Analyse Jeugdconsul 2011 Fundament voor de Toekomst
Juni 2012
Inhoud
2
Analyse jeugdconsul 2011
1
Inleiding
4
2
Kwantitatieve analyse 2011
6
3
Kwalitatieve analyse
18
4
Stand van zaken aanbevelingen analyse 2010
30
5
Borging jeugdconsulfunctie
33
6
Observaties en aanbevelingen 2011
35
Bijlage 1: Overzicht casuistiek 2011
38
Bijlage 2: Staal + afspraken
54
Analyse jeugdconsul 2011
3
1 waren. Welke instellingen of organisaties waren nog te benaderen om een (dreigende) impasse te doorbreken? Is alle essentiële informatie wel meegenomen in een onderzoek? Is ‘echt het onderste uit de kan gehaald’? Er wordt gewezen op eventuele risico’s en meegedacht over hoe daarop kan worden voorgesorteerd. In 46 van de 140 casussen was het echter nodig om daadwerkelijk doorzettingsmacht te gebruiken. Dit om te voorkomen dat een kind tussen wal en schip zou vallen. Hoofdstuk 3 van deze analyse gaat hier nader op in. In 2011 is het stadsregionale programma ‘Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst’ gestart. Dit programma besteedt nadrukkelijk aandacht aan de conclusies die de jeugdconsul eerder heeft getrokken over het functioneren van het systeem van zorg- en hulpverlening. Goede regievoering, professionalisering van de hulpverleners en kwaliteitsbewaking vormen onderdeel van dit programma. De casuïstiek van de jeugdconsul over 2011 levert wederom een aantal punten op waar in het systeem van zorg- en hulpverlening verdere verbeteringen te behalen zijn. Informatiedeling is nog niet altijd vanzelfsprekend en de casuïstiek laat zien dat de gevolgen daarvan soms ingrijpend kunnen zijn. In de meeste gevallen gaat het hierbij om basale zaken zoals (telefonische) bereikbaarheid, terugbellen, overdragen van informatie en werkzaamheden aan een collega bij afwezigheid, nakomen van afspraken en (tijdig) delen van informatie.
Inleiding Voor u ligt de analyse 2011 van de jeugdconsul van de gemeente Rotterdam. In 2011 zijn 140 casussen onder de aandacht van de jeugdconsul gebracht. Het verschil ten opzichte van 2010 is minimaal. De constatering is dat de daling van het aantal casussen waarin de jeugdconsul daadwerkelijk moest interveniëren in 2011 doorzette. Het aantal consultaties ten opzichte van 2010 is gestegen. Partijen weten elkaar anno 2011 steeds beter te vinden. De veronderstelling is gerechtvaardigd dat (ook) daarom steeds minder escalaties nodig zijn. In ruim 65 procent van de casussen was een telefonische melding (van een burger of professional) aanleiding om met de melder na te gaan welke mogelijkheden er nog
4
Analyse jeugdconsul 2011
Ook handelingsverlegenheid of het gebrek aan slagkracht bij professionals komt in de analyse van de casuïstiek over 2011 als thema naar voren. De noodzaak van de al ingezette lijn van (doorlopende) professionalisering wordt daarmee opnieuw onderstreept. Adequate hulpverlening vraagt om professionals die durven door te pakken. Professionals die het veld goed kennen. Die in staat zijn op casusniveau partijen met elkaar te verbinden en die gestelde doelen weten te bereiken. Hulpverlening aan ouders / volwassenen of jongeren die daaraan zelf geen behoefte (meer) hebben, blijft een forse uitdaging. Het contact met deze gezinnen / jongeren verloopt vaak zeer moeizaam en vraagt van hulpverleners veel inzet, creativiteit en doorzettingsvermogen. Bij de aanpak van ‘hulpverleningsresistente’ jongeren valt op dat met name in de overgang van 18- naar 18+ de kans nog steeds groot is dat ze in een vacuüm terecht komen. Deze jongeren vinden hulp niet (meer) nodig en weigeren mee te werken aan wat hen aangeboden wordt.
De betrokkenheid van jeugdzorg eindigt met het 18e jaar. Bij de groep jongeren waar volgens de hulpverleners (vervolg)hulpverlening duidelijk noodzakelijk is, is de trend zichtbaar dat ze geen hulp (meer) willen, maar er zelf echter ook niet in slagen om hun leven op de rit te krijgen. Ze vinden geen aansluiting bij de voorzieningen die er zijn of slagen er niet in hiervan goed gebruik te maken. Het in beeld houden van deze jongeren is nog onvoldoende sluitend georganiseerd. Daardoor is het risico groot dat jongeren bij gebrek aan scholing, werk en inkomen op een andere wijze in hun levensonderhoud gaan voorzien. Ook is het risico groot dat ze (mede door het gebrek aan een dagbesteding) op straat gaan rondhangen. Je kunt meerderjarige jongeren niet dwingen om hulp te accepteren. Maar met een sluitende aanpak en tijdige informatiedeling valt zeker nog winst te behalen. De voorbereidingen voor de transitie van de jeugdzorg zijn in volle gang. Een complexe operatie, die echter kansen biedt om sneller tot passende hulpverlening te komen. Daarmee zijn ernstige(r) problemen te voorkomen. Daarnaast worden er op het gebied van zorg en welzijn verschillende andere sporen uitgewerkt. Het herontwerp van de zorgcoördinatiestructuur, de herziening van het aanbod aan jeugd-, jongeren- en gezinsinterventies en een verkenning op mogelijke besparingen op het gebied van zorg- en welzijn. Nauwe samenwerking en afstemming tussen deze verschillende sporen is van belang. Ook mogen deze ontwikkelingssporen niet leiden tot minder aandacht voor de thema’s professionaliteit, houding en gedrag. Een goed georganiseerd systeem helpt, maar de professional maakt uiteindelijk het verschil. Dit is de laatste analyse van het jeugdconsulaat in haar huidige vorm. Na vijf jaar in de huidige opzet te hebben gefunctioneerd, is in opdracht van het college van B&W een voorstel uitgewerkt om de verschillende onderdelen van de taak van de jeugdconsul te borgen binnen de staande organisatie van de gemeente Rotterdam. Dit voorstel staat in hoofdstuk 5 van deze analyse. De afzonderlijke functionaliteiten blijven wel bestaan. Met deze functionaliteiten zijn de afgelopen vijf jaar concrete resultaten geboekt. Hierdoor is het systeem van zorgen hulpverlening effectiever en sluitender geworden. Hiermee is de basis gelegd: een fundament voor de toekomst. Analyse jeugdconsul 2011
5
2
Hier gaat het veelal om het tot stand brengen van informatiedeling, het uitzetten van een gezamenlijk gedragen koers of daadwerkelijke doorzettingsmacht. Het gaat nadrukkelijk om interventies gericht op het proces van hulpverlening.
Tabel 1: Aan de jeugdconsul voorgelegde casuïstiek
Periode
Totaal casussen
Interventie casussen*
Consultatie casussen**
2011
2010
2009
2008
2011
2010
2009
2008
2011
2010
2009
2008
Januari
14
15
20
6
4
9
8
3
10
6
12
3
Februari
12
9
9
11
3
3
6
7
9
6
3
4
Maart
22
17
10
11
11
9
6
5
11
8
4
6
April
7
11
17
9
3
3
12
6
4
8
5
2
Mei
11
9
7
15
4
6
1
10
7
3
6
3
Juni
14
13
18
9
2
7
8
3
12
6
10
5
Juli
8
12
12
15
1
5
6
11
7
7
6
4
Augustus
12
7
4
4
3
2
1
3
9
5
3
1
September
10
16
9
5
4
6
5
2
6
10
4
3
Oktober
15
11
19
8
5
9
10
3
10
2
9
5
November
3
10
17
9
1
2
11
4
2
8
6
4
December
12
15
17
4
5
4
6
4
7
11
11
5
Totaal
140
145
159
106
46
65
80
61
94
80
79
45
* interventie = actieve bemoeienis ** consultatie = advies, meedenken
Kwantitatieve analyse 2011 Aantallen casuïstiek
In 2011 zijn in totaal 140 casussen onder de aandacht van de jeugdconsul gebracht. Dit betekent een minimale daling ten opzichte van het jaar 2010. Toen werd 145 keer opgeschaald naar de jeugdconsul. Van de 140 keer dat een casus in 2011 werd aangemeld bij de jeugdconsul, ging het 46 keer om een interventie en 94 keer om een consultatie (zie tabel 1). In het geval van consultatie wordt er advies gegeven of meegedacht met professionals in het veld. Bij een interventie is er sprake van actieve bemoeienis vanuit de jeugdconsul.
6
Analyse jeugdconsul 2011
De verhouding interventies en consultaties is gewijzigd ten opzichte van eerdere jaren. In figuur 1 wordt de voorgelegde casuïstiek in de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 in percentages tegen elkaar afgezet. Hierin wordt duidelijk dat er in 2008 relatief vaker sprake was van interventies. In 2009 was er relatief gezien even vaak sprake van een consultatie- als een interventiecasus. Vanaf 2010 is het aantal consultaties toegenomen. In 2010 ging het in 55 procent van de casussen nog om een consultatie. In 2011 is dit percentage gestegen naar 67 procent. In figuur 2 wordt dit verloop over de jaren heen ook zichtbaar. Een volledige verklaring voor deze verschuiving is niet te geven. Wel zijn er een aantal denkbare oorzaken. Een daarvan is het feit dat professionals in het veld elkaar de afgelopen jaren steeds beter gevonden hebben en het opschalen binnen de eigen organisatie steeds meer een gemeengoed is geworden. Daarnaast is de nadruk vanuit het jeugdconsulaat de afgelopen jaren verschoven van het daadwerkelijk overnemen van casuïstiek die werd opgeschaald, naar het in hun eigen kracht zetten van professionals. Analyse jeugdconsul 2011
7
Casuïstiek voorgaande jaren
Figuur 1: Percentages consultaties-interventies van totale casuïstiek
Naast de 140 aangemelde casussen in 2011, was de jeugdconsul op 1 januari 2011 ook actief betrokken bij 15 casussen uit voorgaande jaren (13 uit 2010 en 2 uit 2009) (zie tabel 2).
100
Tabel 2: Casuïstiek voorgaande jaren
90
Casuïstiek 2011
80
60
Doorlopende casuïstiek uit voorgaande jaren
15
(op)nieuw binnengekomen in 2011
140
De 140 casussen die in 2011 onder de aandacht van de jeugdconsul zijn gebracht, betreffen geen unieke casussen. In 2011 zijn 7 casussen, nadat ze eerder waren afgesloten, opnieuw bij de jeugdconsul aangemeld. Deze casussen zijn in de berekening van het totaal aantal casussen over 2011 dus dubbel (en in 2 gevallen zelfs drie- en vierdubbel) geteld (zie tabel 3).
Interventies
Totaal
10
Totaal
20
Totaal
30
Consultaties
8
Totaal
Doorlopend in 2012
Interventies
40
Consultaties
132
Interventies
Afgesloten / afgeschaald in 2011
Consultaties
155
Interventies
Totaal
50
Consultaties
Percentages
70
0
2008
2009
2010
Daarnaast zijn er 15 casussen voorgelegd die in voorgaande jaren al eerder onder de aandacht van de jeugdconsul zijn gebracht. De jeugdconsul schaalde deze casussen in de periode 2008 t/m 2010 af, maar in 2011 werd toch opnieuw om advies (8 keer) of actieve bemoeienis (7 keer) van de jeugdconsul gevraagd.
2011
Figuur 2: Verloop aantallen consultaties-interventies over de jaren
Tabel 3: Casuïstiek meerdere keren aangemeld
Aantallen casuïstiek uit voorgaande jaren opnieuw aangemeld in 2011
180
Uit 2008
3
Uit 2009
4
140
Uit 2010
8
120
Totaal
15
Uit 2011
7
Totaal
22
Aantallen casuïstiek
160
Totaal casuïstiek
100 80
Interventies
Onderzoeken naar aanleiding van bijzondere gebeurtenissen
In 2011 is een aantal onderzoeken uitgevoerd naar aanleiding van bijzondere gebeurtenissen.
60
Consultaties
40
Drie onderzoeken zijn uitgevoerd naar aanleiding van een vermissing van een tien dagen oude baby, een incident rond een poging tot zelfdoding en het overlijden van een peuter. Bij de betreffende zaken waren op het moment van het incident verschillende zorg- en hulpverlenende instanties betrokken.
20 0 2008
2009
2010 Jaartal
8
Analyse jeugdconsul 2011
2011
Een vierde onderzoek is ingesteld naar aanleiding van een nadrukkelijk verschil van mening tussen de politie en Bureau Jeugdzorg over het in sociale bewaring (moeten) nemen van een minderjarig meisje. Die was in bewaring gesteld op basis van de wet BOPZ, in afwachting van een daadwerkelijke plaatsing binnen een instelling. Daarnaast wordt gewerkt aan een business case. Daarin worden de (maatschappelijke) kosten en baten van de zorg- en hulpverlening aan een bij de jeugdconsul bekend multiprobleemgezin in kaart gebracht en afgezet tegen de kosten en baten van alternatieve trajecten.
Analyse jeugdconsul 2011
9
Casuïstiek via opschalingsmodel DOSA / GOSA / ROSA
Casuïstiek vanuit andere partijen
In 2011 is het aantal casussen dat via DOSA / GOSA / ROSA naar de jeugdconsul is opgeschaald, weer toegenomen. In 2011 werden 54 casussen opgeschaald vanuit DOSA / GOSA / ROSA (39 procent van de totale casuïstiek). In 2010 gebeurde dat nog 34 keer (23 procent van de totale casuïstiek) (zie tabel 4). Hiermee komt het aantal opschalingen vanuit DOSA in 2011 uit op ongeveer hetzelfde niveau als in 2009. Toen was 36 procent van de totale casuïstiek opgeschaald vanuit DOSA / GOSA / ROSA.
Ook vanuit andere partijen zijn casussen voorgelegd aan de jeugdconsul (zie tabel 4). Via de bestuurlijke lijn van burgemeester en wethouder(s) zijn in totaal 39 casussen binnengekomen. Dit aantal is hoger dan in 2010. Toen kwamen 21 casussen via deze bestuurlijke lijn binnen.
Nadere analyse casuïstiek aangemeld via wethouder / burgemeester
Van de 39 casussen die via de burgemeester / wethouder(s) zijn aangemeld bij de jeugdconsul, hebben er 23 geleid tot een interventie vanuit de jeugdconsul. 16 tot een consultatie (zie tabel 6).
Tabel 4: Casuïstiek geclassificeerd naar melder
Melder
Periode 2011
2010
2009
2008
Wethouder / burgemeester
39
21
29
41
Ander politiek kanaal
4
4
4
9
DOSA / GOSA / ROSA
54
34
58
18
CJG
1
2
1
-
LZN / LTHG
1
2
3
-
GGD
5
7
3
3
Bureau Jeugdzorg
4
6
5
2
William Schrikker Groep
3
.
.
.
Raad voor de Kinderbescherming
-
-
2
-
Overige (hulpverlenings) instanties
12
14
14
10
-
4
3
2
Ouders / verzorgers
10
8
9
5
Onderwijs / leerplicht
4
23
9
9
Stadsmarinier
-
1
3
4
Reclassering Nederland
-
-
1
-
Veiligheidshuis
-
8
11
-
Vanuit media
-
4
--
Anders
3
7
4
3
Totaal
140
145
159
106
Politie / justitie
Van de 54 opgeschaalde casussen via DOSA / GOSA / ROSA ging het 46 keer om een consultatiecasus en 8 keer om een interventiecasus. 47 casussen werden opgeschaald door een DOSA-regisseur binnen de gemeente Rotterdam. In 7 casussen werd er opgeschaald door een GOSA / ROSA regisseur uit één van de omliggende gemeenten (zie tabel 5). Tabel 5: Casuïstiek via DOSA / GOSA / ROSA
Melder
Totaal
Interventie
Consultatie
DOSA
47
7
40
GOSA / ROSA
7
1
6
Totaal
54
8
46
10
Analyse jeugdconsul 2011
Tabel 6: Casuïstiek via burgemeester / wethouder
Melder
Binnengekomen via burgemeester / wethouder
Totaal
Interventie
Consultatie
burgemeester
wethouder(s)
burgemeester
wethouder(s)
7
16
10
6
39
23
16
Tabel 7: Thema’s problematiek in casuïstiek via burgemeester / wethouder
Thema’s problematiek
Aantal casussen burgemeester
wethouder(s)
Klacht BJZ / div. jeugdzorginstanties / politie
8
5
Wachtlijstproblematiek jeugdzorginstelling / speciaal onderwijs
1
1
Huisvestingsproblematiek
5
1
Zorgen eigen kinderen
2
2
Zorgen verwaarlozing niet eigen kinderen
1
2
Verzoek aan jeugdconsul onderzoek n.a.v. incident
-
11
17
22
Totaal
39
In 13 van de 39 casussen die via de wethouder of burgemeester bij de jeugdconsul terecht zijn gekomen, betrof het casussen die betrekking hebben op klachten van ouders over diverse jeugdzorginstanties. Naast deze casussen via de bestuurlijke lijn, zijn er ook ouders die zichzelf hebben gemeld bij de jeugdconsul. In deze gevallen gaat het vaak om ouders die in een (vaak al jarenlang durende) strijd zijn verwikkeld met jeugdzorg instanties. Zogenaamde ‘vechtscheidingen’ zijn dikwijls oorzaak voor de slechte relatie met jeugdzorg. Zo worden gezinsvoogden van bijvoorbeeld de William Schrikker Groep, Bureau Jeugdzorg en het Leger des Heils in de uitvoering van een OTS geconfronteerd met dilemma’s over wat te doen met de kinderen, als ouders hun scheiding ‘uitvechten’ over de ruggen van hun kinderen. Het onderling ‘zwart maken’ door de ouders gaat soms zo ver dat ouders elkaar over en weer beschuldigen van kindermishandeling. Als het daadwerkelijk zo ver gaat dat het welzijn en de veiligheid van kinderen in het geding komt, dan zijn ingrijpende maatregelen nodig. In sommige gevallen wordt er dan voor gekozen om kinderen op een neutrale plek onder te brengen. Ze worden dan uit huis geplaatst. Vaak ligt hier wel een hele historie aan problematiek aan ten grondslag.
Analyse jeugdconsul 2011
11
Tabel 8: Casuïstiek geclassificeerd naar (deel)gemeente
Deelgemeente
De interventie vanuit de jeugdconsul was er in deze gevallen op gericht om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de betrokken partijen. Wat de inzet was, de plannen van deze partijen en de relatie tussen hulpverleners en ouders. Uitgangspunt is altijd het welzijn en de veiligheid van de kinderen. In de gesprekken met ouders wordt nadrukkelijk aangegeven dat de jeugdconsul geen rol als klachtencoördinator vervult en dat de jeugdconsul zich niet kan mengen in rechterlijke uitspraken. Wel wordt met ouders gesproken over de (negatieve) consequenties die een ‘strijd’ met de gezinsvoogd kan opleveren. Ook krijgen ze advies over hoe de communicatie en samenwerking weer tot stand kan komen. Als de ouders hier nog geen gebruik van hebben gemaakt, worden zij gewezen op de klachtenregelingen van verschillende instanties en krijgen zij het advies over het indienen van een mogelijke klacht met hun advocaat in overleg te gaan.
Geografische herkomst gezinnen
In de casuïstiek wordt vastgelegd óf en in welke deelgemeente binnen Rotterdam het betreffende gezin woont op het moment dat de casus wordt opgeschaald naar de jeugdconsul. De verdeling van gezinnen over Rotterdam wordt zichtbaar in tabel 8. De kinderen / jongeren wonen in de meeste gevallen nog bij hun ouders. Als kinderen zijn ondergebracht in een pleeggezin, bij familie, in een opvanginstelling of in een andere woonvoorziening, wordt de (deel)gemeente geregistreerd waar de kinderen verblijven. De categorie ‘geen vaste woon-/verblijfplaats Rotterdam’ is in 2011 nieuw toegevoegd. Opvallend is dat er meer casussen van gezinnen / jongeren, die niet woonachtig zijn in Rotterdam maar in een andere gemeente van de stadsregio, onder de aandacht van de jeugdconsul zijn gebracht. Ten opzichte van 2010 kreeg de jeugdconsul minder zaken van gezinnen uit de deelgemeente Prins Alexander en Delfshaven en meer zaken van gezinnen uit Hillegersberg-Schiebroek onder de aandacht gebracht. Dit verloopt overigens niet altijd via de DOSA van de betreffende deelgemeente. Burgers benaderen de jeugdconsul of een wethouder ook rechtstreeks. De zaken waarvan de herkomst onbekend is, zijn consultatiecasussen. Daarvan was het niet noodzakelijk om verdere gegevens vast te leggen.
12
Analyse jeugdconsul 2011
Periode 2011
2010
2009
2008
Centrum
6
5
8
4
Charlois
11
13
16
8
Delfshaven
7
17
15
16
Feijenoord
17
21
17
19
Hillegersberg-Schiebroek
10
5
5
2
Hoek van Holland
2
5
1
2
Hoogvliet
11
6
17
6
IJsselmonde
14
9
10
8
Kralingen-Crooswijk
7
5
7
5
Noord
7
5
11
9
Overschie
2
2
1
2
Pernis
-
1
2
-
Prins-Alexander
8
19
13
6
Rozenburg *
1
-
.
.
Geen vaste woon-/verblijfplaats Rotterdam
5
.
.
.
Stadsregio
16
10
25
10
Buiten regio
6
7
3
3
Onbekend
10
15
8
6
Totaal
140
145
159
106
* per 18 maart 2010 deelgemeente van Rotterdam
Inhoudelijke analyse casuïstiek De inhoudelijke analyse van de casuïstiek die in 2011 is voorgelegd aan de jeugdconsul, is gebaseerd op 140 casussen. Per casus is geanalyseerd op welke leefgebieden de problematiek in het gezin betrekking heeft, welke hulpverleningspartijen bij het gezin betrokken zijn en op welke thema’s het hulpverleningsproces stagneert. Een schematisch overzicht van deze casuïstiek is als bijlage 1 bij deze rapportage gevoegd.
Analyse leefgebieden
Figuur 3 geeft aan op welke leefgebieden er problemen waren in de betreffende gezinnen. Casussen kunnen op meerdere leefgebieden tegelijk scoren, aangezien het om multiprobleemgezinnen gaat. De leefgebieden zijn gebaseerd op de 9 leefgebieden die de DOSA-methodiek hanteert. Hieraan is het criterium illegaliteit/verblijfsstatus toegevoegd. In het overzicht valt op dat in 2011 de problematiek overwegend betrekking had op opvoeding (gezin), gezondheid en sociale omgeving (zie figuur 2). Vergeleken met 2010 is er relatief vaker sprake van problematiek op de leefgebieden sociale omgeving en huisvesting (zie tabel 9).
Analyse jeugdconsul 2011
13
Analyse betrokken instanties
Figuur 3 Problematiek op leefgebieden
Figuur 4 is een overzicht van de instanties die betrokken zijn bij naar de jeugdconsul opgeschaalde casuïstiek. Bij 92 van de in totaal 140 casussen (ruim 65 procent) is Bureau Jeugdzorg betrokken. Het gaat hier om betrokkenheid vanuit de jeugdbescherming, jeugdreclassering, het advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK) en vanuit het vrijwillige kader (de Toegang). Politie en/of justitie zijn in 71 van de 140 casussen betrokken (vijftig procent).
Problematiek op leefgebieden
116
Opvoeding
107
Gezondheid
100
Huisvesting
69
Politie / justitie
63
Politie / justitie
Financiën
49
Vrije tijd
44
Werk
32
Illegaliteit / verblijfstatus
3
20
40
60
Bureau Jeugdzorg
Betrokken instanties
Scholing
80
100
120
140
Aantal keren in cases
Betrokken instanties
Leefgebieden
70
0
Figuur 4 betrokken instanties
Sociale omgeving
23
11
37 35 32
44
53 49
65
92
71
Raad voor de Kinderbescherming JOS (leerplicht / jongerenloket) GGZ-instelling Opvoedingsondersteuning GGD (LTHG/ASHG/LZN/KIZ) Residentiële jeugdzorgvoorziening Centrum voor Jeugd en Gezin
Tabel 9: Problematiek op leefgebieden als percentage van totale casuïstiek
Leefgebieden
0
% casuïstiek in 2011
% casuïstiek in 2010
% casuïstiek in 2009
% casuïstiek in 2008
Opvoeding (gezin)
83
91
98
86
Gezondheid
76
69
84
79
Sociale omgeving
71
56
70
40
Huisvesting
50
37
50
33
Scholing
49
57
44
50
Politie / justitie
45
46
47
51
Financiën
35
32
38
33
Vrijetijdsbesteding
31
24
34
23
Werk
23
23
10
7
Illegaliteit / verblijfsstatus
2
7
8
10
14
Analyse jeugdconsul 2011
20
40
60
Aantal keren in cases
80
100
Sozawe William SchrikkerGroep
Aantallen betrokken instanties per gezin
Bij een gezin zijn vaak meerdere partijen betrokken. Zeker als het gaat om complexe multiprobleemsituaties. Dit hoeft niet per se knelpunten op te leveren. Zo wordt in het dagelijks leven ook de glazenwasser gebeld voor het lappen van de ramen, de schoorsteenveger voor het schoonmaken van de schoorsteen en de elektricien als er problemen zijn met de stroomvoorziening. Ook bij multiprobleemgezinnen is het (meestal) noodzakelijk dat problematiek op verschillende leefgebieden wordt aangepakt door verschillende professionals vanuit diverse disciplines. Zo begeleidt de klantmanager van de kredietbank mensen in geval van financiële problematiek. Een GGZ-instelling behandelt mensen voor psychische problematiek. De politie kan betrokken zijn in geval van een strafbaar feit. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is betrokken als een ouder met zijn of haar kind naar het consultatiebureau komt. Leerplicht handhaaft als er sprake is van schoolverzuim en er zijn (behandel)instellingen betrokken als kinderen uit huis zijn geplaatst. Als al deze partijen betrokken zijn bij één en hetzelfde gezin, is het van belang dat ze van elkaar weten dát ze betrokken zijn, dat ze het eens zijn over de probleemstelling en de oplossingsrichting én daar ook naar handelen. Het is van belang dat er wordt gewerkt vanuit de gedachte ‘één kind, één gezin, één plan en één regisseur’. In tabel 10 wordt zichtbaar hoeveel partijen betrokken zijn bij de naar de jeugdconsul opgeschaalde casussen. Dit zijn niet alleen de betrokken partijen op het moment van opschaling. Dit zijn ook partijen die in de periode voorafgaand aan en na de opschaling betrokken zijn geweest of zijn geraakt.
Analyse jeugdconsul 2011
15
Tabel 10: Aantal betrokken partijen per casus
Figuur 5 Functioneren systeem
Aantal casussen
Functioneren systeem
2011
2010
1
3
.
2
2
9
3
7
2
4
3
.
<5
48
50
5
9
3
5 - 10
44
42
> 10
7
8
onbekend Totaal
17
31
140
145
In bovenstaande tabel wordt zichtbaar dat het aantal betrokken partijen bij een gezin ongeveer gelijkbaar is gebleven in 2011, ten opzichte van 2010. In 2011 was in ongeveer 50 procent van de casuïstiek sprake van 5 of minder betrokken partijen bij één gezin / jongere (in 2010 was dit 44 procent). Daarnaast was in 2011 in ongeveer 30 procent van de casuïstiek sprake van betrokkenheid van 5 tot 10 partijen (net als in 2010). Dit betekent echter niet dat deze partijen allemaal op hetzelfde moment betrokken waren bij het gezin. Het betreft ook partijen die elkaar afgewisseld hebben. In slechts 5 procent van de casussen in 2011 was sprake van meer dan 10 betrokken partijen. Dit zijn de zogenaamde buitencategorie multiprobleemgezinnen waar vaak al jarenlang betrokkenheid is vanuit hulpverlenende partijen. Van een aantal casussen is niet bekend hoeveel partijen betrokken zijn. Deze zijn gerekend onder de categorie ‘onbekend’.
Analyse functioneren systeem
Met het systeem van zorg- en hulpverlening aan multiprobleemgezinnen worden alle partijen bedoeld die een rol spelen in de zorg- en hulpverlening aan deze gezinnen en jongeren. De gezamenlijke opgave van de partijen is om het systeem zodanig te laten functioneren dat de zorg- en hulpverlening aan gezinnen optimaal is.
Gebrekkige informatiedeling Onvoldoende slagkracht
61 44
Hulpverleningsresistentie jongeren / ouders
41
Niet-pluis gevoel
37 35
Onvoldoende regievoering
31
Thema’s
Aantal betrokken partijen betrokken bij een gezin / jongere
Wachtlijst problematiek
27 24
Klacht instantie jeugdzorgveld
16
Gering ketenbesef
8
0
20
40
Aantal keren in cases
60
80
Trage hulpverlening Niet (tijdig) opschalen
Gebrekkige informatiedeling stond ook in 2010 bovenaan als het ging om knelpunten in het functioneren van het systeem. Het gaat hier in de meeste gevallen om basale, relatief kleine zaken. Als ze niet opgevolgd worden, kunnen ze leiden tot stagnatie van trajecten. Een opvallende verschuiving ten opzichte van 2010 is dat regievoering minder vaak een knelpunt vormt. In 2011 vormde regievoering in een kwart van de casuïstiek (in meer of mindere mate) een knelpunt. In 2010 was dit nog in de helft van de casussen het geval. Daarnaast is de problematiek rond hulpverleningsresistente jongeren en/of ouders in de casuïstiek van de jeugdconsul over 2011 toegenomen ten opzichte van 2010. In 2011 ging het in 31 procent van de casuïstiek om knelpunten met betrekking tot deze groep. In 2010 was dit nog 14 procent. Deze thema’s worden in het volgende hoofdstuk nader toegelicht en geïllustreerd aan de hand van voorbeeldcasuïstiek.
In de casussen die worden opgeschaald naar de jeugdconsul functioneert het systeem niet optimaal. De 140 casussen zijn gescoord op een aantal vooraf gedefinieerde thema’s, waar het systeem niet goed functioneerde op het moment van de opschaling. Een casus kan op meerdere thema’s tegelijk scoren. In de casussen die in 2011 zijn aangemeld liggen de knelpunten in het functioneren van het systeem vooral op de thema’s: gebrekkige informatiedeling (44 procent v.d. totale casuïstiek), onvoldoende slagkracht bij professionals (31 procent v.d. totale casuïstiek) en problematiek rondom hulpverleningsresistente jongeren / ouders (29 procent v.d. totale casuïstiek) (zie figuur 5). Deze thema’s worden verderop in deze analyse nader uitgewerkt.
16
Analyse jeugdconsul 2011
Analyse jeugdconsul 2011
17
3
1. Gebrekkige informatiedeling
In 44 procent van de casuïstiek uit 2011 was gebrekkige informatiedeling (een van de) redenen waarom er in een casus geen sprake was van een sluitende aanpak en escalatie naar de jeugdconsul nodig was. Gebrekkige informatiedeling – de kleine dingen Bij gebrekkige informatiedeling gaat het onder andere om relatief kleine dingen. Denk hierbij aan het niet goed regelen van vervanging bij afwezigheid, slechte telefonische bereikbaarheid waardoor informatie niet snel beschikbaar komt en / of het niet (snel) reageren op mail. Ook het niet informeren van andere betrokken partijen over zaken die spelen valt hieronder. Op zich lijken dit geen dramatische zaken, maar de uitwerkingen van dit soort omissies kunnen fors zijn. Vooral als het gaat om informatiedeling of terugbellen op cruciale momenten of als er bijvoorbeeld sprake is van casuïstiek waarin sprake is van het tegen elkaar uitspelen van hulpverlenende partijen. Als partijen op een dergelijk moment niet direct met elkaar, maar ‘via’ een gezinslid communiceren, kan dit grote gevolgen hebben voor een traject.
Voorbeeldcasus: onvoldoende informatiedeling
Kwalitatieve analyse Zoals in het vorige hoofdstuk geschetst zijn in 2011, 140 casussen voorgelegd aan de jeugdconsul. De kwalitatieve analyse van deze 140 casussen komt in dit hoofdstuk aan de orde. In de analyse van de casuïstiek van 2011 vallen een drietal punten op waar het systeem van zorg- en hulpverlening (nog) sluitender georganiseerd kan worden. Dit zijn: ●● ●● ●●
18
Analyse jeugdconsul 2011
gebrekkige informatiedeling onvoldoende slagkracht bij professionals / professionaliteit problematiek rondom hulpverleningsresistente jongeren / ouders
De jeugdconsul wordt benaderd door een DOSAregisseur. Verschillende bij een gezin betrokken partijen zijn afwezig in verband met vakantie. Het is de week voor kerst en bij dit gezin (bestaande uit een alleenstaande moeder met vier kinderen, waarvan één met een ernstige longziekte en een tweeling van een paar maanden oud) is de energie afgesloten vanwege een betalingsachterstand. Het gezin kan tijdelijk bij kennissen verblijven, maar hier is de situatie verre van ideaal. De DOSA-regisseur krijgt bij de netbeheerder niemand te spreken met mandaat die de situatie in de winterse kou op korte termijn voor het gezin kan oplossen. Ook de bij het gezin betroken gezinsvoogd en een gezinscoach zijn vanwege vrije dagen niet bereikbaar. Wel aanwezige collega’s van de gezinsvoogd en gezinscoach zijn niet op de hoogte van wat er in het gezin speelt. Enkel een verpleegkundige van Thuiszorg, die betrokken is bij het gezin in verband met de medische zorg voor een van de kinderen, probeert uit alle macht een aantal praktische zaken te regelen (waaronder een nieuwe energieleverancier), maar komt er bij de netbeheerder ook niet doorheen. Na de opschaling wordt vanuit het jeugdconsulaat beoordeeld dat - los van alle knelpunten die op dat moment spelen - het van belang is dat de energievoorziening in de woning van het gezin zo spoedig mogelijk wordt hersteld. De inzet van de jeugdconsul richt zich in eerste aanleg op contact met de netbeheerder. Dit contact komt tot stand door tussenkomst van een teamleider van de Kredietbank. De netbeheerder geeft in eerste instantie aan dat voor heraansluiting de normale, tenminste een aantal weken vragende, procedure moet worden doorlopen. Volgens de netbeheerder is moeder al minstens een maand op
de hoogte van de betalingsachterstand en de gevolgen daarvan. Via een hulpverlener in het gezin wordt vervolgens duidelijk dat moeder de betreffende brief van de netbeheerder heeft laten zien aan haar gezinscoach, maar dat die hier vervolgens niets mee heeft gedaan. Door de jeugdconsul wordt besloten een interventie te plegen richting de netbeheerder. Het kan niet zo zijn dat een moeder met vier kleine kinderen, waarvan één met forse medische problemen, in de kou zit. In het kader van de interventie wordt een beroep gedaan op twee afspraken. Namelijk dat in een periode met strenge vorst niet wordt afgesloten wegens wanbetaling. En indien afsluiting zou (kunnen) leiden tot het ontstaan van een levensbedreigende situatie bij ernstige of chronische ziekte, wordt er ook niet afgesloten. Wat betreft dit tweede punt kan moeder een doktersverklaring overleggen. Bij de netbeheerder wordt er op aangedrongen om een uitzondering te maken voor de kerstdagen en het gezin spoedig aan te sluiten op de energie. De netbeheerder gaat na diverse telefonische contacten akkoord met een spoedaansluiting van mevrouw. Wat de situatie helpt, is dat mevrouw al in begeleiding is bij de Kredietbank (in budgetbeheer) en dat de schuldhulpverlening op korte termijn kan starten. Ook is er een doktersverklaring dat één van de kinderen van mevrouw een ernstige longziekte heeft, waarbij de aanwezigheid van een stroomvoorziening noodzakelijk is. Hiermee wordt aan twee van de gestelde voorwaarden door de netbeheerder voldaan. Daarnaast wordt de voorwaarde gesteld dat er een toezegging moet komen dat er iemand garant staat voor de schuld die mevrouw bij de netbeheerder heeft. Omdat de schuld een relatief laag bedrag betreft (ongeveer 700 euro) in vergelijking met andere zaken en mevrouw meewerkt aan de trajecten die zij heeft lopen bij de Kredietbank, spreekt de Kredietbank de intentie uit om de schuld op korte termijn te gaan voldoen. De budgetconsulent heeft aangegeven dat dit past binnen het budgetplan dat met mevrouw is opgesteld. Hiermee kon de netbeheerder nog diezelfde middag (twee dagen voor kerst) de stroomvoorziening herstellen. Ook gaat de netbeheerder akkoord met een verruimde termijn tot terugbetaling door moeder, vanwege de vakantieperiode. De betrokken verpleegkundige van Thuiszorg begeleidt moeder in deze dagen bij de praktische zaken die geregeld moeten worden, vanwege afwezigheid van andere betrokken partijen. Na de vakantieperiode wordt er onder leiding van de jeugdconsul een regieoverleg georganiseerd met de betrokken partijen. Hierbij zijn aanwezig: de gezinsvoogd, de gezinscoach, de verpleegkundige van Thuiszorg en de DOSA-regisseur. Hier worden de betrokken partijen aangesproken op hun afwezigheid zonder vervanging tijdens de ‘crisissituatie’. Ook worden afspraken gemaakt over zaken die geregeld moeten worden. Dit gebeurt aan de hand van een leefgebiedenplan, waarin voor elke actie een verantwoordelijke wordt benoemd. Analyse jeugdconsul 2011
19
In de casus is ook sprake van miscommunicatie, omdat verschillende hulpverleners ‘via’ moeder communiceren en moeder tegenstrijdige uitspraken doet richting de verschillende hulpverleners. Hierdoor dreigen de verschillende hulpverleners tegen elkaar uitgespeeld te worden. Ook hier worden duidelijke afspraken over gemaakt. De regie wordt na dit overleg teruggelegd bij de gezinsvoogd en vanuit het jeugdconsulaat is de zaak nog 1,5 maand gemonitord. Na een afsluitend telefonisch contact waaruit bleek dat de zaak inmiddels vlot verliep, is de casus weer overgedragen aan de DOSA-regisseur. Gebrekkige informatiedeling in complexe casuïstiek Zeker in zeer complexe gevallen is het zaak dat betrokken partijen elkaar voortdurend informeren over de laatste stand van zaken en de gevolgde strategie. Daarbij moet van beide kanten oog worden gehouden voor de dilemma’s die dat kan opleveren. Dat gaat niet vanzelf. Zeker niet als een traject al langdurig loopt, er meerdere partijen bij een gezin betrokken zijn en er wisselingen plaatsvinden in personen. Regelmatige afstemming in regie-overleggen is in dit soort gevallen een belangrijk middel. Daarnaast zijn er de ‘korte lijntjes’ via telefoon en mail tussen betrokken partijen in geval van urgente zaken. Het elkaar informeren over de voortgang, het delen van dilemma’s en hier met elkaar over spreken en het maken van duidelijke afspraken over monitoring en het nakomen van die afspraken zijn van groot belang.
Voorbeeldcasus: informatiedeling in complexecasuïstiek In deze casus gaat het over een buitencategorie multiprobleemgezin. In het gezin is al jarenlang sprake van zorg- en hulpverlening, zowel in het vrijwillig als in het gedwongen kader. Onder regie van de jeugdconsul is medio 2009 een gezamenlijk plan van aanpak opgesteld. Hieraan hebben alle partijen zich gecommitteerd. Dit plan is in uitvoering genomen en er zijn regelmatig regieoverleggen gevoerd onder leiding van de jeugdconsul. Medio 2011 schaalt de jeugdconsul de casus af, omdat de situatie op dat moment stabiel is. De drie jongste kinderen in het gezin zijn op dat moment nog uit huis geplaatst. De twee oudste kinderen wonen (weer) thuis. In december 2011 wordt de zaak echter opnieuw onder de aandacht van de jeugdconsul gebracht. Er blijkt sprake te zijn van visieverschillen op de te volgen koers tussen de gezinsvoogdij-instelling en de (behandel)instellingen waar de uit huis geplaatste kinderen verblijven. Die koers is er op gericht om, alvorens de kinderen weer thuis te plaatsen, helder te krijgen of thuisplaatsing een reëel en duurzaam perspectief is. Deze lijn is heel bewust gekozen. Dit moet een herhaling van zetten - die in de ruim 15 jaar hulpverleningsgeschiedenis die dit gezin kent gezet zijn - voorkomen (uithuisplaatsing, weer terug naar huis, uithuisplaatsing, weer terug naar huis enz.).
20
Analyse jeugdconsul 2011
Een onafhankelijk onderzoek naar de (pedagogische) vaardigheden van moeder moet een antwoord geven op deze vraag. Ook de kinderrechter heeft hierom gevraagd. In afwachting van de uitvoering en uitkomst van dit onderzoek bestaat er een discrepantie tussen verschillende partijen over hoe het traject met het gezin er in de tussentijd uit moet zien. Omdat hier tussen de partijen onderling onvoldoende over wordt gecommuniceerd, dreigt een impasse te ontstaan. Om die reden wordt er een regieoverleg georganiseerd onder leiding van de jeugdconsul. In dit overleg praten de betrokken partijen elkaar bij op de laatste stand van zaken. Tijdens dit overleg wordt opnieuw duidelijk hoe belangrijk het is om nauw samen te werken, elkaar op de hoogte te houden van trajecten die lopen en met elkaar te delen welke visie daarachter zit. Helemaal in een dergelijk langjarig traject met een buitencategorie multiprobleemgezin. Zo was het in deze casus te prijzen dat de gezinsvoogdij-instelling, ondanks de ontwikkelingen, de hectiek en de verstreken tijd, bleef vasthouden aan de lange termijn visie. Deels waren ze echter vergeten om de uitvoerende partijen mee te nemen in dit plan en de consequenties daarvan samen te bespreken. Om de aanpak te laten slagen zijn in het regieoverleg heldere afspraken gemaakt over het belang van communicatie en informatie-uitwisseling. Ook zijn de onderlinge verantwoordelijkheden besproken. Daarnaast is besproken dat het van belang is dat iedereen op dezelfde wijze communiceert naar moeder, om onduidelijkheden te voorkomen. Vanuit het jeugdconsulaat is benadrukt dat het, gezien de lange geschiedenis van zorg- en hulpverlening die het gezin kent, van groot belang is vast te houden aan de uitgezette koers / de lange termijn visie. Na afloop van het regieoverleg hebben tussen de gezinsvoogdij-instelling en de verschillende behandelinstellingen gesprekken plaatsgevonden. Die communicatie heeft een groot deel van de onderlinge ‘ruis’ weggenomen. Verwachting is dat het onderzoek naar de vaardigheden van moeder op korte termijn wordt afgerond. Daarna kan het vervolgtraject voor de kinderen en moeder bepaald worden. Dit vervolgtraject zal vorm krijgen onder regie van het jeugdconsulaat. Gebrekkige informatiedeling in kader overgang 18- naar 18+ Om een sluitende aanpak te bewerkstelligen bij de overgang van 18- naar 18+ is (tijdige) informatiedeling van groot belang. Dit om te voorkomen dat er discontinuïteit ontstaat in de hulpverlening. Bijvoorbeeld in de overgang tussen Bureau Jeugdzorg of een andere gezinsvoogdij-instelling en de gemeente, na het beëindigen van een OTS (en/of UHP) op 18-jarige leeftijd. Dit loopt nog niet altijd goed. Dat wreekt zich met name bij (kwetsbare) jongeren. Die staan niet (meer) open voor hulpverlening, hebben geen of nauwelijks zicht op hun eigen problematiek en (zullen) zelfstandig niet in staat zijn hun problemen op te lossen. De overgang van
18- naar 18+ kan er bij deze jongeren toe leiden dat ze in een vacuüm terechtkomen. Ze zijn bij niemand (meer) in beeld. De problemen worden steeds groter. Ze willen geen hulp maar slagen er zelf - als ze dat al proberen – ook niet in om de problemen (inkomen, werk, woning, soms de zorg voor kinderen) op te lossen. Vaak is er bij deze jongeren ook sprake van problematiek die te maken heeft met verstandelijke beperkingen. In het werkproces van Bureau Jeugdzorg is nadrukkelijk aandacht voor de aanloop naar de beëindiging van een OTS/UHP als een jongere 18 jaar wordt. Ongeveer 6 maanden voordat een jongere 18 jaar wordt, verkent de gezinsvoogd samen met de jongere of vervolghulp nodig en/of gewenst is. Zit de jongere op een goede woonplek en heeft de jongere een dagbesteding en een inkomen. Wanneer een jongere open staat voor vervolghulp en er is sprake van geïndiceerde jeugdzorg die na de 18e verjaardag doorloopt, dan wordt het casemanagement overgedragen naar de afdeling Toegang binnen Bureau Jeugdzorg. Als er geen geïndiceerde zorg is, wordt gezocht naar de geschikte vervolghulp bij een andere (lokale) instantie (bijvoorbeeld AMW of Stichting MEE). Volgens Bureau Jeugdzorg kan deze vervolghulp, als deze door een jongere gewenst wordt, ook altijd geleverd worden. Staat een jongere niet open voor vervolghulp, maar acht BJZ een vervolgtraject wel noodzakelijk, dan wordt maximaal ingezet op het motiveren van de jongere tot het accepteren van vervolghulp. Er blijft echter altijd een groep afwijzend tegenover elke vorm van vervolghulp staan, waarbij echter duidelijk is dat zij hun problematiek niet (alleen) gaan oplossen. Op zo’n moment zou een melding vanuit Bureau Jeugdzorg naar de gemeente (bijv. DOSA) uitkomst kunnen bieden. DOSA kan dan vanuit het lokale veld trachten nazorg te organiseren en/of het netwerk scherp te stellen om de jongere in beeld te houden. Als een jongere hier echter niet mee akkoord gaat, dan ontstaat een probleem. BJZ mag deze jongeren niet zo maar aanmelden bij DOSA. Om te voorkomen dat deze jongeren daardoor ‘uit beeld’ verdwijnen, is het aan te bevelen dat in 2012 dan ook (nadere) afspraken gemaakt worden tussen de betrokken jeugdzorginstellingen (Bureau Jeugdzorg, William Schrikker Groep en Leger des Heils) en de gemeente. Die maken het wel mogelijk om die jongeren in beeld te houden. Dit onderwerp heeft ook de belangstelling van de Inspectie Jeugdzorg. In 2012 zal de Inspectie een landelijk, thematisch onderzoek uitvoeren naar de kwaliteit van de zorg die jongeren van 18 jaar ontvangen als zij een residentiële instelling of een pleeggezin verlaten. Het onderzoek richt zich met name op de kwaliteit van de voorbereiding en begeleiding van jongeren die deze stap (gaan) maken. Ontwikkelingen 18-/18+ Op het gebied van de overgang 18- / 18+ zijn overigens ook positieve ontwikkelingen te melden. Stichting MEE
en het Jongerenloket werken al twee dagdelen per week samen om de mogelijkheden van jongeren met een licht verstandelijke beperking in beeld te krijgen en dat te vertalen in gerichte dienstverlening aan jongeren waarbij (mogelijk) sprake is van een verstandelijke beperking. Stichting MEE, de William Schrikker Groep, Bureau Jeugdzorg, FlexusJeugdplein, Pameijer en Stichting Mozaïek hebben een voorstel uitgewerkt om in 2012 in de vorm van een pilot na te gaan of de hulpverlening aan jongeren met een verstandelijke beperking kan worden verbeterd door te werken met plannen op maat. Zo wordt met een beperkte groep jongeren van 17 jaar gewerkt om in een vroeg stadium de dienstverlening voort te zetten. Op basis van praktische knelpunten uit de praktijk wordt de samenwerking met andere partijen gezocht. In het kader van het ‘Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang- II ’ is een (deel) programma uitgewerkt voor ‘kwetsbare’ jongeren. Dit plan zet in op de volgende doelen: ●● ●● ●● ●● ●● ●●
beter starten op de arbeidsmarkt minder schooluitval betere gezondheid minder dak/thuisloosheid minder jongeren met een uitkering minder jeugdoverlast en criminaliteit.
Het voorstel in dit plan is jongeren in de leeftijdscategorie 16-18 jaar, die begeleiding krijgen vanuit jeugdzorg en naar verwachting een doorlopend traject na hun 18e jaar behoeven, te selecteren en van een plan op maat te voorzien. Het leefgebied ‘huisvesting’ kan daarbij bijvoorbeeld onderscheidend zijn. Jongeren die aan het eind van hun jeugdzorgtraject (tussen 16 – 18 jaar) geen stabiele woonsituatie hebben, vallen in deze categorie. Deze jongeren worden dan vóór hun 18e jaar aangemeld voor trajectregie / zorgcoördinatie bij de GGD. Zo blijven ze in beeld en verkleint de kans op (verder) afglijden. Het plan raakt (de uitvoering van) andere programma’s, zoals ‘Aanval op Uitval’ en het ‘Jeugd Veiligheids Actieprogramma’. In het Veiligheidshuis vindt het Risico Overleg Jeugd (ROJ) plaats. Dit is het overleg waar de integrale aanpak van jongeren (-23 jaar) en hun gezinsysteem tot stand komt. Het zijn die cliënten bij wie de reguliere aanpak in de straf- bestuurlijke- of zorgketen niet volstaat. Voor hen is een integrale aanpak van vastpakken en niet meer loslaten vereist.
Voorbeeldcasus: overgang 18- / 18+ De jeugdconsul wordt benaderd door een familielid van een jongen die 17 jaar is en over een aantal maanden 18 wordt. De jongen (hierna: X.) staat al meerdere jaren onder toezicht van Bureau Jeugdzorg. Het familielid (dat lange tijd als pleegouder heeft opgetreden) en de moeder van X. maken zich zorgen om hem. Analyse jeugdconsul 2011
21
Na afwisselend bij het betreffende familielid en zijn moeder te hebben gewoond, zwerft X. nu rond. Hij kampt met de nodige problemen (agressie, gedragsproblemen, blowen). Hij gaat niet naar school en is verstandelijk beperkt. Het familielid en de moeder van X. zijn bang dat het zicht en /of de invloed op hem na zijn 18e helemaal verdwijnt, wanneer de OTS beëindigd wordt en zijn bang dat hij dan verder zal afglijden. Zij zijn er van overtuigd dat X. (psychische) begeleiding nodig heeft, maar X. weigert (tot dan toe) alle medewerking. Om de urgentie in de casus te bepalen, wordt vervolgens vanuit het jeugdconsulaat contact opgenomen met Bureau Jeugdzorg en DOSA. Ook wordt uitgebreider gesproken met het familielid van de jongen. In dit gesprek wordt duidelijk dat de familie zich zorgen maakt over de situatie waarin X. zich bevindt. De veiligheid van X. is echter niet in het geding. Hij verblijft bij vrienden, heeft sinds een week een baantje en er is regelmatig contact met de familie. De familie is van mening dat X. afglijdt en heeft het gevoel dat de hulpverlening niets doet. Om hierover meer duidelijkheid te krijgen neemt het jeugdconsulaat contact op met de gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg. De gezinsvoogd geeft aan dat er de afgelopen jaren drie keer is gewisseld van gezinsvoogd. Ook is er een periode van vier maanden geen gezinsvoogd geweest. De huidige gezinsvoogd, de vierde in rij, is gestart driekwart jaar voordat X. 18 jaar zal worden. Uit dit contact wordt ook duidelijk dat X. in 2011 zijn behandeling vanuit een GGZ-instelling heeft afgesloten. De instelling heeft X. nog enige tijd begeleid, maar uiteindelijk is dat ook gestopt. Vanaf dat moment gaat het bergafwaarts met X. De huidige gezinsvoogd is met X. en de familie gaan verkennen of er sprake is van niet willen of niet kunnen. Er is nagegaan welke opties voor begeleiding mogelijk zouden zijn. X. is volgens de gezinsvoogd niet altijd even gemotiveerd om zijn (leef)situatie te veranderen. Daardoor verloopt het geven van hulp niet altijd even gemakkelijk. Daarnaast speelt de familie een ambivalente rol. BJZ probeert een aantal keren om X. geplaatst te krijgen in een opvangvoorziening. Dit is echter niet gelukt omdat het gedrag van X. (agressie / het niet willen stoppen met blowen) bij de betreffende instellingen een contraindicatie vormde voor plaatsing. X. heeft wel aangegeven dat hij zelfstandig wil wonen. Uit de check bij DOSA blijkt dat X. daar ook bekend is. In samenwerking met de DOSA-regisseur wordt vervolgens een regieoverleg belegd. In overleg met de familie nodigt DOSA ook een veldwerker van YOUZ uit bij dit overleg. Deze outreachende veldwerkers gaan vaak net een stapje verder in het daadwerkelijk bereiken van een jongere dan reguliere (jongeren)coaches. Daarnaast zijn de DOSA-regisseur, het jeugdconsulaat en het familielid van X. aanwezig. Tijdens dit regieoverleg wordt de situatie van X. besproken
22
Analyse jeugdconsul 2011
en duidelijk gemaakt welke begeleidingsmogelijkheden er zijn tot aan - en na - zijn 18e verjaardag. Er wordt onder andere gesproken over de mogelijkheid om X. aan te melden voor begeleid wonen. Daarnaast oppert de veldwerker van YOUZ de mogelijkheid om X. (als hij hiermee instemt) aan te melden bij de poli verslavingszorg van YOUZ. Na zijn 18e verjaardag zal de OTS van X. eindigen. De betrokkenheid van de gezinsvoogd zal dan eindigen. De voortgang van de hulpverlening kan vanaf dat moment worden gemonitord op deelgemeentelijk niveau vanuit DOSA of vanuit de afdeling Toegang (vrijwillige tak) van Bureau Jeugdzorg. Tijdens het overleg vertelt het familielid ook dat X. op dat moment een baantje heeft, wat hij – tot dan toe – netjes volhoudt. In het nieuwe schooljaar wil hij opnieuw aan een opleiding beginnen.
Zo is er bij M. een psychologisch onderzoek afgenomen. Omdat M. ouder is dan 16 jaar, mag zij zelf beslissen wie er op de hoogte wordt gebracht van de uitkomst. Vanwege de gespannen relatie tussen moeder en M. heeft M. ervoor gekozen dat haar moeder niet op de hoogte is van de uitkomst van het onderzoek. Ook heeft de gezinsvoogd voorgesteld om M. aan te melden voor begeleid wonen. BJZ geeft aan dat M. haar afspraken met de gezinsvoogd en de GGZ-instelling nakomt. De verstandhouding met moeder is echter minder goed. De ervaring van de gezinsvoogd is dat moeder tegenstrijdig is in wat ze wil en aankan. Ook wil moeder niet in overleg met de gezinsvoogd om de situatie van haar dochter te bespreken. De gezinsvoogd geeft aan dat de relatie tussen moeder en M. dusdanig verstoord is dat het beter zou zijn als M. uit huis gaat.
Na het overleg worden het advies van de veldwerker van YOUZ en het begeleid wonen met X. besproken. X. accepteert de hulp van YOUZ (begeleiding door veldwerker en hulp bij zijn verslaving). DOSA meldt X. vervolgens aan voor begeleid wonen. De familie is nauw bij het proces betrokken. Bij het jeugdconsulaat wordt de casus ten slotte afgesloten en DOSA monitort de voortgang van de begeleiding aan X.
De gezinsvoogd heeft een aantal zaken in gang proberen te zetten in aanloop naar de 18e verjaardag van M., maar M. wil vrijwillig geen vervolghulpverlening. Niet vanuit BJZ en ook niet vanuit de GGZ-instelling. Toch zijn er nog wel degelijk zorgen over M. Op advies van de gezinsvoogd en de jeugdconsul wordt door Leerplicht een proces verbaal (PV) opgesteld in verband met het schoolverzuim van M. De inzet is dat M. via die weg jeugdreclassering (JR) krijgt opgelegd, waarmee het dwangkader en daarmee het zicht op M. gecontinueerd kan worden.
Voorbeeldcasus: handhaving dwangkader in overgang 18- / 18+ Een moeder maakt zich veel zorgen over haar 17-jarige dochter (hierna: M). Ze zoekt contact met het jeugdconsulaat en doet haar beklag over de samenwerking met en het handelen van Bureau Jeugdzorg. M. staat al een paar jaar onder toezicht van Bureau Jeugdzorg en zal over een paar maanden 18 jaar worden. De casus van M. is in 2010 ook al een keer onder de aandacht van de jeugdconsul gebracht. Ruim een jaar later (in september 2011) zoekt moeder dus opnieuw contact in verband met zorgen over haar dochter. M. woont op dat moment (weer) thuis bij moeder, nadat zij een periode op vrijwillige basis uit huis geplaatst is geweest. De situatie thuis is gespannen. Moeder geeft aan geen invloed te hebben op het doen en laten van haar dochter. M. blijft vaak ’s nachts weg en gaat niet naar school (en heeft ook nog geen startkwalificatie). Ook zijn er vermoedens van psychische problematiek. M. heeft hiervoor onderzoeken ondergaan bij een GGZinstelling. Een daadwerkelijke behandeling is (nog) niet van de grond gekomen. Moeder is van mening dat haar dochter behandeling nodig heeft, maar voelt zich door de gezinsvoogd niet gehoord en niet begrepen. Moeder is bang dat als M. straks 18 jaar is, zij niet meer wil meewerken aan behandeling in het vrijwillig kader. Hierop zoekt het jeugdconsulaat contact met de gezinsvoogd van BJZ. Deze geeft aan dat er vanuit BJZ verschillende acties zijn ondernomen in aanloop naar de 18e verjaardag van M.
De zitting naar aanleiding van het PV kan nog voor de 18e verjaardag van M. gepland worden, maar de zitting wordt vervolgens aangehouden. Voor de kinderrechter is namelijk onvoldoende helder waar het schoolverzuim daadwerkelijk uit bestaat. De zitting wordt drie maanden verplaatst, waarmee het dwangkader alsnog dreigt te komen vervallen, omdat M. dan inmiddels 18 jaar zou zijn geworden. Hierop wordt een interventie gepleegd door de jeugdconsul. De gezinsvoogd vraagt rechtstreeks bij de Raad voor de Kinderbescherming om een (tijdelijke) jeugdreclasseringsmaatregel (JR-maatregel). Hiermee zou het dwangkader tussen het moment van de 18e verjaardag van M. en de zitting drie maanden later, overbrugd kunnen worden. Deze JR-maatregel wordt afgegeven. Vanuit het jeugdconsulaat wordt de casus vervolgens overgedragen aan de DOSA-regisseur. Die kon de casus vanuit het lokale veld (in aanloop naar de zitting) verder monitoren. Gebrekkige informatiedeling bij AMK-meldingen Weer een ander aspect van informatiedeling speelt rond AMK-meldingen. In een aantal zaken klaagden hulpverlenende instellingen over het feit dat voor hen onduidelijk was of, en zo ja tot welke acties hun AMKmelding had geleid. Hierdoor was het voor hen lastig / onmogelijk om in de tussentijd de veiligheid van de betreffende kinderen voldoende te waarborgen. Het beleid van zowel het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) is erop gericht om altijd een terugkoppeling te doen aan de melder.
In de terugkoppeling wordt relevante informatie verschaft over de uitkomst van onderzoek en of, en in hoeverre, er hulpverlening is opgestart. Het onderzoek van het AMK kan veel tijd in beslag nemen waardoor het soms lang kan duren vooraleer de melder een terugkoppeling ontvangt. De melder kan tijdens het onderzoek ook altijd zelf contact opnemen met het AMK om te informeren over de voortgang van het onderzoek. Het doen van een terugkoppeling heeft hoge prioriteit, mede door signalen vanuit het veld en eerdere kritiek vanuit de Inspectie Jeugdzorg. Indien dit onverhoopt niet gebeurt dan weten organisaties van de mogelijkheid om te escaleren via de GGD of de jeugdconsul. Daarnaast kent Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, waaronder het AMK valt, een eigen klachtenafhandeling. De Inspectie Jeugdzorg heeft in 2011 overigens positief geoordeeld over het AMK in onze regio en ziet daarom geen reden hier momenteel actie op te ondernemen.
Voorbeeldcasus: geen terugkoppeling – onduidelijkheid over verantwoordelijkheden De volgende casus is door DOSA opgeschaald naar de jeugdconsul. Het betreft een gezin waar sprake is van huiselijk geweld van vader naar moeder. Er zijn drie kinderen in huis. In verband met het huiselijk geweld kreeg vader al twee keer een huisverbod opgelegd. Vanuit dit huisverbod zijn het LTHG en het Crisis Interventie Team (CIT) van Bureau Jeugdzorg bij het gezin betrokken. Hulpverlening komt echter niet van de grond, omdat zowel vader als moeder hier niet voor open staan. Moeder bagatelliseert de problemen van haar man en geeft instanties de schuld. Het CIT doet daarom een AMK-melding. Vervolgens ontstaat bij het LTHG en andere bij het gezin betrokken partijen de indruk dat het CIT en het AMK er samen niet uitkomen en dat daardoor het doen van een raadsmelding stagneert / achterwege blijft, terwijl daar in hun ogen wel aanleiding toe is. De betrokken organisaties leggen zich hier bij neer. Wel zorgen ze ervoor dat door de school van de kinderen een extra oogje in het zeil wordt gehouden bij het betreffende gezin. Het LTHG gaat over het verloop van de casus in overleg met DOSA. DOSA brengt de casus naar aanleiding daarvan onder de aandacht van de jeugdconsul. Er zijn op dat moment weliswaar geen acute zorgen over de kinderen, maar DOSA (en LTHG) geven aan dat het niet is gelukt duidelijkheid te verkrijgen over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen CIT, AMK en Raad voor de Kinderbescherming. Die onduidelijkheid is - zeker bij deze casus met een gewelddadige context - onverantwoord. De jeugdconsul legt de casus en de daaruit voortkomende ‘verantwoordelijkheidsvraag’ voor aan het AMK. Uit de terugkoppeling van het AMK blijkt dat het CIT Analyse jeugdconsul 2011
23
de casus intern heeft doorgezet naar het AMK. Als een casus intern binnen BJZ wordt overgedragen van de ene afdeling naar de andere, dan krijgt de externe melder hiervan een terugkoppeling. Dat is ook in deze casus gebeurd. Vervolgens heeft het AMK naar aanleiding van de melding van het CIT een onderzoek gestart. Naar aanleiding van dat onderzoek is besloten om geen raadsmelding te doen. Wel is het gezin door het AMK aangemeld bij Algemeen Maatschappelijk Werk, waarna het AMK de zaak heeft afgesloten. Het feit dat er door het AMK onderzoek is gedaan en is besloten om niet tot een raadsmelding over te gaan is echter niet teruggekoppeld naar de ‘buitenwereld’. Dat was op het moment dat deze casus speelde nog niet vastgelegd in het werkproces. Reden waarom voor de ‘buitenwereld’ het beeld bleef bestaan dat het CIT en het AMK er met elkaar niet uitkwamen en dat dat de reden was waarom er geen raadsmelding was gedaan. Er was in de casus naar mening van het AMK dan ook geen onduidelijkheid over verantwoordelijkheden. Terugkoppeling vanuit het AMK over ondernomen acties en genomen besluiten door het AMK naar de oorspronkelijke melder heeft echter ontbroken. Het AMK heeft daarop aangegeven het bestaande werkproces aangescherpt te hebben.
2. Onvoldoende slagkracht bij professionals (professionaliteit)
In 31 procent van de casuïstiek uit 2011 was onvoldoende slagkracht bij professionals (een van de) redenen waarom er in een casus geen sprake was van een sluitende aanpak. Daarom was escalatie naar de jeugdconsul nodig. Bij onvoldoende slagkracht wordt in deze analyse gedoeld op onvoldoende daadkracht, wilskracht, doorzettingsvermogen en energie vanuit professionals in de uitvoering van trajecten in gezinnen en met jongeren. Het gaat om nét dat ene stapje harder lopen als het in een traject soms niet zo gemakkelijk verloopt. Over de grenzen van je eigen organisatie heen durven kijken. Je niet zomaar bij een situatie neerleggen. Tot het uiterste gaan. Al deze acties kunnen worden samengevat onder de noemer professionaliteit. Waarmee je weer uitkomt op de gedachte: die éne professional die het verschil kan maken. Je hoort het mensen die een casus opschalen of die anderszins bij een casus betrokken zijn soms ook expliciet zeggen: ‘het hangt er maar net vanaf wie je aan de telefoon krijgt of bij wie de aanmelding binnenkomt …”. Deze knelpunten openbaren zich in de casuïstiek over 2011 in meerdere vormen. Bijvoorbeeld als het gaat om dreigende huisuitzettingen waarbij door betrokken hulpverleners onvoldoende wordt geacteerd. In een van de casussen die onder de aandacht van de jeugdconsul is gebracht had bijvoorbeeld een gezinscoach de betreffende papieren van de voornemens van de woningcorporatie wel gezien, maar deze vervolgens ook weer opzij gelegd, zonder hier met moeder afspraken over te maken. Toen de gezinscoach vervolgens drie weken met vakantie ging, dreigde de situatie te escaleren.
24
Analyse jeugdconsul 2011
Een andere kwestie waarop deze knelpunten zich manifesteren is dat er vaak in een hulpverleningsproces niet wordt nagegaan of ‘cruciale’ acties zijn uitgevoerd. Daardoor worden hulpverleners ‘verrast’ door ontwikkelingen die met een goede check voorkomen hadden kunnen worden. Ook komt het regelmatig voor dat hulpverleners onvoldoende op de hoogte zijn van de mogelijkheden die het systeem kent. Bijvoorbeeld als het gaat om het realiseren van plaatsingen, het inzetten van bepaalde behandeltrajecten of het volgen van een bepaalde route om tot een woning of verblijfplaats te komen. Het gaat bijvoorbeeld om professionals uit het veld die een casus opschalen omdat er geen geschikte plek beschikbaar is voor een kind of jongere. Het gebrek aan plaatsen binnen de jeugdzorg is een groot probleem, dat het werk van professionals lastig maakt. Aan de andere kant laat de praktijk ook zien dat er – als de nood aan de man komt – wel oplossingen te vinden zijn. Ook daarbij geldt, dat de slagkracht van de professional daarbij het verschil kan maken. Bijvoorbeeld door te werken vanuit een lange termijn visie (weten wat eigenlijk de meeste geschikte plek is voor een jongere, ook al is daar nog geen plek). Vervolgens overbruggingsmogelijkheden onderzoeken en alternatieve mogelijkheden voor plaatsing verkennen (buiten de regio). Samengevat kunnen al deze acties worden gevat onder de noemer ‘professionaliteit’. Net als in 2010 het geval was, onderstrepen deze voorbeelden dat de met ‘IKW Zorg voor de Toekomst’ ingezette lijn van (doorlopende) professionalisering nodig is. Tevens onderstreept het de noodzaak dat instellingen hun kwaliteitsbewaking op orde hebben en (laten) controleren of gemaakte afspraken worden nagekomen.
Voorbeeldcasus: slagkracht van een individuele professional De jeugdconsul wordt geconfronteerd met een casus waar sprake is van een alleenstaande moeder die uit de ouderlijke macht is ontheven. Haar kind is al langere tijd uit huis geplaatst. Op een zeker moment raakt moeder opnieuw zwanger. Vanaf dat moment wordt onder regie van de jeugdconsul gewerkt aan een intensief maatwerktraject, met begeleiding voor moeder en kind op alle leefgebieden gedurende (bijna) alle dagen van de week. Gedachte hierachter is om moeder een tweede kans te geven met haar nieuwe kindje. De begeleiding heeft als resultaat dat het nieuwe kindje, weliswaar onder toezicht van een gezinsvoogd en met intensieve begeleiding vanuit verschillende partijen, bij moeder thuis kan blijven wonen. Ondanks dat de situatie kwetsbaar blijft en moeder waarschijnlijk nog langdurig begeleiding nodig zal hebben, zijn de betrokken hulpverleners positief
over de ontwikkelingen in het gezin. Met name op het opvoedingsvraagstuk. Het op orde krijgen van de financiële situatie blijft echter een struikelblok De financiële problematiek beïnvloedt ook de rest van de situatie. Moeder heeft in het verleden grote schulden gemaakt. Sinds vijf jaar is zij in begeleiding bij budgetbeheer, waarna de situatie gestabiliseerd is. In de periode daarna is getracht schuldhulpverlening op te starten. Door het gedrag van moeder zelf is dit in eerste instantie niet van de grond gekomen. Begin 2011 heeft moeder zich samen met haar gezinscoach opnieuw gemeld voor een schuldhulpverleningstraject. Tien maanden later zit er nog geen schot in de daadwerkelijke start van dit traject. Dit ligt op dat moment volgens de betrokken hulpverlenende partijen niet aan het gedrag van moeder, maar aan het feit dat eerder met moeder gemaakte afspraken door de Kredietbank niet worden nagekomen en steeds nieuwe voorwaarden worden gesteld rondom de aanmelding. De betrokken hulpverleners geven aan dat het er maar net aan ligt welke medewerker je bij de Kredietbank te pakken krijgt. Zij zien ook dat de ene medewerker een stuk verder gaat in het bereiken van bepaalde doelen voor hun cliënten dan andere medewerkers. Om het proces vlot te trekken wordt door de jeugdconsul een interventie gepleegd richting de Kredietbank. Moeder krijgt kort daarop een uitnodiging om opnieuw een intake te doen bij de Kredietbank. Ook de gezinscoach is hierbij aanwezig. Het schuldhulpverleningstraject is daarmee alsnog van de grond gekomen. Uit dit voorbeeld blijkt duidelijk hoe de slagkracht van een bepaalde medewerker / professional een traject richting een gezin kan bepalen. Voor een gezin kan dit leiden tot ingrijpende, vervelende gebeurtenissen. Samenwerkende partijen in het veld geven dit zelf ook duidelijk aan.
Voorbeeldcasus: onvoldoende slagkracht Begin 2011 belt een verontrust familielid van de 16-jarige D. de jeugdconsul. De moeder van D. is een aantal jaren daarvoor overleden en D. verblijft vanaf dat moment bij pleegouders. Bij D. is sprake van gedragsproblematiek en trauma’s uit het verleden, waardoor hij na een periode bij pleegouders te hebben verbleven op vrijwillige basis wordt geplaatst in een behandelinstelling. Pleegouders vragen voor deze plaatsing hulp van een casemanager van een jeugdzorginstelling. Vervolgens verstrijken er 2 jaar. Op het moment dat het familielid contact zoekt met de jeugdconsul, dreigt de 16-jarige D. op straat te worden gezet (hij is volgens de instelling uitbehandeld) en er is nog geen vervolgplaatsing. Terug naar pleegouders is volgens het familielid geen optie. De problematiek van D. zou hiervoor te heftig zijn en pleegouders kunnen deze zorg niet aan. Analyse jeugdconsul 2011
25
De casemanager doet in de ogen van pleegouders echter weinig tot niets om een vervolgplaats voor D. te zoeken. Ook de samenwerking tussen de huidige behandelinstelling en de casemanager is volgens pleegouders onvoldoende. Hierdoor dreigt het traject rondom D. te stagneren. Om de urgentie te bepalen wordt vanuit het jeugdconsulaat contact gelegd met de betreffende casemanager en de behandelinstelling. De casemanager schetst dat hij de casus een aantal maanden daarvoor gebrekkig overgedragen heeft gekregen van een collega. Ook heeft hij gemerkt dat de samenwerking met de behandelinstelling niet altijd even effectief is verlopen. De casemanager geeft aan dat er drie weken daarvoor voor het laatste contact is geweest met de huidige instelling. De casemanager had destijds niet in de gaten dat de einddatum van de plaatsing van D. in zicht was. Ook niet hoe dringend de situatie was. Toen dit voor hem (twee maanden voor daadwerkelijke afloop van de plaatsing) duidelijk werd, is hij op zoek gegaan naar een vervolgplek en heeft hiervoor een indicatie aangevraagd. De indicatie is een maand later afgegeven en weer een maand later bij de vervolginstelling binnengekomen. De casemanager heeft geen zicht op de precieze wachtlijst voordat D. geplaatst kan worden. Uit contact met de behandelinginstelling blijkt vervolgens dat de einddatum van de plaatsing van D. definitief is. Zij hebben als behandelinstelling ruim van tevoren (driekwart jaar) aangegeven dat de plaatsing van D. zou eindigen. Ook hebben ze de plaatsing al een aantal keer verlengd, omdat de casemanager niet tot nauwelijks reageerde en handelde naar aanleiding van de signalen over de aflopende plaatsing. Voor de behandelinstelling is de maat vol. De instelling geeft aan dat in eerste instantie de casemanager, maar ook pleegouders, verantwoordelijk zijn voor het oppakken van dit signaal en het organiseren van een vervolgplek. Dit omdat de plaatsing van D. op vrijwillige basis is. Na het contact met de behandelinstelling wordt er opnieuw gesproken met de casemanager en aan hem aangegeven dat de huidige plaatsing van D. definitief eindigt en dat de casemanager nu aan zet is. Er is geen uitstel meer mogelijk. Met een beschuldigende vinger naar elkaar wijzen helpt nu niet. Er moet gehandeld worden. Er moet iemand opstaan die de verantwoordelijkheid neemt en de casemanager is hiervoor de geschikte persoon. Later wordt er gesproken met het familielid en pleegouders in het Stadhuis. Op advies van het jeugdconsulaat hadden zij inmiddels gesproken met de casemanager over de ontstane situatie. Na dit gesprek had de casemanager aangegeven dat hij inzag dat de problematiek van D. heftiger is dan verwacht. De casemanager gaf aan tot dan toe alleen de evaluatieverslagen gelezen te hebben van de behandelinstelling en de jongen nog niet zelf te hebben gezien / gesproken. Ook had de casemanager contact gelegd met de instelling waar D. op de wachtlijst staat. Zij
26
Analyse jeugdconsul 2011
konden nog geen uitspraken doen over de termijn waarop D. geplaatst kon worden, maar zij konden in de tussentijd wel thuisbegeleiding bieden of een coachingstraject inzetten voor D. Gezamenlijk hebben pleegouders en de casemanager besproken dat D. niet naar huis terug kan. D. komt dus in de crisisopvang terecht, omdat een vervolgplaatsing nog niet gerealiseerd is.
groot dat het na korte of lange tijd toch (weer) mis gaat. Blijft een jongere begeleiding weigeren, dan is het vaak wachten op het moment dat er vanuit een justitieel kader ingegrepen moet worden. Of (als de situatie hiertoe aanleiding geeft) een rechterlijke machtiging of een IBS opgelegd kan worden. Als het echter zover komt, is er vaak al eerder in het traject iets niet goed gegaan.
Op het moment dat D. door de behandelinstelling op straat wordt gezet, heeft de casemanager (nog) geen crisisopvang geregeld. D. wordt vervolgens toch bij pleegouders thuis geplaatst. Waar dit in eerste instantie voor de overbrugging van het weekend is bedoeld, verblijft D. hier een week later nog steeds. Ondertussen is er geen begeleiding in het gezin aanwezig. Pleegouders hebben opnieuw geen vertrouwen in de voortvarendheid van de casemanager. Zij nemen opnieuw contact op met het jeugdconsulaat.
Zoals de analyse van 2010 al aangeeft, vraagt de aanpak van deze buitencategorie multiprobleemjongeren en -gezinnen nadrukkelijk om een integrale en nauw op elkaar afgestemde aanpak. Met name deze twee aspecten bepalen de ‘slagkracht’ van een dergelijke aanpak.
Het jeugdconsulaat spreekt met de casemanager af dat er op hele korte termijn begeleiding in het gezin ingezet moet worden voor D. en pleegouders. Ook wordt er vanuit het jeugdconsulaat (door tussenkomst van DOSA) een maatschappelijk werker ingezet voor de ondersteuning van pleegmoeder. D. heeft op dat moment ook geen dagbesteding. In overleg met leerplicht wordt geregeld dat D. op korte termijn kan starten bij het Educatief Centrum. Pleegouders geven aan op die manier de periode te kunnen overbruggen, totdat D. geplaatst kan worden in de vervolginstelling. Dit gebeurt uiteindelijk 3 maanden later.
3. P roblematiek rondom hulpverleningsresistente jongeren / ouders
In 29 procent van de casuïstiek uit 2011 was problematiek rondom hulpverleningsresistente jongeren of ouders een reden een casus op te schalen naar het jeugdconsulaat. Dit is en blijft een hardnekkige groep. Met name als de personen waar het om gaat inmiddels meerderjarig zijn. Met betrekking tot deze groep gaat het aan de ene kant om jongeren van wie evident duidelijk is dat zij hulpverlening en/of begeleiding nodig hebben, maar hier niet (meer) voor open staan. Aan de andere kant gaat het om ouders binnen een gezin (waar sprake kan zijn van zowel minderjarige als meerderjarige kinderen) die elke vorm van hulpverlening weigeren of er alles aan doen om het lopende hulpverleningsproces onnodig te vertragen of belemmeren. Dit is de groep die door de jeugdconsul al eerder is benoemd als de buitencategorie multiprobleemjongeren en – gezinnen. De jongeren die binnen deze groep vallen, geven zelf vaak aan dat zij de verantwoordelijkheid aan kunnen om hun eigen problemen aan te pakken. Bijvoorbeeld als een ondertoezichtstelling na het 18e jaar eindigt. Vanuit de zorg- en hulpverlening bestaan hier vaak grote zorgen over. Bij een jongere zonder dagbesteding, zonder startkwalificatie, zonder inkomen, zonder vaste woonof verblijfplaats en zonder stabiel netwerk is de kans
Als het gaat om het maximaal gebruiken van de momenten waarop deze mensen iets van het systeem nodig hebben, kan winst worden behaald. Bijvoorbeeld als een jongere zich meldt bij het jongerenloket voor de aanvraag van een uitkering. Het zo sluitend mogelijk organiseren van de aanpak van deze jongeren, vraagt om tijdige informatieoverdracht tussen betrokken partijen en de wil en tijd om als betrokken organisatie / dienst goed in kaart te brengen wat er speelt en hoe daar het beste op in te spelen. Als het gaat om hulpverlening aan de buitencategorie multiprobleemgezinnen komen echter ook de grenzen van het huidige hulpverleningsstelsel in zicht. Hoe samenhangend en integraal de aanpak ook is. Regelmatig is na langjarige, intensieve en met veel ‘strijd’ gepaard gaande hulpverleningstrajecten de constatering, dat de (positieve) effecten daarvan op het gezin en/ of de kinderen slechts marginaal zijn (geweest). Deze constatering, in combinatie met het feit dat aan deze (vaak langjarige) hulpverleningstrajecten hoge kosten verbonden zijn, rechtvaardigt een reflectie op de manier waarop geprobeerd wordt om de problemen in dergelijke gezinnen aan te pakken. In dat kader werkt het jeugdconsulaat een business case uit. Hierin worden de (maatschappelijke) kosten en baten van de zorg- en hulpverlening aan een (bij de jeugdconsul bekend) buitencategorie multiprobleemgezin in kaart gebracht en afgezet tegen de kosten en baten van alternatieve trajecten. De uitkomsten van die business case, die gemaakt wordt in samenwerking met een aantal partijen uit het veld, zullen worden geborgd in het (gedecentraliseerde) stelsel van jeugdzorg en – hulpverlening. Bij de reflectie op alternatieve trajecten lijkt het zo te zijn dat, om ook daadwerkelijk het verschil te kunnen maken, er meer buiten de geldende kaders gedacht zou moeten worden. De uitwerking van de businesscase richt zich er bijvoorbeeld ondermeer op dat als problemen in een gezin terug te voeren zijn op het gedrag van ouder(s), de ‘sanctie’ zich ook veel meer op de ouder(s) zou moeten richten. Verplicht onderzoek naar de vaardigheden van ouders is hierin een fundamenteel onderdeel. Analoog aan de ontwikkelingen in het Veiligheidshuis
over de aanpak van de meest criminele / overlastgevende personen, zou de zorg voor de buitencategorie multiprobleemgezinnen ondergebracht kunnen worden in een zogenaamd ‘Zorghuis’. Hierin participeren alle partijen die bij de hulpverlening aan een buitencategorie multiprobleemgezin betrokken (kunnen) zijn. Dit is van belang, omdat deze gezinnen elk ‘gat’ dat valt in de (samenhang van de) hulpverlening benutten om het hulpverleningsproces te belemmeren. Strakke regievoering en een integraal samenhangende aanpak op alle leefgebieden zijn bij deze gezinnen essentieel om vat te (kunnen) krijgen op de problematiek.
Voorbeeldcasus: niet-willende ouders Een vader van vier kinderen schrijft een brief aan de burgemeester omdat hij zich zorgen maakt om zijn kinderen. Deze zorgen hebben enerzijds te maken met één van zijn zoons, de 13-jarige F., die op dat moment niet naar school gaat en aan de andere kant met de uithuisplaatsing van zijn twee jongste kinderen. De burgemeester vraagt het jeugdconsulaat uit te zoeken wat er precies in deze casus speelt. Vanuit het jeugdconsulaat wordt vervolgens gesproken met vader in het Stadhuis. Tijdens dit gesprek is zijn 13-jarige zoon meegekomen. Zij vertellen het verhaal dat F. al een aantal maanden niet naar school gaat. F. was op verschillende scholen voor regulier onderwijs inmiddels afgewezen en deze scholen hadden aangegeven dat F. beter af zou zijn op speciaal onderwijs. Vader en F. geven echter aan dit niet te zien zitten, maar dat F. wel weer graag naar school wil. Zij geven aan dat dit alleen zo is omdat F. een Cluster IV indicatie heeft uit de tijd dat hij een periode uit huis geplaatst is geweest. Zij zijn bang dat F. via deze indicatie opnieuw in een behandelinstelling terecht zou komen. Daarnaast vertelt vader over de uithuisplaatsing van zijn twee jongste kinderen. Deze kinderen zijn door BJZ bij familie geplaatst, maar vader ziet graag dat al zijn kinderen weer thuis komen wonen. Vanuit het jeugdconsulaat is vervolgens contact opgenomen met de gezinsvoogd van BJZ die bij het gezin betrokken is en de leerplichtambtenaar. De gezinsvoogd is inmiddels vier jaar bij het gezin betrokken. Er heeft al veel hulpverlening in het gezin gezeten. Ook voor de tijd dat er een OTS en mUHP werd uitgesproken voor de kinderen. De gezinsvoogd is niet meer betrokken bij F., maar heeft zich wel ingezet om F. op een school te krijgen. De gezinsvoogd geeft aan dat F. inmiddels al op een school had kunnen zitten, maar dat ouders geen akkoord gaven voor overdracht van het onderwijsdossier. De ouders zijn erg argwanend tegenover de instelling die het onderwijsdossier van F. moet beoordelen en die hem toewijst aan een school voor speciaal onderwijs. Dit omdat F. in de periode dat hij uit huis geplaatst is geweest, bij dezelfde instelling verbleef. Analyse jeugdconsul 2011
27
De gezinsvoogd heeft tevens de situatie toegelicht rondom de uithuisgeplaatste kinderen. De gezinsvoogd geeft aan dat de veiligheid van de kinderen voldoende gewaarborgd is. Aan vader is vervolgens teruggemeld dat we vanuit de gemeente / het jeugdconsulaat niet kunnen treden in rechterlijke uitspraken en dat hij met zijn advocaat in gesprek moet gaan om de zittingen voor te bereiden. Naast de gezinsvoogd wordt er ook contact gelegd met de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) omdat F. besproken zal worden in het overleg ‘Actietafel Thuiszitters’. Met de voorzitter van dit overleg wordt besproken hoe het proces om F. op een school te krijgen zo effectief mogelijk kan verlopen. De voorzitter van dit overleg geeft aan dat naast het vinden van een plek op een geschikte school, overdracht van het onderwijsdossier van belang is. Zonder deze overdracht kan er niet naar een school worden gezocht voor F. Verschillende hulpverleners hebben inmiddels bij ouders aangedrongen op dossieroverdracht, maar ouders blijven argwanend tegenover de instelling die het dossier moeten beoordelen en zijn daarom nog niet akkoord gegaan. Nadat uit het overleg is gebleken dat er een geschikte school is gevonden vindt er opnieuw een gesprek plaats met ouders. Hierbij is rekening gehouden met de argwaan van ouders en F. als het gaat om de locatie van de school. Tijdens deze tweede afspraak met vader en F. is hen – op basis van informatie vanuit leerplicht - uitgelegd dat een kleine klas en extra begeleiding op school goed is voor F. En dat het speciaal onderwijs op dit moment daarmee de enige aangewezen plek is. Vanwege de argwaan van ouders over de betreffende instelling, is ook uitgelegd dat die instelling naast de jeugdzorginstelling ook onderwijs verzorgd. En dat onderwijs volgen bij die instelling niet betekent dat F. intern in een behandelinstelling dient te verblijven. Vervolgens is uitgelegd dat voor het vinden van een beschikbare plek op een dergelijke school, dossieroverdracht noodzakelijk is. Vervolgens heeft vader in dat gesprek zowel mondeling als schriftelijk hiervoor zijn toestemming gegeven. Deze getekende toestemmingsverklaring is vervolgens vanuit het jeugdconsulaat doorgestuurd aan het Onderwijszorgloket Koers VO. Die hebben deze beoordeeld en doorgestuurd naar de betreffende onderwijsinstelling. Diezelfde week is er nog een school gevonden voor F. en is er een kennismaking gepland met ouders en F. op de school. Weer een week later kon F daadwerkelijk starten. Hiermee leek dit knelpunt getackeld, maar F. verscheen de eerste twee dagen niet op school. Het jeugdconsulaat heeft hierop opnieuw een interventie gepleegd. Ouders zijn hierop aangesproken. Zij gaven als reden dat F. nog niet naar school ging aan, dat zij de school niet zagen zitten. Zij hadden bij hun advocaat een verzoek
28
Analyse jeugdconsul 2011
neergelegd om een nieuwe school te zoeken. Tot die tijd wilden ouders F. thuis houden. Dat ze hiermee hun zoon benadelen, leken ouders (op dat moment) niet in te zien. Vanuit het jeugdconsulaat zijn ouders hierop aangesproken en is tevens contact gelegd met de advocaat. Omdat F. al wel formeel ingeschreven stond op de school, heeft de school direct een verzuimmelding gedaan bij leerplicht. Op nadrukkelijk verzoek vanuit het jeugdconsulaat heeft de school de plek van F. ondertussen vrijgehouden. Leerplicht is vervolgens bij ouders langsgegaan en heeft met hen gesproken. Ook is er vanuit leerplicht contact gelegd met het OM om de mogelijkheden te verkennen om het instrument ‘last onder dwangsom’ in te zetten. Leerplicht deelde ouders vervolgens mee dat F. binnen drie dagen naar school moest, anders zou een last onder dwangsom worden afgegeven. Ook de advocaat is hierover ingelicht. De ‘dreiging’ met deze sanctie was voldoende, want ouders hebben F. de dag erna naar school gestuurd. Het jeugdconsulaat heeft de zaak nog een maand gemonitord. F. ging op dat moment nog steeds keurig naar school. Daarna is casus overgedragen naar DOSA.
Voorbeeldcasus: hulpverleningsresistente jongere De 18-jarige K. heeft tot zijn 18e een aantal jaren onder toezicht gestaan van Bureau Jeugdzorg. In die periode verblijft hij ook ruim een jaar in een instelling voor jeugdzorg plus, omdat de situatie thuis bij zijn moeder en broertje niet houdbaar is. De relatie tussen de gezinsvoogd en K. en zijn moeder is altijd gespannen geweest. Moeder heeft het gevoel dat de gezinsvoogd weinig voor haar zoon K. betekent, op het moment dat K. weer thuis woont. Hulpverlening voor K. komt niet goed van de grond. Het gedrag van K. zelf speelt daar ook een rol in. In de periode voordat K. 18 jaar wordt, weigert hij zijn medewerking te verlenen aan hulpverlening. Ook verzuimt hij veel van school.
Dit is reden voor moeder om contact op te nemen met het jeugdconsulaat. In samenwerking met de GOSA-regisseur van de gemeente waar het gezin woont, tracht het jeugdconsulaat de juiste begeleiding en ondersteuning in te zetten. Dit gebeurt in overleg met moeder. Een outreachende werker vanuit een GGZ-traject legt het eerste contact met K. en probeert zijn vertrouwen te winnen. K. stemt uiteindelijk toe met deze begeleiding, maar na een korte periode blijkt dat K. zijn afspraken nakomt, maar daarmee is alles gezegd. Hij heeft nog steeds geen dagbesteding en de situatie thuis is voor moeder onhoudbaar. Mogelijkheden om de jongen gedwongen uit huis te halen zijn er echter niet. Voor een rechterlijke machtiging is de problematiek niet zwaar genoeg. En voor begeleid wonen moet de jongen gemotiveerd zijn. K. weigert hier echter aan mee werken. Daarnaast is het voor moeder een grote en moeilijke stap om haar zoon op straat te zetten. In een regieoverleg met de betrokken partijen wordt vervolgens het voorstel gedaan om een multi dimensionaal traject vanuit de GGZ-instelling in te zetten in het gezin. Een traject dat zich niet alleen richt op de problematiek van K., maar dat ook zijn moeder en broertje betrekt in de begeleiding. Dit vanuit de gedachte dat het gehele gezin onderdeel is van de problematiek. Uiteindelijk gaan zowel K. als moeder akkoord met deelname aan dit traject. Ook wordt K. aangemeld voor begeleid wonen, voor de periode nadat het traject afgerond is. Hiermee sluit de jeugdconsul de casus weer af en blijft de GOSA-regisseur de casus monitoren.
Op zijn 18e verjaardag eindigt de OTS van K. Via een mailcontact beëindigt de betreffende gezinsvoogd het contact met zijn pupil en wenst K. “veel succes in de toekomst”. Voor K. is op dat moment niets geregeld, hoewel voor zijn omgeving duidelijk is dat K. nog wel degelijk (psychische) begeleiding nodig heeft. K. gaat niet naar school, werkt niet en is niet aangemeld voor een begeleid wonen traject. K. blijft dus zonder dagbesteding bij zijn moeder wonen. Zijn gedrags- /psychische problematiek leidt op sommige momenten tot (fysieke) escalaties tussen moeder en zoon. Moeder heeft hiervan ook aangifte gedaan bij de politie. Moeder is ondertussen op zoek naar hulpverleningsmogelijkheden voor haar zoon. K. is echter ambivalent in zijn uitspraken over het willen meewerken aan begeleiding. En de meeste jongerencoaches haken vrij snel af als een jongere niet gemotiveerd is. Analyse jeugdconsul 2011
29
4
Stand van zaken: De GDD heeft deze aanbeveling opgepakt en samen met FlexusJeugdplein een werkwijze ontwikkeld die per in de tweede helft van 2012 als pilot kan starten. Het gaat hier niet over een nieuw traject, maar over inzet van huidige ‘stevige’ gezinscoaches die in de betreffende gezinnen intensief aan de slag gaan. De belangrijkste elementen in de zorg- en hulpverlening aan deze gezinnen binnen deze werkwijze zijn: ●● ●●
●●
●● ●●
outreachend , langdurig, vasthoudend, trouw en wisselend in intensiteit en contactfrequentie; minmaal wekelijks contact met het gezin (ook als het goed gaat/lijkt te gaan). De contacttijd varieert van 10 minuten telefonisch tot 24 uur face to face per week (en uiteindelijk zoveel als nodig is op een bepaald moment); hulp wordt pas afgesloten na een langere periode van stabiliteit en bij vertrouwen van gezin, de coach en de opdrachtgever dat het gezin zonder hulp goed verder kan; waar dat niet beschikbaar is of niet werkt wordt gezocht naar onconventionele ‘nieuwe’ oplossingen; hulp wordt ingezet vanuit de principes van wraparound care (géén export van problemen, maar import van expertise).
Uitvoering van deze pilot vindt niet geïsoleerd plaats, maar in nauwe samenhang met de al bestaande structuren voor zorg- en hulpverlening in Rotterdam. Bijvoorbeeld het Veiligheidshuis. Dit is met name van belang wanneer bij deze buitencategorie multiprobleemgezinnen ook sprake is van criminaliteit. Alle partijen die bij de aanpak van zo’n gezin betrokken zijn, zijn (of kunnen worden) vertegenwoordigd in het Veiligheidshuis. Dat maakt een integrale en maximaal sluitende aanpak mogelijk. Aanbeveling 2: aan BJZ en het Zorgkantoor Zet in op indicatiestellingen vanuit langjarig perspectief, zodat ook daadwerkelijk een lange termijn begeleiding planmatig kan worden ingezet.
Stand van zaken aanbevelingen analyse 2010 In de Analyse 2010 heeft de jeugdconsul een aantal aanbevelingen gedaan. Basis hiervoor was de casuïstiek die in 2010 onder de aandacht van de jeugdconsul was gebracht. Deze aanbevelingen zijn door het college van burgemeester en wethouders overgenomen en er zijn verschillende ontwikkelingen in gang gezet. Hierna wordt per aanbeveling de stand van zaken op 1 maart 2012 weergegeven. Aanbeveling 1: aan BJZ, RvdK, CJG en zorg- en hulpverleningsinstellingen Beoordeel in een zo vroeg mogelijk stadium of sprake is van de buitencategorie multiprobleemgezinnen en zorg voor daarop afgestemde zorg- en hulpverlening in termen van ervaring en strakke regie.
30
Analyse jeugdconsul 2011
Stand van zaken: Gebleken is dat de hulpverlenende instellingen weinig gebruik maken van de mogelijkheid om langjarige indicatiestellingen in te zetten. Daarnaast worden de indicatiestellingen met de stelselwijziging in de jeugdzorg anders georganiseerd. De nadruk zal daarom veel meer komen te liggen op de bereikbaarheid en de toeleiding naar zorg. Snel signaleren, diagnosticeren en toeleiden naar zorg wordt met de stelselwijziging nog belangrijker. Deze aanbeveling wordt om die reden betrokken bij het professionaliseringstraject van ‘Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst’ en verder opgepakt als ontwikkelopgave in de voorbereidingen van de stelselwijziging. Aanbeveling 3: aan College B&W Maak bij de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aanhangig dat een OTS leidt tot de verplichting van
ouders om mee te werken aan een onderzoek naar hun pedagogische vaardigheden en de daarin belemmerende factoren. Stand van zaken: De essentie van deze aanbeveling was dat een OTS per definitie ook inhoudt dat een ouder verplicht is mee te werken aan een onderzoek naar hun pedagogische vaardigheden en de daarin belemmerende factoren. Weliswaar kan een dergelijk onderzoek op dit moment door de RvdK of BJZ worden aangevraagd, maar dit vindt dan plaats in aanvulling op het verzoek om een OTS of verderstrekkende beschermingsmaatregel. Deze route is onzeker qua afloop en kost extra tijd, waar het kind de dupe van is. Deze (extra) gang naar de rechter zou niet meer nodig moeten zijn. Met de voorgestelde wetswijzigingen van de kinderbeschermingswetgeving, die momenteel voorliggen in de Eerste Kamer, wordt hierin niet voorzien. Aanbeveling 4: aan de GGD en zorg- en hulpverleningsinstanties Geef de basisafspraken zorgcoördinatie en opschaling, het daarmee samenhangende begrippenkader én de werkafspraken SISA, een permanente en prominente plaats in de scholing en training van de mensen die werkzaam (zullen) zijn binnen het jeugdzorgveld in Rotterdam en de Rotterdamse regio. Stand van zaken: Vanuit de GGD is in het eerste half jaar van 2012 een project opgezet, dat er op gericht is de verbinding te leggen met meerdere andere onderwerpen, zowel binnen als buiten IKW/decentralisatie (onder meer doorontwikkeling CJG, toeleiding en diagnose, professionalisering, samenvoeging LZN/LTHG, account BJZ, gezinscoaching, ontwikkeling wijkteams). In het project zijn drie specifiek aan zorgcoördinatie gekoppelde resultaatgebieden benoemd, namelijk: 1. De 3 coördinatiemechanismen bundelen in 1 coördinatieteam 2. De Staal+ afspraken verder implementeren 3. De staal+ afspraken actualiseren en aanscherpen Ad 1. Bundeling drie coördinatiemechanismen tot 1 coördinatieteam. De tussenstap die voor wat betreft zorgcoördinatie gemaakt wordt richting het eindbeeld 2015 behelst het samenvoegen van de bestaande procesregie lagen (CJG, LZN/LTHG, DOSA) in 1 coördinatieteam. Het implementatieplan gereed december 2012. Daadwerkelijke implementatie in 2013. Ad 2. Staal+ afspraken implementeren Tijdens het herontwerptraject is gebleken dat Staal+ nog niet volledig is geïmplementeerd. Op veel punten dient nog ingezet te worden. Door die inzet te plegen worden ook al de eerste stappen gezet naar het eindbeeld 2015. Deels zijn deze acties nu al gestart via het professionaliseringsspoor van IKW. Analyse jeugdconsul 2011
31
Daarnaast zijn voor september en oktober 2012 verschillende bijeenkomsten gepland voor professionals waar de punten zoals aangedragen aan de inspectie jeugdzorg specifiek onder de aandacht worden gebracht. Uitvoering tussen nu en medio 2013. Voor de Staal+ afspraken zie bijlage 2 in deze analyse. Ad 3. De Staal+ afspraken actualiseren en aanscherpen Bij dit onderdeel van het project gaat het om het aanpassen van de Staal+ afspraken aan de nieuwe situatie. De meest in het oog springende verandering is dat er straks in plaats van 4 maar 3 procesregisseurs per deelgemeente zijn (samenvoeging LZN/LTHG zijn). Deze procesregisseurs worden daarnaast gebundeld in 1 coördinatieteam. Mogelijk zijn er nog meer wijzigingen op de huidige afsprakenset wenselijk dan wel onvermijdelijk. Dit zal onder meer blijken bij de verdere implementatie van Staal+. De verwachting is dat het niet om zeer grote wijzigingen zal gaan waardoor de grote lijn achter de huidige Staal+ afsprakenset overeind blijft. Begin 2013 start inventarisatie gewenste wijzigingen; medio 2013 moet het proces zijn afgerond. Aanbeveling 5: aan de GGD en zorg- en hulpverleningsinstanties Borg het naleven van de vastgestelde werkwijze in het kwaliteitssysteem van de onderliggende organisaties. Voer ter controle jaarlijks audits uit. Stand van zaken: Er is in IKW voorzien in een aantal audits, namelijk om te onderzoeken: ●● ●● ●● ●●
hoe de meldcode en SISA zijn geborgd in de uitvoeringsprocessen van de gesubsidieerde organisaties; of en in hoeverre signalen en matches in SISA hebben geleid tot betere hulpverlening en of het principe ‘één gezin, één plan, één regisseur’ werkt; om de samenwerking tussen de netwerken te beoordelen op het principe één gezien, één plan één regisseur; hoe de zorgstructuren op de scholen functioneren.
In 2012 zal de audit rond de Meldcode worden meegenomen in de audit SISA. Dit in het verlengde van het effectonderzoek Meldcode en de nulmeting die in 2011 heeft plaats gevonden. In november en december 2012 wordt een verdiepend kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Hierin wordt de vraag beantwoord of de signalen en matches in SISA en de stappen van de meldcode hebben geleid tot betere hulpverlening. Tevens komt er onderzoek naar de samenwerking tussen de netwerken op het principe één gezin, één plan, één regisseur. Deze verdieping bepaalt mede de inhoud voor de structurele audit in 2013 en volgende jaren. Het onderzoek van 2012 zal als nulmeting dienen voor de structurele audit. In september 2012 zal er een quickscan plaatsvinden op het gebied van zorgcoördinatie.
32
Analyse jeugdconsul 2011
Aanbeveling 6: aan College B&W Geef de GGD opdracht om na te gaan in hoeverre de vier bestaande coördinatiestructuren kunnen worden doorontwikkeld tot één samenhangend geheel.
5
Stand van zaken: Een brede projectgroep, met alle betrokken partijen, werkt onder leiding van de GGD op dit moment een plan uit voor een herontwerp van de zorgcoördinatiestructuur. Hierin worden alle vier de bestaande coördinatiestructuren meegenomen (CJG, DOSA, LZN/LTHG en veiligheidshuis). In dit herontwerp staan een aantal uitgangspunten centraal: - - - - - -
1 kind, 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur neerwaartse druk in het systeem (minder overheid en meer samenleving) een striktere scheiding casusregie en procescoördinatie er wordt gebiedsgebonden gewerkt de coördinatiefuncties worden ook gebiedsgebonden ondergebracht. de lijn van opschaling wordt vereenvoudigd
Aanbeveling 7: aan de wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin Veranker de functionaliteit ‘hoogste escalatieniveau’ en doorzettingsmacht in het systeem van zorgen hulpverlening aan multiprobleemgezinnen en risicojongeren om tot een permanente voorziening. Voor de borging is inmiddels een voorstel uitgewerkt. Hoofdstuk 5 van deze analyse gaat hier nader op in.
Borging jeugdconsulfunctie Introductie van de mogelijkheid tot opschaling / escalatie naar de jeugdconsul en uitvoering van evaluatieonderzoeken door de jeugdconsul heeft er toe geleid dat het systeem van zorg- en hulpverlening aan multiprobleemgezinnen en –kinderen in Rotterdam en de Rotterdamse regio beter functioneert. Ondanks dat het nóg scherper en sluitender kan en het veld de komende jaren flink in ontwikkeling is, is een voorstel uitgewerkt op welke wijze verankering van de functionaliteit(en) van de jeugdconsul binnen de bestaande structuur het beste kan plaatsvinden. Nadere uitwerking van het voorstel staat in dit hoofdstuk.
Analyse jeugdconsul 2011
33
Huidige situatie
De huidige vorm onderscheidt drie functionaliteiten van de jeugdconsul: 1. Hoogste escalatieniveau concrete casuïstiek (doorzettingsmacht, interventie en advies) 2. Incidentenmanagement (snelle informatievergaring en risicoanalyse) 3. Evaluatieonderzoek n.a.v. concrete casuïstiek (formuleren leerpunten en aanbevelingen) Deze drie functionaliteiten zijn ondergebracht binnen het jeugdconsulaat. De jeugdconsul en drie medewerkers voeren op dit moment de werkzaamheden uit.
Uitvoerbaarheid functionaliteiten
Bij aanvang van de discussie over de borging van de functionaliteiten heeft zich de kernvraag aangediend of de drie onderscheidden functionaliteiten gezamenlijk of (elk) apart geborgd zouden moeten worden. De (meeste) partijen onderschrijven het feit dát er een hoogste escalatieniveau nodig is binnen het veld van zorg- en hulpverlening. Echter de escalatiefunctie, het incidentenmanagement en de onderzoeksfunctie hoeven niet noodzakelijk op één en dezelfde plek te worden geborgd. Hoogste escalatieniveau Voor de functie hoogste escalatieniveau is vastgesteld dat dit in de praktijk een systeemverbetering is. Positionering boven de partijen lijkt hierbij noodzakelijk. Uitvoering van de functionaliteit hoogste escalatieniveau kan het beste geschieden in een omgeving waar de betreffende functionaris het mandaat en de doorzettingsmacht bezit om vastgelopen casuïstiek weer vlot te trekken. Daarnaast is een zekere mate van autoriteit essentieel. Het beleggen van deze functionaliteit binnen de gemeente geniet de voorkeur. Dit sluit ook aan bij de beweging die landelijk is ingezet als het gaat om regie op (jeugd)zorg. Incidentenmanagement Voor de functionaliteit ‘incidentenmanagement’ is met name van belang dat snel informatie boven tafel kan worden gehaald bij de betrokken partijen. De plek van waaruit dit proces plaatsvindt, is minder relevant. Maar het proces sluit inhoudelijk nauw aan bij de activiteiten die ook in het kader van escalaties worden uitgevoerd. Het ligt daarom in de rede de functionaliteiten hoogste escalatieniveau en incidentenmanagement gezamenlijk te borgen.
Evaluatieonderzoek Voor een goede uitvoering van de onderzoeksfunctie zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid van groot belang. Het beeld van de slager die zijn eigen vlees keurt moet worden voorkomen. Met de positionering van de onderzoeksfunctionaliteit dient hiermee nadrukkelijk rekening te worden gehouden. Voor alle functionaliteiten is van belang is dat de partij / persoon bij wie de functie wordt belegd voldoende kennis heeft van en verbinding heeft met het veld van zorg- en hulpverlening. En dat die daarnaast voldoende tijd vrij kan maken / heeft om de functie te vervullen. Om gevraagde escalaties en onderzoeken uit te kunnen voeren zal naar verwachting een kleine staf nodig zijn.
Uitwerking borgingsopties
In samenspraak met de GGD en de betreffende partijen is vervolgens een aantal concrete borgingsopties nader uitgewerkt. Hierbij is gelet op bovenstaande beschreven uitgangspunten. Voor de functionaliteiten hoogste escalatieniveau en incidentenmanagement is nader ingezoomd op de scenario’s clusterdirecteur MO en Veiligheidshuis. Voor de functionaliteit evaluatieonderzoek is nader ingezoomd op de scenario’s interne auditdienst van de gemeente Rotterdam en de gemeentelijke ombudsman.
Voorstel
Na weging van de aan genoemde opties verbonden voor- en nadelen, wordt voorgesteld de functionaliteiten ‘hoogste escalatieniveau’ en ‘incidentenmanagement’ onder te brengen bij de clusterdirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling (MO). Die zal hierbij operationeel ondersteund worden door een kleine staf. Die zal worden gehuisvest bij het Veiligheidshuis, om maximaal verbinding met het operationele veld te houden. Met de keuze voor deze inbedding wordt de clusterdirecteur MO ook de nieuwe jeugdconsul. Met de inbedding van de functionaliteiten houdt Rotterdam dus een jeugdconsul. Hiermee blijft maximale inzet geleverd om het systeem van zorg- en hulpverlening aan risicokinderen en –gezinnen onder alle omstandigheden optimaal te laten functioneren. De functionaliteit ‘evaluatieonderzoek’ zal worden ondergebracht bij de interne audit afdeling (IAA) binnen de gemeente Rotterdam.
Scenario voor borging Functionaliteiten
Borging binnen staande organisatie
Hoogste escalatieniveau + Incidentenmanagement
Clusterdirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling (MO)
Evaluatieonderzoek
IAA (interne audit afdeling gemeente Rotterdam)
jeugdconsul(aat)
34
Analyse jeugdconsul 2011
6
Observaties en aanbevelingen 2011 De opgave van de jeugdconsul is naast het realiseren van een doorbraak in concrete, vastgelopen casuïstiek ook aanbevelingen te doen om het systeem van zorg- en hulpverlening aan multiprobleemgezinnen en –jongeren professioneler en effectiever te maken. Hiervoor zijn onderstaande aanbevelingen geformuleerd. De casuïstiek die (ondermeer) in 2011 onder de aandacht van de jeugdconsul is gebracht vormt de basis voor de aanbevelingen. Dit is de laatste analyse van de jeugdconsul in haar huidige vorm. Daarom is er voor gekozen om enkele observaties te beschrijven die de afgelopen jaren zijn opgedaan binnen het systeem van zorg- en hulpverlening. Analyse jeugdconsul 2011
35
Een algemene aanbeveling sluit vervolgens dit hoofdstuk af. Observatie 1 Het verschil wordt uiteindelijk niet gemaakt door de structuur, maar door de cultuur. Met name de professionaliteit van de individuele werkers maakt het verschil in concrete casuïstiek. En niet zozeer de structuur van waaruit die zorg plaatsvindt. Dit blijkt uit meerdere analyses van de jeugdconsul. Dit aspect moet niet uit het oog worden verloren bij het denken over en het uitvoeren van (grote) structuurveranderingen binnen het zorgstelsel. Een stelselverandering kan zeker bijdragen aan vereenvoudiging van hulpverlening. Een betere zorg voor minder geld vraagt echter ook nadrukkelijk om hulpverleners die in staat zijn om die slag te willen en kunnen maken. Observatie 2 Maak visies en vergezichten over het onderwerp professionaliteit concreet en maak hulpverleners duidelijk wat die voor hun dagelijkse werk betekenen. Om tot daadwerkelijke veranderingen in het veld te komen is het formuleren van visies en vergezichten als het gaat om professionaliteit en professionalisering alléén niet voldoende. Er gaat pas iets veranderen als die visies en vergezichten hun weg vinden naar de werkvloer en op die werkvloer worden doorvertaald in concrete acties met betrekking tot houding en gedrag. Medewerkers van de instellingen in het veld moeten weten wat van hen verwacht wordt. Zij moeten dit vorm geven in hun (manier van) werken. Dat gaat niet vanzelf. Dit vraagt om ondersteuning, professionalisering en sturing vanuit de instelling waar zij werkzaam zijn. Observatie 3 Hulpverleningsresistente jongen komen nog te vaak in een vacuüm terecht omdat informatie niet gedeeld wordt.
Bij de groep jongeren die afwijzend tegenover elke vorm van (vervolg)hulp staat, terwijl tegelijkertijd evident is dat zij hun problematiek niet (alleen) gaan oplossen, is een sluitende aanpak tussen jeugdzorginstanties en de gemeente van belang. Nog te vaak verdwijnen deze jongeren uit beeld, om na verloop van tijd met nog meer problemen weer in beeld te komen. Het is dan ook van groot belang om zicht te houden op deze jongeren, om zo de momenten waarop ‘vraag en hulpaanbod’ wel bij elkaar komen, maximaal te kunnen benutten. Observatie 4 Het zou ook mogelijk moeten zijn om (kinder)beschermingsmaatregelen toe te passen op ouders.
36
Analyse jeugdconsul 2011
Als het gaat om hulpverlening aan de ‘buitencategorie multiprobleemgezinnen’ komen de grenzen van de mogelijkheden binnen het huidige hulpverleningsstelsel in zicht. Regelmatig is na langjarige, intensieve en met veel strijd gepaard gaande hulpverleningstrajecten de constatering, dat de (positieve) effecten daarvan voor het gezin en de kinderen slechts marginaal zijn. Deze constatering, in combinatie met het feit dat aan deze (vaak langjarige) hulpverleningstrajecten hoge kosten verbonden zijn, rechtvaardigt een reflectie op de manier waarop geprobeerd wordt om de problemen in dergelijke gezinnen aan te pakken. Overeenkomstig de werkwijze bij huiselijk geweld zou bij ernstige, recidiverende opvoedingsproblematiek de mogelijkheid moeten bestaan om ouder(s) uit huis te plaatsen of een huisverbod te geven. Een ‘vervangende ouderfiguur’ neemt dan de opvoeding van de kinderen -die dan thuis en bij elkaar blijven- tijdelijk waar. Dit heeft waarschijnlijk meer rendement dan de ‘klassieke’ lijn, die ondanks alle goede bedoelingen het beeld achterlaat dat kinderen (soms jarenlang) de rekening van onwelwillende ouders betalen. Observatie 5 Als je het alléén al goed denkt te doen, betekent dat niet dat het sámen niet nog beter kan. Nog steeds komen in casuïstiek situaties voor, waaruit duidelijk wordt dat instellingen / partijen de wens tot verdergaande samenwerking en / of intensievere afstemming zien als motie van wantrouwen richting (de kwaliteit van) hun eigen werkproces. Dit moet worden doorbroken. Tegenspraak, het spiegelen van je plan met een collega of het reflecteren op je eigen handelen horen nadrukkelijk onderdeel te zijn van een professionele houding die het proces van zorg- en hulpverlening nóg scherper maakt. Goed kan altijd beter… Observatie 6 Voor een effectieve en sluitende aanpak van complexe multiprobleemsituaties kunnen hulpverlenende instellingen niet zonder regie vanuit de gemeente. Hulpverlenende instellingen zijn in complexe multiprobleemsituaties nog onvoldoende in staat om zonder regie en ondersteuning vanuit de gemeente tot een sluitende aanpak te komen. In het verleden was dit voor Rotterdam aanleiding om vanuit de gemeente te gaan regisseren op een sluitende aanpak. Onder meer vanuit de DOSA, CJG, LZN en de jeugdconsul. Met de landelijk ingezette decentralisatie van de jeugdzorg wordt die lijn bestendigd. De sector moet zich met die ondersteuning echter niet tevreden stellen. Zij moet de uitdaging aangaan om tot een zodanige manier van werken te komen dat (proces)ondersteuning van de gemeente niet meer nodig is. Professionalisering, afspraken maken én nakomen en de samenwerking opzoeken zijn hierbij sleutelbegrippen.
Observatie 7 Als overleg niet bijdraagt aan een oplossing voor de cliënt kun je de tijd beter aan de cliënt zelf besteden. Een overleg is pas effectief als de deelnemers voorzien zijn van de juiste informatie en beschikken over slagkracht en mandaat binnen de kolom die wordt vertegenwoordigd. Als dat niet geregeld is, leidt dit tot overleggen die niet of nauwelijks bijdragen aan de oplossing van een probleem waar een cliënt of instelling op dat moment mee zit.
Aanbeveling
De casuïstiek van de jeugdconsul over 2011 levert wederom een aantal punten op waar in het systeem van zorg- en hulpverlening verdere verbetering mogelijk is. In de inleiding van deze analyse en de kwalitatieve analyse van de casuïstiek (hoofdstuk 3) is hier al nader op ingegaan. De thema’s die daar aan de orde zijn gesteld, zijn niet nieuw. In eerdere analyses van de jeugdconsul is ook al aandacht besteed aan de noodzaak van: - goede regievoering / zorgcoördinatie - informatiedeling - ketensamenwerking - professionalisering In de betreffende analyses zijn daarover ook aanbevelingen geformuleerd. Die zijn onder meer verwerkt in het programma ‘Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst’. Ook op organisatieniveau zijn de aanbevelingen vertaald in aangepaste werkwijzen en / of meegenomen in trainingsprogramma’s. Veel van die programma’s lopen nog en de vruchten daarvan zijn (pas) de komende jaren te plukken. Daarom in deze analyse geen herhaling van die(zelfde) conclusies. Als afsluiting van deze analyse echter wel een themaoverstijgende aanbeveling. Die aanbeveling luidt, dat het van belang blijft de op stadsregionaal niveau en door diverse instellingen zelf ingezette professionaliseringslijnen door te zetten en vast te houden. De turbulente periode met stelselwijzigingen die voor ons ligt, heeft het risico in zich dat er minder aandacht is voor professionalisering, houding en gedrag. Dat is onwenselijk. Een goed georganiseerd systeem helpt inderdaad. Maar de professional zélf moet en kan uiteindelijk het verschil maken.
Aanbeveling: Naast aandacht voor de transitie van de jeugdzorg blijft het essentieel om te blijven investeren in de professionaliteit van individuele medewerkers.
Analyse jeugdconsul 2011
37
Overzicht casuistiek 2011
.
x
6
P
1
.
Plaatsings-problematiek 17-jarige jongen.
x
x
x
x
x
x
>2
7
M
4
ja
Stagnatie voortgang hulpverlenings-proces multiprobleem-gezin.
x
x
x
x
x
>3
8
.
.
.
Vermoedens illegaal beëindigde zwangerschap.
x
x
x
9
GM
1
.
Zorgen om veiligheid baby die bij vader zou verblijven waar sprake is geweest van huiselijk geweld.
x
x
x
x
10
V
2
ja
Zorgen over kinderen die door vader worden thuisgehouden van school wegens dreigingen.
x
x
x
11
.
.
.
Problematiek onderlinge relatie meerderjarige dochter en vader.
x
12
M
2
ja
Aanstaande huisuitzetting moeder met 2 kinderen.
13
M
1
.
Onduidelijkheid over gang van zaken na aanhouden zaak door rechter.
14
M
1
.
Huisvestings-problematiek ivm nw baby op komst en 1e kind OTS en UHP.
15
M
2
ja
Knelpunt samenwerking DOSA-BJZ m.b.t. protocol ‘zwanger en gebruik’.
16
M
9
ja
Buitencategorie multiprobleem-gezin
17
P
1
.
Familie zou kind graag willen opvangen ipv in pleeggezin
18
Z
0
.
Lastig begeleidbaar meisje met zowel psychiatrische- als LVB problematiek.
38
Analyse jeugdconsul 2011
x
x
x
x
x
x x x
x
x x
x
x x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x x
x
5
x
x
x
x
6
x
x
x
5
x
x
x
3
x
7
x
x
x
4
x
x
x
x
x
x
. >2
x
x
x
x
x
.
x
.
x
x
>5
x
.
x
x
x
.
x
x
x
x
.
x
x
x
x
>5
x x
x
x
x
.
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
> 10
x
x
x
x x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
<5
x x
x
x
<5
x
x
10
x
x
<5
x
x
4 x
x
x
>5
<5
x
x
1
x
Trage hulpverlening
x
<5
Niet-pluis gevoel
x
Gering ketenbesef
x
Hulpverleningsresistente jongeren / ouders
x
Klacht instantie jeugdzorgveld
x
Wachtlijst problematiek
Echtscheidings-problematiek ten koste van de kinderen.
Onvoldoende slagkracht
ja
x
Niet (tijdig) opschalen
2
>5
Gebrekkige informatiedeling
GM
x
Onvoldoende regievoering
5
x
x
<5
x
> 10
x
x
x
x
Totaal aantal betrokkenhulpverleningsinstanties
x
.
Reclassering Nederland
>2
x
Politie / justitie
x
x
Veiligheidshuis
x
x
Sozawe
x
Systeemverwonderingen
JOS (Leerplicht / Jongerenloket)
x
Centrum voor Jeugd en Gezin
x
GGD (LTHG / ASHG / LZN / KIZ)
Wegloopgedrag jongere uit instelling.
GGZ-instelling
.
Residentiële jeugdzorgvoorziening
1
Opvoedingsondersteuning (gezinscoaches e.d.)
UHP
x
Stichting MEE
4
.
SGJ (Christelijke Jeugdzorg)
x
x
Raad vd Kinderbescherming
x
<1
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering / MCR
Wachtlijst voor plaatsing cluster-4 onderwijs
William Schrikker Groep (JB / JR)
ja
x
Looptijd hulpverlening (jaar)
3
x
Illegaliteit/ verblijfsstatus
UHP
x
Vrije tijd
3
x
Politie/justitie
Knelpunten rondom AMK-melding n.a.v. huisuitzetting.
Soc. omgeving
.
x
Gezondheid
.
x
Werk
.
Scholing
2
Knelpunten plaatsing binnen cluster-4 onderwijs.
Opvoeding (gezin)
nee
Huisvesting
Meerdere kinderen problemen (bij > 1 kind)
2
Financiën
Aantal kinderen
M
Beschrijving problematiek
Gezinssamenstelling
1
Casus
Bijlage 1
Betrokken instanties Bureau Jeugdzorg (JB / JR / AMK/ Toegang)
Problemen op leefgebieden
x
x
x
x
x
x x
x
Analyse jeugdconsul 2011
39
GV / UHP
5
ja
Onenigheid vader met BJZ ivm voogdij kinderen.
x
27
Z
0
.
Lastig begeleidbaar meisje met zowel psychiatrische- als LVB problematiek.
x
28
Z
0
.
Plaatsings-problematiek jongen van 17.
29
M
1
.
Psychische problematiek jongere
30
Fam
3
ja
Overlastgevend gezin en strafzitting voor jongere die lang op zich laat wachten.
x
31
MV
8
ja
Overlastgevend multiprobleem-gezin dat hulpverlening niet accepteert.
32
M
1
.
Knelpunt in begeleiding Oost-Europese tienermoeder.
33
MV
1
.
Ouders willen kind (tegen advies organisaties in) zelf onderwijs geven
x
34
UHP
1
.
Moeder wil PO laten uitvoeren om kind weer terug te krijgen.
x
35
Z
0
.
Knelpunt in vinden opvang voor 19-jarig zwanger meisje waarbij sprake is van eerwraak.
36
M
2
ja
37
MV
1
38
MV
5
40
Analyse jeugdconsul 2011
x
x
x
x
x
x x
>5 x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
> 10
x x
x
x
x
x
UHP kinderen. Strafonderzoek naar beide ouders
x
x
.
Zorgen aanpak gezin van minderjarige overvaller
x
x
ja
Zorgen aanpak gezin van minderjarige overvaller
x
x
x
x
x
>5
x x
x
x
x
>6
x
x
x
x
x
x
.
x
x
.
x
x
<1
x
x
x
x
x
x
<1
x
x
x
>5
x
x x x
x x
x
x
x
x
x
x
<5
x
>5
x
x
x x
x
x
x
x
x
<5
x
x x
x
<5
x
x
x
>5
x
x
x
> 10
x
x
.
x
x
.
x
x
x
.
x
x
.
x
x
>5
x
.
x
<5
x
x
x
.
x
x
>7
x
x
Trage hulpverlening
26
x
x
x
Niet-pluis gevoel
Plaatsings-problematiek jongen van 19 jaar met psych en LVB problematiek.
x
Gering ketenbesef
nee
x
x
Hulpverleningsresistente jongeren / ouders
3
.
x
.
Klacht instantie jeugdzorgveld
M
x
x
Wachtlijst problematiek
25
.
x
.
Onvoldoende slagkracht
x
x
x
x
Niet (tijdig) opschalen
Twijfels bij instelling over adequaat oppakken van melding bij AMK.
x
.
>5 4
x
Gebrekkige informatiedeling
.
x
x
Onvoldoende regievoering
1
.
x
x
Totaal aantal betrokkenhulpverleningsinstanties
MV
x
x
Reclassering Nederland
24
x
<1
Politie / justitie
x
.
Veiligheidshuis
Multiprobleemgezin.
Sozawe
ja
Systeemverwonderingen
JOS (Leerplicht / Jongerenloket)
3
Centrum voor Jeugd en Gezin
M
x
GGD (LTHG / ASHG / LZN / KIZ)
23
x
GGZ-instelling
Zorgen om zwangere jonge vrouw.
Residentiële jeugdzorgvoorziening
.
x
Opvoedingsondersteuning (gezinscoaches e.d.)
1
x
Stichting MEE
M
x
SGJ (Christelijke Jeugdzorg)
22
Zorgen om minderjarig meisje.
Raad vd Kinderbescherming
nee
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering / MCR
2
x
William Schrikker Groep (JB / JR)
MV
x
Bureau Jeugdzorg (JB / JR / AMK/ Toegang)
21
x
Looptijd hulpverlening (jaar)
x
x
Betrokken instanties
Illegaliteit/ verblijfsstatus
Familielid maakt zich zorgen om kindje van haar zus.
Vrije tijd
.
Politie/justitie
1
Soc. omgeving
M
Gezondheid
20
Werk
x
Scholing
Vete tussen twee families
Opvoeding (gezin)
.
Huisvesting
.
Financiën
Meerdere kinderen problemen (bij > 1 kind)
.
Beschrijving problematiek
Aantal kinderen
19
Casus
Gezinssamenstelling
Problemen op leefgebieden
x x x
<5
x
<5 x x
x
x
5
x
<5
x
x
x
x
<5
x
x
x
x
>5
x
x x
x
x
x
x Analyse jeugdconsul 2011
41
x
.
x
x
x
x
x
x
5
x
x
x
.
x
x
x
x
x
x
5
x
x
x
x
.
x
x
x
x
x
<5
x
x
x
x
x
.
x
x
x
x
x
<5
x
x
x
x
x
x
.
x
x
x
x
x
<5
x
x
x
x
>5
x
x
x
Zorgen aanpak gezin van minderjarige overvaller
x
x
x
x
x
x
.
42
MV
1
.
Zorgen aanpak gezin van minderjarige overvaller
x
x
x
x
x
x
43
M
2
nee
Zorgen aanpak gezin van minderjarige overvaller
x
x
x
x
44
MV
4
nee
Zorgen aanpak gezin van minderjarige overvaller
x
x
x
45
MV
5
nee
Zorgen aanpak gezin van minderjarige overvaller
x
x
46
FAM
1
.
Zorgen aanpak gezin van minderjarige overvaller
x
x
47
M
7
ja
Multiproblematiek en zorgen over 2 kinderen die moeder naar het buitenland heeft gebracht.
x
x
48
Z
0
.
Nee-dossier.
49
MV
1
.
Zorgen om veiligheid baby van 3 weken oud in gezin waar sprake is (geweest) van huiselijk geweld.
50
MV
6
ja
Knelpunt in info-uitwisseling tussen school en overige partners in onderzoek dat uitgevoerd wordt bij een leerling.
51
MV
3
ja
Verantwoordelijk-heidsverdeling AMK/CIT i.g.v. huiselijk geweld.
52
FAM
1
.
Plaatsings-problematiek 15-jarig meisje voor 3-milieu voorziening.
53
MV
2
nee
Zorgen om 18-jarige psychiatrische jongen die weggelopen is van huis.
54
M
3
nee
Incident
x
55
M
1
.
Vermiste baby vlak voor spoedUHP.
x
56
MV
1
.
Jongen gaat niet naar school vanwege afwijzende houding ouders.
57
UHP
1
.
Plaatsings-problematiek
58
M
3
ja
Toewijzing van woning teruggedraaid door woningcoöperatie
42
Analyse jeugdconsul 2011
x x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
>5 <1
x
>3
x
>2
x
>5
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
>3
x
x
x
x
x
x
x
>1
x
x
x
>1
x
x
x
.
5
x
<5
x
x
x x
x
x
x
x
x
>5
x
x
x
x
>5
x
x
x
x
x
<5 x
x
x x
<5
>5
x
x
x
x
x
x
<5
x
x
x
x
.
x
>5
>5
x
x
.
x
x
x
x
x
>5
x
x
x
x x
x
x
Raad vd Kinderbescherming
nee
William Schrikker Groep (JB / JR)
Vrije tijd
4
Looptijd hulpverlening (jaar)
Politie/justitie
GM
Illegaliteit/ verblijfsstatus
Soc. omgeving
41
Gezondheid
Scholing
x
Werk
Opvoeding (gezin)
.
Huisvesting
Meerdere kinderen problemen (bij > 1 kind)
x
Financiën
Aantal kinderen
x
Beschrijving problematiek
Gezinssamenstelling
x
Casus
x
Trage hulpverlening
x
x
Niet-pluis gevoel
<5
Zorgen aanpak gezin van minderjarige overvaller
Gering ketenbesef
x
nee
Hulpverleningsresistente jongeren / ouders
x
4
Klacht instantie jeugdzorgveld
Gebrekkige informatiedeling
x
GM
Wachtlijst problematiek
Onvoldoende regievoering
x
40
x
Onvoldoende slagkracht
Totaal aantal betrokkenhulpverleningsinstanties
x
x
Reclassering Nederland
x
x
Politie / justitie
x
<5
Veiligheidshuis
<5
x
Sozawe
x
x
JOS (Leerplicht / Jongerenloket) x
x
Centrum voor Jeugd en Gezin
x
x
GGD (LTHG / ASHG / LZN / KIZ)
x
x
GGZ-instelling
x
Zorgen aanpak gezin van minderjarige overvaller
Residentiële jeugdzorgvoorziening
x
nee
Opvoedingsondersteuning (gezinscoaches e.d.)
>5
3
Stichting MEE
x
GM
SGJ (Christelijke Jeugdzorg)
x
Bureau Jeugdzorg (JB / JR / AMK/ Toegang)
x
39
x
Systeemverwonderingen
Niet (tijdig) opschalen
Betrokken instanties Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering / MCR
Problemen op leefgebieden
x
x x x
x
x
x
x
x
x
.
Analyse jeugdconsul 2011
43
x
66
V
2
ja
Lange wachttijd start RvdK onderzoek, in tussentijd grote zorgen kinderen.
x
67
Z
0
.
19-jarige jongen dreigt zichzelf wat aan te doen. IBS eerder afgewezen.
68
GM
1
.
Plaatsings-problematiek jongen 14 jaar met psych en LVB problematiek.
69
MV
3
ja
Zorgen thuissituatie en schoolgang meisje.
x
70
MV
8
ja
Overlastgevend multiprobleem-gezin dat hulpverlening niet accepteert.
x
71
MV
1
.
Huiselijk geweld situatie waarin lastig doorgepakt kan worden vanwege opstelling betrokkenen.
x
72
M
3
nee
Knelpunt in aansluiting civiel traject op straftraject 13-jarig meisje.
73
MV
3
nee
Meerderjarige jongen met gedragsproble-matiek die niets wil
74
M
1
.
Klacht over inzet BJZ in traject voor jongere die hulpverlening weigert.
75
MV
2
ja
Vermissing gezin.
44
Analyse jeugdconsul 2011
x
x
x
x
.
x
x
x
x
x
<1
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
>1
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
>1
x
x
x
>4
x
>1 .
x
x
x
x x
x
x
x
<5
x
>6
x
x
x
x
x
x
x x
x x
x
x
x
x
x x
x
x
x
<5
x
x
> 10
x
>8
x
<5
x
<5 >5 .
x x
x
x
x
x
x
x
x
<5
> 10
x
x
x
x
x
x
<5
>5 x
x x
x
x
x
>6
x
x
x
x
x
x
x
>1 x
x x
x
x
x
x
>1
x
x
x
.
x
x
x
x
x
x
Trage hulpverlening
Alleenstaande moeder met zoontje van 11 wijst hulp voor zoektocht woning en hulp bij financien af.
x
<5
x
Niet-pluis gevoel
.
>2
>4
x
x
Gering ketenbesef
1
x
x
x
>5
<5
>4
x
Hulpverleningsresistente jongeren / ouders
M
x
x
x
Klacht instantie jeugdzorgveld
65
x
x
Wachtlijst problematiek
Mogelijkheden opsporing in zaak vermissing kind uit Rotterdam.
x
x
x
Onvoldoende slagkracht
ja
x
x
Niet (tijdig) opschalen
2
x
x
Gebrekkige informatiedeling
M
x
x
Onvoldoende regievoering
64
x
Totaal aantal betrokkenhulpverleningsinstanties
Zorgen om hulpverlening aan risicojongere.
Reclassering Nederland
.
x
Politie / justitie
0
x
x
Veiligheidshuis
Z
x
<5
x
<1
Sozawe
63
x
x
>5
Systeemverwonderingen
JOS (Leerplicht / Jongerenloket)
Vermissing jonge vrouw.
x
Centrum voor Jeugd en Gezin
.
x
GGD (LTHG / ASHG / LZN / KIZ)
0
x
GGZ-instelling
Z
x
x
x
x
Residentiële jeugdzorgvoorziening
62
x
x
x
Opvoedingsondersteuning (gezinscoaches e.d.)
x
x
Stichting MEE
x
x
x
SGJ (Christelijke Jeugdzorg)
Multiproblematiek moeder met 3 tienerkinderen, huisvesting als acute punt.
x
Raad vd Kinderbescherming
ja
.
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering / MCR
3
William Schrikker Groep (JB / JR)
M
Bureau Jeugdzorg (JB / JR / AMK/ Toegang)
61
x
Looptijd hulpverlening (jaar)
x
Betrokken instanties
Illegaliteit/ verblijfsstatus
x
Vrije tijd
Jongen van 22 ‘worstelt met bureaucratie’, aanvraag uitkering komt niet tot stand, problematische financiële situatie.
Politie/justitie
.
Soc. omgeving
0
Gezondheid
Z
x
Werk
60
x
Scholing
Plaatsings-problematiek. Knelpunt overbrugging in crisisopvang.
Opvoeding (gezin)
.
Huisvesting
1
Financiën
Meerdere kinderen problemen (bij > 1 kind)
UHP
Beschrijving problematiek
Aantal kinderen
59
Casus
Gezinssamenstelling
Problemen op leefgebieden
x
x
x x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x x
x
x
x x
x
x x Analyse jeugdconsul 2011
45
84
Opvoeding (gezin)
x
x
0
.
Dreigende huisuitzetting zwangere jonge vrouw.
x
GM
3
ja
Plaatsings-problematiek
x
85
M
9
ja
Buitencategorie multiprobleem-gezin
x
86
FAM
.
.
Zorgen om mogelijke gedwongen uithuwelijking minderjarig meisje.
87
V
.
.
(Nieuwe) signalen van inmiddels meerderjarige dochter ivm sex.misbruik door vader in verleden.
88
MV
6
ja
Klacht RvdK
89
MV
1
.
Signaal wachtlijsten bij AMK
90
MV
1
.
Huiselijk geweld situatie waarin lastig doorgepakt kan worden vanwege opstelling betrokkenen.
91
GM
1
.
Vader maakt zich zorgen om dochter die bij exvrouw woont, vanwege gedragingen andere bewoners.
92
GM
2
nee
93
M
9
ja
Buitencategorie multiprobleem-gezin
94
MV
4
ja
Jongen gaat niet naar school vanwege oneens zijn met cluster-4 indicatie door ouders.
46
Analyse jeugdconsul 2011
x
x
x
Scholing
Huisvesting
x
Financiën
Knelpunt in organiseren toezicht op kinderen in gezin gedurende raadsonderzoek.
Casus
ja
x
x
>5
x
x
x
>1
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
.
x
x
Plaatsingsproblematiek
x
x
x
x
>5
x
x
> 10
x
nb
x
x
x
x
x
x
x
x
x
>10
x
x
<5
x
x
. x
x
>5
x x
x
<1
x
>1
x
x
.
x
x
>2
x
x
x
>5
x x
x
>5
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
>5
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
>5
x
> 10
x
x
> 10
x
5
x
>8
x
<5
10
x
10
x
x
>5
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
.
x
x
x
x
x
x
x
x
<5
x
x
x
x
x
x
x x
>5
x
x
x
<5 x
Trage hulpverlening
Z
x
x
x
Niet-pluis gevoel
83
x
x
x
Gering ketenbesef
3
x
x
x
x
x
>5
Hulpverleningsresistente jongeren / ouders
M
x
x
>5
x
x
10
Klacht instantie jeugdzorgveld
82
Multiproblematiek en zorgen over 2 kinderen die moeder naar het buitenland heeft gebracht.
x
x
x
x
Wachtlijst problematiek
ja
x
x
x
x
x
Onvoldoende slagkracht
7
x
<1
x
>5
Niet (tijdig) opschalen
M
x
x
x
Gebrekkige informatiedeling
81
x
x
x
Onvoldoende regievoering
Overlijden peuter, veel hulpverleners in gezin
x
x
Totaal aantal betrokkenhulpverleningsinstanties
ja
.
x
Reclassering Nederland
6
x
x
Politie / justitie
MV
x
x
Veiligheidshuis
80
x
x x
Sozawe
Plaatsings-problematiek na afgegeven vOTS en mUHP door kinderrechter.
x
>5
x
Systeemverwonderingen
JOS (Leerplicht / Jongerenloket)
ja
x
x
Centrum voor Jeugd en Gezin
2
x
x
x
GGD (LTHG / ASHG / LZN / KIZ)
UHP
x
x
x
GGZ-instelling
79
x
x
.
Residentiële jeugdzorgvoorziening
Huisuitzetting dreigt voor gezin met kinderen, moeder accepteert geen hulp.
x
Opvoedingsondersteuning (gezinscoaches e.d.)
ja
x
Stichting MEE
3
x
SGJ (Christelijke Jeugdzorg)
M
x
Raad vd Kinderbescherming
78
x
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering / MCR
Buitencategorie multiprobleem-gezin
William Schrikker Groep (JB / JR)
ja
x
Bureau Jeugdzorg (JB / JR / AMK/ Toegang)
9
x
Looptijd hulpverlening (jaar)
M
x
Betrokken instanties
Illegaliteit/ verblijfsstatus
77
x
Vrije tijd
Plaatsings-problematiek.
Politie/justitie
.
Soc. omgeving
1
Gezondheid
Meerdere kinderen problemen (bij > 1 kind)
M
Werk
Aantal kinderen
76
Beschrijving problematiek
Gezinssamenstelling
Problemen op leefgebieden
x x
x x
x
x
x x x
x
x
x x
x
x
x x
x
x
Analyse jeugdconsul 2011
47
GV
7
ja
Gebrek aan overzicht in hulpverlening aan multiprobleem-gezin.
x
x
x
100
Z
0
.
Knelpunt in organiseren medische nazorg bij dakloze jongere.
101
M
3
ja
Huisvestings-problematiek ivm conflict met buren.
102
UHP
1
.
Plaatsings-problematiek jongere 16 jaar.
103
M
2
nee
17-jarig meisje met gedragsproblema-tiek staat afwijzend tov hulpverlening.
104
GM
2
nee
105
UHP
1
106
GM
107
x
x
x
> 10
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Jongen (net 18) zonder vervolg-hulpverlening na beëindigen beschermings-maatregel BJZ
x
x
.
Kennissenkring onvoldoende onderzocht bij plaatsing kind in pleeggezin.
x
x
x
2
ja
Grootouders maken zich zorgen om de kinderen na scheiding ouders.
x
x
x
x
FAM
2
ja
Zorgen pleegouders om vervolgplaatsing kind.
x
108
FAM
2
ja
Vraag over pleegzorg-vergoeding.
x
109
UHP
1
.
Plaatsings-problematiek jongere 16 jaar.
110
.
.
.
Incident op een basisschool waarbij meerdere kinderen en gezinnen betrokken zijn.
111
GM
3
nee
Geen zicht op ouder met suicidale klachten tijdens UHP van kinderen.
x
112
M
1
.
Jonge vrouw uit huis gezet met zoontje en andere problematiek.
x
48
Analyse jeugdconsul 2011
x
x
Vrije tijd
x
x x
Politie/justitie
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
>5
6
x
2
<5
x x
x
< 10
x
x
<5
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
>5
x
x
x
> 15
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x
x
>5
x
x
. >5
x
x
5
<5 x
x
x
x
x
x
3
2
x
x
x x
x
x x
x
1
<1
x
x
<5
1
.
x
x x
x
x
x
x
<1
x
x
<5
x
>3
x
<5
.
x
x
x
x
x
x
x
x
x
<1
x
x
.
>3
x
x
Trage hulpverlening
99
x
.
.
x
Niet-pluis gevoel
x
>5
x
Gering ketenbesef
x
x
Hulpverleningsresistente jongeren / ouders
x
>5
Klacht instantie jeugdzorgveld
Zorgen om meerderjarige zoon ivm schoolgang / werk
Wachtlijst problematiek
.
Onvoldoende slagkracht
1
x
Niet (tijdig) opschalen
MV
x
x
Gebrekkige informatiedeling
98
.
x
Onvoldoende regievoering
x
x
Totaal aantal betrokkenhulpverleningsinstanties
Klacht richting BJZ ivm gedragingen van pleeggezin tegen geloof van biologische ouders in.
x
x
Reclassering Nederland
.
x
Politie / justitie
1
>5
Veiligheidshuis
P
x
x
Sozawe
97
x
Systeemverwonderingen
JOS (Leerplicht / Jongerenloket)
x
Centrum voor Jeugd en Gezin
x
GGD (LTHG / ASHG / LZN / KIZ)
x
x
GGZ-instelling
x
x
Residentiële jeugdzorgvoorziening
Multiproblematiek en zorgen over 2 kinderen die moeder naar het buitenland heeft gebracht.
x
Opvoedingsondersteuning (gezinscoaches e.d.)
ja
>1
Stichting MEE
7
x
SGJ (Christelijke Jeugdzorg)
M
x
Raad vd Kinderbescherming
96
x
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering / MCR
x
William Schrikker Groep (JB / JR)
x
Bureau Jeugdzorg (JB / JR / AMK/ Toegang)
x
Looptijd hulpverlening (jaar)
Scholing
x
Illegaliteit/ verblijfsstatus
Opvoeding (gezin)
Multiprobleem-gezin met huisvesting als acute knelpunt.
Soc. omgeving
Huisvesting
ja
Gezondheid
Financiën
4
Betrokken instanties
Werk
Meerdere kinderen problemen (bij > 1 kind)
M
Beschrijving problematiek
Aantal kinderen
95
Casus
Gezinssamenstelling
Problemen op leefgebieden
x x
x
x
x
x x
x
Analyse jeugdconsul 2011
49
.
.
120
M
5
121
M
122
x
x
x
x
x
> 15
x
x
x
x
x
x
>5
x
x
x
.
x
.
x
x
3
nee
Plaatsings-problematiek jongen van 19 jaar met psych. en LVB problematiek.
x
x
M
2
ja
Klacht politieoptreden nav melding huiselijk geweld.
x
123
M
5
ja
Huiselijk geweld situatie waarin gezin niet door durft te pakken.
x
124
M
4
nee
Incident minderjarig meisje.
125
MV
3
nee
Plaatsings-problematiek 12-jarige jongen en onduidelijkheid bij ouders welk plan er gevolg wordt.
x
126
Z
0
.
Geen opvangmogelijk-heden in Rotterdam voor vrouw die zwanger is van een tweeling.
x
127
Z
.
.
Knelpunt in inschrijving op een school.
128
M
5
ja
Multiproblematiek i.c.m. knelpunt in zoektocht scholing na plaatsing in instelling.
129
M
2
ja
Zorgen moeder over haar kinderen na een verleden van huiselijk geweld.
130
P
2
ja
Moeder heeft zorgen om welzijn / fysieke ontwikkeling kinderen bij pleeggezin
Analyse jeugdconsul 2011
x
.
x
50
x
x
Problematisch contact moeder met organisaties die betrokken zijn bij haar zieke zoon.
x
x
x
x
x
x
<1
x
.
x
x
x
x
x
> 10
x
x
x
.
x
x
x
x x
x
x
>5
x
x
x
x
.
x
x
x
>1
x
.
x
>5
x
<5
x
<5
x x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
3
x
x
3
x
.
x
>5
x x
x x
x x
x
x
<5
x
x
x x
x
x
<5 x
x
x
.
x
x
x
x
>5
x
x
x
.
x x
x
x
x
>5
x
x
x
x
x
x
. x
<5
x
x x
x
x
x
.
<5
3 x
x
x
x
>7
x
x x
x
x
nee
x
x
.
x
x
. x
x
x
.
x
Onduidelijkheid over ondersteuning door politie bij onveilige situaties jongeren bij BJZ
Trage hulpverlening
UHP
Niet-pluis gevoel
119
Gering ketenbesef
x
Hulpverleningsresistente jongeren / ouders
x
Klacht instantie jeugdzorgveld
x
Wachtlijst problematiek
x
Onvoldoende slagkracht
Jongere met multi-problematiek: zorgen om woonsituatie en ontbreken hulpverlening
Niet (tijdig) opschalen
nee
Gebrekkige informatiedeling
4
Onvoldoende regievoering
FAM
Totaal aantal betrokkenhulpverleningsinstanties
118
.
Reclassering Nederland
x
Politie / justitie
x
Veiligheidshuis
x
Sozawe
x
Systeemverwonderingen
JOS (Leerplicht / Jongerenloket)
Meisje seksueel misbruikt in verleden voelt zich niet gehoord door instanties
Centrum voor Jeugd en Gezin
.
GGD (LTHG / ASHG / LZN / KIZ)
0
GGZ-instelling
Z
Residentiële jeugdzorgvoorziening
117
Opvoedingsondersteuning (gezinscoaches e.d.)
Vader maakt zich zorgen om meerderjarige dochter die ‘weggelopen’ zou zijn.
Stichting MEE
nee
SGJ (Christelijke Jeugdzorg)
4
x
Raad vd Kinderbescherming
MV
x
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering / MCR
116
x
William Schrikker Groep (JB / JR)
15-jarig meisje zwanger en geen plek binnen opvang
x
Bureau Jeugdzorg (JB / JR / AMK/ Toegang)
.
x
Looptijd hulpverlening (jaar)
1
x
Betrokken instanties
Illegaliteit/ verblijfsstatus
MV
Vrije tijd
115
Politie/justitie
Ouders willen kind zelf onderwijs geven
Soc. omgeving
.
Gezondheid
1
x
Werk
MV
x
Scholing
114
Bedreiging door ex-partner, op zoek naar veilige woonplek
Opvoeding (gezin)
nee
Huisvesting
2
Financiën
Meerdere kinderen problemen (bij > 1 kind)
GM
Beschrijving problematiek
Aantal kinderen
113
Casus
Gezinssamenstelling
Problemen op leefgebieden
x x
x
Analyse jeugdconsul 2011
51
.
Plaatsings-problematiek jongen 19 jaar waarvan PIJ maatregel onverwacht niet verlengd is.
139
Z
0
.
Incident
140
Z
0
.
Stagnatie traject 18-jarige jongen zonder verblijfstitel in een opvang.
x
Totaal
49
MV GM GV M V Z FAM P UHP
52
x
x
>5
x
x
x
>2 <1
x
Financiën
x
x
x
x x 70 116 69
x
x
x
x
32 107 100
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
.
x
63
44
3
x
x
x
3
x
>5
x
>5
x
5
x
x
3
x
x
<5
x
x
<5
x
x x
>1 92 11
x
x
x
>4
x
x
.
x
x
Trage hulpverlening
0
x
>2
Niet-pluis gevoel
Z
x
x
Gering ketenbesef
138
x
x
Hulpverleningsresistente jongeren / ouders
Energieafsluiting bij moeder met vier kleine kinderen.
>8
Klacht instantie jeugdzorgveld
ja
x
Wachtlijst problematiek
4
x
x
Onvoldoende slagkracht
M
x
x
Niet (tijdig) opschalen
137
x
Gebrekkige informatiedeling
Zorgen over 2 kinderen die verblijven in pleeggezin.
Onvoldoende regievoering
ja
Totaal aantal betrokkenhulpverleningsinstanties
2
x
x
Reclassering Nederland
P
x
x
> 10
Politie / justitie
136
x
x
<1
x
x
x
x
Veiligheidshuis
Onrust bij ouders ivm UHP kinderen
x
x
x
Sozawe
ja
x
JOS (Leerplicht / Jongerenloket)
3
x
Systeemverwonderingen
Centrum voor Jeugd en Gezin
GM
x
GGD (LTHG / ASHG / LZN / KIZ)
135
GGZ-instelling
Zorgen van vader over welzijn kinderen die bij ex wonen, waar hij geen ouderlijke macht meer over heeft.
x
>1
Residentiële jeugdzorgvoorziening
ja
x
Opvoedingsondersteuning (gezinscoaches e.d.)
.
x
x
x
Stichting MEE
GM
x
x
x
SGJ (Christelijke Jeugdzorg)
134
x
x
Raad vd Kinderbescherming
Dreiging huisuitzetting gezin met kinderen.
x
> 15
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering / MCR
nee
x
x
William Schrikker Groep (JB / JR)
3
x
x
Bureau Jeugdzorg (JB / JR / AMK/ Toegang)
GM
x
x
Looptijd hulpverlening (jaar)
133
x
x
Betrokken instanties
Illegaliteit/ verblijfsstatus
Multiproblematiek in gezin dat vanwege schulden uit huis is gezet
Vrije tijd
ja
Politie/justitie
4
x
Soc. omgeving
MV
x
Gezondheid
132
x
Werk
Multiprobleem-gezin waar hulpverlening stagneert.
Scholing
ja
Opvoeding (gezin)
5
Huisvesting
Meerdere kinderen problemen (bij > 1 kind)
M
Beschrijving problematiek
Aantal kinderen
131
Casus
Gezinssamenstelling
Problemen op leefgebieden
9
65
1
9
44
35
49
37
32
53
23
9
71
5
x
35
x
x
x
x
x
x x
61
8
44
31
27
41
24
37
16
= tweeoudergezin = gescheiden ouders, kind woont bij moeder, vader nog wel betrokken = gescheiden ouders, kind woont bij vader, moeder nog wel betrokken = alleenstaande moeder, vader niet meer betrokken = alleenstaande vader, moeder niet meer betrokken = meerderjarige jongere woont op zichzelf = kind wordt opgevoed door familie = pleeggezin = kind is uit huis geplaatst
Analyse jeugdconsul 2011
Analyse jeugdconsul 2011
53
Afsprakenkader ‘brede zorgcoördinatie en opschaling’
Jeugdconsul (JC)
Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende 0-23 Aanpak (DOSA)
Afstemmingsoverleg: DOSA regisseur Voorpostfunctionaris BJZ Jeugdcoördinator Politie CJG coördinator Leerplichtambtenaar Medewerker jongerenloket
Bureau Jeugdzorg (BJZ)
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) < 19
Zorg Advies Team (ZAT) - (ortho)pedagoog - SMW - IB’er - schoolverpleegkundige
School
1.
Bijlage 2
2. 3. 4. 5.
Lokaal Zorg Netwerk (LZN) Lokaal Team Huiselijk Geweld (LTHG)
Aan de hand van de werkafspraken is vastgelegd wat er op het punt van zorgcoördinatie en opschaling van het CJG, LZN / LTHG en DOSA wordt verwacht en aan welke afspraken zij zich dienen te houden. De basisregels voor de toedeling van zorgcoördinatie en opschaling zijn als volgt geformuleerd: Als de problemen vooral bij de ouders zelf liggen, inclusief huiselijk geweld, ligt de regie bij het LZN / LTHG. Als de problemen vooral bij de kinderen liggen en / of er bij de ouders sprake is van opvoedingsproblemen, ligt de regie bij CJG. Als er sprake is van overlastproblematiek, ligt de regie bij DOSA. Voor problematiek waarvoor op het niveau van CJG of LZN / LTHG geen oplossing kon worden gerealiseerd, wordt opgeschaald naar DOSA. Als op het niveau van DOSA geen oplossing mogelijk blijkt, wordt opgeschaald naar de jeugdconsul om een doorbraak te forceren. Belangrijk uitgangspunt in deze afspraak is “je bent er van”, totdat in onderling overleg door jou en met jou, de regie elders is belegd én de zaak ‘warm’ is overgedragen.
54
Analyse jeugdconsul 2011
Analyse jeugdconsul 2011
55
Colofon Jeugdconsul:
Lida Veringmeier
Jeugdconsulaat: Bert van den Berg Debbie Chotkan Marlijn de Vries Contactgegevens: Jeugdconsulaat Gemeente Rotterdam Postbus 70012 3000 KP Rotterdam Telefoon algemeen: (010) 267 2433 E-mail:
[email protected] Website: www.rotterdam.nl/jeugdconsul Juni 2012 Fotografie: Vormgeving: Printwerk:
Rotterdam Image Bank Jacqueline Meijer / Robedrijf diensten Robedrijf diensten