5. België is een actieve welvaartsstaat Na de Tweede Wereldoorlog is ons land een verzorgingsstaat geworden. Zo’n staat moet zorgen voor de materiële en immateriële welvaart van zijn burgers, en in het bijzonder van wie voor zichzelf geen inkomen (meer) kan verdienen: zieken, gehandicapten, werklozen, ouderen, … De hoeksteen van zo’n verzorgingsstaat is de sociale zekerheid. Hoe is die verzorgingsstaat ontstaan? Wat is de sociale zekerheid? Waarom is België geëvolueerd naar een actieve welvaartsstaat? Welke positie nemen nieuwe sociale bewegingen in België in in een geglobaliseerde wereld? Op al deze vragen proberen we een antwoord te geven in dit hoofdstuk. Dit komt overeen met les 13 uit het handboek. 5.1 Ontstaan van de verzorgingsstaat In 1944 werd het Sociaal Pact afgesloten tussen de overheid en vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers. Het Sociaal Pact had als eerste bedoeling zo snel mogelijk na de oorlog welvaart te brengen voor alle Belgische inwoners. Door ervoor te zorgen dat er voldoende koopkracht was, zou bovendien de economische productie enorm gestimuleerd worden. De socialistische minister van arbeid, Achiel Van Acker, had ook de hoop dat als zo veel mogelijk mensen het goed hadden, dat er misschien nooit meer een oorlog zou uitbreken. Het Sociaal Pact bestond uit drie soorten maatregelen. Ten eerste werd de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid opgericht: alle Belgische werknemers moesten een deel van hun loon afstaan. In ruil daarvoor kregen ze de zekerheid dat ze een inkomen kregen als ze om een of andere reden zonder loon zouden vallen. Daarover meer in 2) De sociale zekerheid. Om in voldoende koopkracht te voorzien, werd de loonindex opgericht. Als de prijzen zouden stijgen, zouden de lonen worden aangepast. Men hield dus de prijzen bij van een bepaalde korf producten (waarvan de samenstelling in de loop van de geschiedenis is aangepast natuurlijk) en als die een bepaald bedrag overschreden, werden de lonen verhoogd. Als laatste maatregel van het Sociaal Pact, werd de methode van het sociaal overleg tot de meest geschikte methode verklaard om alles te bespreken. Bij het sociaal overleg zijn steeds vertegenwoordigers van de overheid, de werkgevers en de werknemers betrokken. Zij stellen CAO’s op: Collectieve ArbeidsOvereenkomsten. Dat zijn afspraken waar iedereen die in een bepaalde sector werkt, zich moet aan houden (bijv. met betrekking tot vakantiegeld, overuren, verloning,….).
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 37
Ontwerpakkoord van sociale solidariteit (20 april 1944) Na beider standpunten belicht te hebben erkennen de werkgevers- en de werknemersvertegenwoordigers dat de goede gang der ondernemingen, waarmede de algemeene welvaart van het land verband houdt, alleen door een trouwe samenwerking kan geschieden. Zij wenschen een verstandhouding tusschen werkgevers en werknemers tot stand te brengen, welke gegrond is op wederzijdschen eerbied en op een wederkeerig erkennen van rechten en plichten. De werknemers eerbiedigen het wettig gezag van de hoofden der ondernemingen en stellen er een eer in, hun werk plichtsgetrouw uit te voeren. De werkgevers eerbiedigen de waardigheid der arbeiders en stellen er een eer in hen met rechtvaardigheid te behandelen. Zij verplichten zich er toe, hun vrijheid van vereeniging en de uitbreiding van hun organisaties direct, noch indirect te hinderen. Van dezen geest vervuld, kwamen beide partijen overeen om aan de Regeering te vragen, zoodra het land zijn onafhankelijkheid zal hebben teruggekregen, een reeks dringende maatregelen te treffen met de bedoeling tegemoet te komen aan de gedurende de bezetting door het meerendeel der arbeiders ondervonden ellende, en die ook den weg kunnen openen voor een nieuwen maatschappelijken vooruitgang, gevolg van een economische ontwikkeling van een weder tot vrede gebrachte wereld, zoowel als van een rechtvaardige verdeeling der voordeelen van een stijgende productie. Deze dringende maatregelen hebben voornamelijk betrekking op het loonstelsel, de instelling van een volledig systeem van sociale zekerheid voor de werknemers met als ondergrond de nationale samenwerking, en het herstellen of het invoeren van stelsels van paritaire samenwerking tusschen werkgevers- en werknemersorganisaties. Deze maatregelen zuIlen, hoewel het grondbeginsel er van - de stoffelijke en moreele welvaart van de arbeiders te verhoogen en tusschen hen en de werkgevers vreedzame, op rechtvaardigheid berustende betrekkingen aan te knoopen - vaststaat, wegens de dringendheid, van tijdelijken aard moeten zijn. Aan de wetgevende kamers zal worden gevraagd daarvoor zoodra mogelijk een definitieve regeling te treffen.
Zoek op waarvoor de volgende afkortingen staan. Zijn het vertegenwoordigers van arbeiders of werkgevers? ACV Arbeiders - Werkgevers ABVV Arbeiders - Werkgevers ACLVB Arbeiders - Werkgevers COC Arbeiders - Werkgevers COV Arbeiders - Werkgevers VBO Arbeiders - Werkgevers UNIZO Arbeiders - Werkgevers 2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 38
5.2 De sociale zekerheid
1) We zijn __________________ met elkaar: wie het meeste geluk heeft of de minste lasten draagt, betaalt voor diegene die minder geluk heeft of meer lasten draagt. Dat betekent concreet dat: als je werkt, betaal je voor______________________ als je gezond bent, betaal je voor_______________________ als je nog jong bent, betaal je voor__________________ als je een Waal bent, betaal je voor_____________________ als je geen kinderen hebt, betaal je voor________________________ 2)Er is een inkomensherverdeling. Je bijdrage aan de sociale zekerheid is in verhouding tot je loon (_______%). Wie meer verdient, betaalt dus in verhouding meer. Het percentage wordt afgehouden van je ____________. Wat je nadien (en na aftrek van andere belastingen overhoudt, is je_______________. 3) In de sociale zekerheid bestaat er geen onderscheid tussen de verzekerden. Een arbeider uit de automobielsector moet niet meer betalen dan een bankbediende, hoewel die eerste meer risico loopt op werkloosheid. Een lasser maakt meer kans op een beroepsziekte dan een bankbediende. Toch is de premie voor hem niet hoger. 4) De solidariteit is________________. Iedereen moet meedoen, je kan er niet onderuit, tenzij je in het zwart werkt. De bijdrage wordt immers berekend op basis van je officieel inkomen. Misschien heb je nu weinig ‘nodig’ van de sociale zekerheid; je weet dat je later altijd een beroep kan doen op die sociale zekerheid als het nodig is, als je plots werkloos, ziek of invalide wordt.
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 39
De jaren 1950
De Golden Sixties
BROOD
KRANT
SUPERBENZINE 1958 0,19 0,06 0,17 1959 0,20 0,06 0,18 1960 0,21 0,06 0,20 1961 0,21 0,06 0,20 1962 0,21 0,06 0,20 1963 0,22 0,06 0,20 1964 0,24 0,07 0,20 1965 0,25 0,07 0,20 1966 0,27 0,07 0,23 1967 0,29 0,08 0,23 1968 0,30 0,08 0,23 1969 0,31 0,08 0,23 1970 0,33 0,10 0,23 1971 0,35 0,12 0,24 1972 0,37 0,12 0,25 1973 0,41 0,15 0,28 De prijsevolutie van enkele basisproducten in euro, 1958-1973. De broodprijs betreft een ongesneden brood. 2014 - 2015 Cursus geschiedenis 6TSO Pagina 40
De jaren 1970: een nieuwe crisis
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 41
5.3 België is een actieve welvaartsstaat geworden De socialisten zijn grote voorstanders van een verzorgingsstaat: zij ijveren voor een bescherming door de overheid van de zwakkeren in de maatschappij. Zij vinden dus dat de rol van de overheid groot moet zijn. De liberalen daarentegen vinden dat de bescherming door de overheid zo minimaal mogelijk moet zijn. Zij vinden die bescherming in de verzorgingsstaat veel te groot. Van de jaren ’70 en zeker in de jaren ’90 ondermijnden een aantal factoren de betaalbaarheid van de sociale zekerheid. De economie globaliseerde. Voor veel bedrijven werd produceren in lageloonlanden veel goedkoper. Dat jaagt het werklozencijfer de hoogte in. Zo dalen de inkomsten van de sociale zekerheid en vergroten de uitgaven. Bovendien vergrijst de bevolking, waardoor de overheid meer pensioenen moet uitbetalen, en meer uitgaven heeft in de ziekteverzekering. De overheid zocht naar een oplossing in een combinatie van privatisering en activering: een actieve welvaartsstaat (compromis met liberalen en socialisten). Zo probeert de overheid haar burgers te stimuleren om meer privéverzekeringen af te sluiten: bijv. voor hospitalisatie of pensioenen. Tegelijk probeert ze werklozen sneller aan een baan te helpen en werkgelegenheid te creëren. Werkloosheidsuitkeringen werden verlaagd, sociale lasten worden verminderd, controle wordt opgevoerd en de pensioenleeftijd wordt opgetrokken.
Frank Vandenbroucke 2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 42
De “actieve welvaartsstaat” is de leidraad voor het beleid dat ik wil voeren. De uitdrukking “actieve welvaartsstaat” vat drie ideeën samen. Ten eerste verwijst ze naar “de verstandig actieve staat”, een overheid die haar sociaal beleid wil uitvoeren op een pro-actieve wijze, via maatwerk en met daartoe aangepaste structuren. Ten tweede verwijst ze naar een doelstelling, namelijk een “samenleving van actieve mensen”, een samenleving met een hogere participatiegraad maar waarin geen scherpe scheidingslijn bestaat tussen hyperactieven aan de ene kant en totaal niet-actieven aan de andere kant: het model van de “ontspannen” actieve welvaartsstaat, waar arbeid, gezin en persoonlijk leven soepel combineerbaar zijn. De actieve welvaartsstaat moet diverse vormen van maatschappelijke activiteit een plaats bieden. En ten slotte verwijst de term “welvaartsstaat” naar de fundamentele ambitie om adequate sociale bescherming te bieden, inspelend op bestaande en nieuwe behoeften. De actieve welvaartsstaat is nodig om twee fundamentele redenen. Ten eerste vergt het traditionele takenpakket van de klassieke naoorlogse welvaartsstaat heel wat meer inspanningen dan voorheen. Hier kan verwezen worden naar de impact die de demografische evolutie heeft op de pensioenen of naar de vooruitgang van de medische wetenschap, die tot steeds nieuwe mogelijkheden leidt, maar ook tot een voortdurend groeiende vraag naar sociale verzekering van zorgen. Ten tweede zijn er nieuwe taken bijgekomen omwille van het ontstaan van nieuwe sociale risico’s en van nieuwe sociale behoeften. Met “nieuw” wordt bedoeld risico’s en behoeften die ofwel niet ofwel in veel mindere mate aanwezig waren toen de traditionele welvaartsstaat vorm kreeg. Het is dan ook geen toeval dat in mijn beleid veel aandacht gaat naar het toegenomen risico op langdurige zorgafhankelijkheid in een individualiserende samenleving en, meer in het bijzonder, naar de verzorging van chronisch zieken.
Rol van de overheid
Verzorgingsstaat
Actieve welvaartsstaat
Rol van de burger
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 43
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 44
5.4 Nieuwe sociale bewegingen in een periode van globalisering Globalisering, mondialisering. Grenzen vervagen. De wereld binnen handbereik. Iedereen heeft er de mond van vol. Maar waar gaat het eigenlijk om? Globalisering is een proces waarbij personen, kapitaal, goederen, diensten en ideeën in toenemende mate op wereldwijde schaal worden uitgewisseld. De economische globalisering draait om de vorming van een wereldmarkt. Die werkt volgens het principe van het vrije verkeer van handelsgoederen, kapitaal, diensten en arbeidskrachten. Door de economische globalisering ontstaan multinationals. Zij vormen netwerken die hun activiteiten over heel de wereld uitbouwen (transnationaal). Door de economische globalisering verscherpt de concurrentie op wereldvlak. Dat dwingt ondernemingen om via kostenbeheersing hun producten zo goedkoop mogelijk aan te bieden. Indien nodig delokaliseren ze hun productie: ze verhuizen naar locaties waar ze tegen betere voorwaarden kunnen produceren. (zie tekst WTO op volgend blad)
Bron: http://www.gossipcraze.com/gossip/g20-members, geraadpleegd op 28/12/2010.
Voorstanders menen dat de globalisering de economische groei bevordert. Zo kan de welvaart toenemen. Tegenstanders vrezen dat de globalisering ten koste gaat van de werknemers en het milieu. De welvaart wordt ongelijk verdeeld. Culturele globalisering draait om de mondiale uitwisseling van ideeën en waarden, tradities en gebruiken, kunst- en andere cultuuruitingen. Dat is te danken aan de toenemende communicatiemogelijkheden. Politieke globalisering draait om de uitbouw van wereldwijde samenwerking. Het doel is een antwoord te geven op internationale conflicten, grensoverschrijdende vraagstukken of grove schendingen van mensenrechten. Hun opzet kan heel uiteenlopend zijn: van vredesinitiatieven tot de bestrijding van milieu- of gezondheidsproblemen, van de regulering van wereldhandel tot het terugdringen van de armoede. Door de politieke globalisering vormen zich transnationale instellingen: zij overkoepelen en verenigen staten. Zo ontstaan er mondiale regels.
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 45
Een voorbeeld: de WTO
Globalisering is dus omstreden. Niet iedereen gelooft dat de huidige globalisering zo ideaal is. Tegenbewegingen willen een andere wereld. Samen met de strijd voor een aantal grondrechten worden nieuwe sociale bewegingen opgericht. Ze functioneren onafhankelijk van partijen of overheden. Vaak gaat het om NGO’s: nietgouvernementele organisaties.
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 46