B12
Vreemdelingen die een zelfstandig beroep of bedrijf willen uitoefenen, met inbegrip van het horecabedrijf
B12
Vreemdelingen die een zelfstandig beroep of bedrijf willen uitoefenen, met inbegrip van het horecabedrijf Inleiding Algemene toelatingsvootwaarden
Vereisten voor het uitoefenen van een bepaald beroep Vereisten voor het uitoefenen van een bedrijf Voldoende middelen van bestaan Geen gevaar voor de openbare rust, openbare orde of nationale veiligheid Vreemdelingen die zich als zelfstandige in economische zin willen vestigen Aanvragen waarvoor geen advies aan de Minister van Economische Zaken hoeft te worden gevraagd
Aanvragen die geen wezenlijk Nederlands economisch belang dienen Aanvragen voor Chinees-Indonesische horecabedrijven in gemeenten waar de norm is bereikt Aanvragen voor Zuid- en Oost-Aziatische (niet Chinees-Indonesische) horecabedrijven in gemeenten waar de norm is bereikt Aanvragen voor overige horeca-bedrijven Aanvragen voor overige bedrijfsactiviteiten Aanvragen waarvoor het vereiste van een wezenlijk Nederlands belang niet geldt Aanvragen door Surinaamse onderdanen met verkregen rechten Aanvragen door vreemdelingen die werkzaam zijn (geweest) op Nederlandse schepen, op boorplatformen of in het internationale wegtransport Aanvragen door onderdanen van landen waarmee een Europa-overeenkomst is gesloten Toelating Regeling van het verblijf Vergunning tot verblijf Bevoegdheidsverdeling
sdu J&F - JIC (februari 1996, Aanv. 14)
Sdu J&F - V(: (februari 1996, Aanv. 14)
61211
Inleiding
1
Inleiding
Dit hoofdstiik gaat over het beleid ten aanzien van vreemdelingen die een zelfstandig beroep of bedrijf in Nederland (willen) uitoefenen. Het gaat dus niet o m het verrichten van werkzaamheden in loondienst. Werkzaamheden anders dan in loondienst kunnen worden onderscheiden in: - het uitoefenen van een bepaald beroep zoals arts, apotheker, fysiotherapeut, beeldend kunstenaar of sportleraar; - het uitoefenen van een bedrijf zoals een slagerij, de detailhandel, of een restaurant. Uitgangspunt van het beleid is dat in deze gevallen verblijf kan worden toegestaan, indien daarmee een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend. Dit belang kan gelegen zijn op het terrein van de volksgezondheid, de economie, cultuur of o p sociaal-economisch terrein. Voor de beantwoording van de vraag of met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, zal in vele gevallen het oordeel van bewindspersonen van andere ministeries van belang zijn. Indien het gaat o m het zelfstandig uitoefenen van een beroep of ondernemersactiviteiten zal in de regel advies moeten worden gevraagd aan de Minister van Economische Zaken. In geval van een kunstenaar zal het advies van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen moeten worderi gevraagd, in geval van een kunstenaar of sportleraar het advies van de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport. Afwijkende regelingen gelden voor: - vreemdelingen die behoren tot een van de in art. 94 Vb genoemde categorieën van
verblijfsgerechtigden (B4); - Amerikanen (BS).
Sdu J&F - VC (juli 1996,Aanv. 15)
81211
Zelfstandigen
Sdu J&F - VC (juli 1996,Aanv. 15)
Algemene toelatingsvoorwaarden
2
Algemene toelatingsvoorwaarden
2.1
Vereisten voor het uitoefenen van een bepaald beroep
B12/2.3
Om voor de uitoefening van bepaalde beroepen te worden toegelaten, gelden vaak speciale bevoegdheidsvereisten. Zo zal een buitenlandse arts de bevoegdheid moeten bezitten om in Nederland zijn vak uit te oefenen. Meer inlichtingen omtrent de uitoefening van medische en paramedische beroepen worden verstrekt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Bij de behandeling van aanvragen om toelating tot Nederland van de hier bedoelde vreemdelingen dient steeds door middel van (schriftelijke) informatie bij de bevoegde instantie te worden vastgesteld of aan de hiervoor genoemde vereisten voor de uitoefening van het beroep is voldaan. Vereisten voor het uitoefenen van een bedrijf
2.2
Voor de uitoefening van een bedrijf is in de regel een vergunning vereist op grond van de Vestigirigswet Bedrijven 1954 of de Vestigingswet Detailhandel of de Drank- en Horecawet. Meer informatie over de eisen die gesteld worden aan het verkrijgen van deze vergunningen wordt verstrekt door de Kamers van Koophandel en Fabrieken. Bevoegd tot het verlenen van vergunningen op grond van de Drank- en Horecawet is het College van Burgemeester en Wethouders van een gemeente. In bijzondere gevallen kan ontheffing worden verleend van de verplichting om met een vergunning een bedrijf of detailhandel uit te oefenen. Bevoegd tcit het verlenen van ontheffing wat betreft de Vestigingswet Detailhandel is het Hoofdbedrijfschap Detailhandel te 's-Gravenhage en wat betreft de Drank- en Horecawet de Minister van Economische Zaken. Bij de behandeling van aanvragen o m toelating tot Nederland van de hier bedoelde vreemdelingen dient steeds door middel van (schriftelijke) informatie bij de bevoegde instantie ti: worden vastgesteld of aan de hiervoor genoemde vereisten voor de uitoefening van het bedrijf is voldaan. Voldoende middelen van bestaan
2.3
De vreemdeling dient aan te tonen dat hij door de uitoefening van zijn beroep of bedrijf kart beschikken over voldoende middelen van bestaan. Als maatstaf voor voldoende middelen geldt, dat de vreemdeling om voor toelating, respectievelijk toelating van zijn gezin in aanmerking te kunnen komen, zelfstandig moet beschikken over een netto-inkomen, dat ten minste gelijk is aan het bestaansminimum in de zin van de Abw. Hieronder moet worden verstaan een netto-inkomen dat ten minste gelijk is aan de nettonornibedragen van uitkeringen op grond van de Abw aan categorieën van Sdu T&I:
-
IIC (oktober 1994, Aanv. 12)
B12 - 5
alleenstaanden respectievelijk echtparen. Deze normbedragen kunnen worden opgevraagd bij de Gemeentelijke Sociale Dienst. Hiertoe dient de vreemdeling de nodige financiële gegevens over te leggen, zoals bankafschriften. Gaat het om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning tot verblijf, dan kan het beschikken over voldoende middelen van bestaan blijken uit een balans en een winst- en verliesrekening. 2.4
Geen gevaar voor de openbare rust, openbare orde of nationale veiligheid
Verblijf kan worden geweigerd indien er sprake is van gevaar voor de openbare rust, openbare orde of de nationale veiligheid. Onder gevaar voor de openbare rust en openbare orde zijn mede begrepen gevaar voor de goede zeden, dan wel een gevaar voor de nationale veiligheid. Er kan sprake zijn van een gevaar voor dan wel een inbreuk op de openbare orde op grond waarvan het (voortgezet) verblijf niet wordt toegestaan indien door de rechter een vrijheidsontnemende straf of maatregel is opgelegd (zie A414.3).
Sdu ]&F
- V(:
(oktober 1994, Aanv. 12)
Vestiging vreemdelingen als zelfstandige in economische zin
B1 213
Vreemdelingen die zich als zelfstandige in economische zin willen vestigen
3
Indien wordt voldaan aan de algemene toelatingscriteria genoemd onder 2, kan voor toelating voor het uitoefenen van een zelfstandig beroep of bedrijf in economische zin in aanmerking komen de vreemdeling die: a. in Ncdcrland zelfstandige ondernemersactiviteiten gaat verrichten; Het moet gaan om activiteiten van een nieuwe onderneming. Een onderneming is in elk geval nieuw als: - deze voor het eerst tot de markt toetreedt en wordt ingeschreven in het handelsregister; - er sprake is van een wijziging in de rechtsvorm en tegelijkertijd in de bedrijfsleiding (uitbreiding, inkrimping, vervanging); - de bedrijfsactiviteit ingrijpend wordt gewijzigd. Er blijft in elk geval sprake van een bestaande onderneming indien: - de rechLtsvorm wijzigt maar niet de bedrijfsleiding, of - een andere verandering (bijvoorbeeld adres, wijziging in handelsnaam) plaatsvindt. Verder wordt uitgesloten de vreemdeling, die: - op de loonlijst van een bedrijf in Nederland staat, maar zelf nog in het buitenland woont; - geld investeert in een bedrijf in Nederland, maar zelf verder geen ondernemersactiviteiten verricht; en b. de leefi'ijd van 60 jaar nog niet heeft bereikc en c. met zijn bedrijfsactiviteit een wezenlijk Nederlands economisch belang dienc Dit is het geval indien: - de bedrijfsactiviteit duidelijk innovatieve waarde heeft, dat wil zeggen iets positiefs toevoegt aan de Nederlandse economie; - de bedrijfsactiviteit niet concurrentie-verstorend werkt in die zin dat afbreukwordt gedaan aan een gezonde marktconcurrentie; en
a
d. voor het uitoefenen van de bedrijfsactiviteit uit het buitenland dient te worden aangetrokken. Dit wil zeggen dat in de beoogde functie niet kan worden voorzien door het aantrekken van een Nederlandse ingezetene dan wel een vreemdeling met een geldige verblijfstitel. Op de regel dat alleen iemand uit het buitenland kan worden aangetrokken als in Nederland niemand voorhanden is, kan slechts een uitzondering gemaakt worden indien het gaat om langer gevestigde, goed renderende bedrijven. Het gaat hier slechts om een opvolger van de exploitant, wanneer deze onvoorzien door langdurige ziekte of overlijden uitvalt. Om te beoordelen of wordt voldaan aan de voorwaarden onder c en d genoemd, dient door de IND advies te worden gevraagd aan de Minister van Economische Zaken, met uitzondering van de bedrijfsactiviteiten onder 4 genoemd (zie circulaire Minister van Economische Zaken d.d. 4 november 1992; C 28). Bij een iidviesaanvraag dienen in elk geval de volgende gegevens te worden overgelegd: - uittreksel uit handelsregister; Sdii J&F
l
-
VC, januari 1994, Aanv. 8
B1213
Zelfstandigen
- recente gewaarmerkte jaarcijfers; - referentie met betrekking tot het bedrijf: informatie over (het produkt van) het
bedrijf; het innovatieve karakter van (het produkt van) het bedrijf; contracten met Nederlandse bedrijven.
VC, januari 1994, Aanv. 8
Aanvragen waarvoor geen advies Min. EZ riodig
81214.1.3
4
Aanvragen waarvoor geen advies aan de Minister van Economische Zaken hoefî te worden gevraagd
4.1
Aanvragen die geen wezenlijk Nederlands economisch belang dienen
4.1.1
Aanvragen voor Chinees-Indonesische horecabedrijvenin gemeenten waar de norm is bereikt
De norm i:; gesteld op één Chinees-Indonesisch restaurant per 12.500 inwoners per gemeente. Als in een gemeente reeds aan de gestelde norm wordt voldaan, hoeft de aanvraag niet voor advies aan de Minister van Economische Zaken te worden voorgelegd en kari de aanvraag voor verblijf als zelfstandige niet worden ingewilligd. In gemeenten met een specifiek toeristisch karakter kan de norm iets ruimer worden gehanteerd. Vooral bij deze horecabedrijven komt het voor dat vreemdelingen na een periode van arbeid in loondienst in een gevestigde horeca-onderneming een nieuw bedrijf beginnen. Indien met dit nieuwe bedrijf de norm in een gemeente wordt overschreden, zal met een vanuit het buitenland aangetrokken nieuwe vreemdeling (als partner voor de nieuwe danwel de bestaande onderneming) geen wezenlijk Nederlands economisch belang gediend zijn. Deze aanvragen hoeven niet voor advies aan de Minister van Economische Zaken te worden voorgelegd. Zolang niet aan de norm wordt voldaan, dient de aanvraag steeds voor advies aan de Minister vim Economische Zaken te worden voorgelegd. De korpschef dient daarbij informatie te verstrekken over het aantal inwoners, aantal en soort restaurants in een gemeente en eventuele bijzonderheden die de strikte hantering van de norm kunnen beïnvloeden.
4.1.2
Aanvragen voor Zuid- en Oost-Aziatische (niet ChineesIndonesische)horecabedrijvenin gemeenten waar de norm is bereikt
De norm is gesteld op één Zuid- en Oost-Aziatisch restaurant per 20.000 inwoners per gemeente, met een minimum van één per gemeente. Voor het overige geldt hetzelfde als onder 4.1.1.
4.1.3
Aanvragen voor overige horeca-bedrijven
Onder overige horeca-bedrijven vallen onder meer: - grillrooms; -
pizzeria's;
- shoarmazaken en
koffie- en eethuizen. Met deze horeca-bedrijven wordt geen Nederlands economisch belang gediend en wordt dus niet voldaan aan één van de criteria onder 3. Deze aanvragen hoeven derhalve niet voor advies aan de Minister van Economische Zaken te worden voorgelegd.
-
Sdu J&F - VC (juli 1996, Aanv. 15)
61214.1.4
4.1.4
Zelfstandigen
Aanvragen voor overige bedrijfsactiviteiten
Onder overige bedrijfsactiviteiten vallen onder meer: - Islamitische slagerijen; -
Turkse en Marokkaanse bakkerijen en winkels in deegspecialiteiten; confectie-ateliers en handel in textiel, en handel in ongeregelde goederen.
Met deze bedrijfsactiviteiten wordt geen Nederlands economisch belang gediend en wordt dus niet voldaan aan de criteria onder 3. Deze aanvragen hoeven derhalve niet voor advies aan de Minister van Economische Zaken te worden voorgelegd.
Aanvragen waarvoor het vereiste van een wezenlijk Nederlands belang niet geldt 4.2.1
Aanvragen door Surinaamse onderdanen met verkregen rechten
Bij de vestiging van Surinaamse onderdanen die nog rechten kunnen ontlenen aan de overeenkomst inzake verblijf en vestiging van 1975 blijft een onderzoek naar de vraag of met de vestiging in Nederland een wezenlijk Nederlands economisch belang is gediend achterwege (zie Blo). De aanvraag dient derhalve niet ter advisering aan de Minister van Economische Zaken te worden voorgelegd. Er dient wel voldaan te worden aan de algemene voorwaarden onder 2.
4.2.2
Aanvragen door vreemdelingen die werkzaam zijn (geweest) op Nederlandse schepen, op boorplatformen of in het internationale wegtransport
Voor de vreemdelingen die werkzaam zijn (geweest) op Nederlandse schepen of boorplatformen of in het internationale wegtransport en die een aanvraag indienen voor verblijf als zelfstandige in economische zin, blijft een onderzoek naar de vraag of met de vestiging in Nederland een wezenlijk economisch belang is gediend, achterwege indien de vreemdeling: a. gedurende een ~ n ~ n d e r b r o k eperiode n van ten minste 7 jaren, onmiddellijk voorafgaande aan de dag waarop een vergunning tot verblijf is gevraagd, op een Nederlands schip of boorplatform of in het internationale wegtransport werkzaam is geweest; als onderbrekingen van deze termijn worden niet beschouwd: - tussentijdse, in Nederland doorgebrachte perioden van onvrijwillige werkloosheid, elk niet langer dan 6 maanden en - tussentijdse perioden van tewerkstelling buiten de desbetreffende sector van de internationale arbeidsmarkt, mits die perioden tezamen en in totaal niet langer zijn dan 12 maanden; en die b. een goede conduite-staat heeft. Deze regeling geldt eveneens voor vreemdelingen die werkzaam zijn (geweest): in de internationale binnenscheepvaart op Nederlandse schepen en op met Nederlandse schepen gelijkgestelde inrichtingen, baggermolens, aanzuigers e.d; - op het Nederlandse deel van het continentale plat; - in het internationale wegtransport in dienst van een Nederlandse werkgever, voor zover dit transport vanuit enlof naar Nederland plaatsvindt. -
10 - B12
Sdu ]&F
-
VC (juli 1996,Aanv. 15)
Aanvragen waarvoor geen advies Min. EZ nodig
4.2.3
B1214.2.3
Aanvragen door onderdanen van landen waarmee een Europaovereenkomst is gesloten
4.2.3.1 Toelating De Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten hebben, teneinde een goede economische siimenwerking te bevorderen, Europa-overeenkomsten afgesloten met: - Bulgarije: - Hongarije; - Polen; - Roemenië; - Slowakije; - Tsjechië.
m
Indien zelfstandigen uit deze landen zich in Nederland economisch willen vestigen, hebben zij op grond van dit Verdrag recht op een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling van Nederlanders, indien zij economische activiteiten anders dan in looridienst gaan verrichten en als zij ondernemingen, met name vennootschappen, gaan oprichten enlof beheren. Hun activiteiten mogen zich echter niet uitstrekken tot het zoeken naar of het aannemen van werk op de arbeidsmarkt en geven evenmin recht op toegang tot de arbeidsmarkt. Het gaat hier om vreemdelingen die uitsluitend als zelfstandige werkzaam zijn. Indien een zelfstandige tevens arbeid in loondienst verricht, zijn de verdragsbepalingen betreffende zelfstandigen niet van toepassing. Voor wat beitreft de toelating van Hongaarse onderdanen die zich als zelfstandige willen vestigen geldt een overgangsperiode van vijf jaar, die is aangevangen op 1 februari 1994. In deze gevallen kan een beroep op dit Verdrag niet worden gehonoreerd. Wel is het mogelijk dat Hongaarse vennootschappen zich in Nederland vestigen zolang het niet om filialen of agentschappen gaat. Deze vennootschappen hebben het recht om Hongaars sleutelpersoneel in dienst te nemen (zie B1115.1 1). 4.2.3.2 Regeling van het verblijf Zelfstandigen uit de betrokken landen hoeven, om voor toelating in aanmerking te komen, niet te voldoen aan de voorwaarden genoemd in B1213. De aanvraag hoeft dus niet aan het Ministerie van Economische Zaken te worden voorgelegd voor een toetsing aan het Nederlandse economische belang.
De aanvraag om toelating als zelfstandige van een onderdaan van één van de betrokken landen wordt niet ingewilligd indien: a. er niet is voldaan aan de voorwaarden van B1212; b. het een overeenkomst betreft waarbij weliswaar de aanvrager zich heeft verbonden tegen beloning persoonlijk enkele diensten te verrichten of een bepaald werk tot stand te brengen, maar die tevens betrekking heeft op arbeid die gewoonlijk in loondienst wordt verricht.
ad b De zogeheten Gelijkstellings-Amvb (Stb. 1992, 478) beoogt schijnconstructies tegen te gaan. Er is onder meer sprake van een schijnconstructie als gepoogd wordt het vereiste van een tewerkstellingsvergunning te omzeilen door feitelijke Sdu J&F - V(: (februari 1996, Aanv. 14)
B12
- 11
B1 214.2.3
Zelfstandigen
arbeid in loondienst te presenteren als deelname in een vennootschap, dus als arbeid als zelfstandige. De betrokkene dient zelf aannemelijk te maken dat hij werkelijk als zelfstandige gaat werken. Hij kan hiertoe stukken overleggen die zoveel mogelijk van onafhankelijke personen of instanties afkomstig zijn en die de functie van de vreemdeling aangeven. Hierbij kan gedacht worden aan: 1. bij uitoefening van een bedrijf: - een bewijs van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (verplicht); bij uitoefening van een beroep: - een bewijs van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel indien het beroep wordt uitgeoefend in het kader van een NV of een BV (verplicht); - een bewijs van inschrijving bij een vakorganisatie of een beroepsorganisatie indien het beroep anderszins wordt uitgeoefend (niet verplicht); 2. een bewijs van de belastingdienst dat de vreemdeling BTW-plichtig is;
3. kopieën van koop- of huurcontracten van bedrijfspanden;
4. oprichtingsakten van BV's of NV's; 5. financiële prognoses van accountants, in geval van NV's of BV's, of van een admini-
stratiekantoor, in geval van eenmanszaken en andere ondernemingsvormen. Bij twijfel of er sprake is van een schijnconstructie dient de aanvraag alsnog te worden voorgelegd aan het ministerie van Economische Zaken, in dit geval voor een toetsing of er sprake is van een 'echte' zelfstandige.
Sdu J&F - VC (februari 1996, Aanv. 14)
Vergunning tot verblijf
Vergunning tot verblijf De vergunning tot verblijf wordt verleend onder de beperking: 'verrichten van werkzaamheden als zelfstandige......( aanduiding van het beroep of bedrijfl'. Het verrichten van enige andere arbeid is uitsluitend toegestaan indien de werkgever beschikt over een tewerkstellingsvergunning. De vergunning tot verblijf wordt verleend onder de beperEGIEER-onderdanen king: 'het verrichten van werkzaamheden als zelfstandige(...) (aanduiding van het beroep of bedrijf)'. Het verrichten van andere arbeid is eveneens vrij toegestaan. Een tewerkstellingsvergunning is hiervoor niet vereist. Aan de vergunning tot verblijf worden de volgende voorschriften verbonden: het sluiten van een voldoende ziektekostenverzekering (zie A416.12.1.4); - het ondergaan van een tuberculose-onderzoek (zie A416.12.2.1). -
~ d Uitgeters u -
vc
(juni 2000, Aanv. 26)
B12 - 13
B12/5
Zelfstandigen
--
- -- -
-
Bevoegdheidsverdeling
6
81216
Bevoegdheidsverdeling
De korpschef is in de gevallen dat er geen advies gevraagd dient te worden aan de Minister var1 Economische Zaken bevoegd: - negatief te adviseren omtrent een mw-aanvraag; - de aanvraag om een vergunning tot verblijf dan wel d e verlenging van de geldigheidsduur daarvan te weigeren. In de andere gevallen geldt de bevoegdheidsverdeling zoals aangegeven in A416.15 en 6.16.
Sdu Uitgevers - VC (juni 2000, Aanv. 26)
B12 - 15
16 - B12
Sdu Uitgevers
-
VC (juni 2000, Aanv. 26)