De muur is afgebroken
Afb.: Uitzicht over Jeruzalem vanuit de kerk Dominus Flevit (‘de Heer huilde’; vgl. Luc. 19:41) op de Olijfberg
Als je oog hebt voor het lot van de Palestijnen, kom dan aan onze kant staan en help ons. We hebben mensen nodig die in de praktijk werken aan recht en gerechtigheid. Als dit echter betekent dat je eenzijdig wordt en tégen mijn Joodse broeders en zusters, ga dan alsjeblieft weg. Zulke vriendschap hebben we niet nodig. We hebben een gemeenschappelijke vriend nodig, en niet nóg een vijand. (Elias Chacour, Palestijns aartsbisschop in Galilea)
De muur is
afgebroken Het Israëlisch-Palestijns conflict in het licht van christelijk geloof en internationaal recht
nederland
Kairos Palestina Nederland | Vrienden van Sabeel Nederland
Woord vooraf
“D
e muur is afgebroken”, zo schrijft Paulus (of een leerling van hem) in de Brief aan de Efeziërs (Ef. 2:14). De “muur van vijandschap”, die scheiding maakte tussen het Joodse volk en de niet-Joodse volken, is afgebroken door Jezus Christus, door Gods onvoorwaardelijke en universele liefde die uitgaat naar alle mensen, ongeacht hun etnische afkomst, ras, geslacht of maatschappelijke positie. Telkens wordt zo’n muur toch weer opgebouwd, zoals er nu weer een hoge afscheidingsmuur staat in het Heilige Land, een muur die scheiding maakt tussen Israëli’s en Palestijnen, en zelfs tussen Palestijnen en Palestijnen. Die muur is middel en symbool van angst, vijandschap en geweld. “De muur is afgebroken”, die proclamatie van Paulus is ook een opdracht en belofte ten aanzien van alle muren die mensen nog steeds gescheiden houden, muren die vaak dwars door ons eigen hart lopen. Eind 2009 publiceerden Palestijnse christenen hun Kairos-document: Uur van de waarheid. Een woord van geloof, hoop en liefde uit het hart van het Palestijnse lijden. Daarin doen ze ondermeer een oproep aan christenen en kerken wereldwijd om hun eigen theologische visies ten aanzien van het MiddenOosten conflict kritisch te bezien. Veel van die visies camoufleren het lijden van de Palestijnen, en belemmeren een kritische houding tegenover de Israëlische bezettingspolitiek.
De “muur van vijandschap”, die scheiding maakte tussen het Joodse volk en de niet-Joodse volken, is afgebroken door Jezus Christus.
Kairos Palestina Nederland en Vrienden van Sabeel Nederland geven gehoor aan die oproep, door uit eigen kring deze brochure te presenteren, met daarin een aanzet tot een theologische en politieke herbezinning op het Midden-Oosten conflict. Uitgangspunt is de overtuiging dat ‘de muur is
1
afgebroken’, en dat universele liefde en gerechtigheid het uitgangspunt zijn voor alle ethiek en politiek. Dit uitgangspunt leidt in deze brochure tot de conclusie dat de mensenrechten en het daarop gestoelde internationaal recht ook voor christenen en kerken het primaire normatieve kader dienen te zijn voor hun politieke handelen. Deze brochure, die is geschreven door ds. Henri Veldhuis (Culemborg), pretendeert niet in alle opzichten dé theologische en politieke opvattingen van Vrienden van Sabeel Nederland en Kairos Palestina Nederland te verwoorden; daarvoor is onze achterban te pluriform. Woordkeuze, toonzetting en argumentatie komen in eerste instantie voor rekening van de schrijver. Maar op hoofdpunten markeert hij wel op heldere wijze het perspectief van waaruit Vrienden van Sabeel Nederland en Kairos Palestina Nederland zich inzetten voor meer recht en vrede in het Midden-Oosten. We hopen dat deze brochure in veel kerken en andere christelijke kringen, waaronder ook politieke partijen, zal bijdragen aan vernieuwend theologisch en politiek gesprek over het Israëlisch-Palestijnse conflict. De besturen van Kairos Palestina Nederland en Vrienden van Sabeel Nederland
2
Inhoudsopgave
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Woord vooraf Inhoudsopgave
1 3
Inleiding De naam ‘Israël’ De naam ‘Palestijnen’ Het uitverkoren volk De landbelofte Paulus en Israël Theologie na de Holocaust Internationaal recht De staat Israël De Palestijnse diaspora De Palestijnse christenen Conclusies en Kairos
4 6 9 11 13 15 18 21 23 28 30 33
Gespreksvragen
40
Tenzij anders aangegeven zijn de bijbelcitaten uit de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, 2004). Enkele citaten zijn uit de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG, 1951) Najaar 2012 Een uitgave van Vrienden van Sabeel Nederland (www.vriendenvansabeelnederland.nl) en Kairos Palestina Nederland (www.kairospalestina.nl) Foto voorkant: Muur met wachttoren in Bethlehem (foto van Paul Buford/Stop the Wall) Ontwerp en layout: Marije van der Veen
nederland
3
1
Inleiding
H In veel gevallen is het dan moeilijk open met elkaar in gesprek te gaan over meningsverschillen.
4
oewel het conflict tussen Israël en de Palestijnen gaat over een klein land dat we nog steeds ‘het Heilige Land’ noemen, is het wereldwijd een brandpunt geworden van politieke en religieuze strijd. Daarin zien we vaak een emotionele en ideologische omgang met begrippen en feiten. Termen als ‘Israël’, ‘Palestijnen’, ‘uitverkoren volk’, ‘Holocaust’ e.a., hebben door alles wat er gebeurd is een sterke lading gekregen. In veel gevallen is het dan moeilijk open met elkaar in gesprek te gaan over meningsverschillen. Voor discussies in christelijke kring speelt bovendien onze omgang met de bijbel, met daarin de centrale plaats van Jezus, een belangrijke rol. En tenslotte is er ook nog de belangrijke vraag hoe we de verhouding zien tussen het geloof enerzijds en mensenrechten en internationaal recht anderzijds. In deze brochure wordt geprobeerd om op al deze punten beknopt maar helder in te gaan. Er zullen theologische en politieke conclusies getrokken worden en keuzes gemaakt, maar met de oprechte intentie die te baseren op bezonnen analyse van termen, begrippen en feiten. En dat alles in de hoop dat er ruimte zal ontstaan voor gesprek met hen die er anders over denken. In het Midden-Oosten en in onze eigen omgeving is het in de eerste plaats nodig dat we ruimte creëren voor open gesprek, niet vanuit een neutrale positie, maar met inbreng van eigen opvattingen, om die te toetsen en zo nodig bij te stellen. Dat gesprek zullen we, zo mogelijk, in de eerste plaats moeten voeren met de direct betrokkenen in het conflict, Joden en Palestijnen, en vooral met hen die onder dat conflict het meest te lijden hebben. In de volgende hoofdstukken zal eerst worden stilgestaan bij de cruciale termen ‘Israël’, ‘Palestijnen’,
‘uitverkoren volk’ en ‘landbelofte’, en ook bij hun bijbelse en theologische betekenis. Vervolgens komt de rol van de mensenrechten en het internationaal recht aan de orde. Daarna kan het Midden-Oosten conflict zowel vanuit theologisch als internationaalrechtelijk perspectief nader belicht worden. Tenslotte staan we stil bij de taak en mogelijkheden van christenen en kerken om bij te dragen aan de oplossing van het conflict.
5
2
De naam ‘Israël’
C
‘Israël’ wordt zo de naam van een geloofsgemeenschap.
6
entraal in het Midden-Oosten conflict staan twee namen: ‘Israël’ en ‘Palestijnen’. In dit hoofdstuk en het volgende gaan we na welke betekenissen vanuit verschillende achtergronden meeklinken in het gebruik van die namen. De term ‘Israël’ heeft zijn veelvoudige betekenis gekregen vanuit de bijbelse verhalen en de politieke geschiedenis. De belangrijkste aspecten worden hier verkend, waarbij de religieuze betekenis centraal zal komen te staan. De naam ‘Israël’ wordt In de bijbel voor het eerst door God zelf gegeven aan aartsvader Jakob, een naam die ‘strijder met God’ betekent. Hij krijgt die naam na zijn worsteling met God bij de rivier de Jabbok (Gen. 32:29). De naam ‘Israël’ gaat later over op het volk dat voortkomt uit zijn twaalf zonen en waarvan Abraham de eerste aartsvader is, Izaäk de tweede, en Jakob de derde. ‘Israël’ wordt zo de naam van een geloofsgemeenschap die leeft uit het verbond dat God sloot met Abraham. Het merkteken van die gemeenschap is de besnijdenis. De naam ‘Israël’ is daarbij niet strikt gebonden aan bloedverwantschap, want ook bijvoorbeeld de heidense slaven van Abraham worden besneden (Gen. 17:12); en Ezau, de broer van Jakob, hoort niet bij ‘Israël’. Genesis en Exodus vertellen hoe de familie van Jakob/Israël in Egypte uitgroeit tot een volk. Na de bevrijding uit Egypte wordt dit volk in het niemandsland van de woestijn bevestigd als ‘volk van God’ door de openbaring van de Thora en de verbondssluiting bij de berg Sinaï. Daarna komen de Israëlitische stammen te wonen in het land Kanaän, tussen andere volken. Onder leiding van de koningen, onder wie David de belangrijkste is, wordt ‘Israël’ ook de naam voor
het land waar Israël woont en voor het koninkrijk waarover de koning regeert. Maar naast al die bijkomende betekenissen blijft Israël primair de naam voor een geloofsgemeenschap die leeft uit het verbond dat God met haar gesloten heeft. Dat die geloofsgemeenschap principieel niet aan bloedverwantschap gebonden is, blijkt uit het feit dat de Moabitische vrouw Ruth door haar keuze voor de God van Israël mag horen bij Israël en de overgrootmoeder wordt van David. Na koning Salomo valt Israël uiteen in twee delen: het noordelijke Tienstammenrijk dat ‘Israël’ blijft heten, en Judea, het zuidelijke Tweestammenrijk. Het noordelijke rijk verdwijnt door de Assyrische verovering grotendeels in de nevelen van de geschiedenis. De Judeeërs nemen na de Babylonische ballingschap de naam ‘Israël’ op zich. Bij deze ontwikkelingen blijkt opnieuw dat ‘Israël’ primair betrekking heeft op Israël als ‘volk van God’, als geloofsgemeenschap en niet primair als etnischnationale eenheid (vgl. Ezech. 47:21-23). In de bijbelse verhalen zien we herhaaldelijk dat de etnische en nationalistische betekenis van ‘Israël’ de overhand krijgt. Dat wordt telkens aan de kaak gesteld door de profeten, die Israël dan weer oproepen om in de eerste plaats ‘volk van God’ te zijn.
De profeten roepen Israël op om in de eerste plaats ‘volk van God’ te zijn.
Door de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in 70 na. Chr. verliezen de Joden hun religieuze en politieke centrum. Maar de naam ‘Israël’ blijft bewaard voor het Joodse volk als geloofsgemeenschap en als etnische eenheid en voor ‘het beloofde land’. Overigens waren de Joden al eeuwen daarvoor verspreid geraakt over vele bloeiende Joodse gemeenschappen in het Midden-Oosten. In 1948 wordt de Joodse staat opgericht, waarbij
7
de eerste regering kiest voor de naam ‘Israël’, een naam vol van oude betekenissen die raken aan diepe gevoelens en hoge verwachtingen. Sinds 1948 heeft ‘Israël’ dus betrekking op: 1 Israël als geloofsgemeenschap 2 Israël als het Joodse volk, als
nationaal-etnische en culturele eenheid
Het is belangrijk in discussies over ‘Israël’ telkens duidelijk te maken welke betekenis we bedoelen, over welk Israël we spreken.
8
3 Israël als landgebied 4 Israël als een moderne staat
Geen wonder dat de naam ‘Israël’, die emotioneel zo beladen is, steeds verwarring oproept. Het is daarom belangrijk in discussies over ‘Israël’ telkens duidelijk te maken welke betekenis we bedoelen, over welk Israël we spreken. Dat geldt temeer als we spreken over ‘kritiek op Israël’ of over ‘verbondenheid met Israël’. In het bovenstaande is telkens naar voren gekomen dat de kernbetekenis van ‘Israël’ ligt in Israël als geloofsgemeenschap, als volk van het verbond dat leeft uit de geboden en beloften van de God van Abraham en Mozes. Dat betekent niet een vergeestelijking van de naam ‘Israël’, want het gaat over concrete mensen en een concreet volk. De religieuze kernbetekenis, die prioriteit heeft boven ‘Israël’ als nationaal-etnische en culturele benaming, zal daarom ook voorop dienen te staan bij de theologische overwegingen in de volgende paragrafen. Zoals we nog zullen zien, volgen we daarin de lijn van apostel Paulus.
De naam ‘Palestijnen’
3
N
et als de Joden zijn ook de Palestijnen in cultureel, historisch en etnisch opzicht zeer divers. Soms hebben de Palestijnen er last van dat hun naam afstamt van ‘de Filistijnen’, het zeevarende volk dat volgens de bijbel in de 12e en 11e eeuw voor Chr. een aartsvijand was van Israël. De huidige Palestijnen stammen echter etnisch noch historisch af van de bijbelse Filistijnen. Vanaf de 5e eeuw v. Chr. wordt de naam ‘Palestina’ door sommige antieke schrijvers gebruikt voor de regio ten oosten van de Middellandse Zee en aan beide kanten van de Jordaan. ‘Palestina’ wordt voor het eerst de naam van een officiële provincie in 135 na Chr., na de onderdrukking van de Joodse opstand van Bar Kochba door de Romeinen. Na de Eerste Wereldoorlog wordt ‘Palestina’ de naam voor het Britse mandaatgebied waar zowel Arabische moslims en christenen wonen als ook Joden (Joodse autochtonen en immigranten). Maar na de oprichting van de staat Israël in 1948 met de voorafgaande en daaropvolgende conflicten en oorlogen, worden de termen ‘Palestijnen’, ‘Palestijns’ en ‘Palestina’ steeds meer alleen gebruikt voor de Arabische inwoners en de Palestijnse gebieden. Overigens vermijden veel Israëli’s deze termen, omdat ze de Palestijnen niet als volk willen erkennen. Ze noemen hen daarom stelselmatig ‘Arabieren’. Vanwege Palestijnse terreuraanslagen worden de termen ‘Palestijns’ en ‘Palestijnen’ bij velen geassocieerd met ‘terrorisme’. Daarbij wordt vaak vergeten dat de oprichting van de staat Israël ook werd voorafgegaan door aanslagen van Joodse terreurgroepen, zoals de aanslag op het King David Hotel (Jeruzalem) in 1946 en de slachting in Deir Yassin in april 1948. Bovendien heeft het Israëlische
Daarbij wordt vaak vergeten dat de oprichting van de staat Israël ook werd vooraf gegaan door aanslagen van Joodse terreurgroepen.
9
Zij voelen een nauwe band met het Heilige Land, waar vele van hun families al eeuwenlang hebben gewoond.
Palestijnse burgers in 1948 op de vlucht voor het Israëlische leger (zie hoofdstuk 10). De mannen tussen 15 en 50 jaar werden krijgsgevangen gemaakt.
10
leger sinds 1948 vele malen het internationale recht geschonden door geweld op Palestijnse burgers. Als je zulk geweld op burgers door Palestijnen ‘terreur’ noemt, moet je in het geval van Israël spreken over ‘staatsterrorisme’. Dat Israëlische staatsterrorisme heeft in de loop der jaren veel meer slachtoffers gemaakt dan het Palestijnse terrorisme. Tenslotte moet het belangrijkste nog worden gezegd: Wij kennen de Palestijnen als bewoners van Palestina, nu ten dele Israël, waar ze zo graag willen wonen in vrijheid en veiligheid als een zelfstandig volk. Zij voelen een nauwe band met het Heilige Land, waar vele van hun families al eeuwenlang hebben gewoond. Evenals andere volken verlangen ze naar een eigen plek onder de zon, en dan in het land waaruit ze door zionistische Joden zijn verdreven of nog steeds worden onderdrukt.
Het uitverkoren volk
4
O
p grond van de bijbel wordt Israël vaak ‘het uitverkoren volk’ genoemd (vgl. Deut. 7:6). Maar die uitverkiezing, die begint bij de roeping van Abraham, is niet een uitverkiezing van één bepaald etnisch volk, want Abraham wordt door God juist gevraagd om zijn familie, volk en land, te verlaten, en op reis te gaan naar een land dat God hem wijzen zal (Gen. 12:1). God schept dus zelf een nieuw volk dat zal groeien uit het geloof van Abraham, uit geloofsvertrouwen dat - zo hoopt Hij - wordt doorgegeven van ouder op kind, maar niet is gebaseerd op bloedverwantschap. Als vanzelf krijgt dat nieuwe volk de etnische kenmerken van familie, volk, land en staat, maar die zijn ondergeschikt aan de geboden en beloften van het verbond dat God met Abraham en zijn nageslacht gesloten heeft. Steeds blijft Hij zelf de schepper van dat nieuwe Israël, ook over etnische grenzen heen en langs andere lijnen dan die van bloedverwantschap, zodat op die manier Abraham een zegen kan worden voor alle volken (vgl. Gen. 12:3, Jes. 2:1-5 en Ps. 87). Als de Israëlieten onrecht begaan en ontrouw zijn aan God, blijft Hij trouw door hen op te roepen tot ommekeer en toch weer gehoor te geven aan de geboden en beloften van het verbond, een verbond waarin ze altijd mogen terugkeren. Maar nooit kan Israël zich als ‘uitverkoren volk’ een superieure status aanmeten ten opzichte van andere volken.
God schept zelf een nieuw volk dat zal groeien uit het geloof van Abraham.
Als God zijn liefde ten slotte openbaart in Jezus Christus, gaat Hij verder op de weg die Hij met Israël al gegaan is. Vanuit dat spoor kan het evangelie uitwaaieren over heel de wereld. Daarom richt Jezus zich in de eerste plaats tot zijn eigen volk, want hoe zullen andere volken tot geloof komen als Hij eerst niet gehoor vindt in Israël zelf, in Gods eerste eigen proeftuin? “Eerst de Jood en ook de Griek”
11
Dan geldt er geen onderscheid meer tussen Jood en Griek.
12
(Rom 1:16, 2:9, NBG), maar dat Jezus over etnische grenzen heen gaat, blijkt uit zijn contacten met Romeinen en andere niet-Joden die een beroep op Hem doen. En dan, na Pasen en Pinksteren, kan het evangelie van Jezus Christus uitgaan naar alle volken, vooral door het werk van de apostel Paulus. Dan geldt er geen onderscheid meer tussen Jood en Griek, man en vrouw, heer en slaaf (Gal. 3:28), want God heeft ze allemaal even lief. Er ontstaan joods-christelijke gemeenten als nieuwe gestalte van Gods verbond. En samen, zo zegt Paulus, vormen christenen uit de Joden en christenen uit de niet-Joodse volken het nieuwe “Israël van God” (Gal. 6:16 ). Ook voor deze nieuwe geloofsgemeenschap geldt, dat zij zich niet kan beroepen op een superieure status.
De landbelofte
5
V
eel Joden en ook christenen zijn van mening dat de Joden (of ze nu gelovig zijn of niet) recht hebben op heel het Heilige Land, omdat hen dat door God beloofd is. Maar zulke politieke aanspraken zijn vanuit de bijbel moeilijk te funderen. Kenmerkend voor ‘verkiezing’ in de bijbel is dat die altijd een doel heeft: het is verkiezing tot dienst aan God en de naaste. Israël wordt uitverkoren om een aan God gewijd volk te zijn (Deut. 7:6). Om dit mogelijk te maken belooft God een land (‘ha‘aretz’: ‘het land’, maar ook ‘de aarde’) waar Israël kan leven volgens het recht en de gerechtigheid van de Thora. Dat land is dus geen vast bezit, maar een geschenk van de Heer, die het geeft om er rechtvaardig en vreedzaam te leven (vgl. Deut. 30:15-20), een geschenk waaraan dus voorwaarden verbonden zijn. Als Israël zich afkeert van God en zijn geboden, zal het weer uit dat land verdreven worden (vgl. 1 Kon. 9:6-9). Zó zien de grote profeten als Jesaja, Jeremia en Ezechiël dan ook de ballingschap van Israël en Juda.
Zoals Israël primair geen etnisch volk is door bloedverwantschap, is het land geen bezit dat Israël zich op etnische gronden kan toe-eigenen. De God van Israël is geen God van ‘bloed en bodem’. Hij schept zelf een volk van de Thora, en Hij belooft een land waar het uit die Thora kan leven. Bovendien worden de grenzen van dat land heel wisselend beschreven in de bijbel. Over zulke grenzen werd en wordt veel gestreden, maar de landbelofte betekent juist dat ‘het beloofde land’ dáár kan zijn waar geleefd wordt uit de Thora. Nationalistische claims op dat land kunnen daarom niet worden gelegd.
God schept zelf een volk van de Thora, en geeft het een land waar het uit die Thora kan leven.
De hoop en verwachting dat het ‘volk van God’ zal groeien doordat andere volken zich aansluiten bij Israël vinden we in o.a. Jes. 2:1-5, 14:1 en Ps. 87.
13
Gods volk wordt dan een multi-etnische groep die niet wordt bepaald door etnische banden, maar door de gezamenlijke band met God. Deze universalisering van de landbelofte is geen vergeestelijking, want het gaat om concrete mensen op deze concrete aarde.
14
Deze doorbraak naar ‘ha’aretz’ als heel de aarde geschiedt in het Nieuwe Testament door Gods universele liefde in Jezus. “Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven” (Matt. 5:5, NBG; vgl. Matt. 28:18-20 en Ef. 6:2-3), zegt Jezus. Gods liefde is er voor alle mensen, zodat zijn volk vanuit Israël kan uitwaaieren over heel de aarde, waardoor ook de landbelofte zich nu uitstrekt tot heel de aarde. Paulus ziet deze universele strekking al in de belofte aan Abraham, als hij schrijft in Rom. 4:13 dat aan Abraham en zijn nageslacht werd beloofd “dat ze de wereld in bezit zouden krijgen”. Ook deze universalisering van de landbelofte is geen vergeestelijking, want het gaat om concrete mensen op deze concrete aarde. Bovendien betekent die universalisering dat èlk volk een plek wordt gegund op deze aarde om er te leven en te wonen in veiligheid, vrijheid en vrede.
Paulus en Israël
6
O
nder christenen speelt bij hun meningsvorming over Israël het gedachtegoed van apostel Paulus een belangrijke rol. Dat is terecht, want vooral dankzij Paulus is het evangelie van Jezus niet opgesloten gebleven binnen de religieuze en etnische grenzen van het Jodendom en kon het een zegen worden voor alle volken. Aanvankelijk was Paulus een strenge Jood, behorend tot de richting van de Farizeeën, die consequent probeerde te leven volgens de talloze regels van de bijbel en de mondelinge overlevering. Hij verafschuwde Joden die volgelingen van Jezus geworden waren, omdat ze Jezus een goddelijke status toekenden en de betekenis van de tempel en de joodse wetten relativeerden. Totdat Paulus door een bijzondere verschijning van Christus een bekeringservaring doormaakte die zijn leven ingrijpend veranderde. Hij ervoer de liefde en genade van Christus, liefde waardoor ieder mens zich zonder voorwaarden vooraf ten diepste aanvaard en bemind mag weten.
Die grondervaring van Gods onvoorwaardelijke liefde en vergeving bracht Paulus tot een fundamenteel andere kijk op het geloof. Want zulke liefde moet wel bedoeld zijn voor elk mens, Jood en niet-Jood, en zulke liefde heft ook het onderscheid op tussen man en vrouw, heer en slaaf (vgl. Gal. 3:28). Overgave aan zulke liefde mag bovendien niet belemmerd worden door het na moeten leven van joodse wetten over besnijdenis, sabbat en kosjer eten. Er zijn wel belangrijke ethische regels nodig voor een rechtvaardig leven op basis van Gods liefde. Maar ook in ons naleven van die regels leggen we niet zelf het fundament van onze waarde voor God en elkaar. In Paulus’ tijd konden niet-Joden alleen toe-
Vooral dankzij Paulus is het evangelie van Jezus niet opgesloten gebleven binnen de religieuze en etnische grenzen van het Jodendom en kon het een zegen worden voor alle volken.
15
Het volk van God groeit dus niet vanzelfsprekend langs etnische lijnen en bloedbanden.
treden tot het jodendom, wanneer ze zich als ‘proselieten’ lieten besnijden en ze beloofden de joodse wetten na te zullen leven (deze voorwaarden gelden nog steeds onder orthodoxe joden). Paulus’ beslissing om die voorwaarden af te schaffen leidde tot spanningen met de andere apostelen. Maar uiteindelijk gingen zij ermee akkoord (vgl. Gal. 2:9) en werd Paulus aanvaard als apostel van de niet-Joodse volken. In zijn brief aan de gemeente van Rome vraagt Paulus zich verdrietig af waarom zo weinig Joden tot geloof in Jezus komen (Rom. 9). Hij legt dan uit dat je niet ‘kind van God’ bent - ook niet echt een ‘kind van Abraham’ - door fysieke afstamming. Je bent niet kind van God door het feit dat je geboren bent uit Joodse ouders, maar alleen door geloof, door geloofsovergave zoals die van Abraham. Zonder geloof zijn de nakomelingen van Abraham slechts “kinderen van het vlees” (Rom. 9:8, NBG). Je hoort dan wel bij Israël als etnisch volk, maar niet bij Israël als geloofsgemeenschap binnen het kader van Gods verbond. En zelfs al leef je volgens de regels van de Thora, ook dan ben je misschien alleen een ‘kind van het vlees’. Want kind van God word je niet door het nauwkeurig naleven van wetten en regels, maar door overgave aan Gods liefde en belofte. Het volk van God groeit dus niet vanzelfsprekend langs etnische lijnen en bloedbanden. Ook Ezau was een zoon van Izaäk, maar alleen Jakob werd een aartsvader. Israël’s ware geschiedenis is een weg van geloof die uiteindelijk gaat over het kruispunt van Jezus Christus. Paulus ziet buiten Christus om geen toekomst voor Israël en de andere volken. God is de weg van zijn verbond begonnen met Abraham en zijn nageslacht, en daarom geldt: “Eerst de Jood
16
en ook de Griek” (Rom 1:16, 2:9, NBG). Maar dat betekent niet dat een Jood belangrijker is dan een Griek. Via het kruispunt van Christus vertakt de weg van het verbond zich naar alle volken op aarde, over de etnische en religieuze grenzen van het jodendom heen. Ook al komen de meeste Joden niet tot geloof in Jezus, niet-Joodse christenen moeten niet denken, aldus Paulus, dat God het Joodse volk verstoten heeft; zijn belofte voor Israël blijft geldig, Hij blijft contact zoeken. Paulus blijft erop vertrouwen dat zijn eigen volk tot geloof in Jezus zal komen. Er zal, aldus Paulus, een ‘volheid’ (een groot aantal zoals God het voorziet) van niet-Joden tot geloof in Christus komen, maar uiteindelijk ook een ‘volheid’ van Joden. En die twee volheden, de volheid van christen-joden en die van niet-Joodse christenen, vormen samen ‘gans Israël’ dat gered zal worden (vgl. Rom. 11:12, 25-26, NBG en Gal 6:16). Dat is het nieuwe Israël zoals het zich vanuit het joodse Israël uitbreidt over heel de aarde. Paulus was de apostel die Gods universele liefde en gerechtigheid verkondigde als fundament van alle geloof, religie, ethiek en politiek. Daarmee legde hij de basis voor een westerse cultuur die uiteindelijk de Universele verklaring van de rechten van de mens formuleerde. Het mag wel een ‘godswonder’ genoemd worden dat deze mensenrechten, die alle verschillen van etniciteit, ras en geslacht overstijgen, wereldwijd zijn aanvaard als politiek en moreel kader; “de muur is afgebroken” (Ef 2:14). Ook Israël en de Palestijnen, en ook joden, christenen en moslims, zijn daarop aanspreekbaar.
Via het kruispunt van Christus vertakt de weg van het verbond zich naar alle volken op aarde.
17
7
Theologie na de Holocaust
A
Als je in onze tijd de ideeën van Paulus over Israël overneemt, word je al gauw beschuldigd van ‘vervangingstheologie’.
18
ls je in onze tijd de ideeën van Paulus over Israël overneemt, word je al gauw beschuldigd van ‘vervangingstheologie’, theologie die ervan uitgaat dat de kerk in de plaats is gekomen van Israël. Die theologische grondgedachte zou een belangrijke wortel zijn van veel antisemitisme en Jodenvervolging. Ten aanzien van Paulus zelf is dat verwijt niet terecht. Ten eerste was voor hem het vernieuwde Israël van christenen uit Joden en niet-Joden niet een vervanging van het oude Israël, maar juist de positief-kritische vervulling ervan. In het nieuwe Israël kunnen alle bedoelingen van God met Abraham en zijn nageslacht juist tot volledige vervulling komen en een zegen worden voor alle volken. Het keerpunt van die vervulling is de openbaring van Gods liefde in Jezus Christus. Van daaruit is het verbond met Israël, zonder voorwaarden vooraf, toegankelijk geworden voor alle volken. Bovendien ging Paulus ervan uit dat Jezus spoedig zou terugkomen en het Koninkrijk Gods dan volledig zou doorbreken. Hij hield geen rekening met nog een lange geschiedenis van polarisatie tussen joden en christenen. Hij zag wel het risico dat niet-Joodse christenen zich boven de Joden zouden stellen, maar verwachtte op korte termijn de bekering van zijn volk tot geloof in Jezus. Dat laatste is niet gebeurd. Het aantal christen-joden werd heel klein en de kerk ging zich steeds meer vanuit een machtspositie opstellen tegenover het Joodse volk, met een lange geschiedenis van antisemitisme en Jodenvervolging als gevolg. Christelijke theologie werd toen vaak vervangingstheologie, waarin de kerk zichzelf niet meer verstond als voortzetting en vervulling van Israël, maar als vervanging daarvan. In dat model kon aan het Joodse volk geen theologische betekenis meer worden toegekend, behalve dat het gezien werd als vijand
van God. Deze visie op de Joden, gemengd met vreemdelingenhaat, leidde tot veel Jodenvervolging met de Holocaust als absoluut dieptepunt. We leven vele eeuwen na Paulus en nog maar kort na de Holocaust. Wat betekent dit voor ons spreken over het Joodse volk? Hoe kunnen we loskomen van een lange geschiedenis van vervangingstheologie en antisemitisme, maar tegelijk vasthouden aan Paulus’ kerngedachte, dat Gods liefde en gerechtigheid ten volle openbaar zijn geworden in Jezus, op de weg van Israël maar dan ook als universele gave en opgave voor alle volken? Na de Tweede Wereldoorlog en de oprichting van de staat Israël (1948) was schuldgevoel nog niet de overheersende stemming in veel kerken. Er leefde vooral enthousiasme over de heldendaad van het kleine Israël dat na de Holocaust de kracht vond een staat te stichten in het beloofde land. Veel christenen zagen dat als een vervulling van bijbelse profetieën, en zo ook als een bewijs van de betrouwbaarheid van de bijbel en het eigen geloof. Binnen de kerken ontbrak het daarbij aan de nodige kennis over de Arabische wereld en over de ingrijpende gevolgen van de oprichting van de staat Israël voor de Palestijnen. De Israëlische politici hebben altijd wel beseft dat veel christelijke steun aan Israël in feite een vorm is van christelijke zelfbevestiging, en dat zij daar goed gebruik van kunnen maken. Vanaf de zeventiger jaren groeide in veel kerken het schuldbesef over de Holocaust en de eigen geschiedenis van antisemitisme. Dat leidde tot een proces van herbezinning op eigen geloof en theologie, met veel meer oog voor de eigen betekenis van het joodse geloof. Hoe kunnen we als christenen in deze nieuwe situatie op een goede manier in gesprek zijn met
De Israëlische politici hebben altijd wel beseft dat veel christelijke steun aan Israël in feite een vorm is van christelijke zelfbevestiging.
19
Schuldbesef mag ons niet onmondig maken tegenover Joden wanneer die zelf in andere situaties onrecht begaan.
het jodendom en de staat Israël? Het staat ons als nietJoodse christenen niet vrij in dezelfde toonzetting over Joden te spreken als Paulus in zijn gedrevenheid deed over zijn niet-christelijke volksgenoten. Wezenlijk blijft wel het principiële bijbelse onderscheid tussen Israël als geloofsgemeenschap en Israël als etnisch volk (en als staat), zoals ook Paulus doet in aansluiting bij de oudtestamentische profeten. Verder is het niet vruchtbaar om gevangen te blijven in schuldgevoel. Echt schuldbesef vraagt om oprechte erkenning van de schuld tegenover de slachtoffers en God, om begrip voor de blijvende traumatisering van veel slachtoffers en hun nabestaanden, en om het inslaan van nieuwe wegen, met grote alertheid op mogelijk nieuw antisemitisme. Dat vooropgesteld, mag schuldbesef ons niet onmondig maken tegenover Joden wanneer die zelf in andere situaties onrecht begaan. Bij veel christenen zien we dat wel gebeuren als zij vanuit blijvend schuldgevoel, en bang ook voor het verwijt van antisemitisme, Joden of Israëli’s niet durven kritiseren, ook niet bij ernstige schending van de rechten van de Palestijnen. Afrekenen met een antisemitisch verleden kan alleen wanneer we Joden aanspreken als gelijkwaardige religieuze of politieke partners. Christenen stellen zich te bescheiden op als ze menen dat Joden wel het recht hebben hèn vragen te stellen, maar omgekeerd niet. Dat is een ongezonde situatie, waarin filosemitische sentimenten op den duur kunnen omslaan in nieuw antisemitisme, bijvoorbeeld als Joden niet blijken te passen in onze christelijke schema’s. Antisemitisme krijgt geen kans in gelijkwaardig gesprek met het jodendom, waarin ook vrijuit gesproken kan worden over de bijbelse betekenis van ‘Israël’ en Gods universele liefde en gerechtigheid.
20
Internationaal recht
8
D
e betekenis van het feit dat universele mensenrechten en het daarop gebaseerde internationaal recht wereldwijd zijn aanvaard als ethisch en politiek kader, kan moeilijk worden overschat. Het is bovendien van grote waarde dat ook steeds meer christenen dit kader actief en van harte ondersteunen. Overigens is dit niet alleen een kwestie van vrijwillige keuze, maar ook van plicht. Burgers en regeringen zijn niet alleen verplicht zich te houden aan de wetten van hun eigen land, maar ook aan het internationale recht dat voor hen van kracht is geworden door de ondertekening van internationale verdragen. Een voorbeeld zijn de Conventies van Genève over de rechtsregels ten tijde van oorlog en bezetting. Het internationale recht kreeg na de Tweede Wereldoorlog een belangrijke impuls door de oprichting van de Verenigde Naties en de Universele verklaring van de rechten van de mens. Sindsdien is het internationale recht steeds belangrijker geworden door nieuwe verdragen, jurisprudentie, VN-resoluties, oorlogstribunalen en de oprichting van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Aanhangers van een religie zijn verplicht het internationaal recht - evenals hun nationale wetgeving- na te komen, ook al is hun geloof de primaire bron van normen en waarden. En ook christenen hebben alle reden om bij te dragen aan handhaving en versterking van het internationale recht, hoe gebrekkig het vaak ook functioneert. In onze globaliserende wereld vol conflicten is het internationale recht het enige normatieve kader waarop staten elkaar kunnen en moeten aanspreken, en is het, ondanks vele tekortkomingen, het beste dat we nu hebben. Het is daarom van grote waarde, temeer omdat het is gebaseerd op de universele mensenrechten.
Christenen hebben alle reden om bij te dragen aan handhaving en versterking van het internationale recht.
21
Bovendien zijn de mensenrechten voor een belangrijk deel voortgekomen uit de joodse en christelijke traditie.
22
Bovendien zijn de mensenrechten - historisch gezien - voor een belangrijk deel voortgekomen uit de joodse en christelijke traditie, waardoor joden en christenen reden temeer hebben om het daaruit voortvloeiende internationaal recht van harte te ondersteunen. Er kunnen incidenteel situaties zijn waarin bijvoorbeeld een kerkleiding vanwege dringende religieuze motieven een internationaalrechtelijke uitspraak niet kan steunen. In zo’n situatie ligt er dan wel de verplichting om die gewetenskeuze publiekelijk te verantwoorden. Christenen hebben dus, evenals andere burgers, twee normatieve kaders die steeds om onderlinge afstemming vragen maar ook gescheiden zijn (vgl. de scheiding van kerk en staat): enerzijds de persoonlijke levensovertuiging en anderzijds het nationale en internationale recht. Een duidelijk besef van deze onderscheiding helpt ook bij het scheiden tussen de dialoog met Israël als religieuze gemeenschap en de politieke relatie met Israël als staat.
De staat Israël
9
D
e staat Israël werd opgericht in 1948, voor veel Joden een groot en feestelijk wonder, maar met rampzalige gevolgen voor de Palestijnen, die sindsdien spreken van ‘de Catastrofe’ (‘alNakba’). Er vond een serie massamoorden plaats op Palestijnen, meer dan 700.000 Palestijnen werden vluchteling en ca. 500 Palestijnse dorpen werden planmatig ontvolkt of verwoest, - dit allemaal vóór en na de uitroeping van de staat Israël. Het land bleek allesbehalve leeg te zijn. In veel Palestijnse huizen kwamen overlevenden van de Holocaust te wonen. In 1967 kwamen er nog 200.000 vluchtelingen bij toen Israël de Westoever (incl. Oost-Jeruzalem) en Gaza bezette, die sindsdien zeer te lijden hebben onder illegale bezetting en economische blokkade.
Het land bleek allesbehalve leeg te zijn.
De staat Israël is voortgekomen uit het zionisme, de politiek-nationalistische beweging van vooral seculiere Joden, die eind 19e eeuw ontstond naast veel andere nationalistische bewegingen in Europa. Vanuit een diep verlangen naar veiligheid, zelfrespect en nationale zelfbeschikking werd het zionisme het overheersende Joodse antwoord op het antisemitisme en de Jodenvervolgingen in Rusland en Europa, met als dieptepunt het Hitlerregime. Maar als nationalistische reactie op etnische Jodenvervolging kreeg het zionisme zelf ook een eenzijdig etnisch karakter en streefde het, inspelend op religieuze sentimenten (ook die van sympathiserende christenen), naar een etnischJoodse staat. Met name onder orthodoxe joden bestond vanaf het begin veel weerstand tegen het zionisme, omdat zij Israël primair verstaan als geloofsgemeenschap, als ‘volk van de Thora’, en vinden dat de afgod van
23
Vanaf het begin wordt de Israëlische politiek door die principiële onverenigbaarheid van democratie en etnische voorkeur bepaald.
24
‘de staat’ in de plaats is gekomen van de Thora. Er was nog een andere, kleine, maar niet onbelangrijke stroming binnen het zionisme die zich verzette tegen het zionistische streven naar een Joodse staat. Deze stroming, het ‘Homeland-zionisme’, streefde wel naar een thuisland voor de Joden en voor hun joodse godsdienst en cultuur in Palestina, maar in vreedzame samenwerking met de Palestijnen en zonder aparte Joodse staat. De hoofdstroom van het zionisme beoogde een moderne democratische staat zoals andere westerse staten, maar dan wel een nationalistische Joodse staat. Vanaf het begin wordt de Israëlische politiek door die principiële onverenigbaarheid van democratie en etnische voorkeur bepaald. De oprichting van de staat Israël kreeg in 1947 een eerste internationaalrechtelijke basis door VNresolutie 181, waarin een bepaalde verdeling van het land tussen Joden en Palestijnen werd aanbevolen. Konden bij de eerlijkheid van die verdeling al grote vraagtekens geplaatst worden, tijdens de zgn. ‘onafhankelijkheidsoorlog’ bezette Israël nog veel meer land dan toegewezen was en verdreef het een groot aantal Palestijnen, zodat de Joodse bevolking de meerderheid zou vormen. Aan die politiek van etnische zuivering is Israël consequent blijven vasthouden, tot in onze tijd toe, en het schendt daarbij telkens weer het internationaal recht. De staat Israël is nu internationaal erkend binnen de grenzen van 1949 (zgn. ‘groene lijn’ van de wapenstilstand). Die erkenning staat ook wat betreft Sabeel en Kairos niet ter discussie, maar wel de manier waarop Israël het eigen bestaansrecht vormgeeft. Israël zelf heeft zich op die grenzen nog niet vastgelegd. Het koloniseert op grote schaal de
Westoever en handhaaft in de Palestijnse gebieden een steeds hardere bezetting die op veel punten in strijd is met het internationaal recht. Israël heeft dankzij het internationaal recht officieel recht van bestaan, maar ondermijnt zelf die volkenrechtelijke basis stelselmatig door zijn eigen bezettingspolitiek. De Palestijnen zijn daarvan het slachtoffer, maar ook voor de legitimiteit en de veiligheid van de staat Israël zelf is dat een gevaarlijke politiek. Dezelfde paradox zien we in Israël’s binnenlandse politiek die voortdurend is gericht op de getalsmatige en politieke overmacht van Joden. De verkiezingen zijn democratisch, ook de Palestijnse burgers van Israël kunnen stemmen. Maar telkens komt er een Joodse regering die met talloze wetten en regelingen de Palestijnen degradeert tot tweederangs burgers, en Israëlische vredes- en mensenrechtenorganisaties tegenwerkt. Israël lijkt vanbuiten misschien wel op een democratie, maar het heeft geen grondwet en functioneert als een Joodse etnocratie: de overheersing van minderheden door één - in dit geval Joodse - etnische bevolkingsgroep, waarbij de veronderstelde etnische eenheid van die groep in werkelijkheid helemaal niet bestaat. In Israël’s onafhankelijkheidsverklaring staat dat het “volledige sociale en politieke gelijke rechten [zal] handhaven voor al zijn burgers, ongeacht godsdienst, ras of sekse”, evenals “vrijheid van godsdienst, geweten, taal, opvoeding en cultuur“. Maar de dagelijkse praktijk is voor de Israëlische Palestijnen heel anders.
Israël lijkt vanbuiten misschien wel op een democratie, maar het heeft geen grondwet en functioneert als een Joodse etnocratie.
De staat Israël is het resultaat van etnisch en religieus gevoed zionisme dat werd opgeroepen door nationalisme, antisemitisme en Jodenvervolging
25
Gelet op het etnische karakter van de Israëlische politiek, met alle gevolgen daarvan voor de Palestijnen, is het niet onterecht te spreken van een Israelische apartheidspolitiek.
26
in Europa. Datgene waarvan het Joodse volk zichzelf definitief wilde bevrijden, nl. discriminatie op basis van etniciteit, nam het helaas mee als uitgangspunt bij de oprichting van de eigen staat. Op allerlei manieren maakt de Israëlische overheid onderscheid tussen Joden en Palestijnen, waarbij de Palestijnse rechten ernstig worden geschonden, zoals: ongelijke verdeling van water, ongelijke rechten (in de bezette gebieden vallen de Palestijnen onder militair recht), ongelijke verstrekking van bouwvergunningen, ongelijke reismogelijkheden en detentie zonder proces (zelfs van Palestijnse kinderen). Diverse bezoekers uit Zuid-Afrika, onder wie aartsbisschop Desmond Tutu (beschermheer van Sabeel), herkenden in Israël en de Palestijnse gebieden veel van hun eigen apartheidsverleden. Gelet op het etnische karakter van de Israëlische politiek, met alle gevolgen daarvan voor de Palestijnen, is het niet onterecht te spreken van een Israëlische apartheidspolitiek, zowel in eigen land als in de bezette Palestijnse gebieden. Christelijke kerken en partijen hebben de plicht op te komen voor recht en gerechtigheid, voor de slachtoffers van onrecht, en daarom voor het internationaal recht, ook als het gaat om Israël. Het is daarom hun taak om, mede vanuit de eigen levensovertuiging, langs verschillende wegen Israël aan te zetten tot meer recht en gerechtigheid in het Midden-Oosten.
1946
1947 VN verdelingsplan
1949-1967
2012
Palestijns verlies van land
D
eze kaarten laten zien hoeveel Palestijns land (groen) verloren is gegaan vanaf het VNverdelingsplan in 1947. De derde kaart toont hoeveel méér Israël veroverde dan het verdelingsplan voorstelde, en dat er voor de Palestijnen slechts 22 procent van het land van historisch Palestina overbleef. De laatste kaart laat zien hoeveel van het Palestijnse gebied verloren is gegaan door bezettingsstructuren: de muur, controleposten, wegen die verboden zijn voor Palestijnen, gesloten militaire gebieden en de al maar groeiende Israëlische nederzettingen.
27
10
De Palestijnse diaspora
D Sinds 1948 leven de Palestijnen in de diaspora.
28
e vestiging en uitbreiding van de Israëlische staat ging in 1947-49 gepaard met een planmatige etnische zuivering van de Palestijnse bevolking. Veel daarvan werd verborgen gehouden voor de buitenwereld. Maar er werd genoeg bekend om daarover zeer verontrust te zijn. Toch stonden de meeste westerse kerken zo onder invloed van hun eigen enthousiasme over het nieuwe Israël en hun groeiende schuldgevoel over de Holocaust, dat ze Israël in bijna alles bleven steunen. Sinds 1948 leven de Palestijnen in de diaspora, een toestand van verstrooiing en rechteloosheid die nog steeds verergert door de Israëlische bezetting, die een voortzetting is van de etnische zuivering in de beginjaren. Alle Palestijnse gebieden staan onder militair toezicht van Israël. De Gaza-strook is een openluchtgevangenis waar de bevolking zeer te lijden heeft onder de economische blokkade door Israël. Verder leeft een groot aantal Palestijnen nog in vluchtelingenkampen of is geëmigreerd. Op de Westoever leeft de Palestijnse bevolking in enclaves met een beperkte mate van zelfbestuur en omsingeld door een uitgebreid stelsel van Israëlische bezetting: Joodse nederzettingen, checkpoints, een Israëlisch wegenstelsel dat verboden is voor Palestijnen, militaire bases en de afscheidingsmuur. Door al deze maatregelen is men vaak afgesneden van eigen land, familie, mogelijkheden om werk te vinden, goede gezondheidszorg, etc. Kortom, de situatie in de bezette gebieden is uitzichtloos. Twee bekende en schrijnende voorbeelden zijn de christelijke families van Claire Anastas en Daoud Nasser. Claire woont met haar gezin in Bethlehem waar de Israëlische muur, in strijd met het internationaal recht, dwars doorheen loopt en het huis van Claire aan alle kanten omsingelt, inclusief wachttorens en Israëlische militairen. Het gevolg is dat Claire en haar
man hun werk (een winkel en autoreparaties aan huis) grotendeels zijn kwijtgeraakt. Daoud Nasser woont met zijn gezin bij Bethlehem en strijdt al jaren tegen pogingen van Israël om hen van hun land te verdrijven. Met zijn internationale project ‘Tent of nations’ probeert Daoud zich daartegen op een geweldloze manier te verzetten. Naast de Israëlische bezetting is er ook nog de omstandigheid dat de Palestijnen nauwelijks in staat zijn geweest een goede politieke leiding te organiseren. Hun leiders zijn vaak onbekwaam, corrupt, schenden regelmatig de rechten van hun eigen volk, werken teveel samen met de Israëli’s en zijn onderling verdeeld, zoals nu door de rivaliteit tussen de Palestijnse Autoriteit en Hamas. De context van de Israëlische bezetting en kwalijke internationale politiek ten nadele van de Palestijnen hebben in belangrijke mate bijgedragen aan deze negatieve ontwikkelingen. Het is voorstelbaar dat deze omstandigheden samen een voedingsbodem vormen voor allerlei vormen van onvrede en geweld. Volgens het internationaal recht heeft een bevolking het recht om zich in een situatie van bezetting met geweld te verdedigen, maar dan alleen gericht op militaire doelen. Aanslagen op burgerdoelen zijn echter nooit gerechtvaardigd en worden ook door Sabeel en Kairos principieel afgewezen. Bovendien kiezen Sabeel en Kairos uitdrukkelijk voor alleen geweldloze vormen van verzet. Naim Ateek, oprichter van Sabeel, schreef in 2005 een artikel over zelfmoord-terroristen (‘Suicidebombers. What is theologically and morally wrong with suicide bombings? A Palestinian Christian perspective’), waarin hij aandacht vraagt voor de motieven en omstandigheden achter zulke aanslagen, maar deze zelf met een uitvoerige argumentatie principieel veroordeelt.
Aanslagen op burgerdoelen zijn nooit gerechtvaardigd.
29
11
De Palestijnse christenen
N
De Palestijnse christenen voelen zich één met hun volk en weigeren zich te laten uitspelen tegen hun islamitische volksgenoten.
30
a 1948 ging de aandacht van de westerse kerken vooral uit naar Israël en hadden ze weinig belangstelling voor de Palestijnen, ook niet voor de Palestijnse christenen. Veel westerse christenen denken nog steeds dat alle Palestijnen moslim zijn en weten niet dat er een kleine maar belangrijke minderheid is van Palestijnse christenen, die Arabisch spreken. Het aantal Palestijnse christenen is de laatste jaren gedaald tot ca. 1,5% van de bevolking, in totaal ca. 160.000 mensen: 110.000 in Israël, 47.000 in de Westoever en minder dan 3.000 in Gaza. In 1948 vormden zij nog 10 - 15% van de bevolking. In sommige gebieden, zoals in en rond Bethlehem, vormden zij altijd de meerderheid en leverden zij de burgemeesters en het stadsbestuur. De aanwezigheid van Palestijnse christenen wordt bedreigd door het voortdurende conflict. Zij ervaren hun situatie als ondraaglijk en uitzichtloos. Velen emigreren daarom naar Europa of de Verenigde Staten. Op dit moment woont ca. 60% van de Palestijnse christenen in het buitenland. Israël doet ons graag geloven dat de moeilijke situatie van de Palestijnse christenen wordt veroorzaakt door de moslims, zoals dat het geval is in sommige andere Arabische landen. Zulke onderlinge spanningen komen voor, maar de Palestijnse christenen benadrukken zelf telkens weer, dat niet de moslims maar de Israëlische politiek en bezetting hen het leven onmogelijk maken, en dat daardoor ook de onderlinge spanningen soms oplopen. Over het algemeen wordt de relatie tussen de Palestijnse christenen en moslims gekarakteriseerd door samenwerking en onderlinge solidariteit. De Palestijnse christenen voelen zich één met hun volk en weigeren zich te laten uitspelen tegen hun islamitische volksgenoten.
Het duurde lang voordat de Palestijnse christenen, verdeeld als ze zijn over veel kerken, ertoe kwamen om zelfbewust en eendrachtig hun stem te laten horen tegen de Israëlische overheersing. Een belangrijke aanzet daartoe werd gegeven door de predikant Naim Ateek, die in 1990 een kleine Palestijns-christelijke organisatie oprichtte die in 1993 de naam ‘Sabeel’ kreeg, wat zowel ‘de weg’ als ‘de bron’ betekent. Sabeel noemt zichzelf ‘een oecumenisch centrum voor bevrijdingstheologie’ en heeft inmiddels diverse afdelingen in het buitenland. Westerse christenen denken bij ‘bevrijdingstheologie’ wellicht aan de ten dele marxistisch georiënteerde bevrijdingstheologie in Latijns Amerika. Van die marxistische oriëntatie is bij Sabeel geen sprake, maar wel ziet Sabeel het als haar missie om het evangelie van Jezus Christus actueel te maken in de eigen context van discriminatie en bezetting, en hun situatie en visie wereldwijd bij andere christenen onder de aandacht te brengen. In deze zin streeft Sabeel voluit naar een theologie van bevrijding. Een belangrijke nieuwe stap voor de Palestijnse christenen was de publicatie in december 2009 van het Kairos-document. ‘Kairos’ is het Griekse woord voor ‘beslissend moment’, en voor de Palestijnen is dat moment aangebroken. De nood is hoog, onrecht tekent het leven van Palestijnen. Palestijnse christenen spreken zich daarom uit tegen de Israelische bezetting, die de menselijkheid van zowel Palestijnen als Israëliërs aantast. Zij roepen op tot een oplossing die maakt dat zowel Israëliërs als Palestijnen in vrijheid en veiligheid kunnen leven. En ze roepen christenen wereldwijd op tot kritische bezinning op hun eigen theologie. Uit de hoek van westerse kerken klinkt nogal eens het verwijt dat de Palestijnse christenen
Palestijnse christenen spreken zich daarom uit tegen de Israëlische bezetting.
31
Sabeel en ook de opstellers van het Kairosdocument kiezen principieel voor geweldloos verzet.
vasthouden aan vervangingstheologie, die een voedingsbodem zou zijn voor antisemitisme in hun Arabische context. Maar de Palestijnse christenen wijzen dit verwijt van de hand. Eeuwenlang hebben ze in Palestina vreedzaam samen met Joden geleefd en niet ‘in plaats van’ hen. Ze erkennen dat joden een andere verhouding hebben tot God, maar beschouwen ‘vervangingstheologie’ als een typisch Europees probleem, dat nu op hen wordt geprojecteerd. Sabeel en ook de opstellers van het Kairos-document kiezen principieel voor geweldloos verzet tegen de Israëlische bezetting, - geweldloos verzet als een recht en plicht van alle Palestijnen. Ze roepen met name hun medechristenen wereldwijd op hen op allerlei manieren te steunen in dat geweldloze verzet, zo mogelijk ook door een economische boycot van de Israëlische bedrijven in de illegale Joodse nederzettingen. Het Midden-Oosten is de bakermat van het christendom, maar het dreigt daar steeds meer te verdwijnen. Als de Israëlische politiek van apartheid en bezetting zo door blijft gaan, zal zelfs in het Heilige Land de aanwezigheid van christenen worden teruggedrongen tot slechts het beheer van de belangrijkste heilige plaatsen. Bij de vormgeving van het Palestijnse nationalisme speelden meerdere christelijke Palestijnen een prominente rol. Nog steeds zijn de meeste Palestijnse christenen voorstanders van een seculiere Palestijnse staat. De Palestijnse Autoriteit is hiervoor zeker gevoelig gebleken. Het verdwijnen van hun stem zou een groot verlies betekenen voor de Palestijnse samenleving en de interreligieuze verhoudingen in het Heilige Land.
32
Conclusies en Kairos
12
1. De oplossing is eenvoudig
Het Israëlisch-Palestijns conflict is buitengewoon ingewikkeld door achterliggende geschiedenissen, diepe emoties en trauma’s, sterke religieuze sentimenten en de betrokkenheid van grote politieke machten als de VS en de Arabische wereld. Anderzijds is het ook belangrijk om te blijven zien dat de oplossing van het conflict principieel gezien eenvoudig is, nl. volledige erkenning van elkaars rechten op basis van de mensenrechten en het internationaal recht en daarvan uitgaande investeren in serieuze vredesonderhandelingen. 2. Internationaal recht en antisemitisme
Het ligt niet op de weg van de christelijke kerken concrete politieke voorstellen te doen voor de oplossing van het Midden-Oosten conflict. Maar het is wel hun taak om vanuit eigen geloof en traditie op te komen voor het internationaal recht, voor de rechten van zowel Joden als Palestijnen, en in het bijzonder voor die van de slachtoffers. Uit onze eerdere bijbelstheologische beschouwingen is gebleken dat er vanuit het christelijk geloof alle reden is om de toepassing van het internationaal recht ten aanzien van het IsraëlischPalestijns conflict krachtig te ondersteunen. De bijbel vraagt ons niet Israël als etnisch volk een aparte en hogere plaats toe te kennen onder de andere volken die uitstijgt boven het internationaal recht. Bovendien kan een etnische voorkeurspositie aanleiding zijn voor nieuw antisemitisme. Met name christenen moeten na een eeuwenlange geschiedenis van antisemitisme wel alert blijven op nieuwe vormen daarvan. Maar die alertheid moet ons niet vatbaar maken voor al te gemakkelijke beschuldigingen van Joodse kant, alsof we antisemitisch zouden zijn wanneer we op goede gron-
Vanuit het christelijk geloof is er alle reden om de toepassing van het internationaal recht ten aanzien van het Israelisch-Palestijns conflict krachtig te ondersteunen.
33
den Israël kritiseren en het opnemen voor Palestijnen. 3. Theologie van vervulling “Eerst de Jood en ook de Griek”, die uitspraak van Paulus betekent niet dat Joden voor God belangrijker zijn dan nietJoden.
“Eerst de Jood en ook de Griek”(Rom 1:16, 2:9, NBG), die uitspraak van Paulus betekent niet dat Joden voor God belangrijker zijn dan niet-Joden, niet in etnisch opzicht en ook niet op het vlak van het geloof. Paulus bedoelt niet een rangorde in belangrijk-zijn, maar wil daarmee zeggen dat God de weg van zijn verbond begonnen is met Abraham en zijn nageslacht, en daarna kwam de kerk van christenen uit Joden en niet-Joden. Christenen zijn respect verschuldigd aan de joodse geloofsgemeenschap als ‘het volk van God’ dat hen is voorgegaan. Daarmee houdt het jodendom voor christenen ook een actuele theologische betekenis, want christenen kunnen zichzelf alleen verstaan vanuit Christus, die de voortzetting en vervulling is van de joodse weg. Die vervulling had ook een kritische uitwerking, omdat het geloof werd bevrijd uit exclusief Joodse kaders en werd verdiept tot overgave aan de onvoorwaardelijke en universele liefde van God. 4. Joods zelfverstaan
Sommige westerse kerken hebben zich op geloofsgronden uitgesproken voor een bijzondere verbondenheid met het volk Israël. Die verbondenheid betreft dan ook de staat Israël, omdat die integraal onderdeel is - aldus deze kerken - van het zelfverstaan van het Joodse volk. Deze redenering lijkt bescheiden, maar is aanvechtbaar, want waarom zou het zelfverstaan van Joden belangrijker zijn dan dat van Palestijnen? Bovendien plaatst de kerk zich zo in een ongelijkwaardige en onvolwassen positie ten opzichte van het Joodse volk, waarmee geen van
34
beide geholpen is. Natuurlijk is het wezenlijk in elke dialoog dat we eerst luisteren naar het zelfverstaan van de ander, en wat dit voor ons te betekenen heeft. Maar dat zelfverstaan van de ander kan nooit het laatste criterium zijn voor de eigen visie en het eigen morele oordeel; zoals we ook niet gebonden zijn aan het zelfverstaan van extremistische moslims of Joodse kolonisten. In een oprechte dialoog kan de ander ons alleen respecteren als we op ons zelf staan en spreken voor eigen rekening. Voor christenen en kerken kan alleen sprake zijn van een bijzondere verbondenheid op grond van gedeeld geloof en gedeelde Schrift. Met het volk Israël als geloofsgemeenschap hebben we een bijzondere verbondenheid omdat we beiden het Oude Testament (de Tenach) lezen en daarop aanspreekbaar zijn, als het goed is. Met Palestijnse christenen gaat de religieuze verbondenheid verder omdat we de hele bijbel delen van Oude en Nieuwe Testament, en we verenigd zijn in Jezus Christus die voor ons het centrum is van de Schrift.
Het zelfverstaan van de ander kan nooit het laatste criterium zijn voor de eigen visie en het eigen morele oordeel.
5. De interreligieuze dialoog
Algemeen wordt erkend dat zowel in het MiddenOosten als wereldwijd de interreligieuze dialoog van groot belang is, en door de globalisering alleen maar belangrijker wordt. Daar ligt ondermeer de kans om aansluiting te zoeken bij sommige moslims die zich verzetten tegen islamitische claims op het Heilige Land. Palestina wordt door hen niet opgevat als islamitisch erfgoed, zoals fundamentalisten dat doen, maar ze vinden dat moslims, en ook aanhangers van andere religies, geen enkel land voor zichzelf zouden mogen claimen, omdat de hele aarde aan God toebehoort. Zulke op dialoog gerichte moslims vinden dat religies, mede vanwege de globalisering, zich moeten oefenen in een verbindende,
35
niet-nationalistische visie op verschillen tussen volken. Helaas komt de interreligieuze dialoog tussen joden, christenen en moslims moeilijk tot stand. We kunnen ons afvragen of zo’n dialoog niet de meeste kans maakt als we ons niet primair richten op overeenkomsten of verschillen op geloofsniveau, maar op de vraag of we ons samen, vanuit onze eigen spirituele bronnen, kunnen inzetten voor universele mensenrechten en internationaal recht. Binnen dat kader kunnen we elkaar als gelijkwaardige partners horen en bevragen, en kunnen we onszelf tegenover de ander verantwoorden. 6. Wat kunnen en moeten we doen?
Als het besef doorbreekt wat er werkelijk gaande is in Israël en de Palestijnse gebieden is de vraag die vaak gesteld wordt: “Wat kunnen en moeten we doen?” Voor kerken en hun leden is het wezenlijk dat ze eerst stilstaan bij hun eigen naoorlogse geschiedenis, bij hoe zij zich daarin hebben opgesteld ten opzichte van Israël en de Palestijnen. Veel kerken hebben Israël uit enthousiasme en schuldgevoel voluit gesteund. Verontrustende informatie over het lot Daoud Nasser, die zich geweldloos verzet tegen de onteigening van zijn land en opkomt voor recht en verzoening (zie hoofdstuk 10; foto: Sigismund von Dobschütz)
36
van de Palestijnen werd niet echt ter harte genomen en zelfs de stem van de Palestijnse christenen werd niet of nauwelijks gehoord. Veel westerse kerken zijn zo medeverantwoordelijk geworden voor de Nakba en gaan nog steeds verder op dit spoor. Als die eigen medeverantwoordelijkheid voor de Nakba niet eerst wordt onderkend, zullen de Palestijnen zich niet begrepen voelen. Als we ons willen inzetten voor vrede in het MiddenOosten, is die vrede niet gebaat bij een opstelling ‘pro-Palestijnen & anti-Joden’, of omgekeerd. Het gaat juist om universele gerechtigheid, vrede, veiligheid en waardigheid voor alle mensen, tot welke groep ze verder ook behoren. Die universele gerechtigheid en vrede is het kloppend hart van de bijbel en van de universele mensenrechten. Opkomen voor de rechten van de Palestijnen betekent ook, als het goed is, het goede voorhebben met Israël, want de Israëlische bezettingspolitiek verwoest ook de ziel van het Joodse volk. Daarom is het bijvoorbeeld zo belangrijk dat juist Israëlische vredes- en mensenrechtenorganisaties vanuit het buitenland krachtig gesteund worden. Verder zijn er talloos veel mogelijkheden om bij te dragen aan vrede in het Midden-Oosten, teveel om hier op te noemen. We beperken ons hier tot de hoofdpunten van het eerder genoemde Kairos-document.
Veel westerse kerken zijn medeverantwoordelijk geworden voor de Nakba en gaan nog steeds verder op dit spoor.
7. Kairos
Beslissend is de titel van het Kairos-document, die ons wil bepalen bij de urgentie van de situatie van de Palestijnen. In veel kerken en politieke partijen wordt die urgentie veel te weinig gevoeld. Het is nú ‘Kairos’: uur van de waarheid, de beslissende tijd om te handelen, want de nood is te hoog. We zijn alweer een paar jaar verder na de verschijning van het
37
“Kom en zie!”, dat is de eerste oproep waarmee het Kairosdocument ons aanspreekt .
Kairos-document (eind 2009). ‘Kairos’ heeft echter niet betrekking op een tijdstip dat vanzelf voorbij gaat, maar op een dringende situatie die alleen nog maar dringender is geworden en erom vraagt om nú te handelen. “Kom en zie!”, dat is de eerste oproep waarmee het Kairos-document ons aanspreekt. Kom en bezoek Israël en de Palestijnse gebieden om te zien, te horen en te ervaren wat daar gebeurt. Of probeer langs andere wegen concreet contact te maken, zodat een houding van afstandelijkheid niet meer mogelijk is. Ten tweede vraagt het Kairos-document aan alle kerken om zich kritisch te bezinnen op hun eigen theologie ten aanzien van Israël en de volken. Deze brochure wil bijdragen aan die herbezinning. Ten derde dringt het Kairos-document erop aan de mensenrechten en het internationaal recht in het Midden-Oosten veel krachtiger te laten gelden en toe te passen. En ten vierde wordt de kerken gevraagd om economische maatregelen te steunen die de Israëlische regering meer onder druk zetten. BDS is in dit verband de veelgebruikte afkorting: ‘Boycot, Divestment and Sanctions’. BDS is een vorm van geweldloos verzet die ook tegen de apartheid van Zuid-Afrika een effectief middel bleek en toen door diverse westerse kerken gesteund werd. BDS is omstreden in de kerken, maar elke kerk kan zelf bepalen hoever ze BDS wil toepassen. Op z’n minst zou het onderwerp - gezien de wanhopige situatie van de Palestijnen - openlijk bespreekbaar moeten zijn. 8. De muur is afgebroken
Het Israëlisch-Palestijns conflict lijkt hopeloos en uitzichtloos. Maar toch heeft de hoop op een nieuwe toekomst van recht en vrede goede gronden. Want
38
het besef dat “de muur is afgebroken” (Ef 2:14), is door het evangelie van Jezus Christus al wereldwijd sterk verankerd in de harten van mensen. Dat besef heeft zelfs uitdrukking gekregen in een mondiaal kader van mensenrechten en internationaal recht. Het komt tot uiting in een beeld naast het hoofdgebouw van de VN bij deze profetische tekst: “En Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren.” (Jes. 2:4, NBG)
Ef. 2:14 op de Israëlische afscheidingsmuur in Bethlehem
39
Gespreksvragen
H
Ook een boycot?
ieronder volgen enkele gespreksvragen, o.a. als aanzet voor bespreking in een gesprekskring. Voor gesprek binnen de kerkenraad, het parochiebestuur, de classis, een politieke partij of andere groepen kan ook een beroep worden gedaan op medewerkers van Kairos Palestina Nederland of Vrienden van Sabeel Nederland. 1 V oel jij je verbonden met Israël? Hoe? Welke van
de vier betekenissen van ‘Israël’ zijn dan van toepassing (zie hoofdstuk 2)?
2 H ebben Joden volgens jou meer recht om te
wonen in het Heilige Land dan de Palestijnen? Waarom wel/niet?
3 W ist je dat er naast Palestijnse moslims ook
Palestijnse christenen zijn? Was je van hun moeilijke situatie op de hoogte? Waarom zijn ze zolang vergeten?
4 O p welke concrete manieren kunnen wij
bijdragen aan meer recht en vrede in Israël en Palestina? Ook door een boycot van Israëlische producten uit de bezette gebieden?
40
De muur is afgebroken
Afb.: Uitzicht over Jeruzalem vanuit de kerk Dominus Flevit (‘de Heer huilde’; vgl. Luc. 19:41) op de Olijfberg
Als je oog hebt voor het lot van de Palestijnen, kom dan aan onze kant staan en help ons. We hebben mensen nodig die in de praktijk werken aan recht en gerechtigheid. Als dit echter betekent dat je eenzijdig wordt en tégen mijn Joodse broeders en zusters, ga dan alsjeblieft weg. Zulke vriendschap hebben we niet nodig. We hebben een gemeenschappelijke vriend nodig, en niet nóg een vijand. (Elias Chacour, Palestijns aartsbisschop in Galilea)
De muur is
afgebroken Het Israëlisch-Palestijns conflict in het licht van christelijk geloof en internationaal recht
nederland
Kairos Palestina Nederland | Vrienden van Sabeel Nederland