Aanvullende cliëntinformatie behorend bij de kwartaalrapportage AWBZ De vierde MEE Signaal eindrapportage pakketmaatregel AWBZ geeft een totaalbeeld van de geleverde ondersteuning door MEE gedurende de periode maart 2009 tot en met augustus 2010. De informatie in dit document dient als aanvulling op de cliëntinformatie in de kwartaalrapportage en biedt meer detailinzicht.
Ondersteuning cliënten door MEE MEE heeft van het ministerie van VWS de opdracht gekregen om cliënten, die hun aanspraak op AWBZ-begeleiding hebben verloren, tijdelijk te ondersteunen. Bij aanvang van de opdracht ging het alleen om cliënten die in 2009 hun begeleiding volledig hebben verloren. Het ministerie van VWS ging ervan uit dat dit ongeveer 20.000 cliënten zouden zijn, maar dat slechts een beperkt deel van de cliënten zich daadwerkelijk bij MEE zou melden. In de loop van 2009 is besloten om de taak van MEE uit te breiden naar mensen met een beperking die hun begeleiding deels hebben verloren. Ook is de looptijd uitgebreid van 28 februari 2010 naar 31 augustus 2010. Cliënten die het CIZ-herindicatietraject doorliepen en hun recht op begeleiding deels of volledig hebben verloren, kregen bij hun indicatiebesluit informatie over de mogelijke ondersteuning van MEE. De aanpak van MEE baseerde zich op het versterken van de eigen kracht en het sociale netwerk van de cliënt. Dit gebeurde stapsgewijs en samen met de cliënt. De aanpak bestond uit vijf stappen die paste bij de verschillende cliëntgroepen die te maken kregen met de pakketmaatregel AWBZ. Het verschilde per cliënt hoeveel stappen werden ingezet. In enkele gevallen was slechts één stap nodig, terwijl in andere situaties meerdere stappen noodzakelijk waren. Concreet zag de ondersteuning van MEE er als volgt uit: de consulent van MEE begon met een gesprek waarin de situatie van de cliënt werd verkend. Wat kon de cliënt doen om zijn/haar eigen regie te voeren. Vervolgens werd het sociale netwerk (familie, vrienden, et cetera) van de cliënt in kaart gebracht. De consulent ging samen met de cliënt na wie deel uitmaakte van dit netwerk, hoe de cliënt dit ervaarde, of hij dingen anders wilde, enzovoorts. Zo kreeg de consulent inzicht in de werking van het netwerk en hoe dit kon worden geactiveerd. Wanneer deze stappen niet tot een bevredigend resultaat voor de cliënt leidden, zocht MEE met de cliënt naar alternatieve oplossingen. De kennis van de sociale kaart in de lokale situatie was hierbij van groot belang. Uit de registratiegegevens van de MEE-organisaties kunnen we de volgende informatie genereren: inzicht in cliëntaantallen en cliëntgroepen; inzicht in vragen en behoeften; informatie over resterende ondersteuningsbehoefte.
Resultaten Tot en met 31 augustus 2010 hebben zich in totaal 6.652 cliënten gemeld die hun indicatie voor begeleiding deels of volledig hebben verloren. Uit een vergelijking met de uiteindelijke uitkomsten van de herindicatie door het CIZ (zie tabel 1), blijkt dat dit vooral mensen betreft die hun begeleiding volledig hebben verloren. Dat is goed te verklaren. Mensen die hun begeleiding gedeeltelijk verliezen, behouden een actieve band met hun begeleider. De aanbieder zoekt naar alternatieven voor het verlies van begeleiding binnen het resterende leveringspakket of ontwikkelt deze met derden (bijvoorbeeld gemeenten, welzijnspartijen). 1
CIZ (aantal)
MEE (aantal)
% melding bij MEE
Verlies begeleiding gedeeltelijk
61.882
2.541
4
Verlies begeleiding geheel
25.382
4111
16
Totaal aantal cliënten
87.264
6.652
8
Tabel 1. Aantal cliënten dat ondersteuning kreeg in vergelijking met de uitkomsten van de CIZherindicatie (NB. Er zijn geen landelijke gegevens bekend van het aantal cliënten dat als gevolg van herindicatie door Bureau Jeugdzorg de begeleiding geheel of gedeeltelijk heeft verloren.)
Cliëntaantallen per cliëntgroep Het ministerie van VWS en het programmaministerie voor Jeugd en Gezin hebben eind 2008 onderzoek laten doen naar de groepen mensen die worden geraakt door de pakketmaatregel AWBZ. Dit heeft geleid tot veertien cliëntgroepen1. Tabel 2 geeft weer in welke aantallen deze cliëntgroepen zich voor de pakketmaatregel AWBZ bij MEE hebben gemeld. Categorie
Aantal cliënten
%
Cliëntgroepen AWBZ (1 t/m 10) en jeugdzorg (11 t/m 14)
Aantal cliëntengroep
Ouderen
2.687
40%
1. Ouderen met beginnende ouderdomsklachten, zoals vergeetachtigheid en mobiliteitsproblemen, zonder dat een duidelijke diagnose is gesteld.
2.223
2. Ouderen met beginnend geheugenverlies en concentratiestoornissen die vaak kampen met gemis van partner of vrienden.
307
3. Ouderen waarbij beginnende dementie is gediagnosticeerd, die doorgaans nog thuis wonen en vaak een partner hebben en/of mantelzorg krijgen.
156
4. Volwassenen die als gevolg van chronische invaliderende aandoeningen beperkt zijn in de Persoonlijke Verzorging.
629
5. Volwassenen die als gevolg van chronische invaliderende aandoeningen beperkt zijn in hun psychisch functioneren.
484
6. Chronisch psychiatrische patiënten, zowel stabiel als instabiel, die niet of niet altijd zelfstandig kunnen functioneren.
236
7. Volwassenen met somatische - of psychiatrische problematiek die ondersteund worden in de gezinssituatie.
397
8. Mensen met verstandelijke beperkingen die zelfstandig of thuis bij de ouders wonen.
743
Gehandicapte volwassenen
Volwassen Psychiatrisch
Licht verstandelijk
1.113
633
853
17%
10%
13%
1 AWBZ pakketmaatregelen 2009: getroffen klantgroepen (2009) Bureau HHM. Via www.invoeringWMO.nl. 2
Categorie
Aantal cliënten
%
gehandicapt
Cliëntgroepen AWBZ (1 t/m 10) en jeugdzorg (11 t/m 14)
Aantal cliëntengroep
9. Jongeren en jongvolwassenen met gedragsproblemen als gevolg van een verstandelijke beperking, die buiten andere sectoren vallen.
110
Zintuiglijk gehandicapt
248
4%
10. Mensen met zintuiglijke beperkingen die met diverse hulpmiddelen redelijk tot goed zelfstandig kunnen wonen.
248
Kinderen
1.119
17%
11. Kinderen met beperkingen die begeleiding krijgen om vaardigheden te oefenen.
460
12. Kinderen en jongeren met beperkingen waarbij de ouders moeten worden ontlast.
491
13. Kinderen met beperkingen waarvan de ouders niet in staat zijn het kind voldoende te ondersteunen.
153
14. Kinderen met beperkingen die geen begeleiding accepteren van ouders.
15
Tabel 2. Cliëntaantallen per doelgroep Uit tabel 2 blijkt dat ouderen met beginnende ouderdomsklachten de grootste groep vormen (2.223) die door MEE is begeleid. Deze groep wordt op afstand gevolgd door mensen met lichte verstandelijke beperkingen die zelfstandig of thuis bij de ouders wonen (743) en volwassenen die als gevolg van chronische invaliderende aandoeningen beperkt zijn in de persoonlijke verzorging (629). Dit beeld komt overeen met de bevindingen in de vorige kwartaalrapportages (‘Winter 2009 en voorjaar 2010’). Het aandeel ‘kinderen’ is ten opzichte van de winter kwartaalrapportage toegenomen van 10% naar 17%.
Aanmeldingen per cliëntgroep versus verwachtingen In tabel 3 is een vergelijking van de doelgroepen cliënten die door MEE tijdelijk zijn ondersteund met de CIZ2 gegevens. Doelgroepen
% bij CIZ
% bij MEE
Ouderen (inclusief dementerenden)
21,3%
40%
Chronisch zieken en gehandicapten (exclusief ZG)
14,8%
17%
6,9%
4%
Mensen met psychiatrische beperkingen
28,2%
10%
Licht verstandelijk gehandicapten
28,7%
13%
-
17%
Zintuiglijk gehandicapten
Kinderen3 2
CIZ rapportage: Pakketmaatregelen Monitor. Aanspraak op Begeleiding voor en na invoering pakketmaatregel AWBZ 2009. Jaarrapportage CIZ. 3 In de MEE registratie is de categorie kinderen gehanteerd voor alle getroffen kinderen, dus zowel voor kinderen die door het BJZ zijn geherindiceerd als kinderen met een CIZ-herindicatie. In deze categorie zijn (veel) kinderen geregistreerd met een (lichte) verstandelijke beperking. Daarmee zijn de doelgroepen niet één-op-één vergelijkbaar. 3
Tabel 3. Verdeling cliënten over doelgroepen Uit deze tabel blijkt dat ouderen (inclusief licht dementerenden) zich relatief vaker bij MEE hebben gemeld. Ook blijkt dat mensen met een psychische aandoening relatief minder vaak door MEE zijn ondersteund. Een verklaring hiervoor is dat bij het merendeel van deze mensen (78%4) sprake is van gedeeltelijk verlies van begeleiding. Deze cliënten hebben dan ook meestal nog contact met een begeleider. Mensen met een zintuiglijke beperking hebben zich ongeveer in gelijke verhouding tot de CIZ aantallen bij MEE gemeld. Dit is echter wel een doelgroep waarbij de MEE ondersteuning gemiddeld genomen onvoldoende alternatieven voor de verloren begeleiding heeft gevonden.
Cliënten die zich niet hebben gemeld bij MEE De overheid wilde scherper zicht krijgen op de ondersteuningsbehoefte en redenen van ‘niet-gebruik’ onder de doelgroep cliënten met een psychische aandoening en onder cliënten uit de andere doelgroepen. Daarom heeft MEE, ook op verzoek van gemeenten, in een aantal regio’s onderzoek gedaan naar de oorzaken hiervan: wat zijn de redenen waarom cliënten (die wel aanspraak maken op ondersteuning door MEE) geen beroep hebben gedaan op ondersteuning? Uit het onderzoek blijkt dat bij veel mensen nog andere zorg doorloopt. Deze zorg kan verschillende vormen hebben: huishoudelijke hulp, verzorging of verpleging. Deze wordt geleverd door bijvoorbeeld de thuiszorg of door een ambulant begeleider. De omvang van deze zorg is soms toegenomen of biedt voldoende oplossingen waardoor het wegvallen van begeleiding wordt ’opgevangen’. Ook komt het voor dat cliënten op de wachtlijst van een intramurale voorziening staan en in de tussentijd een verblijfsindicatie hebben gekregen. De indicatie begeleiding is hiermee vervangen door een zwaardere intramurale indicatie. Tot slot voeren cliënten als reden aan dat zij geen zorg meer nodig hebben, de bezwaarprocedure afwachten of het redden met hetgeen ze hebben.
Inzicht in vragen en behoeften Cliënten kunnen voor al hun vragen terecht bij MEE: levenslang en levensbreed. Dit geldt zowel voor de reguliere ondersteuning van MEE als voor ondersteuning bij de pakketmaatregel AWBZ. Hierbij hanteert MEE een onderverdeling in vraagtype. De vragen van cliënten zijn ingedeeld in de onderstaande zes levensgebieden. De spreiding over de zes categorieën staat in tabel 4. ● Jeugd & gezin: cliëntvragen op het gebied van onderzoek en diagnostiek, kindversterking, gezinsversterking en de sociale kaart. ● Wonen & samenleven: cliëntvragen op het gebied van passend wonen met een handicap, ondersteuning bij wonen, meedoen in de wijk en de sociale kaart. ● Leren & werken: cliëntvragen op het gebied van school- en beroepskeuze, vervolgonderwijs, passend werk en de sociale kaart. ● Regelgeving & geldzaken: cliëntvragen op het gebied van wet- en regelgeving, geldzaken, bezwaar en beroep en de sociale kaart. ● Vrije tijd & sport: cliëntvragen op het gebied van vrije tijd- en/of sportmogelijkheden, ondersteuning bij vrije tijd en/of sport en de sociale kaart. ● Vrienden & relaties: cliëntvragen op het gebied van relaties en zingeving, weerbaarheid en seksualiteit, vrienden maken, vrienden blijven en de sociale kaart. 4
CIZ rapportage: Begeleiding AWBZ 2009, ontwikkelingen aanspraak begeleiding Nederland; situatie 1 april 2010. 4
Levensgebied Regelgeving en geldzaken
Aantal cliënten
Gemiddelde leeftijd
658
54
3.246
62
Vrienden en relaties
359
69
Jeugd en Gezin
702
13
Vrije tijd en sport
801
70
Leren en werken
164
30
Geen hulpvraag
722
59
6.652
57
Wonen en samenleven
Totaal
Tabel 4. Aantal cliëntvragen naar levensgebied (incluis gemiddelde leeftijd cliënt) Uit tabel 4 blijkt dat de meeste cliënten (3.246) vragen hebben op het gebied van wonen en samenleven. Deze cliënten zijn afkomstig uit alle cliëntgroepen, uitgezonderd de groep kinderen. Bij vragen op het gebied van wonen en samenleven kan worden gedacht aan dagstructurering. Bij dagstructurering komt bijvoorbeeld een ambulante begeleider die meekijkt en meedenkt om het huishouden draaiende te houden. Ook gaan veel vragen over het vinden van alternatieven voor dagbesteding van ouderen. Een ander levensgebied waarop cliënten veel vragen stellen is vrije tijd en sport. Uit de gemiddelde leeftijd (70 jaar) van deze vragers blijkt dat het hier vooral om ouderen gaat. Zij hebben met name vragen over vrijetijdsbesteding, bijvoorbeeld het bezoek aan een dagactiviteitencentrum. De resultaten zoals weergegeven in tabel 4 bevestigen het beeld dat de grootste groep cliënten bestaat uit senioren en de gemiddelde leeftijd ligt bij de meeste levensgebieden vrij hoog (55+). Uitzonderingen vormen de levensgebieden ‘jeugd en gezin’ en ‘leren en werken’. Bij deze levensgebieden gaat het juist om jonge cliënten.
Informatie over resterende ondersteuningsbehoeften Van cliënten bij wie het ondersteuningstraject is afgerond, wordt vastgelegd met welk type ondersteuning zij zichzelf in staat achten om zelfredzaam te zijn en te participeren. Het kan zijn dat cliënten na het traject bij MEE geen ondersteuningsbehoefte meer hebben of verder kunnen met behulp van mantelzorg. Andere mogelijkheden zijn ondersteuning van vrijwilligers of aanbod van bijvoorbeeld welzijnsorganisaties. Op 31 augustus 2010 is het traject bij alle cliënten afgerond. Hiervan hebben 2.171 cliënten (33%) aangegeven geen structurele ondersteuning nodig te hebben, zelf een alternatief te hebben georganiseerd of de uitkomst van een bezwaar af te wachten. Voor 1.065 cliënten (16%) geldt dat een alternatief is gevonden met mantelzorgers of vrijwilligers. Figuur 1 geeft de onderverdeling, van deze cliënten die geen alternatieve voorziening nodig hebben, visueel weer.
5
731
Sociaal netwerk Vrijwilligerszorg Zelf
334 2171
Figuur 1. Uitstroom cliënten zonder alternatieve voorziening Bij 3.416 cliënten (51%) is gezocht naar een alternatieve oplossing. Figuur 2 laat zien welke oplossingen voor deze cliënten zijn gevonden.
Welzijnsorganisatie 1263
1021
Zorgaanbieder WMO-loket Gemeentelijke voorzieningen Zorgverzekeringswet 266
MEE reguliere diensten 33
112 95
626
Anders
Figuur 2. Uitstroom cliënten met alternatieve voorziening Het merendeel van de cliënten vindt een alternatief via een welzijnsorganisatie, gevolgd door een zorgaanbieder. MEE meldt dit bij betrokken partijen, waaronder de betreffende gemeenten. Verder wordt in figuur 2 zichtbaar dat 266 cliënten zijn doorverwezen naar de reguliere diensten van MEE. Er wordt alleen doorverwezen naar de reguliere diensten van MEE als de cliënt tot de doelgroep van MEE behoort en met beperkte ondersteuning weer zelfstandig verder kan. De groep ‘anders’ is een verzamelnaam voor alle overige type voorzieningen en kan niet nader worden gespecificeerd.
6