Acute pijn bij kinderen
Peter Soethoudt ZNA Middelheim Spoedgevallen Referentievpk acute pijn bij kinderen
Acute pijn in België • Oproep van BPS – Probleem ‘pijn’ algemeen erkennen • Geassocieerde kosten (indien chronisch) • Recht op levenskwaliteit
• JM Besson (Voorzitter IASP)
Vrijmaken van 0,1% van budget gezondheidszorg
Patiëntenrecht
(ingang 27 okt 2005)
Acute pijn in België Nationaal project ‘Acute pijn bij kinderen’ ‒ 13 Belgische ziekenhuizen ‒ Samenwerking BVK – RIZIV ‒ September ´07 tot november ´09 ‒ 3 fasen: • huidig pijnbeleid • toestand verbeteren • evaluatie van de nieuwe situatie
Definitie van pijn Een onaangename sensorische en emotionele ervaring die in verband wordt gebracht met bestaande of dreigende International Association for the Study of Pain
weefselbeschadiging.
Pijn moet altijd als subjectief worden beschouwd. Elk individu leert het benoemen van wat pijn is door ervaringen met pijn. IASP. Pain 1979(6) 249-252
Definitie van pijn
Factoren die pijn beïnvloeden •
Emoties, angst en stress versterken elkaar
•
Persoonlijke factoren: humeur, karakter,…
•
Pijnervaringen uit het verleden
•
Opvoeding (reacties van de omgeving)
•
Sociaal-culturele achtergrond
Model van Loeser •
Nociceptie –
Stimuli op perifere receptoren die de zenuwbanen activeren
•
Gewaarwording –
•
Beleving –
•
Onaangename, emotionele respons ontstaan in CZS
Gedrag –
•
Perceptie van de pijnsensatie
Uiting om pijn te communiceren
Sociale context –
Waar pijngedrag plaatsvindt Loeser, 1980
Acute pijn bij kinderen Overzicht
1. Fysiopathologie van pijn
2. Pijnschalen op spoed 3. Te volgen principes bij een pijnstillende behandeling
1. Fysiopathologie van pijn
Belang fysiopathologie kennis om goed te kunnen (be-)handelen • Hoe komt pijn tot stand? • Ontwikkeling zenuwstelsel • Verschillen met volwassenen
1. Fysiopathologie van pijn
Van kwetsuur tot pijn Nociceptie - Proces waarbij informatie over weefselbeschadiging naar het CZS
3
wordt verstuurd -
1.
4
Transductie Omzetting van een nadelige prikkel naar elektrische energie
2
2.
Transmissie Impulsgeleiding van periferie naar ruggenmerg en hersenen
1
2
3.
Perceptie Signalen die in hogere structuren aankomen, ervaren als pijn
4.
Modulatie Dalende inhibitiesignalen vanuit hersenen, invloed op transmissie thv ruggenmerg
1.1. Transductie Weefselbeschadiging Mechanisch, thermisch of chemisch
Teloorgang van cellen Vrijkomen van bijprodn en proinflammatoire stoffen Prostaglandine, bradykinine, histamine, substantie p, serotonine, cytokinine
activeren nociceptoren
Zenuwimpulsen
prikkeling nociceptoren
gevoeligheid
1.1. Transductie Nociceptoren zijn vrije uiteinden van (primair afferente) zenuwvezels Huid
Spier
Tanden
Viscera
Bloedvaten
Nociceptoren
Bot/gewricht
Transport voornamelijk via 2 soorten vezels: C-vezels: geen myeline, trage geleiding A-vezels: kleiner, myeline, snelle geleiding
1.2. Transmissie Impulsgeleiding van periferie naar ruggenmerg en hersenen
1.
Impulsen van afferente neuronen naar achterhoorn (dorsale hoorn)
•
Mechanoreceptie van A naar laminae II, IV, V en VI •
Mechanoreceptie van A naar laminae II en III •
•
2.
Nociceptie van A naar laminae I en V
Nociceptie, mechano- en thermoceptie van C naar laminae I en II
Geactiveerde DH projectieneuronen verzenden signalen verder contralateraal naar hersenen (thalamus)
1.2. Transmissie Inhibitie thv ruggenmerg 1.
Interneuronen: vrijlating aminozuren (GABA) en neuropeptiden (endorfinen) die zich binden aan
primair afferente en DH neuronen
2.
Dalende input vanuit de hersenen (efferente banen)
1.3. Perceptie Onaangename sensorische en emotionele ervaring 1.
Via thalamus naar contralaterale somatosensorische cortex
2.
Via thalamus naar limbisch systeem
Zorgen voor affectieve aspecten van pijn
1.3. Perceptie Herinnering van sensorische en emotionele component van pijn
Belangrijke rol in chronische pijn Lenz FA et al Nat Med 1995; 1(9): 910-13
1.4. Modulatie
Reversibele veranderingen in de prikkelbaarheid van de primair sensorische en centrale zenuwen
Gebeurt op verschillende niveaus Perifeer, spinaal (dorsale hoorn), supraspinaal (thalamus)
1.4. Modulatie Inhiberende functie
1.
Endogene modulatie Dalende pijnbanen maken endorfines, GABA, serotonine en norepinephrine vrij thv synapsen in DH Binden aan primair afferente en/of DH neuronen en inhiberen nociceptieve transmissie Grote variatie in pijnperceptie tss patiënten met kwetsuren
2.
Poorttheorie Melzack & Wall (1965)
1.4. Modulatie: Poorttheorie •
Input van nociceptoren kan ‘buitengesloten’ worden op spinaal niveau – Afferente input (gekwetste regio aanraken) A
(substantia gelatinosa) – Top-down input • Cognitief (als positief ervaren religie, cultuur,…) • Aandacht ergens anders op vestigen
•
Andere banen betrekken dan die van de nociceptoren was destijds een radicaal idee Melzack & Wall, 1965
1.5. Modificatie Langdurige (soms niet-reversibele) veranderingen in de prikkelbaarheid van de primair sensorische en centrale zenuwen 1.
Perifeer –
Lagere drempel tot activeren
–
Verhoogde snelheid van afvuren Hyperalgesie, allodynie
2.
Centraal –
Verhoogde prikkelbaarheid spinale neuronen door langdurige nociceptieve input vanuit periferie Hyperalgesie, allodynie, gerefereerde pijn, langdurige pijn na korte stimulus
Soorten pijn Nociceptieve (fysiologische)
Neuropathische
Sympathische
Psychogene
Oorzaak
Stimulatie sensorische receptoren, normale neurale route
Primaire beschadiging of dysfn zenuwstelsel (neuropathie)
Beschadiging sympathische vezels (autonoom ZS)
Geen organische oorzaken Psychopathologie
Karakter
Somatische pijn •Cutaan: oppervlakkig •Diep somatisch: spier, gewricht •Visceraal: organen
Behandeling
Niet-opiaten + opiaten
Continu aanwezig Branderige en stekende pijn
Continu aanwezig Branderige pijn, hyperhypoaesthesie Regionaal bleek, oedeem, erytheem
Reageert zelden op niet-opiaten en opiaten.
Reageert zelden op niet-opiaten en opiaten.
Voorkeur Tramadol
Regionaal block
Voorbeelden •Hoofdpijn •Rugpijn •Buikpijn •Spierspasmen
•Psychotherapie •Antidepressiva •Niet-opiaten
Acute pijn Meestal nociceptief (Trauma, chirurgie, bevalling, medische interventies)
Biologische functie • •
Waarschuwen voor uitbreiding letsel
Beschermende (reflexmatige) bewegingen •
Stresshormoon reactie
(soms nadelig emotioneel en effect)
Acute pijn heeft nut
Acute pijn Korte episodes van pijnlijke stimuli kunnen lijden en zenuwbaanveranderingen veroorzaken
+ Geassocieerde gedragingen
= Verhoogde kans op chronische pijn
Toespitsen op preventie en behandeling van acute pijn om complicaties (chronische pijn) te voorkomen
Chronische pijn • Aanhoudende pijn • Geen beschermende functie • Verstoort slaap en normaal leven • Gezondheid • Functionele mogelijkheden
Heeft geen nut
2. Het neonatale zenuwstelsel
Pijn, nociceptie en het ontwikkelend kind •
6e zwangerschapsweek –
•
DH-cellen synaps met sensorische neuronen
20e week –
Neuronen perifeer volledige groei naar ledematen, romp, cutane oppn en mucosa
–
•
Neocortex volledig voorzien van 109 neuronen
30e week –
Nociceptieve banen volledig ontwikkeld en voorzien van myeline tot aan thalamus
•
Enkele weken na geboorte –
Afferente en efferente zenuwbanen voorzien van myeline
Daarvoor komen zenuwimpulsen wel degelijk aan in CZS, maar vertraagd
Karakteristieken (1)
• Slecht georganiseerde synapsen – Wanordelijke verspreiding van de signalen • Ontwikkeling doorheen gans het leven
– Geen precieze lokalisatie van pijn – Geen cognitieve controle
Karakteristieken (2) • Zelfde aantal zenuwcelen voor kleiner huidoppervlak – Meer stimuli van de pijn
• Neurotransmitters – Meer agonisten – Minder inhibitie (ook geen gate control)
Conclusie • Weinig tot geen inhibitie • Diffuus over hele lichaam • Slechte controle • Onderontwikkelde pijnsensatie – Sensibel – Emotioneel – Cognitief
Maar in de praktijk … • Pediatrische patiënten – Kanker – Brandwonden – Postoperatief – Trauma – …
Krijgen minder analgetica dan volwassenen voor gelijkaardige pathologieën Selbst SM, Clark M: Analgesic use in the emergency department, Ann Emerg Med 1990;19:1010
Gevolgen
• Herinnering van de pijn • Chronisatie van pijn bij het kind
Enkele studies Fitzgerald et al Pain 1989; 39: 31-36 •
Guthrietest (hielprik)
•
Wekenlange gevoeligheid bij aanraken
•
Gerefereerde pijn tot weken na hielprik
Taddio et al Lancet 1997;349:599-603 •
Pijnreacties bij vaccinaties •
Tussen 4 en 6 maand
–
Jongens meer pijnreactie dan meisjes
–
Bij niet besneden jongens = meisjes
Chronisatie van pijn
• Neurologische veranderingen • Veranderingen in gedrag • Psychologische veranderingen
Neurologische veranderingen 1. Wat ? • Synapsen – Morfologie – Receptoren (gevoeligheid) – Neuropeptides
• Vezels
Neurologische veranderingen 2. Waar ? • Perifere neuronen • Lamina I • Medulla • Thalamus • Cortex
Psychologische en gedragsveranderingen • Syndroom psychomotorische atonie tgv pijn Annie Gauvain Piquard – Desinteresse voor omgeving – Afwezigheid van spel • Stagnering van ontwikkeling en kennisniveau
• Wederzijdse psychosomatische invloeden
Wederzijdse psychosomatische invloeden
2. Pijnschalen op spoed Pijn herkennen en de intensiteit ervan meten mbv een gevalideerde pijnschaal
Adequate pijnbehandeling
De intensiteit van pijn herevalueren De behandeling aanpassen
Fysiologische pijnreacties 1.
Tachycardie
2.
Tachypnoe en O2 saturatie
3.
BD-verhoging
4.
Temperatuur
+
Verhoogde vrijgave catecholamines
+
Verhoogde vrijgave glucagon
+
Verhoogde vrijgave corticosteroïden
= stress, angst en resp distress
Wie evalueren?
• Elk kind dat mogelijk pijn heeft • Elk kind dat zich ongewoon gedraagt en bij wie het contact met de omgeving veranderd is • Elk kind dat pijnstilling gekregen heeft
Wanneer evalueren? • Regelmatig, systematisch • Bij aanbieden op spoed • Voor, 30 minuten en 1 uur na toedienen pijnstiller • Voor, tijdens en na pijnlijke zorg / onderzoek
Pijn is multidimensionaal 4 componenten
• Sensorieel – Kwaliteit, intensiteit en lokalisatie van pijn
• Emotioneel – Weerslag op affect en emotie
• Cognitief – Mentaal proces dat de pijnperceptie beïnvloedt
• Gedrag – Gedragsmatige uiting van pijn
Pijn multidimensionaal
Evaluatie unidimensionaal Enkel intensiteit van pijn te meten
Validatie van pijnschalen • Gevoeligheid tss 2 kinderen, op verschillende ogenblikken • Betrouwbaarheid concordantie tss 2 beoordelaars, concordantie test-retest
• Gebruiksgemak / aanvaardbaarheid • Juistheid en samenhang van de items • Specificiteit score niet gewijzigd door angst, stress, zwakte … • Vergelijkbaarheid andere schalen, mening kind, contrasten tss groepen, effect van de pijnstillers
Cognitieve ontwikkeling •
< 6 mnd – Geen anticiperende angst – Angst = reflexie angst ouders – Grimassen
•
6-18 mnd – Ontwikkelen angst voor pijnlijke ervaringen – Trekken weg wanneer ze pijn verwachten
•
18-25 mnd – Weten pijn uit te drukken als ‘pijn’ of ‘auw’
Cognitieve ontwikkeling
•
3-5 jaar – Lokaliseren pijn en tonen uitlokkende factor aan
– Begrijpen de reden van pijn niet – Tolerantie verhoogt wanneer gevoel van controle
•
5-7 jaar – Begrijpen pijn en tonen ze aan – Kunnen meewerken
Pijnschalen op spoed
1. Auto-evaluatieschalen –
Visueel analoge schaal (VAS)
–
Gewijzigde 6-gezichtjesschaal (FPS-R)
2. Hetero-evaluatieschalen –
Evendol (Evaluation Enfant Douleur)
Auto-evaluatie • De kans geven aan het kind te zeggen wat het voelt • Complexe cognitieve werking (beschrijving, vergelijking, analoog instrument) • Op algemene wijze, niet voor 4 jaar • Geeft een idee over de perceptie van het kind
Beschrijving van pijn
Visueel analoge schaal (VAS) • Gevalideerd vanaf 5 jaar • Kind ziet enkel rode driehoek, geen cijfers • Zorgverlener beweegt de cursor om ≠ pijnniveaus te tonen • Zorgverlener definieert enkel de uitersten
Visueel analoge schaal (VAS)
• Kind mag maximale niveau van pijn aanduiden dat overeenstemt met wat hij voelt • Score: 0 – 10
• Behandelingsdrempel: 3
Gewijzigde 6-gezichtjesschaal (FPS-R)
0
2
4
6
8
10
• Bruikbaar vanaf 4 jaar in combinatie met
andere
auto-evaluatieschaal
(VAS) • Zorgverlener definieert duidelijk beide uitersten
Gewijzigde 6-gezichtjesschaal (FPS-R)
0
2
4
6
8
10
• Kind duidt het gezichtje aan dat evenveel pijn heeft dan hijzelf • Score: 0 – 10 • Behandelingsdrempel: 4
Gewijzigde 6-gezichtjesschaal (FPS-R)
0
2
4
6
8
10
Opgelet ! • Moeilijk verschil tussen pijn en verdriet • Weigeren te identificeren met ‘lelijke’ gezichtjes
Zijn nuances belangrijk? (1) 0
2
4
6
8
10
(2)
De oude gezichtjesschaal (2) zou verwarring kunnen veroorzaken daar niet enkel pijn, maar
vooral emoties worden getoond.
Scores VAS / FPS-R VAS
FPS-R
(vanaf 5 jaar)
(4-7 jaar)
Lichte pijn
1–3
2
Matige pijn
3–5
4
Intense pijn
5–7
6
Zeer intense pijn
>7
8 - 10
Tegenstrijdige resultaten / mislukkingen • Werd de schaal goed begrepen en gebruikt? • Gedragsproblemen door pijn?
• Anticiperend gedrag door antecedenten? • Machogedrag, prestatiedrang? Alleen meisjes wenen! • Bang om ouders ongerust te maken? • Bang voor ‘straftherapie’? Angst voor spuitje, om in het ZH te moeten blijven…
Hetero evaluatie • Kind jonger dan 4 – 6 jaar • Onmogelijk auto evaluatie te doen – Communicatiestoornissen
– Cognitieve stoornissen – Asthenisch kind – Gelatenheid – Discordantie tss score en observatie
• Dus geen absoluut leeftijdscriterium • Geeft idee over uitdrukking van pijn
Evendol • Specifiek voor spoedgevallen (gevalideerd)
• Score van 0 tot 15 • Behandelingsdrempel 4/15 • Bruikbaar van 0 tot 7 jaar • Voor acute pijn en aanhoudende pijn Elaborating and validating of Evendol, a behavioral pain scale for young children attending the Accident and Emergency Department. E Fournier-Charrière, MD et al; 2008
Evendol
• Gebruik in rust en mobilisatie • Bij opname en na toediening pijnstilling
behandeling wordt automatisch geëvalueerd
Evendol: 5 items ITEM 1 Vocale en verbale uiting Weent en/of huilt en/of kreunt en/of zegt dat hij pijn heeft Bij aankomst In rust (T1)
0: afwezig 1: licht of tijdelijk 2: matig of bijna helft van de tijd 3: uitgesproken of bijna permanent
Mobilisatie (T1bis)
Na behandeling In rust (T1)
Mobilisatie (T1bis)
Evendol: 5 items ITEM 2 Mimiek Gefronst voorhoofd en/of gefronste wenkbrauwen en/of getrokken mond Bij aankomst In rust (T1)
0: afwezig 1: licht of tijdelijk 2: matig of bijna helft van de tijd 3: uitgesproken of bijna permanent
Mobilisatie (T1bis)
Na behandeling In rust (T1)
Mobilisatie (T1bis)
Evendol: 5 items ITEM 3 Bewegingen Onrustig en/of krampachtig en/of getrokken Bij aankomst In rust (T1)
0: afwezig 1: licht of tijdelijk 2: matig of bijna helft van de tijd 3: uitgesproken of bijna permanent
Mobilisatie (T1bis)
Na behandeling In rust (T1)
Mobilisatie (T1bis)
Evendol: 5 items ITEM 4 Houdingen Ongewone houding en/of antalgische zelfbeschermende en/of onbeweeglijk Bij aankomst In rust (T1)
0: afwezig 1: licht of tijdelijk 2: matig of bijna helft van de tijd 3: uitgesproken of bijna permanent
Mobilisatie (T1bis)
en/of
Na behandeling In rust (T1)
Mobilisatie (T1bis)
Evendol: 5 items ITEM 5 Contact met de omgeving Troostbaar en/of interesse om te spelen en/of contact met de omgeving Bij aankomst In rust (T1)
0: normaal 1: verminderd 2: sterk verminderd 3: afwezig
Mobilisatie (T1bis)
Na behandeling In rust (T1)
Mobilisatie (T1bis)
Alternatieve pijnschalen •
Comfort-B (Behavior) –
Van 0 tot 13 jaar
–
Bij reanimatie, beademde, gesedeerde en/of non-communicatieve patiënten
•
–
Score van 6 tot 30
–
Behandelen bij 17/30 (13/30 bij prematuren)
–
Niet bij gecurariseerde of verlamde kinderen
CPG (checklist pijn gedrag) –
Cognitief gehandicapt kind
–
Aandacht voor mimiek
–
Score van 0 tot 10
–
Gebruiken in combinatie met VAS
CPG
CPG
VAS
5
4
<5
4
Pijnvrij
3
3
Onrust in afwezigheid van pijn
5
3
Verschillende aspecten van pijn
Comfortabel
3
3
Pijn
Bepalen van pijn adhv mimiek (niet lichaamsbewegingen)
Emotioneel en sensorisch
Keuze van de evaluatieschaal < 4 jaar
Heteroevaluatieschaal
4 – 6 jaar
Gebruik 2 autoevaluatieschalen
> 6 jaar
Autoevaluatieschaal
Indien tegenstrijdige resultaten
Niet-verbale kinderen
Vanaf 10 jaar: rationeel , in staat om abstractie te maken van ervaring
Enkele aandachtspunten bij pijnevaluatie
Acute pijn is bifasisch Eerste reactie: • Luidruchtig, sterke emotionele component
Langdurige pijn: • Emotionele reactie vermindert • Minder verstoring van fysiologische parameters • Spontane activiteit vermindert en ontwijkingreactie verschijnt
Psychomotorische atonie Apatische reactie
Rol van de ouders • In aanwezigheid van de ouders zal het kind gemakkelijker zijn pijn en ongemak uiten • Ouders kunnen ook de pijn van hun kind evalueren • Sommige tekens ontsnappen aan de aandacht van een zorgverlener en zijn overduidelijk voor de ouders
Communicatie tss zorgverleners • Specifieke plaats voor pijnmeting in het verpleegkundig dossier • Een pijnschaal geeft een uniforme maat van pijn weer • “ vijfde vitale parameter” • Systematisch discussiepunt in de patiëntenbespreking / overdracht
Conclusie pijnschalen •
Pijn is multidimensioneel maar de meeste schalen zijn unidimensioneel
•
Keuze van de schaal in functie van de leeftijd, context en communicatiemogelijkheden van het kind
•
Auto-evaluatie is gouden standaard en mogelijk vanaf 6 jaar
•
Er moet een vertrouwensband zijn tussen kind en hulpverlener die pijn scoort
•
De pijnreactie verloopt bifasisch
•
Een goede communicatie / overdracht van de kwaliteit en de intensiteit van de pijn is essentieel
3. Te volgen principes bij een pijnstillende behandeling 3a. Niet-medicamenteus 3b. Medicatie op spoed
3a. Niet-medicamenteuze aanpak
1. Fysieke interventies
• Massage • Thermotherapie en cryotherapie Vereisen specifieke opleidingen
2. Psycho-lichamelijke interventies • Geruststellen door verbaal en/of lichamelijk contact te houden • Afleiding en spel (ballon) • Hypnose – Specifieke opleiding vereist
• Relaxatie – Specifieke opleiding vereist
3b. Medicatie op spoed
“By the ladder, by the clock, by the mouth, by the child”
Het gebruik van placebo’s in de aanpak van acute pijn bij kinderen is absoluut verboden!
The Bill of ‘Rights’ • Right child • Right medication
• Right dose • Right route • Right time • Right to refuse
WHO pijnladder
Aanbevelingen
1.
Niet steeds noodzakelijk om met trap III te beginnen –
2.
Trap I goede perifere en centrale pijnstillers
‘zo nodig’ is niet toereikend –
Pijnbestrijding in de acute setting is voornamelijk preventief
3.
Procedurale pijn: extra pijnmedicatie –
Aandacht voor tijd tot piekconcentraties
Aanbevelingen
4. Toedieningsvormen –
PO geniet de voorkeur (CAVE nuchter houden)
–
IR is goed (CAVE biobeschikbaarheid)
–
IV is nodig in sommige gevallen (lokale anesthesie en/of Kalinox® vooraf)
–
IM steeds te vermijden (pijn en weefselfibrose)
Aanbevelingen
5. Pijnstilling (trap III) bij acuut abdomen? –
‘not done’ volgens de chirurg
–
‘a must’ volgens pijnbeleid
Vroegtijdige toediening geeft GEEN vertekend beeld, beïnvloedt de diagnose NIET indien ERVAREN chirurg
Kim et al. 2002 USA - Kokki et al. 2005 Finland - Bailey et al, 2007, Canada - Green et al. 2005 Canada
Aanbevelingen 6.
Voor het toedienen van analgetica / sedativa
AMPLE • • • •
Allergie
Medicatie (reeds genomen) Past (ervaringen uit het verleden)
Last meal (H2O=2 uur, drank=4uur, mltd=6uur) •
Events (oorzaak van kwetsuur of ziekte)
Analgetica: trap I (niet-opiaten) PARACETAMOL •
Koortswerende pijnstiller
•
IV: Perfusalgan® – 15’ 60’ toediening (SA Sheikh, Marburg 2008)
•
PO: Dafalgan®, Perdolan®, …
•
IR: Dafalgansuppo of Perdolansuppo CAVE
•
Hepatotoxisch (P450)
•
Plafondeffect
Analgetica: trap I NSAID’s (COX inhibitoren) •
Koortswerende pijnstiller + anti-inflammatoir
•
PO: Nurofen® siroop (ibuprofen), …
•
IR CAVE
•
Plafondeffect
•
Stollingsstoornissen
•
Nierfunctie
Analgetica: trap I
Analgetica: trap II
TRAMADOL •
Zuiver pijnstillende werking
•
Zwak opiaat (10 x minder krachtig dan morfine!)
•
PO/IV/IR, bv Tradonal®, Contramal®
•
Steeds in combinatie met trap I
•
Geen AH-depressie
•
Bijwerking: nausea (combineren met anti-emeticum)
Analgetica: trap II (Contramal®)
Analgetica: trap III Opiaten •
Zuiver pijnstillende werking
•
µ-agonisten
-
PO, SC, IV, IR, SL, TD,…
-
Altijd in combinatie met 1 of 2 producten van trap I
CAVE •
Geen plafondeffect
•
Nausea en braken
•
Urineretentie
•
AH-depressie (niet bij correct gebruik!)
•
Constipatie
Analgetica: trap III (morfine)
Analgetica: trap III
Werking: centraal of perifeer
Procedurale pijn
Kalinox®
• Equimolair mengsel lachgas/zuurstof – Combinatie met analgetica (trap IIII) – Combinatie met lokale anesthetica – Indien N2O > 50% anestheticum – Indien N2O 50% analgetisch + sedatief
• Kleurloos, geurloos en niet ontvlambaar
EMLA® TOVERZALF • 25 mg lidocaïne + 25 mg prilocaïne /g crème • Op intacte huid onder occlusieverband • Effect na 1 uur, duurt 1 à 2 uur • Dosering – 3-12 mnd: max 2g – >1 jaar: max 5g
• CAVE <3 mnd: methemoglobinemie
Glucose 30%
•
Analgeticum tijdens pijnlijke behandeling
•
Tot leeftijd van 3 mnd (7mnd?)
•
Toedienen 2’ voor procedure
•
1-3ml met spuitje in mond
•
Max 1x/h
•
Na toediening op ‘tut’ zuigen tijdens procedure – Orale glucose 30% + zuigen = goed effect
Verdere informatie • Zakboek
• Staand order op intranet • Muriel De Vel Ma - Di - Do - Vr van 8u tot 16u Zoemer 250-28-309
• Peter Soethoudt