smeerolie kroniek
Maandblad voor de leden van de Vereniging Smeerolieondernemingen Nederland. 56e jaargang nr. 1 Januari 2008 Uitgave: Vereniging Smeerolieondernemingen Nederland Redactiecommissie: P. Evers A.L.M. Franken A.J. Kok (voorzitter) C. Lock, redactiesecretaresse A.G.B. van der Waal
”Doen we het wel of doen we het niet in 2008”
Administratie: Adriaan Goekooplaan 5 2517 JX Den Haag Telefoon: (070) 33 84 665 Fax: (070) 35 12 777 E-mail:
[email protected] Website: www.smeerolievereniging.nl
Tijdens de december bijeenkomst van de redactie beraadden wij ons uiteraard ook over de traditie van de nieuwjaarswens van onze eerste uitgave in dit nieuwe jaar. Om niet in het bekende “wensenpakket” te vervallen, heb ik me afgevraagd of er in 2008 wellicht iets bijzonders toe te wensen valt. Dit zal individueel vast wel het geval zijn en dus wens ik u allen persoonlijk toe dat uw wensen in vervulling zullen mogen gaan.
Abonnementen: voor smeerolieondernemingen, geen lid van de V.S.N., € 60,- per jaar; extra abonnementen voor leden V.S.N. € 30,- per jaar; overigen € 45,- per jaar. Advertentietarieven: op aanvraag bij de administratie Druk:
Drukkerij All•in ISSN: 0166-7645 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toe stemming van de uitgever.
Bij die overdenkingen kwam bij mij de toespraak naar boven die één van onze directeuren van mijn toenmalige werkgever indertijd hield. In die toespraak stelde hij dat de toehoorders zich eens moeten overwegen voorafgaand aan een beslissing of het voorstel NUTTIG èn NODIG is? Vervolgens zou je ook nog eens moeten overwegen wat er zou gebeuren als je het voorstel of idee nièt uitvoert omdat het niet aan beide voorwaarden voldoet? Nou, ik kan u verzekeren dat je, bij een objectieve en eerlijke beoordeling van die vraagstelling, je in veel gevallen veel energie kunt besparen door iets inderdaad NIET te doen.
Met bovenstaande stelling in het achterhoofd zullen wij ons komend jaar ook weer beraden over de inhoud van de Smeeroliekroniek. Ik voeg er aan toe dat wij in ieder geval voor zinvolle en nuttige informatie in de Smeeroliekroniek zullen zorgdragen. En als we iets niet zouden doen en u dat wél nuttig en nodig vindt, mag u ons daarop altijd mag aanspreken! Mede namens de overige leden van de redactie wensen wij u in ieder geval een nuttig jaar toe. Ad Kok Voorzitter Redactie Commissie
Overigens kom je er in veel gevallen later achter dat hetgeen u inderdaad niet heeft gedaan niet als een onoverkomelijk gemis wordt ervaren!
In dit nummer ”Doen we het wel of doen we het niet in 2008”
1
Agenda
1
Secretariaat VSN verhuist per 1 februari 2008
2
DAF en de smeerolie (brandstof-) ontwikkelingen
3
AGENDA CONGRESSEN – SYMPOSIA – TENTOONSTELLINGEN 2008
ACEA 2008, Het opzetten van een specificatie raamwerk
4
UEIL Congress Report
6
8-10 april, Klein Transport Vakbeurs, Evenementenhal, Hardenberg
1
Secretariaat VSN verhuist per 1 februari 2008 Per 1 februari a.s. gaat het kantoor van het NVG (Nederlands Verbond van de Groothandel) met de bij haar ondergebrachte secretariaten, dus ook onze VSN, verhuizen naar het kantoorgebouw van VNO-NCW. Vanaf 1 februari 2008 zal het secretariaat van de VSN gehuisvest zijn op de 8e etage van de De Malietoren in Den Haag. De Malietoren is een bijzonder gebouw op een bijzondere plaats in Den Haag. Het is een van de gebouwen boven de 'bak' van de Utrechtsebaan, voor het autoverkeer de belangrijkste invalsweg van Den Haag. De Malietoren is, genoemd naar het nabijgelegen Malieveld, 72 meter hoog en telt 19 verdiepingen.
van oud ......
..... naar nieuw
Adresgegevens per 1 februari 2008 VSN Malietoren Bezuidenhoutseweg 12 Postbus 93002 2509 AA DEN HAAG Telefoon 070 3490752 Fax 070 3490775 E-mail
[email protected] Voor de routebeschrijving en de aanwijzingen voor het parkeren door bezoekers zie www.vno-ncw.nl 2
smeerolie kroniek januari 2008
DAF en de smeerolie (brandstof-) ontwikkelingen De ontwikkelingen rond de smeerolie-eisen voor motoren zijn de laatste tijd in een enorme versnelling terechtgekomen. Met name het geheel of gedeeltelijk toepassen van alternatieve brandstoffen, of het toevoegen daarvan zijn hiervan de oorzaak. Om dit nu eens uit de koker van een fabrikant te horen toog ik naar DAF Trucks NV te Eindhoven en sprak daar met de “smeermiddelen paus” de heer Tinus Vinke van het Centraal Laboratorium Automotive fluids. Non Metallic Department.
Tinus Vinke is al sinds 1974 in dienst van DAF. Hij begon zijn carrière op het laboratorium voor petrochemische producten. Een korte onderbreking ontstond door het faillissement van DAF in 1993. Er werd echter al snel een doorstart gemaakt en in 1996 werd DAF overgenomen door het Amerikaanse PACCAR. In 1995 trad Vinke opnieuw in dienst van DAF en richtte Vinke zich op de oppervlakte-reiniging, de behandeling van materialen en op de waterbehandeling. In 2002 maakte de heer Vinke de overstap van de afdeling vóórbehandeling naar de afdeling Non Metallics waar hij nu de expert is op het gebied van “automotive fuels and lubricants”. In die functie heeft hij zeer veel kontakten met olieleveranciers en fabrikanten van de toevoegingen. Het is de taak van Vinke om gegevens van buiten, binnen DAF te implementeren en geselecteerde informatie van nieuwe ontwikkelingen met leveranciers te delen waardoor nieuwe technologieën kunnen worden ontwikkeld zonder dat geheime ontwikkelingen voortijdig bekend worden. Voorkeur voor merk of fabrikant kàn en màg Vinke niet hebben. Zijn enige zorg is het op tijd beschikbaar hebben van het juiste product voor de juiste toepassing. Als er een nieuw motorconcept beschik-
smeerolie kroniek januari 2008
baar is, dan moet daar ook een olie voor beschikbaar zijn. Een van de uitdagingen is goed om te gaan met het feit dat de producenten van olie en additieven hun nieuwe producten in bestaande motoren testen en DAF zijn tests met bestaande oliën in toekomstige motoren doet. DAF waakt ervoor geen laboratorium te worden voor de ontwikkeling van additieven.
Faciliteiten Het gaat buitengewoon goed met DAF; het is één van de meest succesvolle truckfabrikanten van Europa. Eind jaren tachtig werden en Eindhoven zo’n 18.000 trucks per jaar geproduceerd; eind jaren negentig waren dat er zo’n 25.000. Vorig jaar werd de 40.000 grens doorbroken. Daarnaast werden er toen ruim 16.000 bij Leyland (eveneens onderdeel van Paccard) geproduceerd. Allen al in Eindhoven komen er op dit moment zo’n 180 voertuigen per dag van de band. De goede bedrijfsresultaten zijn er mede de oorzaak van dat het moederbedrijf Paccar momenteel veel investeert in DAF Eindhoven. Zo heeft DAF inmiddels een geheel nieuw motoren testlaboratorium geopend. Men beschikt bij DAF echter over meerdere laboratoria, waaronder het Centraal Laboratorium dat zich bezig houdt met materiaal onderzoek. Met 25 personen in vaste dienst en de regelmatige inzet van een aantal stagiaires wordt dar veel onderzoek verricht, vaak in nauwe samenwerking met instituten als TNO en Universiteiten. De heer Vinke richt zich allereerst op smeeroliën en brandstoffen en begeleidt de motor- en veldtesten middels onderzoek in het eigen laboratorium. Actualiteit “Op dit moment staan de olie- en brand-
3
stofkwaliteit zeer in de belangstelling” aldus Tinus Vinke. “Alhoewel wij dankzij intelligente brandstofinspuitsystemen voor de huidige Euro 4 emissienorm nog geen roetfilter nodig hebben, zie je wel de trend naar de z.g. low-ash oliën, thans in de E6 specificatie. Maar de emissie eisen worden nog strenger. DAF levert nu al haar modellen ook al met emissiewaarden van 2009. Vergeet niet die stoten zo’n 75% minder stikstofoxiden en ongeveer 94% minder vaste deeltjes uit dan de Euro 1 motoren van zo’n 15 jaar geleden. De toekomstige eisen worden nog strenger, terwijl de vervoerders ook steeds hogere eisen gaan stellen aan de operationele kosten, service-intervallen en ga zo maar door. De E9 specificatie is
de nieuwe standaard waar momenteel aan gewerkt wordt.” En hoe staat het met de biobrandstoffen? “We moeten oppassen dat we niet allemaal over één kam geschoren worden ‘vervolgt Vinke. “Je hebt allereerst de puur plantaardige oliën zoals koolzaadolie, palmolie, zonnebloemolie, en jetropa. Daar zien we op korte termijn geen toekomst in. De reden is, dat dergelijke oliën door een te hoge viscositeit en dichtheid slecht verstuiven (grote druppels) en daardoor onvolledig verbranden. Mede door de aanwezigheid van veel onverzadigde verbindingen in deze oliën zal dit leiden tot afzettingen op onder andere de zuigers en zuigerveren. De duurzaamheid van de motor komt daar-
door in het geding. Omdat de viscositeit en het stolpunt van zuivere koolzaadolie niet overeenstemt met die van diesel, zullen bovendien filters verstopt raken. Uit tal van onderzoeken is ook gebleken dat deze brandstof een negatieve invloed heeft op de levensduur van de brandstofinspuit-apparatuur.” “Daarentegen wordt voor de nieuwe generatie truckmotoren van DAF het gebruik van de zogeheten veresterde diesel toegestaan, zelfs zonder enige bijmenging. Er moet dan wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan” aldus Vinke. “Zo zal de onderhoudsinterval moeten worden gehalveerd en dient een aantal slangen te worden vervangen. Bovendien is het belangrijk dat de biodiesel aan de ISO EN14214-normering voldoet. Bij biodiesel blijft dé grote uitdaging: de constante kwaliteit of liever: de constante samenstelling ervan. Vandaar de strikte eis dat biodiesel die in onze huidige motoren wordt toegepast aan die ISO normering moet voldoen.” Toekomstverwachting Naast verestering kunnen plantaardige oliën ook gehydrogeneerd worden waardoor de goede kwaliteit dieselbrandstof ontstaat die niet de nadelen (instabiliteit) van de huidige biodiesel heeft. In de verdere toekomst zal er ongetwijfeld een tweede generatie biodiesels komen. Hierbij dient te worden gedacht aan: GTL-Gas to liquid, BTL-Biomassa to liquid en CTL-Coal to liquid. Tinus Vinke en zijn team volgen deze ontwikkelingen op de voet ! Door Ad Kok
ACEA 2008 Het opzetten van een specificatie raamwerk De eerstvolgende grote revisie van de ACEA1 specificaties voor Europese personen- en vrachtwagenmotoren wordt in 2008 verwacht. De essentie is, dat deze specificaties tegemoetkomen aan de algemene basiseisen van de OEMs (motorconstructeurs) en de eindgebruikers. Ze moeten een raamwerk van prestatie-eisen vormen, waaromheen de OEM zijn toegespitste aanvullingen kan bouwen voor verder verbeterde prestaties in zijn specifieke motoren. ACEA specificaties worden geregeld herzien om ervoor te zorgen, dat smeermiddelen de juiste prestaties leveren voor de nieuwste generatie voertuigtechnologie. Er is echter enige bezorgdheid, dat als 4
de specificaties op een te hoog niveau worden gesteld en niet simpel in elkaar zitten, dat dan de markt zal kiezen voor lagere kwaliteit oliën met matig gedefinieerde prestatieniveaus. Het zou dus
beter zijn de algemene industriestandaard niet op het hoogst mogelijke niveau vast te leggen. In plaats daarvan zouden OEMs een soort “kern kwaliteit” concept moeten omarmen, om dan bovenop deze sterke industrie standaard hun eigen eisen vast te leggen. Motorolie voor personen- en bestelwagens De ACEA C-specificatiereeks, die globaal gebaseerd is op een ACEA A5/B5 presta-
smeerolie kroniek januari 2008
tieniveau aangevuld met chemische limieten werd in 2007 uitgebreid met ACEA C4. Grotendeels gelijk aan C1, maar met een lagere NOACK verdamping. De AAA2 werkgroep “light duty” is nu volop in discussie over de ACEA specificaties voor 2008. De groep moet ervoor zorgen, dat er categorieën worden ontwikkeld, die zowel aan de behoeftes van eigenaren van bestaande auto’s tegemoet komen als aan hen, die een nieuwe kopen, welke aan de strenge Euro 5 emissie-eisen voldoet. Voor de nieuwe auto’s zullen de specificaties moeten zorgen dat nieuwe technologie, zowel van motor als van uitlaatgasnabehandelingsapparatuur wordt beschermd. Eigenaren van bestaande voertuigen moeten er echter van op aankunnen, dat de oliën –doorgaans ACEA A/B kwaliteit- die vandaag de dag hun motoren beschermen nog steeds beschikbaar zijn en worden beschermd door de systemen van ACEA en EELQMS3 .Als er een aanzienlijke verzwaring van de eisen komt over vrijwel alle categorieën, bestaat het risico, dat dergelijke oliën niet langer beschikbaar zullen zijn. ATC4 en ATIEL5 hebben al hun bezorgdheid geuit over de noodzakelijkheid van al te grote verzwaring van de prestatie-eisen voor de ACEA A/B categorieën. De AAA zal er ook over moeten waken, dat er geen overbodige kosten in het systeem sluipen. En dit geldt dan voor zowel de reformuleringskosten als voor de kostprijs van de uiteindelijke producten. Motorolie voor zware dieselmotoren De belangrijkste aanleiding voor de aanpassingen in 2004 was om een specificatie te creëren voor motoroliën, die de nieuwe Euro IV motoren moesten kunnen smeren. Euro IV is officieel geïntroduceerd in oktober 2005. De aankomende revisie is ontworpen voor Euro V motoren en zal van kracht worden in oktober 2008. De meeste OEMs hebben echter al aangegeven, dat de technologie van de Euro V motoren niet drastisch afwijkt van Euro IV en dat grote aanpassingen aan de motoroliespecificaties niet noodzakelijk zijn. De grootste verandering in de specificaties voor zware dieselmotoren is de introductie van de nieuwe categorie ACEA E9 voor Euro V motoren met roetdeeltjesfilter (meestal aangeduid als DPF, wat staat voor Diesel Particle Filter). ACEA E9 zal chemische limieten bevatten, die naar verwachting identiek zullen zijn aan die
smeerolie kroniek januari 2008
De ACEA C categorieën zijn grofweg gebaseerd op het prestatieniveau van A5/B5 met chemische limieten C1-08 C2-08 C3-08 C4-08 HTHS viscositeit mPa.s ≥ 2,9 ≥ 2,9 ≥ 3,5 ≥ 3,5 NOACK verdamping % ≤ 13 ≤ 13 ≤ 13 ≤ 11 Sulfaatas % ≤ 0,5 ≤ 0,8 ≤ 0,8 ≤ 0,5 Zwavel % ≤ 0,2 ≤ 0,3 ≤ 0,3 ≤ 0,2 Fosfor % ≤ 0,05 ≥ 0,070 ≥ 0,070 ≤ 0,09 ≤ 0,090 ≤ 0,090 TBN mg KOH/g - - ≥ 6 ≥6 van API CJ-4. Ook de motortesten zullen voornamelijk daaraan ontleend zijn, met uitzondering van de Cummins ISB en de Caterpillar motoren. In plaats daarvan zullen de Mercedes-Benz OM 646 en OM 501 hun opwachting maken. De discussie is nog gaande of de Mack T-11 motortest moet worden overgenomen ter bepaling van de omgang met roet, of dat de –goedkopere- Mack T-8 test gehandhaafd moet blijven om vast te stellen hoe de olie omgaat met indikking door roet onder Europese omstandigheden. Het is belangrijk, dat ACEA E9 wordt ontworpen om de aan vereisten van de Europese markt tegemoet te komen, daarbij rekening houdend met de mogelijkheden van de industrie om geschikte kwaliteit producten te maken tegen een acceptabele prijs. De toekomstrichting De additievenindustrie is volop bezig om ervoor te zorgen, dat de juiste producten beschikbaar zullen zijn wanneer de 2008 specificaties voor zowel personenwagen- als vrachtwagenmotoren van kracht worden. Deze vooruitgang moet echter tot stand komen in een omgeving van onzekerheid, waar voortdurend van alles verandert. Twee voorbeelden hiervan zijn de komst van biobrandstoffen en de toenemende druk op verlaging van het brandstofverbruik. Beide voegen een extra
complicerende factor toe aan het ontwikkelingsproces. Eén ding is echter duidelijk: De ACEA specificaties moeten vooral zo eenvoudig mogelijk blijven. Terwijl het van vitaal belang is om de specificaties regelmatig te herzien, om steeds te zorgen voor de juiste producten voor de nieuwste motoren, is het evenzeer noodzakelijk om kwaliteitsproducten te leveren voor het bestaande wagenpark. Er zou geen plaats moeten zijn voor een ACEA categorie specifiek geschreven voor de vereisten van één enkele OEM. Integendeel. De OEMs zouden het “kern-kwaliteit” concept van ACEA moeten omarmen en daaromheen additionele eisen formuleren, als ze vinden, dat ze smeermiddelen met hogere prestaties nodig hebben om het maximum uit hun motorconcept te halen of om specifieke onderdelen extra bescherming te bieden.
1) ACEA Association des Constructeurs Européens d’Automobiles 2) AAA Groep met leden van ACEA, ATIEL, en ATC samengesteld om de ontwikkeling van ACEA specificaties te bespreken. 3) EELQMS European Engine Lubricants Quality Management System 4) ATC Additives Technical Committee 5) ATIEL Association Technique de l’Industrie Européenne des Lubrifiants Uit: Infineum Insight Vertaling: Paul Evers
5
6
smeerolie kroniek januari 2008
Additieven en basisoliën IMCD Benelux B.V. Postbus 5802 3008 AV Rotterdam Wilhelminaplein 32 3072 DE Rotterdam Nederland Tel.: +31 (0)10 290 86 59 Fax: +31 (0)10 290 86 10
[email protected] www.imcdgroup.com
smeerolie kroniek januari 2008
voor industriële smeermiddelen • Corrosie inhibitoren
• Synthetische basisoliën
• Emulgatoren
• Ontschuimers/anti schuim
• EP/AW additieven
• Verdikkers
• Bactericides/fungicides IMCD Group
7
8
smeerolie kroniek januari 2008