaneengesloten jaren voortgeplant)
- de volgende soorten zijn - ten onrechte - beschouwd voor de oorspronkelijke Rode Lijst 1998: Cladonia cenotea (GE), Lecidea auriculata (VN), Parmelia submontana (GE) en Polyblastia cupularis (VN). - de volgende soorten zijn niet beschouwd voor de oorspronkelijke Rode Lijst 1998: Strigula brevis en Thelocarpon magnussonii.
106
Bijlage 3: Overige soorten van de Checklist van de Nederlandse korstmossen en lichenicole fungi Op de checklist (Aptroot et al., 2004) staan drie categorieën soorten die niet in dit basisrapport behandeld worden. Het gaat om: - korstmossen die al voor 1900 zijn verdwenen; - basidiomyceten die met algen samenleven en een paddenstoel als vruchtlichaam hebben; deze soorten zijn weliswaar ook beschreven als een korstmossoort, maar worden - in navolging van het Nederlands Soortenregister en Arnolds & Veerkamp (2008) - in dit basisrapport als een paddenstoelensoort beschouwd; - korstmosparasieten en niet-gelicheniseerde ascomyceten. Een deel van deze soorten is (ten onrechte) wél voor de vorige Rode Lijst beschouwd. Korstmossen die al voor 1900 zijn verdwenen Bij deze soorten is aangegeven of de soort op de oorspronkelijke Rode Lijst 1998 was opgenomen als na 1900 verdwenen (VN), in het basisrapport was vermeld als verdwenen voor 1900 (NB<1900) of niet was genoemd [NB]. Acrocordia cavata (VN), Arthonia dispersa (NB<1900), Arthonia patellulata [NB], Arthopyrenia cinereopruinosa [NB], Arthrorhaphis citrinella [NB], Aspicilia laevata (NB<1900), Bacidia friesiana (VN), Bacidia populorum (VN), Bryoria bicolor [NB], Bryoria implexa [NB], Buellia arborea [NB], Buellia disciformis (NB<1900), Calicium abietinum (VN), Caloplaca flavorubescens (NB<1900), Caloplaca haematites (VN), Cladonia botrytes [NB], Cladonia stellaris (NB<1900), Cladonia subcervicornis (NB<1900), Collema fragrans (VN), Collema furfuraceum (NB<1900), Hypogymnia farinacea (NB<1900), Hypogymnia vittata (NB<1900), Icmadophila ericetorum (NB<1900), Lecania fuscella (VN), Lecanographa lyncea (NB<1900), Lecanora albella [NB], Lecidea fuliginosa [NB], Lecidea hypnorum (NB<1900), Leptogium palmatum (VN), Lobaria pulmonaria (NB<1900), Lobaria scrobiculata (NB<1900), Megalaria grossa (NB<1900), Micarea sylvicola (VN), Ochrolechia szatalaensis [NB], Ochrolechia tartarea [NB], Ophioparma ventosa [NB], Peltigera aphthosa [NB], Peltigera leucophlebia [NB], Peltigera malacea (NB<1900), Peltigera szatalae [NB], Pertusaria pustulata [NB], Phaeocalicium populneum [NB], Phaeographis smithii (NB<1900), Phaeophyscia ciliata (VN), Pyrenopsis conferta [NB], Rinodina aspersa (NB<1900), Sphaerophorus globosus [NB], Squamarina lentigera (NB<1900), Stereocaulon paschale (NB<1900), Stereocaulon tomentosum (NB<1900), Strigula ziziphi [NB], Teloschistes chrysophthalmus (NB<1900) en Xanthoparmelia stenophylla (NB<1900).
Paddenstoelen die ook als korstmos leven De volgende drie soorten zijn als korstmos beschreven (met tussen haakjes de naam van de paddenstoel):
Lichenomphalia hudsoniana (=Omphalina hudsoniana), Lichenomphalia umbellifera (=Omphalina ericetorum) en Lichenomphalia velutina (=Omphalina velutina).
Korstmosparasieten en niet-gelicheniseerde ascomyceten Voor zover ze zijn beschouwd in het basisrapport voor de oorspronkelijke Rode Lijst 1998, staat achter de soort de Rode-Lijstcategorie. Abrothallus acetabuli, Abrothallus bertianus, Abrothallus caerulescens, Abrothallus microspermus, Abrothallus suecicus, Anisomeridium macrocarpum (KW), Arthonia almquistii, Arthonia apotheciorum, Arthonia fuscopurpurea, Arthonia graphidicola, Arthonia intexta, Arthonia phaeophysciae, Arthonia punctella, Arthopyrenia callunae, Arthopyrenia fraxini, Arthopyrenia lapponina (VN), Arthopyrenia punctiformis (TNB), Arthopyrenia salicis (VN), Arthrorhaphis aeruginosa, Arthrorhaphis grisea, Athelia arachnoidea, Athelia
107
epiphylla, Bachmanniomyces uncialicola, Biatoropsis usnearum, Bryophagus gloeocapsa (GE), Buelliella physciicola, Capronia peltigerae, Carbonea supersparsa, Carbonea vitellinaria, Cercidospora macrospora, Chaenothecopsis pusilla, Chaenothecopsis savonica, Cladoniicola staurospora, Clypeococcum hypocenomycis, Cornutispora ciliata, Cornutispora lichenicola, Corticifraga fuckelii, Corticifraga peltigerae, Cresporhaphis wienkampii, Cyphelium sessile, Cyrtidula hippocastani, Cyrtidula quercus, Dactylospora parasitica, Didymellopsis collematum, Endococcus brachysporus, Endococcus exerrans, Endococcus fusiger, Endococcus parietinarius, Endococcus propinquus, Endococcus rugulosus, Epigloea bactrospora, Epigloea filifera, Epigloea medioincrassata, Epigloea pleiospora, Epigloea renitens, Epigloea soleiformis, Illosporiopsis christiansenii, Illosporium carneum, Intralichen christiansenii, Karsteniomyces peltigerae, Kirschsteiniothelia aethiops, Kirschsteiniothelia maritima, Laeviomyces opegraphae, Laeviomyces pertusariicola, Lasiosphaeriopsis salisburyi, Lawalreea lecanorae, Leptorhaphis atomaria (VN), Leptorhaphis contorta (GE), Leptorhaphis epidermidis (VN), Leptorhaphis laricis, Leptorhaphis maggiana (TNB), Leptosphaerulina peltigerae, Libertiella malmedyensis, Lichenochora aprica, Lichenochora coarctatae, Lichenochora verrucicola, Lichenochora weillii, Lichenoconium erodens, Lichenoconium lecanorae, Lichenoconium pyxidatae, Lichenoconium usneae, Lichenoconium xanthoriae, Lichenodiplis lecanorae, Lichenopeltella peltigericola, Lichenosticta alcicornaria, Lichenostigma elongata, Lichenothelia convexa, Marchandiobasidium aurantiacum, Marchandiomyces corallinus, Melaspilea ochrothalamia, Melaspilea proximella, Microcalicium arenarium, Microcalicium disseminatum, Muellerella erratica, Muellerella lichenicola, Muellerella polyspora, Muellerella pygmaea, Mycocalicium subtile (VN), Mycoglaena myricae, Mycoporellum sacromontanum, Nectriopsis micareae, Nectriopsis rubefaciens, Neocoleroa inundata, Opegrapha rupestris (TNB), Paranectria oropensis ssp. oropensis, Peridiothelia fuliguncta (KW), Peridiothelia grandiuscula, Pezizella epithallina, Phacopsis geographici, Phaeopyxis punctum, Phaeospora parasitica, Phaeosporobolus alpinus, Phoma caperatae, Phoma cytospora, Phoma peltigerae, Plectocarpon lichenum, Polycoccum crassum, Polycoccum peltigerae, Polycoccum pulvinatum, Pronectria oligospora, Pronectria robergei, Psammina simplex, Psammina stipitata, Pseudorobillarda peltigerae, Pyrenidium actinellum, Pyrenocollema tichothecioides, Ramonia interjecta, Roselliniella cladoniae, Roselliniella microthelia, Sarcopyrenia cylindrospora, Sarcopyrenia gibba (TNB), Sclerococcum montagnei, Sclerococcum sphaerale, Sclerococcum tephromelarum, Skyttea buelliae, Skyttella mulleri, Sphinctrina anglica, Sphinctrina leucopoda, Sphinctrina turbinata, Stenocybe pullatula (GE), Stigmidium mycobilimbiae, Stigmidium peltideae, Syzygospora bachmannii, Syzygospora physciacearum, Taeniolella delicata, Taeniolella phaeophysciae, Taeniolella punctata, Taeniolina scripta, Telogalla olivieri, Thelocarpon lichenicola, Tomasellia gelatinosa, Toninia subfuscae, Tremella phaeophysciae, Tremella wirthii, Trichonectria hirta, Tubeufia heterodermiae, Unguiculariopsis groenlandiae, Verrucocladosporium dirinae, Vouauxiella lichenicola, Vouauxiella verrucosa, Weddellomyces epicallopisma, Xanthoriicola physciae, Zwackhiomyces calcariae, Zwackhiomyces dispersus, Zwackhiomyces lecanorae, Zwackhiomyces lithoiceae en Zwackhiomyces sphinctrinoides.
108