COLOFON Uitgave MOVISIE, 2009 De factsheet ‘Seksueel geweld: feiten en cijfers’ is te bestellen bij MOVISIE en te Deze tekst wordt regelmatig geactualiseerd.
downloaden van www.movisie.nl en en van www.seksueelgeweld.info
1. Wat is seksueel geweld?
Seksueel geweld: feiten en cijfers
Januari 2009 2e herziene druk
Seksueel geweld staat voor uiteenlopende vormen van seksueel getinte, ongewenste handelingen. Aanranding, verkrachting, incest, genitale verminking en gedwongen prostitutie vallen eronder, maar ook subtiele vormen zoals verbale seksuele chantage of intimidatie. Er komen ook steeds nieuwe vormen: de brede verspreiding van webcams en mobieltjes met foto- en videofaciliteiten leidt tot nieuwe vormen van seksuele ‘remote control’, waar juist jongeren vatbaar voor zijn. Dit factsheet geeft een actueel overzicht van de feitelijke gegevens over seksueel geweld, gebaseerd op onderzoeken en officiële registraties. Het is samengesteld als eerste oriëntatie voor iedereen die als hulpverlener, onderzoeker, beleidsmaker of studerende met het onderwerp te maken heeft. Voor wie meer gedetailleerde informatie wil, is een lijst van aanbevolen literatuur en experts opgenomen.
De opbouw van deze factsheet:
1. Wat is seksueel geweld? – begripsomschrijving vanuit verschillende invalshoeken
2. Vormen van seksueel geweld – de belangrijkste vormen en de juridische aspecten
3. Omvang – cijfers uit recent onderzoek
4. Slachtoffers – risicofactoren, risicosituaties, slachtoffergroepen en gevolgen
5. Plegers – statistische kenmerken en achtergronden
6. Preventie en vroegtijdige signalering
7. Beleid - infrastructuur
8. (Keten)aanpak – politie en justitie - hulpverlening
9. Literatuur
10. Adressen en websites
De term ‘seksueel geweld’ wordt gebruikt als paraplubegrip voor alle vormen van
seksueel getinte, ongewenste handelingen, zoals aanranding, verkrachting, incest,
seksueel misbruik, seksuele intimidatie en gedwongen prostitutie.
Vaak gaat seksueel geweld gepaard met bedreiging en geestelijke mishandeling,
zoals kleineren, bedreigen, uitschelden, buitensluiten, chanteren (bijvoorbeeld drei-
gen met suïcide als het slachtoffer niet meewerkt of het seksueel geweld niet geheim
houdt). Soms wordt het slachtoffer ook fysiek mishandeld (slaan, schoppen, van de
trap duwen) of tot seksueel contact gedwongen onder bedreiging van een wapen.
1
Verschillende invalshoeken Seksueel geweld kunnen we benaderen vanuit verschillende invalshoeken. We onderscheiden de juridische, psychologische en sociologische optiek. De juridische optiek benadert seksueel geweld als een vorm van strafbaar gedrag die wordt omschreven op basis van criteria die buiten het slachtoffer liggen. In juridische zin is er niet één allesomvattende definitie; per concrete gedraging (delict) wordt omschreven wat strafbaar is.
Voorbeeld van een juridische definitie van seksueel geweld: artikel 242 van het Wetboek van strafrecht: ‘Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit, of mede bestaan uit, het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt als schuldig aan van de vijfde categorie.’
verkrachting gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete
De psychologische benadering gaat in op het individuele gedrag van dader en slachtoffer en hun interactie.
Voorbeeld van een psychologische definitie van seksueel geweld: ‘Iedere interactie waarin iemand […] ertoe wordt gedwongen seksuele handelingen te ondergaan of uit te voeren. Onder dwang wordt verstaan iedere situatie waarin het slachtoffer niet het gevoel heeft te kunnen weigeren of zich aan de situatie te kunnen onttrekken. Dwang kan variëren van psychologische druk of chantage tot fysiek geweld.’ (Boland, 1991).
De sociologische optiek gaat in op de maatschappelijke context van seksueel geweld, zoals het machtsaspect en het mensenrechtenperspectief. De vrouwenbeweging bijvoorbeeld heeft seksueel geweld in de jaren zeventig op de agenda gezet door dit gedrag te kenschetsen als een vorm van seksespecifiek geweld, een van de mechanismen waarmee de onderdrukking van vrouwen in stand wordt gehouden. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw was dit ook de invalshoek van het overheidsbeleid. De laatste jaren is het Nederlandse overheidsbeleid echter ‘sekseneutraal’. Nederland wijkt hiermee af van de Europese en internationale benadering waarin seksueel geweld nog wel wordt opgevat als vorm van geweld tegen vrouwen.
2
Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling www.vsknederland.nl Advies & Meldpunt Kindermishandeling Landelijk meldnummer: 0900 – 1231230 _0,05 p.m. www.amk-nederland.nl
Kindertelefoon Gratis hulptelefoon voor kinderen. 0800 – 0432 www.kindertelefoon.nl
Federatie Opvang Koepelorganisatie van onder meer vrouwenopvang www.opvang.nl
Slachtofferhulp Nederland Via de website zijn de adressen en telefoonnummers van alle regionale bureaus slachtofferhulp te vinden. www.slachtofferhulp.nl
Politie Alarmnummer: 112 Geen spoed, wel politie: 0900-8844
Informatiepunt slachtoffers Het informatiepunt slachtoffers is een gezamenlijk initiatief van politie en Openbaar Ministerie. Het informatiepunt kan slachtoffers informatie over het verloop van hun zaak verstrekken. Via de website zijn de telefoonnummers van alle informatiepunten te vinden. http://www.om.nl/onderwerpen/slachtofferzorg/informatiepunt/
Schadefonds Geweldsmisdrijven www.schadefonds.nl
Juridisch Loket Via de website kan op postcode gezocht worden naar de dichtstbijzijnde vestiging. 0900-8020 www.hetjl.nl
Raad voor Rechtsbijstand Informatie over gefinancierde rechtsbijstand www.rvr.org
Nederlandse Orde van Advocaten Via de website zijn alle advocaten in Nederland te vinden. Ook informatie over werkwijze en tarieven. 070 – 3353535 www.advocatenorde.nl
Vereniging van Letselschade-advocaten www.lsa.nl
Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann Vereniging van juristen. Via de website zijn adressen te vinden van advocaat-leden die gespecialiseerd zijn in het bijstaan van slachtoffers van seksueel geweld. De vereniging kent een werkgroep seksueel en huiselijk geweld. www.vrouwenrecht.nl
27
10. Adressen en websites
Nicolaï, N. (red.) (2003). Handboek psychotherapie na seksueel misbruik. Utrecht: Tijdstroom. Oosten, N. van & Höing, M. (2009, in bew.) Primaire preventie van seksueel geweld. 2e herz. dr. Outsem, R. van (1992). Seksueel misbruik van jongens. Amsterdam: Sua. Portegijs, W., Hermans, B. & Lalba, V. (2006). Emancipatiemonitor 2006. Veranderingen in de leefsituatie en levensloop. Den Haag: SCP. Rich, C. L., Gidycz, C. A., Warkentin, J. B., & Loh, C. (2005). Child and adolescent abuse and subsequent victimization: A prospective study. In Child Abuse & Neglect, vol. 29, nr. 12, 13731394. Soethout, J. & Sloep, M. (2000). Evaluatie Arbowet over seksuele intimidatie en agressie en geweld en pesten op de werkplek. Den Haag: Ministerie van SZW. TransAct & Childright Worldwide (1998). Kinderporno en kinderprostitutie in Nederland. De stand van zaken Utrecht: TransAct. Vanwesenbeeck, I., de Graaf, H., Meijer, S., & Poelman, J. (2006). Een update over het seksuele gedrag en de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland: De belangrijkste bevindingen uit ‘Seks onder je 25e’. In Tijdschrift voor Seksuologie, jrg. 30, 57-64. Veen, V.C. & De Ruiter, C. (2005). De effectiviteit van behandelingen bij seksuele delinquenten; een overzicht van de internationale literatuur. – In Justitiële Verkenningen, jrg 1, nr. 5, 75-94.
2. Vormen van seksueel geweld
Voorbeeld van een sociologische definitie van seksueel geweld:
‘Geweld tegen vrouwen is geworteld in historisch ongelijke machtsverhoudin-
gen tussen mannen en vrouwen; alle vormen van geweld tegen vrouwen
schenden en beknotten vrouwen ernstig in het genot van hun mensenrechten
en fundamentele vrijheden en vormen voor vrouwen een belangrijke belemme2006).
ring om hun capaciteiten te kunnen ontplooien.’ (VN-Resolutie, 19 december
Seksueel geweld openbaart zich in verschillende vormen, zoals intimidatie, aanran-
ding of verkrachting. Het kan wel of niet gepaard gaan met fysiek geweld, misbruik
van gezag of feitelijk overwicht. Seksueel geweld wordt gepleegd in uiteenlopende
situaties en jegens verschillende groepen slachtoffers. We beschrijven hier kort de
verschillende vormen.
Seksuele intimidatie
Met de term seksuele intimidatie wordt bedoeld: seksueel getinte aandacht of toena-
deringen die als ongewenst worden ervaren. De toenaderingen kunnen verbaal, non-
Walraven, G. et al. (2006). Zeg het aan (n)iemand : therapie voor plegers van zedenfeiten. Voorburg: Acco. Wentzel. W. (2003). Huiselijk en seksueel geweld. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
ten’. Het woord intimiteiten heeft echter een positieve klank, terwijl het gaat om nega-
omgeving ontstaat.
worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werk-
creëren, dan wel heeft als gevolg dat de werkprestaties van een persoon
tasten en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving te
• dergelijk gedrag heeft als doel de werkprestaties van een persoon aan te
gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van deze persoon raken;
• onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon, wordt
als voorwaarde voor de tewerkstelling van een persoon;
• onderwerping aan dergelijk gedrag wordt, expliciet of impliciet, gehanteerd
ke is van één van de volgende punten:
verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard, waarbij tevens spra-
Ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander
in art.1 lid 3(e) de volgende formele definitie van seksuele intimidatie:
De Arbeidsomstandighedenwet kent voor seksuele intimidatie op de werkvloer
‘lichtere’ vormen zoals het maken van een seksueel getinte opmerking.
plegen van ontucht met misbruik van gezag. Het kan ook gaan om niet-strafbare
datie gaan om strafbare vormen van seksueel geweld zoals aanranding, of om het
cliënt tegenover zijn of haar hulpverlener of thuiszorger. Het kan bij seksuele intimi-
ling). Het kan echter ook gaan om seksuele intimidatie door een collega, of door een
en het slachtoffer (leidinggevende-ondergeschikte, hulpverlener-cliënt, docent-leer-
Bij seksuele intimidatie is er vaak een ongelijke machtsverhouding tussen de pleger
tief ervaren, intimiderende toenaderingen.
verbaal of fysiek zijn. In het verleden sprak men ook wel van ‘ongewenste intimitei-
Wijk, A. van (2000). Een verkennend onderzoek naar jeugdige zedendelinquenten. Arnhem: Advies- en Onderzoeksgroep Beke. Amsterdam: VU, 2000. Zedenalmanak. Uitgave van het Ministerie van Justitie in 4 delen. Niet meer in gedrukte vorm verkrijgbaar, online via http://www.huiselijkgeweld.nl/publicaties/handboeken/zedenalmanak.html
Informatie over seksueel geweld algemeen: www.seksueelgeweld.info Website van MOVISIE, met informatie voor professionals over aanpak beleid, feiten en cijfers en de rol van verschillende organisaties met betrekking tot seksueel geweld. Bevat ook een wegwijzer in de hulpverlening voor slachtoffers, plegers en omstanders. www.seksueelgeweld.nl Informatie van slachtoffers van seksueel geweld. www.movisie.nl Informatie over verschillende vormen van seksueel geweld en verschillende doelgroepen: seksuele intimidatie: www.platformseksueleintimidatie.nl jeugdprostitutie: www.jeugdprostitutie.nu vrouwelijke genitale verminking: www.meisjesbesnijdenis.nl seksueel geweld voor bij mensen met een beperking (voor intermediairs): www.begrensdeliefde.nl seksueel geweld bij lichamelijk gehandicapten: www.onderzoekjegrens.nl Organisaties MOVISIE MOVISIE is hét Landelijke Kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. In ons werk staan vijf actuele thema’s centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet. www.movisie.nl Rutgers Nisso Groep Kenniscentrum seksualiteit www.rutgersnissogroep.nl
26
3
Seksuele intimidatie komt voor in de werkrelatie, het onderwijs, de sport, de gezondheidszorg, de thuiszorg, het pastorale werk. In veel sectoren zijn inmiddels richtlijnen opgesteld die aangeven wat onder seksuele intimidatie wordt verstaan en hoe de sector daarmee omgaat. Werkgevers zijn, op grond van de ARBO-wet, verplicht om beleid tegen seksuele intimidatie, agressie en geweld te voeren. Aanranding en verkrachting In de omgangstaal bedoelt men met aanranding en verkrachting díe vormen van seksueel geweld waarbij fysiek geweld wordt gebruikt. Volgens de strafrechtelijke definitie is dat laatste echter niet noodzakelijk. Er is ook sprake van aanranding of verkrachting wanneer het slachtoffer zich bedreigd voelt en de rechter van oordeel is dat dit ook voor de pleger duidelijk had moeten zijn.
Het Wetboek van Strafrecht definieert verkrachting als het ‘door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ (art. 242). Onder aanranding wordt verstaan: ‘het door geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen’ (art. 246).
Sinds 1991 geldt gedwongen seks binnen het huwelijk als aanranding of verkrachting. Ook een gewenst seksueel contact kan overgaan in een situatie van aanranding of verkrachting. Iemand mag op ieder moment aangeven dat zij of hij geen seksueel contact meer wil. Dwingt de ander de persoon in kwestie dan om door te gaan, dan is sprake van aanranding of verkrachting. Seksueel misbruik Van seksueel misbruik spreken we als seksuele handelingen binnen een afhankelijkheidsrelatie (ouder-kind, volwassene-minderjarige) plaatsvinden. Er kan fysieke dwang tot seks zijn, maar ook zonder fysieke dwang is sprake van (seksueel) misbruik. Immers, alleen al door de afhankelijkheidsrelatie is er een vorm van dwang in het spel. Seksuele contacten tussen een ouder en zijn/haar kind of tussen een volwassene en een minderjarige, gelden daarom per definitie als seksueel misbruik, ook als naast de afhankelijkheidsrelatie geen andere soorten dwang een rol spelen. Hieronder gaan we nader in op enkele specifieke vormen van seksueel misbruik en de juridische aspecten ervan. Seksueel misbruik van kinderen In feite zijn volgens het wetboek van strafrecht alle seksuele contacten met mensen jonger dan 16 jaar strafbaar, dus ook als het om een gewenst contact tussen twee vijftienjarigen gaat. Echter, in de praktijk worden seksuele contacten tussen leeftijdgenoten die plaatsvinden met wederzijds goedvinden, niet vervolgd. Maar seks van een volwassene met een jongere onder de 16 jaar wordt wél vervolgd, ook zonder aangifte door de jongere of haar/zijn ouders.
4
Graaf, H. de, Meijer, S., Poelman, J., & Vanwesenbeeck, I. (2005). Seks onder je 25e. Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Utrecht: Rutgers Nisso Groep/Soa Aids Nederland.
Graaf, H. de, & Vanwesenbeeck, I. (2006). ‘Seks is een game’: Gewenste en ongewenste seksuele ervaringen van jongeren op internet. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.
Haas, S. de, et al. (2007). Omgangsvormen, werkbeleving en diversiteit bij de Nederlandse politie anno 2006. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.
Hendriks, J. (2003). Meisjes als zedendelinquent. Een exploratieve studie. In Tijdschrift voor Seksuologie, jrg. 28, nr. 2, 67-74.
Hendriks, J. (2006). Jeugdige zedendelinquenten. Een studie naar subtypen en recidive. Utrecht: Forum Educatief.
Höing, M. et al. (2003). Hulp aan slachtoffers van seksueel geweld : een inventarisatie en kwaliteitsevaluatie van de behandeling van slachtoffers van seksueel geweld in de GGZ en de vrouwenopvang in Nederland. Delft: Eburon.
Höing, M. Vanwesenbeeck, I. & Bakker, F. (2006). Girls ’Talk: Seksuele empowerment voor meiden. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.
Kedde, H. & Berlo, W. van (2006). Sexual satisfaction and sexual self images of people with physical disabilities in the Netherlands. In Sexuality and Disability, vol.24, nr. 1, 53-68.
Kersten, M. (2003). Seksualiteit van mensen met een handicap : een analyse van bestaande kennis en aanwijzingen voor praktijk en verdere kennisverwerving. Utrecht: LKNG.
Kramer, S., Janssens, K., Çinibulak, L. & Cense, M. (2007). Over de grens. Opvattingen van jongeren en beroepskrachten over grensoverschrijdend seksueel gedrag van jongeren. Utrecht: MOVISIE.
Kuyper, A. & Vlugt, I. van der (2006). Girls’ Talk: Draaiboek voor een groepscounselprogramma gericht op seksuele gezondheid en empowerment voor tienermeiden uit risicogroepen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep/TransAct.
Lammers, M. & Beek, I. van (2001). Grote plannen, kleine stappen. Werken met kwaliteitscriteria voor hulpverlening na seksueel geweld. Utrecht: TransAct.
Lammers, M. & Pauli , T. (samenst.) (2003). Van calamiteit naar preventiebeleid : beleid en praktijk van de gehandicaptenzorg op het gebied van seksualiteit en seksueel misbruik. Utrecht: TransAct.
Lammers, M. & Goes, A. (2005). Van Incident tot Fundament. Utrecht: MOVISIE.
Lammers, M., Vrijlandt, M. & Shepherd, L. (red.) (1993). Blind voor misbruik? Seksueel misbruik van mensen met een lichamelijke handicap. Herkennen, signaleren en bespreekbaar maken. Utrecht: Medusa Publikaties.
Lawick, J. van & Groen, M. (2003). Intieme oorlog : over geweld en kwetsbaarheid in gezinsrelaties. Met een bijdrage van J. Baars. Amsterdam: Van Gennep.
Leahy, T. (2002). Prevalence of sexual abuse in organised competitive sport in Australia. In Journal of sexual aggression, vol. 8,, nr. 2, 16-36.
Lünnemann, K.D. & Piechocki, D.J.G. (2001). Seksueel geweld betaald gezet. Juridische gids civiel- en strafrechtelijke schadevergoedingsmogelijkheden. Nijmegen: Ars Aequi.
Marshall, W.L. & Barbaree, H.E. (1990). An integrated theory of etiology of sexual offending. In W.L. Marshall, D.R. Laws & H.E. Barbaree (eds), Handbook of sexual assault. Issues, theories and treatment of the offender (p. 257-295). New York: Plenum Press.
Meintser, N. & Beek, I. van (red.) (2006). Aanpak van seksueel geweld in Nederland, Stand van zaken & aanbevelingen voor beleid, onderzoek, preventie en hulpverlening. Utrecht: Rutgers Nisso Groep, TransAct en Fiom.
25
9 Literatuur Beek, D. van (1999). De delictscenarioprocedure bij seksueel agressieve delinquenten: een onderzoek naar de bruikbaarheid van de delictscenarioprocedure in de behandeling van seksueel agressieve delinquenten in de Dr. H. van der Hoevenkliniek. Deventer: Gouda Quint.
Bakker, F. & Vanwesenbeeck, I. (red.) (2006). Seksuele gezondheid in Nederland. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.
afhankelijkheidsrelaties strafbaar. Het gaat daarbij onder meer om het plegen van
kamer. Dat maakt cliënten extra kwetsbaar voor hulpverleners die misbruik maken
Seksueel misbruik in een hulpverleningsrelatie
teermogelijkheden. Redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld dat zij denken misbruik op
Tenslotte geldt dat een bepaalde groep mensen met een beperking niet of beperkt in
5
der kinderen en jongeren) afschermen van informatie over seksualiteit en experimen-
Het komt ook voor dat ouders en hulpverleners mensen met een beperking (waaron-
misbruik te voorkomen of te stoppen, niet of minder toegankelijk.
geïsoleerde sociale positie. Daardoor zijn hulpverleners die nodig kunnen zijn om
oefenen op hun eigen spierkracht om zich te verweren. Cliënten hebben vaak een
die niet kunnen praten, geen “nee” kunnen zeggen en / of geen invloed kunnen uit-
geleerd hebben voor zichzelf op te komen en die geleerd hebben meegaand te zijn,
weerbaar zijn. Bij geringe weerbaarheid kan gedacht worden aan mensen die niet
Cliënten in de langdurende zorg kunnen ook gemakkelijk beïnvloedbaar en weinig
tieve vermogens hebben.
moeilijk zijn om bedoelingen van plegers in te schatten omdat zij onvoldoende cogni-
gewenst zijn. Daarnaast kan het voor mensen met een verstandelijke beperking
Het kan dan moeilijk zijn om te bepalen of deze aanrakingen gewenst dan wel niet
dat hun lichaam niet van henzelf is doordat zoveel anderen hun lichaam aanraken.
kan worden. Daarbij kunnen mensen die veel zorg nodig hebben, het gevoel krijgen
melijke zorg, waardoor de grens tussen functionele en affectieve aanraking diffuus
melijke of verstandelijke beperking zijn vaak afhankelijk van anderen voor hun licha-
tionele ontwikkeling beschouwen we ook als risicofactoren. Mensen met een licha-
Het hebben van een negatief zelf- en lichaamsbeeld en problemen met sociaal-emo-
situatie kunnen ontlopen.
den, omdat ze fysiek minder weerbaar zijn en minder gemakkelijk een bedreigende
liteit. Ook mensen met een fysieke handicap lopen extra risico om slachtoffer te wor-
ontwikkelde beoordelingsvermogen en kennis en ervaring op het gebied van seksua-
van seksueel geweld, vanwege hun grotere afhankelijkheid van derden, minder goed
Mensen met een verstandelijke handicap lopen extra risico om slachtoffer te worden
Seksueel misbruik van mensen met een handicap
niet toegestaan.’
ten van seksuele aard binnen de hulpverlening. Verbale of lijfelijke intimiteiten zijn
in het kader van de hulpverlening noodzakelijk is. De arts onthoudt zich van contac-
van de KNMG: ‘De arts dringt niet verder door tot de privé-sfeer van de patiënt dan
tussen hulpverlener en cliënt verboden zijn. Zo bepaalt de gedragsregel voor artsen
meeste beroepsgroepen hebben dan ook gedragscodes waarbij seksuele contacten
instelling, gevangenis, ziekenhuis of kindertehuis, door iemand die daar werkt. De
ontucht met iemand die is opgenomen of verblijft in een zorginstelling, psychiatrische
van hun positie. Het Wetboek van Strafrecht stelt seksueel misbruik in bepaalde
lijk en het contact vindt doorgaans plaats binnen de beslotenheid van een behandel-
Iedere hulpverleningsrelatie is een afhankelijkheidsrelatie. Deze relatie is vertrouwe-
Belie, E. de, Ivens, C. & Lesseliers, J. (2000). Seksueel misbruik van mensen met een verstandelijke handicap, Leuven / Leusden: Acco. Berlo, W. van (1995). Seksueel misbruik bij mensen met een verstandelijke handicap. Delft: Eburon. Bezemer, W. & Kuiper, A. (1994). Seksuele intimidatie. Antwoorden op vragen. Rotterdam: Bezemer en Kuiper b.v.. Boer, M. de (2e herz. dr. 2009). Juridische aspecten van huiselijk geweld, informatie voor slachtoffers en hun adviseurs. Utrecht: MOVISIE. Cense, M. (1997). Rode kaart of carte blanche. Risicofactoren voor seksuele intimidatie en seksueel misbruik in de sport. Arnhem: NOC*NSF. Cense, M. (2000). In goede handen; beleid ter preventie van seksuele intimidatie van cliënten. Utrecht: TransAct. Cense, M., Nieuwenhuizen, P. & Pauli, T. (2004 en 2006). Mozaïek. Handboek met methodieken voor de preventie en opvang van allochtone vrouwen rond huiselijk en seksueel geweld. Utrecht: TransAct. Cense, M., Smeenk, W., Oudshoorn, S. & Malsch, M. (2006). Geweld tegen vrouwen en meisjes uit etnische minderheden. In: Sociale Atlas Vrouwen uit Etnische Minderheden. Den Haag: SCP. Conte, J. R., Wolf, S. & Smith, T. (1989). What sexual offenders tell us about prevention strategies.In Child abuse & neglect, vol. 13, nr.. 2, 293-301. Dijke, A. van, Terpstra, L. Berger, M. & Geurts, E. (2006). De betovering verbroken Methodiek preventie en aanpak meisjesprostitutie. Amsterdam: SWP. Diepenmaat, A.C.M., Wal, M.F. van der, Cuijpers, P., & Hirasing, R.A. (2006). Etnische verschillen in ongewenste ervaringen bij Nederlandse adolescenten, In Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, jrg. 83, nr. 3. Douma, J., Bergh, P. & Hoekman, J. van den (1998). Verstandelijk gehandicapten en seksueel misbruik. Rotterdam: Lemniscaat. Draijer, N. (1988). Seksueel misbruik van meisjes door verwanten. Een landelijk onderzoek naar de omvang, de aard, de gezinsachtergronden, de emotionele betekenis en de psychische en psychosomatische gevolgen. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Finkelhor, D. (1984). Child sexual abuse. New theory and research. New York: Free Press; London: Collier Macmillan. Frenken, J., Leids Universitair Medisch Centrum & NISSO (2001). Seksueel misbruik van kinderen. Aard, omvang, signalen, aanpak. Den Haag: Ministerie van Justitie, DPJS. Frenken, J., et al. (1995). Terugvechten. Verzet van vrouwen tegen verkrachting. Utrecht: NISSO; Delft: Eburon.
deze manier te kunnen voorkomen. Onbedoeld gevolg kan echter zijn, dat mensen Glaser, E. & Straver, B. (1991). Seksueel misbruik door hulpverleners in de geestelijke en licha-
staat is om na te vertellen wat er gebeurd is. Hierdoor wordt misbruik niet ontdekt.
niet leren om gevaarlijke situaties te herkennen en juist eerder misbruikt worden. melijke gezondheidszorg. Een analyse, aanbevelingen en het verslag van de landelijke werkconfe-
(TransAct, 2005; Van Berlo, 1995; Van Berlo en Put genoemd in Kersten, 2003).
Gezondheidsraad (2004). Omstreden herinneringen. Den Haag: Gezondheidsraad.
rentie ‘Seksueel misbruik door hulpverleners’. Den Haag: Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
24
gedefinieerd.
elk seksueel misbruik van gehandicapten ook strafrechtelijk als seksueel misbruik wordt
(aanranding, seksueel misbruik door hulpverlener). In de praktijk betekent dit dat niet
omdat er geen sprake was van seksueel binnendringen), gelden de algemene artikelen
sonbekwame’. In de gevallen waarin dit artikel niet toegepast kan worden (bijvoorbeeld
Het Wetboek van Strafrecht kent een bijzonder artikel voor gemeenschap ‘met een wil-
gebrek aan informatie en taalproblemen een rol te spelen, maar ook het feit dat hulp-
gen dan autochtone. Uit onderzoek van TransAct (Cense et al., 2006) blijken een
Allochtone slachtoffers kloppen aanmerkelijk minder aan bij hulpverlenende instellin-
men.
vorm van informatie en hulp de taken van lotgenotencontact deels heeft overgeno-
litatief goede e-hulp (websites) beschikbaar voor mannen. Het lijkt erop dat deze
Sinds de opheffing van het bordeelverbod in 2000 is het faciliteren van prostitutie door
Jeugdprostitutie, gedwongen prostitutie en mensenhandel
vang heeft slechts beperkt plaats voor deze vrouwen, omdat de financiering een pro-
voor vrouwen zonder verblijfsvergunning is een punt van grote zorg. De vrouwenop-
moeten maken en signalen niet opvangen. De toegankelijkheid van de hulpverlening
verleners niet weten hoe ze een taboe-onderwerp als seksueel geweld bespreekbaar
meerderjarigen niet meer strafbaar. Wél strafbaar is:
bleem is en zij niet kunnen doorstromen naar een woning.
iemand beneden de 16 is verboden);
• het gebruikmaken van de diensten van een prostituee beneden de 16 jaar (seks met
Hulpverlening aan plegers
2005). De reclassering en GGZ bieden diverse vormen van daderhulpverlening in
nieken en poliklinieken, bij De Waag en bij een aantal GGZ-instellingen (Plemper,
Plegers kunnen voor vrijwillige hulpverlening terecht bij forensisch-psychiatrische kli-
• het faciliteren van prostitutie door minderjarigen (art 273f);
248b);
• het gebruikmaken van de diensten van een prostituee tussen de 16 en 18 jaar (art.
• het dwingen (van een meerderjarige) tot prostitutie; dit valt onder het begrip uitbuiting
een strafrechtelijk kader en onder drang (op voorwaardelijke basis om aan vervolging
Bekend is dat bij diverse (illegale) videotheken en op Internet kinderporno bemachtigd
tutie. Dit gebeurt voor commerciële doeleinden en veelal in criminele netwerken.
Ook in Nederland worden kinderen gebruikt voor porno, veelal in combinatie met prosti-
Kinderporno
voor behandeling en de therapietrouw van plegers tijdens de behandeling.
Een lastig punt – zeker bij vrijwillige daderbehandeling – is de motivatie van plegers
antwoordelijkheid voor nemen. De meeste daders komen verplicht naar de therapie.
verwerking. Een dader moet het misbruikkarakter van zijn delict inzien en er de ver-
principes. Daderhulp is – uiteraard – gericht op terugvalpreventie, maar ook op delict-
Daderhulp is een bijzondere vorm van therapie met eigen doelstellingen en werkings-
te ontkomen).
kan worden. Ook komen netwerken voor van pedoseksuelen die zelfgemaakte video’s
in de strafrechtelijke bepaling rond mensenhandel (art. 273f).
met elkaar ruilen.
voert of in bezit heeft.’ Hiermee is ook het maken, verspreiden en in bezit hebben van
baar is betrokken, verspreidt, openlijk tentoonstelt, vervaardigt, invoert, doorvoert, uit-
die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijn-
vensdrager, bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand
boete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die een afbeelding - of een gege-
scherpt. Artikel 240b luidt nu: ‘Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geld-
In 2002 zijn de regels voor het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno ver-
wachtlijsten soms lang en meer behandelmogelijkheden zijn wenselijk.
den gecreëerd, vaak in samenspraak met de reguliere instellingen. Ook hier zijn de
bij reguliere organisaties. De sector heeft daarom ook voor hen behandelmogelijkhe-
Ook plegers met een verstandelijke beperking kunnen over het algemeen niet terecht
groepen gewerkt.
poliklinische afdelingen van psychiatrische instellingen. Bij daderhulp wordt veel met
instellingen voor ambulante forensische psychiatrie (AFP) of op gespecialiseerde
behandelingen vinden plaats in TBS-klinieken, de ambulante behandelingen veelal in
Er bestaan in Nederland residentiële en ambulante behandelingen. Residentiële
virtuele kinderporno strafbaar gesteld.
kinderen gevraagd zich voor de webcam te ontkleden of seksuele handelingen met
van actuele seksuele handelingen te verzenden via het Internet. In chatgroepen wordt
sueel geweld (zoals verkrachting of aanranding) of van seksuele intimidatie, bijvoor-
internetbehandeling voor jongeren ontwikkeld die slachtoffer zijn geworden van sek-
Interapy heeft met de Rutgers Nisso Groep, landelijk kenniscentrum seksualiteit, een
Nieuwe vormen van hulpverlening
Digitale technieken, zoals het gebruik van een webcam, geven mogelijkheden beelden
zichzelf of met anderen te verrichten. De opnamen daarvan verschijnen vervolgens in
beeld via internet (www.interapy.nl).
23
kinderpornografische netwerken op het Internet. Het bekijken van zo’n webcamvertoning in de privésfeer is niet strafbaar. Maar degene die dit bestand opslaat op zijn eigen computer om het onafhankelijk van Internet te bekijken, valt onder de werking van artikel 240b. Dit geldt ook voor het verspreiden van het bestand naar anderen. Ook het tonen van pornografische beelden aan kinderen is strafbaar (art. 240a). Het is niet strafbaar om pornografische beelden van volwassenen te maken en deze aan te bieden aan volwassenen. Wanneer mensen gedwongen worden om mee te werken aan het maken van porno of gedwongen worden om naar porno te kijken, kan sprake zijn van een vorm van seksueel geweld.
6
Vrouwelijke genitale verminking
Politie
Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld
Advies- en Meldpunten Kindermishandeling
Advies en Meldingen
Vrouwelijke genitale verminking is een traditioneel gebruik dat vooral voorkomt in een
schaamlippen blijft alleen een kleine opening over voor menstruatiebloed en urine.
grote schaamlippen verwijderd worden. Na hechting van wat over is van de grote
besnijdenis, waarbij de hele clitoris, de kleine schaamlippen en een deel van de
voorhuid van de clitoris. De meest verminkende vorm is de infibulatie of faraonische
ingreep aan de uitwendige geslachtsorganen. De lichtste vorm is een sneetje in de
Vrouwelijke genitale verminking, ook wel meisjesbesnijdenis genoemd, is een
Raad voor de Kinderbescherming
Slachtofferhulp
Juridische hulp
jaar, in ieder geval voor de eerste menstruatie.
exacte leeftijd verschilt per land. Bij Somalische meisjes ligt de leeftijd tussen 6 en 10
zowel islamitisch als christelijk. De ingreep vindt meestal plaats bij jonge meisjes, de
lijk geweld of letselschade)
Vrouwelijke genitale verminking is in Nederland niet als apart delict strafbaar gesteld.
gedaan, en cijfers die wel beschikbaar zijn worden vaak vertekend door ‘onderrap-
betrouwbare cijfers beschikbaar. Op veel gebieden is geen (recent) onderzoek
Over de omvang van de verschillende vormen van seksueel geweld zijn niet altijd
woonachtige ouders die hun dochter buiten Nederland laten besnijden te vervolgen.
Nederland die uitvoeren buiten Nederland. Daarmee is het mogelijk om in Nederland
geneeskunst. Sinds 1 februari 2006 is besnijdenis ook strafbaar als inwoners van
Het wordt gezien als vorm van mishandeling en/of het onbevoegd uitoefenen van de
Advocatuur (gespecialiseerde advocaten, bijvoorbeeld in zedenzaken, huise-
Politie
aantal Afrikaanse landen. De traditie is daar soms verweven geraakt met het geloof,
Inspectie Gezondheidszorg
3. Omvang
GGD, huisarts of gynaecologie voor medisch-forensisch onderzoek
Ambulante hulp Maatschappelijk werk Ambulante hulp van de GGZ Bureau Jeugdzorg Medisch kinderdagverblijven
Psychiatrische poliklinieken Zelfstandig gevestigde therapeuten
portage’. Ook gegevens over het aantal strafzaken vormen nauwelijks een indicatie
Intramurale psychiatrie
Vrouwenopvang
Residentiële hulp
ger schuldig bevonden (Portegijs, 2006).
van de politie, werden 2687 gevallen opgehelderd en werd in 1585 gevallen een ple-
lager. Zo kwamen in 2004 in totaal 6668 gevallen van seksueel geweld ter kennis
eel-geweldzaken komt bij de politie terecht en het aantal veroordelingen is nog veel
van de werkelijke omvang van seksueel geweld. Slechts een beperkt aantal seksu-
Landelijk centrum voor vroegkinderlijke chronische traumatisering (PsyQ)
Herstellingsoorden
In totaal is 39 procent van de vrouwen en 7 procent van de mannen ooit slachtoffer
hulpverlening of vindt niet de gewenste hulp. (Hetzelfde geldt overigens voor plegers).
Een groot deel van de slachtoffers van seksueel geweld doet nooit een beroep op de
toe (Gegevens slachtofferenquêtes CBS).
gevallen gaat het om aanranding of verkrachting, in 12 procent om een poging daar-
de meeste gevallen gaat het om vervelend of kwetsend gedrag. In 6 procent van de
boven de vijftien jaar slachtoffer van één of meer ongewenste seksuele contacten. In
(Incest)opvanghuizen
geweest van seksueel geweld. Het percentage vrouwen en mannen die ooit een ver-
krachting hebben meegemaakt, is naar schatting respectievelijk 10 procent en 1 pro-
cent ( Bakker, 2006).
Verder komen er slachtoffers in een hulpinstelling zonder dat bekend is of wordt dat zij
Hulpvragers
cent bij een ander thuis (Emancipatiemonitor, 2006).
den; 7 procent van de seksuele delicten vindt plaats bij het slachtoffer thuis, 4 pro-
procent); 19 procent voltrekt zich op straat; 17 procent gebeurt in horecagelegenhe-
7
Op jaarbasis wordt rond de 2 procent van de vrouwen en 0,3 procent van de mannen
slachtoffer zijn.
In het onderzoek van de Rutgers Nisso Groep (Höing et al, 2003) wordt op basis van
Seksuele delicten overkomen vrouwen vooral op het werk en op school (totaal 36
verschillende registraties en aanvullende gegevens geschat dat in 2000 in totaal 19,5 tot 31 procent van de totale cliëntengroep van de eerste- en tweedelijnsinstellingen slachtoffer zijn (geweest) van seksueel geweld. Een aantal slachtoffers, waaronder veel mannen, ervaren een hoge drempel om seksueel misbruik bespreekbaar te maken en goede hulp te krijgen. Sinds kort is er wel kwa-
22
4. Slachtoffers
4.1 Risicofactoren
4.2 Risicosituaties
Uit onderzoek blijkt dat daders de meest kwetsbare personen tot hun slachtoffer
Hulpverlening aan slachtoffers
eert per ervaring en per persoon. Sommigen willen alleen het verhaal een keer kwijt,
veel slachtoffers baat bij hulpverlening. De behoefte aan hulp, opvang en advies vari-
Om de gevolgen van seksueel geweld draaglijk te maken en te hanteren, hebben
Risicofactoren zijn:
voor anderen is het belangrijk om in een therapie of samen met lotgenoten ervarin-
8.2 hulpverlening
• Sekse - vrouwen zijn vaker slachtoffer dan mannen;
gen te delen en te verwerken. Soms wil een slachtoffer aangifte doen bij de politie,
maken.
• Leeftijd - kinderen onder de 15 jaar zijn relatief vaak slachtoffer;
se soorten hulp bij verschillende instellingen terecht (zie kader). Een specifiek loket
voor eerste opvang en advies van slachtoffers (en hun directe omgeving) ontbreekt
echter; voor slachtoffers van huiselijk geweld bestaat dit wél (het Advies- en
Waar kunnen slachtoffers van seksueel geweld naar toe?
Steunpunt Huiselijk Geweld).
Specifiek voor kinderen en jongeren is er het AMK/Bureau Jeugdzorg.
nele en maatschappelijke factoren die risicoverhogend zijn. Zoals settings waar men-
Naast risicofactoren, die betrekking hebben op slachtoffer en pleger, zijn er ook situatio-
lijkheden zijn wenselijk.
lijkheden gecreëerd. De wachtlijsten zijn soms lang en meer behandelmoge-
terecht bij reguliere organisaties. De sector heeft daarom zelf behandelmoge-
Slachtoffers met een verstandelijke beperking kunnen over het algemeen niet
liteit (Kelly, 1988; Cense, 1997; Finkelhor, 1984; Mastenbroek, 1995).
Politie
Huisarts
Eerste opvang
andere kans te hebben om over de schreef te gaan: jonge, onervaren, mannelijke hulp-
is risicoverhogend voor seksueel geweld. Bepaalde typen hulpverleners lijken meer dan
contact vindt vaak plaats binnen de beslotenheid van een behandelkamer. Deze setting
De hulpverleningsrelatie is een afhankelijkheidsrelatie, de relatie is vertrouwelijk en het
In de hulpverlening
Sommige (allochtone) vrouwencentra
contacten
Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling (VSK) en andere lotgenoten-
Bedrijfsmaatschappelijk werk
Vertrouwenspersonen (op werk, in de sport)
Bureaus Slachtofferhulp
Telefonische hulpverlening (SOS hulplijn, kindertelefoon)
Seksuele intimidatie op het werk komt in alle sectoren voor. Zo’n 17 procent van de
Op het werk
Sense, Centra voor seksuele gezondheid
Eerste hulp van ziekenhuizen
Huisarts
21
langdurige gevolgen van de ervaring met het geweld. Slachtoffers kunnen voor diver-
stellen van de gevolgen van de ervaring, en het draaglijk maken van blijvende of
ten. De hulp kan gericht zijn op: het stoppen van het geweld, het beperken en her-
soms niet. Het hulpaanbod moet daarom afgestemd zijn op de verschillende behoef-
• Gezinsachtergrond - een achtergrond van verwaarlozing of misbruik vergroot het risico; • Handicaps - kinderen en volwassenen met een handicap zijn extra kwetsbaar, omdat ze afhankelijker van anderen en minder weerbaar zijn; • Misbruik in het verleden - iemand die al eens slachtoffer is geweest van seksueel geweld heeft een grotere kans opnieuw slachtoffer te worden; • Zelfbeeld - personen met weinig zelfvertrouwen of een laag zelfbeeld lopen meer risico slachtoffer te worden; • Sociaal isolement - kinderen en volwassenen in een sociaal isolement lopen meer risico slachtoffer te worden. Het blijkt zo te zijn dat verzet bieden in de vorm van gillen, schoppen etcetera, helpt. aanval te stoppen. Verbale weerstand bieden, zoals een gesprek aangaan, onderhan-
Voor ambulante hulp kunnen slachtoffers terecht bij het maatschappelijk
Fysieke weerstand bieden blijkt in 32 tot 50 procent van de gevallen effectief om een delen, misleiden en afblaffen, blijkt in 14 procent van de gevallen effectief (Frenken,
werk, GGZ-ambulante hulp, zelfstandig gevestigde psychotherapeuten.
1995).
Voor residentiële hulp kunnen slachtoffers terecht bij de vrouwenopvang,
sen dicht op elkaar leven of werken (gevangenissen, schepen, een kleine woning), set-
GGZ-intramurale psychiatrie en herstellingsoorden.
tings waarin vrouwen ondervertegenwoordigd zijn, en traditionele gemeenschappen
We gaan hier op vier risicosituaties specifieker in, namelijk: in de hulpverlening, op het
waar conservatieve opvattingen heersen over mannelijkheid, vrouwelijkheid en seksua-
werk, in de sport en in het vrijwillige jeugdwerk.
verleners en oudere, mannelijke hulpverleners die persoonlijke problemen hebben
Vrouwenopvang (zoals Blijf-van-m’n-lijfhuizen)
(Bezemer, 1994). Daarnaast is er een groter gevaar voor het overschrijden van grenzen
vrouwelijke en 4 procent van de mannelijke werknemers heeft op het werk wel eens te
(vervolgt in kader bovenaan pagina 22)
Abortusklinieken
Medische en seksuologische hulp
maken gehad met seksuele intimidatie. Voor 10 procent was dat in de huidige functie
in hulpverleningssituaties waarin lichamelijk wordt gewerkt.
(Soethout & Sloep, 2000). In de gezondheidszorg is de kans op seksueel geweld relatief groter, omdat er veel buiten kantooruren gewerkt wordt en omdat het werk vaak plaatsvindt in afgesloten
8
jarigen willen werken indien:
aangescherpt. Zo’n verklaring wordt niet meer gegeven aan personen die met minder-
Begin 2007 zijn de regels voor de afgifte van Verklaringen omtrent het Gedrag (VOG)
Bezemer en Kuiper (1994) benadrukken dat seksuele intimidatie het meest voorkomt
des te minder komt het voor (NIA, 1993).
invloed. Hoe meer concreet beleid een organisatie voert tegen seksuele intimidatie,
kamers waar collega’s niet komen. Ook de omgangscultuur op het werk is van grote
Er is een groeiend aantal organisaties in het vrijwillige jeugdwerk en in de sport die zelf
sueel misbruik verplicht te stellen voor vrijwilligers die werken met jeugd en jongeren.
of het mogelijk is in wetgeving of in afspraken in de branche zelf de VOG omtrent sek-
Vrijwilligerswerk) is hierover in gesprek met het ministerie van Justitie. Zij gaan bezien
meen geen VOG gevraagd. Het NOV (Vereniging Nederlandse Organisaties
Deze regels gelden alleen voor betaald werk; voor vrijwilligerswerk wordt in het alge-
nen dat te zien is als voorteken van misbruik. Zoals het abnormaal veel aandacht
Verder blijkt uit het onderzoek van Cense (1997) dat sommige mannen gedrag verto-
antwoordelijkheid voor het seksueel misbruik kweekt (Cense, 1997).
vertrouwensband tussen sporter en trainer die loyaliteit en een gevoel van medever-
leven, hetgeen de afhankelijkheid van de trainer groot maakt. Vaak ontstaat er een
Topsporters zijn extra kwetsbaar, omdat de sport zo’n belangrijke rol speelt in hun
nooien, bij massages door de trainer, bij de trainer thuis en in de auto van de trainer.
Misbruik van kinderen en volwassenen in de sport vindt vooral plaats tijdens toer-
In de sport
schetsen als seksuele intimidatie (De Haas et al., 2007).
van de vrouwen in de afgelopen twee jaar gedrag meegemaakt dat we kunnen ken-
Nederlandse politie had in 2006 bijna de helft van de mannen en bijna tweederde
op arbeidsplaatsen die traditioneel door mannen worden gedomineerd. Bij de
• zij in de 20 jaar voorafgaande aan de aanvraag zijn veroordeeld tot een (on) voorwaardelijke gevangenisstraf / taakstraf vanwege zedendelicten; • zij twee of meer malen zijn veroordeeld tot een (on) voorwaardelijke gevangenisstraf / taakstraf vanwege zedendelicten; • zij in de 10 jaar voorafgaande aan de aanvraag één maal in de justitiële documentatie voorkomen met een voorwaardelijk sepot dan wel veroordeeld zijn voor een ande-
al tot deze verplichting zijn overgegaan (zie ook 4.2: risicosituaties in het vrijwillig
re straf dan een gevangenisstraf / taakstraf vanwege zedendelicten.
jeugdwerk).
ling hiervoor deskundig juridisch advies te vragen. Het is in seksueel-geweldzaken ook
Schadevergoedingszaken zijn vaak erg gecompliceerd; het verdient dan ook aanbeve-
cedure aanhangig maken.
ding vorderen van de pleger. Het slachtoffer moet (via een advocaat) als eiser de pro-
den gevoerd. In een civiele procedure kan het slachtoffer rechtstreeks schadevergoe-
de strafprocedure worden gevraagd, of er kan een afzonderlijke civiele procedure wor-
(kosten) als om immateriële schade (smartengeld). De schadevergoeding kan binnen
de pleger dit in beginsel vergoeden. Daarbij kan het zowel gaan om materiële schade
Wanneer het slachtoffer door het handelen van de pleger schade heeft geleden, moet
Schadevergoeding
procent van de meldingen is het slachtoffer een vrouw, in 30 procent een man. De
Seksuele Intimidatie treft jaarlijks gemiddeld 20 verschillende takken van sport. In 70
gistreerd. Het werkelijke aantal incidenten ligt echter zeker hoger.
NOC*NSF telefonisch meldpunt worden jaarlijks tussen de 80-100 meldingen gere-
De precieze aantallen van seksuele intimidatie in de sport zijn niet bekend. Bij het
tuur om seksuele intimidatie in de sport te voorkomen en waar nodig hulp te bieden.
Sportkoepel NOC*NSF heeft sinds 1996 in samenwerking met de bonden een struc-
ten ervaring met seksueel geweld in de sportomgeving.
porteerde 12 procent van de vrouwelijke atleten en 6 procent van de mannelijke atle-
geweld als er niet wordt gehoorzaamd. In Australisch onderzoek (Leahy, 2002) rap-
uitoefenen op niet-sportgerelateerde zaken, jaloezie vertonen en dreigen met fysiek
besteden aan de pupil, het zich zeer autoritair opstellen tegenover pupillen, controle
vaak mogelijk een schadevergoeding te vragen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
drempelige rechtshulp voor slachtoffers van seksueel geweld ontwikkeld (JOS-advoca-
In een aantal steden is eind jaren negentig bij wijze van proef gespecialiseerde laag-
Rechtsbijstand voor slachtoffers
een mannelijke begeleider beschuldigd (bron: www.watisjouwgrens.nl).
alle gevallen van seksuele intimidatie bij vrouwen/meisjes en mannen/jongens wordt
offers is 95 procent jonger dan 20 jaar en 60 procent zelfs jonger dan 16 jaar. In bijna
derde van alle meldingen bestaan uit deze laatste drie categorieën. Van deze slacht-
de aanrakingen tot aanranding, verkrachting en langdurig seksueel misbruik. Een
aard van de meldingen varieert van verbale intimidatie en niet-functionele of ongewil-
ten; Juridische Opvang Slachtoffers seksueel geweld). Het project is beëindigd, maar in
ging, is dit vaak gratis (alleen degenen die in het geheel niet in aanmerking komen voor
Plegers kunnen een beroep doen op een advocaat. Wanneer er sprake is van vervol-
Rechtsbijstand voor plegers
opgericht en bestuurd, en waar de activiteiten voornamelijk draaien op vrijwilligers.
voerd. Dit Plan van Aanpak gaat primair over die sectoren die door vrijwilligers zijn
Aanpak dat mede in opdracht van de NOV door onder andere MOVISIE wordt uitge-
slachtoffer worden van seksueel misbruik. De maatregelen staan in een Plan van
die zij willen nemen om te voorkomen dat kinderen binnen het vrijwilligerswerk het
9
Alkmaar, Rotterdam en Utrecht fungeren nog netwerken van JOS-advocaten.
In het vrijwillig jeugdwerk
Sinds 1 april 2006 hebben slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven in veel gevallen recht op gratis rechtsbijstand door een advocaat. Voorwaarde is wel dat er vervol-
In 2007 heeft de minister van Justitie, mede namens de minister voor Jeugd en
gefinancierde rechtsbijstand betalen hun advocaat zelf; degenen die wel in aanmerking
Als deze organisaties ook gebruikmaken van betaalde krachten, zal deze aanpak
Gezin en de staatssecretaris van VWS, de kamer geïnformeerd over de maatregelen
ging is ingesteld.
komen voor een toegevoegde advocaat, betalen geen eigen bijdrage). Plegers die in
organisaties die met en voor kinderen werken.
geïmplementeerd, kunnen deze worden overgenomen door andere (professionele)
ook op hen van toepassing moeten zijn. Nadat de maatregelen zijn uitgewerkt en
voorlopige hechtenis zitten krijgen altijd een gratis advocaat toegevoegd.
20
4.3 Slachtoffergroepen
Om te voorkomen dat daders van seksueel misbruik of grensoverschrijdend gedrag
een voorziening waar organisaties en slachtoffers/ouders met vragen terechtkunnen.
met mogelijk seksueel misbruik. Een protocol beschrijft de te nemen stappen. Er komt
Daarnaast gaat het om voorzieningen voor organisaties die zich geconfronteerd zien
mogelijk te garanderen.
maatregelen die organisaties moeten nemen om de veiligheid van kinderen zoveel
aan dienen te houden. De gedragsregels verwijzen naar een risicoprofiel en naar de
gers en beroepskrachten zich binnen organisaties van georganiseerd vrijwilligerswerk
Bij de preventie vormt de kern een set van gedragsregels die aangeven waar vrijwilli-
Het Plan van Aanpak bestaat onder meer uit preventie en repressie.
justitie.
teriaal tegen de verdachte is, wordt het dossier doorgestuurd naar de officier van
Als de recherche het onderzoek heeft afgerond en vindt dat er voldoende bewijsma-
die iets gezien of gehoord hebben.
de politie onder meer informatie uit medisch onderzoek en verklaringen van getuigen
de aangifte begint het politieonderzoek. Bij het vergaren van bewijsmateriaal gebruikt
lijke politieambtenaar te spreken over het seksueel geweld dat hen is aangedaan. Na
Jeugd- en zedenzaken. Sommigen geven er de voorkeur aan om met een vrouwe-
is gepleegd. Op een aantal politiebureaus bestaat een gespecialiseerde afdeling
In principe moet de aangifte plaatsvinden bij de politie in de gemeente waar het delict
moeten zijn die voorkomt dat mensen zonder enige vorm van onafhankelijke toetsing
Gelet op de verstrekkende gevolgen van plaatsing op zo’n lijst zal er een voorziening
zijn een vrijwilliger in dienst nemen.
referentielijst geplaatst. Aangesloten organisaties kunnen deze lijst raadplegen voordat
Openbaar Ministerie (OM), zoals de Aanwijzing kinderpornografie (2003), de
deel in de wet. Daarnaast zijn er richtlijnen die gelden voor de politie en het
het slachtoffer rechten en plichten binnen de strafprocedure. Deze staan voor een
over de vraag of er een strafzaak komt en wat daarin aan de orde komt. Wel heeft
Het slachtoffer is geen partij in de strafzaak, en heeft dus ook geen zeggenschap
zonder meer bij een andere vereniging aan de slag kunnen, wordt die persoon op een
(tuchtrecht) op die lijst worden geplaatst.
Aanwijzing slachtofferzorg (2004), de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake sek-
sueel misbruik (2005), en de Aanwijzing spreekrecht en schriftelijke slachtofferverkla-
ring (2005). Deze aanwijzingen geven onder meer aan hoe slachtoffers behandeld
moeten worden.
Vóór het 16e jaar is 19 procent van de vrouwen en 4 procent van de mannen slachtoffer
Er is een groot sekseverschil als het gaat om jeugdige slachtoffers van seksueel geweld.
Kinderen en jongeren
• hervonden herinneringen: herinneringen die gedurende lange tijd afwezig zijn en
• ritueel misbruik;
• herinneringen aan seksueel misbruik van voor het derde levensjaar;
worden. Hierbij gaat het om:
het College van Procureurs Generaal, om bij bijzondere zedenzaken ingeschakeld te
Op enkele typen slachtoffers gaan we hieronder specifieker in.
geworden van seksueel geweld. De gemiddelde leeftijd bij de aanvang van het misbruik
De Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken is in het leven geroepen door
is 10 jaar bij de vrouwen en 11 jaar bij de mannen (Bakker, 2006). Deze cijfers komen
De Expertisegroep bestaat uit ervaren zedenrechercheurs, klinisch psychologen, psy-
dan weer teruggevonden worden.
Ook bij andere aspecten zijn er duidelijke verschillen tussen meisjes en jongens. Meisjes
chiaters en pedagogen, en uit psychologen die gespecialiseerd zijn in functieleer.
overeen met die uit een onderzoek van De Graaf et al. (2005) onder jongeren tot 25 jaar. worden zowel bij de eerste geslachtsgemeenschap als bij de eerste anale seks veel
sen etnische herkomst en ongewenste seksuele ervaringen. Uit het onderzoek van
Er zijn ook grote verschillen tussen jongens en meisjes als het gaat om de relatie tus-
risico’s kleiner worden.
haald is. Met het ouder worden neemt de interactiecompetentie sterk toe, waardoor de
is zowel bij meisjes als bij jongens de kans relatief groot dat de jongere hiertoe overge-
dwang. Als de eerste geslachtsgemeenschap plaatsvindt op 13-jarige leeftijd of eerder,
De zogenoemde ‘jonge starters’ lopen extra risico om te maken te krijgen met seksuele
seks voor geld of een andere beloning (tegen 4 op de 1000 jongens).
Antilliaanse meisjes; 8 op de 1000 meisjes is wel eens gedwongen of overgehaald tot
Waarbij het vooral gaat om meisjes met een vmbo-opleiding, en om Surinaamse en
van de jongens). Eén op de vijf meisjes heeft wel eens gedwongen seks gehad.
vergoeding, geldt soms een langere termijn.
den niet automatisch uitgeput. Voor civiele procedures, zoals het vragen van schade-
Wanneer een zaak strafrechtelijk verjaard is, zijn daarmee de juridische mogelijkhe-
geworden.
hier gaat de verjaringstermijn pas lopen op de dag nadat het slachtoffer 18 jaar is
Uitzondering zijn zedenmisdrijven die zijn gepleegd jegens minderjarige slachtoffers,
De verjaringstermijn begint te lopen op de dag nadat het delict gepleegd is.
jaringstermijnen korter.
van 12 jaar. Wanneer het delict is gepleegd door een minderjarige dader zijn de ver-
zijn strafrechtelijk verjaard. De meeste zedenmisdrijven hebben een verjaringstermijn
Feiten die te lang geleden zijn gepleegd om nog tot een strafzaak te kunnen leiden,
Verjaring
vaker overgehaald of gedwongen dan jongens (18 procent van de meisjes en 4 procent
Diepenmaat et al. (2006) blijkt dat vooral Turkse (17.1 procent), Marokkaanse (10.4
hebben relatief vaak wel eens iemand gedwongen tot seksuele handelingen.
Marokkaanse en Turkse jongens zijn relatief vaak slachtoffer van seksuele dwang én
tievelijk 2.7 procent en 2.3 procent, voor Nederlandse meisjes is de kans 6.9 procent.
gens is de kans 2.2 procent, voor Marokkaanse en Turkse meisjes is de kans respec-
lopen op een ongewenste seksuele ervaring. Ter vergelijking: voor Nederlandse jon-
beroep uit te oefenen.
psychiatrisch ziekenhuis, verplichte daderbehandeling of een verbod om een bepaald
Naast straffen kunnen ook maatregelen worden opgelegd, zoals tbs, opname in een
vastgelegd welk beleid het OM hanteert bij het eisen van straffen.
gesteld is op ieder delict. In de beleidsregels van het OM is voor een aantal delicten
In het Wetboek van Strafrecht staat precies beschreven welke maximumstraf er
Straffen en maatregelen
procent) en Surinaamse/Antilliaanse (7.4 procent) jongens een relatief groot risico
Surinaamse en Antilliaanse meisjes worden volgens De Graaf et al. (2005) relatief
19
vaker gedwongen tot seksuele handelingen, maar dit verschil met andere groepen
10
7.3 Infrastructuur
8. (Keten)aanpak 8.1 Politie en Justitie
van) seksueel misbruik tussen cliënten en tussen cliënten en derden (niet hulpverlener
bracht, met daarin als bijlage opgenomen het ‘Format melding van (een vermoeden
Jongens worden vaker dan meisjes buiten het gezin misbruikt. Jongens praten zo
opleidingsniveau.
meisjes is volgens de onderzoekers volledig toe te schrijven aan het relatief lager
mogelijk nog moeilijker over hun ervaringen dan meisjes. De schaamte is bij hen gro-
zijnde) aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg’.
ter, onder meer omdat er in de samenleving minder aandacht is voor de kwetsbaar-
landelijke infrastructuur waarbinnen prioriteiten en taken gekoppeld zijn aan actoren en
geweld is een lappendeken. Uiteenlopende actoren doen wel van alles, maar er is geen
De infrastructuur rond onderzoek, ontwikkeling, preventie en aanpak van seksueel
Eén op de vier homojongens in het onderzoek van De Graaf et al. (2005:140) heeft
jongens worden vaker dan heterojongens gedwongen tot seks, ook voor het 12e jaar.
gebeurt en geacht worden actief te zoeken naar seksualiteit. Homo- en biseksuele
dat jongens en mannen flink moeten zijn, controle horen te hebben over wat er
heid van jongens. De ervaringen als slachtoffer staan bovendien haaks op het beeld
waarin samenwerking gefaciliteerd wordt.
Bepaalde patiënten- en cliëntengroepen blijken extra kwetsbaar voor seksueel mis-
Patiënten en cliënten
hier ervaring mee.1 Nisso Groep voor agendering van het thema en voor de ontwikkeling van de noodzake-
Op landelijk niveau zorgen met name MOVISIE (voorheen TransAct) en de Rutgers lijke kennis en instrumenten zoals methodieken en (beleids)richtlijnen. De uitvoering van preventieactiviteiten is momenteel vooral een zaak van lokale instel-
agressiegevoelens hebben (Bezemer, 1995).
een laag gevoel van eigenwaarde hebben en een lage acceptatie van de eigen
bruik. Dit geldt in het bijzonder voor jonge vrouwen die sterk op anderen zijn gericht, lingen zoals GGD’en, vrouwenorganisaties, migrantenorganisaties, onderwijs- en zorginstellingen. De landelijke overheid, die voorheen de verantwoordelijkheid had voor
Mensen met een handicap
slechts een paar van dergelijke centra. Zowel voor slachtoffers als voor plegers is lang
kinderen en volwassenen. Ondanks de breed onderschreven behoefte hieraan, zijn er
listische centra voor diagnostiek en behandeling van seksuele geweldsproblematiek bij
lening aan slachtoffers vertoont dan ook vele lacunes. Datzelfde geldt voor de specia-
gemeente of regio een beleidsprioriteit. De infrastructuur rond plegeraanpak en hulpver-
Op lokaal niveau is de wenselijke ketenaanpak van seksueel geweld lang niet in elke
onder andere moeilijkheden bij de diagnostiek, verschillende omschrijvingen voor
al., 2000). Onderzoekers komen tot uiteenlopende cijfers. Redenen hiervoor zijn
mensen met een verstandelijke handicap slachtoffer worden van misbruik (Douma et
Op basis van de literatuur is het niet mogelijk om precies aan te geven hoe vaak
1995).
van seksueel geweld vertoont 23 procent tekenen van eerder misbruik (Van Berlo,
van anderen en minder weerbaar zijn. Van de verstandelijk gehandicapte slachtoffers
sueel misbruik, omdat zij in hun dagelijkse bestaan in sterkere mate afhankelijk zijn
Mensen met een verstandelijke en/of fysieke handicap zijn extra kwetsbaar voor sek-
niet in alle regio’s voldoende gedifferentieerd hulpaanbod voorhanden. Ook voldoet niet
landelijke preventiecampagnes, doet op dit gebied niets meer.
al het hulpaanbod aan de gangbare kwaliteitseisen (adequaat, deskundig, toegankelijk,
seksueel misbruik en (verstandelijke) handicaps, en de gehanteerde onderzoeksme-
daardoor ook geen sterke onderhandelingspositie tegenover zorgverzekeraars, hulpver-
offers van seksueel geweld niet of amper georganiseerd als cliëntengroep. Zij hebben
offer van seksueel misbruik was geworden en dat bij 1,3 procent vermoedens
1,2 procent van de mensen met een verstandelijke handicap in twee jaar tijd slacht-
1995 (Van Berlo). De professionals bij wie het onderzoek was uitgezet, meldden dat
Het eerste en laatste landelijke (incidentie)onderzoek in Nederland werd verricht in
thode (De Belie, 2000).
veilig en afgestemd op de behoefte van de cliënt).
leners en overheid. Zelfhulpgroepen voor slachtoffers van seksueel geweld leiden door
bestonden. Het ging daarbij voornamelijk om mensen met een verstandelijke handi-
Doordat de problematiek is omgeven met schaamte- en schuldgevoelens zijn slacht-
gebrek aan structurele financiering en inbedding in een regionaal hulpaanbod een mar-
het WODC naar Marokkaanse kinderen (met name jongens) als slachtoffer van sek-
1
Brown bij
wordt. Deze informatie kan van belang zijn, zeker als er andere aangiften of meldingen
sueel misbruik en van jongensprostitutie. Deze resultaten zullen verwerkt worden in
11
in het buitenland lopen uiteen (zie Kersten, 2003). Zo blijkt uit een artikel van Turk en
datie zoals de inspectie die onderscheidt vielen hier niet onder. De prevalentiecijfers
cap die in een gezinsvervangend tehuis woonden. Verscheidene vormen van intimi-
ginaal bestaan (Höing & Pietersen, 2005).
Slachtoffers van seksueel geweld kunnen op het politiebureau terecht om aangifte te doen, voor een melding, maar ook voor advies. Bij een aangifte maakt de politie een proces-verbaal op en volgt een politieonderzoek. Bij een melding van seksueel geweld maakt de politie geen proces-verbaal op en vindt geen strafrechtelijke vervolging plaats
over dezelfde verdachte binnen komen. Een melding kan anoniem gebeuren of door
de volgende editie van dit factsheet.
In de loop van 2009 verschijnen de resultaten van een onderzoek in opdracht van iemand anders dan het slachtoffer. In een informatief gesprek vertelt de politie over de
van de dader. Voor de politie is et belangrijk dat seksueel geweld in ieder geval gemeld
juridische mogelijkheden en de vereisten voor het doen van een melding of een aangifte. Naast slachtoffers kunnen ook familie en vrienden terecht bij de politie voor vragen en advies. Daarnaast kan de politie verwijzen naar hulpverlening in de regio.
18
4.4 Gevolgen voor het slachtoffer
de bestudering van prevalentie-onderzoeken dat de cijfers verschillen van 8 procent tot 58 procent (in Douma et al., 2000). Een review artikel van McCarthy (2002) noemt cijfers van 61 procent, 83 procent en 79 procent (aangehaald in Kersten, 2003). De kans op chronisch en langdurig misbruik is bij mensen met een (verstandelijke) han-
7. Beleid en infrastructuur 7.1 Het beleid rond seksueel geweld
In de jaren zeventig van de vorige eeuw is het onderwerp seksueel geweld door de
vrouwenbeweging op de politieke agenda gezet. Seksueel geweld werd benoemd als
seksespecifiek geweld, waarvan in het bijzonder vrouwen het slachtoffer zijn. De
overheid gaf gehoor aan de roep om beleid en organiseerde in 1982 een grote con-
king tot prevalentie van misbruik tussen mensen met een lichamelijke en mensen zon-
lopen fors uiteen. Opvallend is dat niet in alle onderzoeken de verschillen met betrek-
buitenlandse onderzoeken. Ook deze cijfers zijn lastig met elkaar te vergelijken en
cap ontbreken (Van Berlo, in Kersten, 2003). Er zijn wel prevalentiecijfers uit diverse
Nederlandse prevalentiecijfers over misbruik van mensen met een lichamelijke handi-
gramma’s gericht op jongeren’. Twee jaar later, in 2001, volgt een ‘Nationaal
kabinetsnota ‘Bestrijding seksueel misbruik van kinderen: preventieactiviteiten/pro-
sueel geweld in het Nederlandse beleid vrijwel verdwenen. In 1999 verschijnt de
kindermishandeling. Gelijktijdig daarmee is de seksespecifieke benadering van sek-
In de loop van de jaren ’90 verschoof de aandacht van de overheid naar seksuele
In 1990 verscheen de nota ‘Bestrijding sexueel geweld tegen vrouwen en meisjes’.
Kijkduinconferentie).
ferentie over seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes (de zogenoemde
der een lichamelijke handicap significant zijn. De meeste onderzoeken lijken er echter
dicap groter dan bij andere mensen (De Belie, 2000).
op te wijzen dat mensen met een lichamelijke handicap een groter risico (1,5 tot 5
Actieplan Aanpak seksueel misbruik van kinderen (NAPS)’.
29 procent van de cliënten voelt zich onprettig bij opmerkingen en grappen die worden
onderzoeksresultaat.
grote Nederlandse GGZ-organisaties. Onderstaande cijfers geven een beeld van het
TransAct, heeft in 2000 onderzoek gedaan naar het seksualiteitsbeleid binnen drie
voor hernieuwd slachtofferschap (Höïng et al, 2003).
eel-misbruikervaringen in het verleden te hebben. Dit kan hen extra kwetsbaar maken
de GGZ en vrouwenopvang in Nederland. Een groot deel van de cliënten blijkt seksu-
gedaan van de behandeling van slachtoffers van seksuele intimidatie en/of misbruik in
De Rutgers Nisso Groep heeft in maart 2003 een inventarisatie en kwaliteitsevaluatie
Mensen binnen de psychiatrie
(Zie ook de notitie ‘Aanpak van seksueel geweld in Nederland’ (Meintser en Van
naal actieprogramma dat de bestrijding van seksueel geweld in al zijn vormen omvat.
ontwikkeld, maar het ontbreekt aan een integraal landelijk beleidskader en een natio-
delen, zoals vrouwelijke genitale verminking en kinderporno, wordt nog wel beleid
geweld. Het accent is geheel verschoven naar huiselijk geweld. Op specifieke onder-
Vanaf 2002 is het erg stil waar het gaat om aandacht van de overheid voor seksueel
Strafrecht (zie Glaser et al., 1991).
ontwikkelen. Ook werd misbruik door hulpverleners opgenomen in het Wetboek van
organisaties en beroepsverenigingen er niet meer omheen beleid rond dit thema te
ferentie over seksueel misbruik door hulpverleners. Na deze conferentie konden
geconfronteerd te worden met grensoverschrijdend gedrag of seksueel misbruik van
Organisaties binnen de GGZ en de gehandicaptenzorg lopen een relatief grote kans
Beek, 2006)).
In 1989 gaf het Ministerie van WVC (nu VWS) opdracht tot de eerste landelijke con-
maal) lopen op seksueel misbruik (Lammers, 2005).
7.2 Beleid van instellingen voor langdurige zorg
gemaakt over seks. 21 procent van de mannen en 39 procent van de vrouwen noemt dit het meest als gedrag dat hen een onprettig gevoel bezorgt. 24 procent van hen vindt medecliënten lichamelijk opdringerig. 17 procent van de mannen en 31 procent van de vrouwen noemt dit als gedrag dat hen een onprettig gevoel bezorgt. 17 procent laat medecliënten soms verder gaan dan men zou willen. 10 procent van de cliënten
een asielzoekers kenmerken het risico van geweld en het gevoel van onveiligheid van
in asielzoekerscentra. Uit het onderzoek blijkt dat de stressfactoren die het leven van
onderzochten in 2004 hoe vrouwen en meisjes (on-)veiligheid en bescherming beleven
Pharos - kenniscentrum vluchtelingen en gezondheid - en TransAct (nu MOVISIE)
Vluchtelingen/asielzoekers
• de fysieke inrichting van de instelling.
• de heersende cultuur
• de samenstelling van het personeel en/of de cliëntenpopulatie
beeld zijn:
op grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik vergroten. Dit kunnen bijvoor-
Daarnaast kunnen er op organisatieniveau risicofactoren aanwezig zijn die de kans
de risico’s daarvan voor zowel cliënten als medewerkers.
meldt dat verpleegkundigen zich grensoverschrijdend gedragen (Cense, 2000).
vrouwen vergroten. Ook uit ander onderzoek blijken vluchtelingen, asielzoekers en
(of door) medewerkers of cliënten. Dit vanwege de kwetsbaarheid van de cliënten en
mensen zonder wettig verblijf in Europa een groep te zijn die extreem kwetsbaar is voor
Seksualiteit moet geen losstaand onderdeel zijn van algemeen beleid in instellingen.
Om incidenten te voorkomen dient het ingebed worden in een breder bejegeningsbe-
seksueel geweld (IRCH, 2008).
van veiligheid, ondergraaft het zelfbeeld en het beeld dat het slachtoffer heeft van haar
nis. Vaak staat zij of hij letterlijk doodsangsten uit. Het geweld ondermijnt het gevoel
bestaan en extreem onbehagen. Het slachtoffer heeft geen controle over de gebeurte-
menten van een trauma in zich draagt: machteloosheid, acute ontwrichting van het
Geconfronteerd worden met seksueel geweld is een schokkende ervaring die alle ele-
het mag nooit’ en de circulaire ‘Melden misbruik in de gehandicaptenzorg’ uitge-
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft daarnaast de brochure ‘Het mag niet,
bij haar thematisch toezicht op de veiligheid van kinderen in leefgroepen.
ment tot veldnorm verklaard. De Inspectie Jeugdzorg benut het instrument bovendien
fundament’ (MOVISIE, 2005). De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft dit instru-
sueel misbruik, kunnen gebruik maken van het beleidsinstrument ‘Van incident tot
Instellingen die aan de slag willen met beleid rondom bejegening, seksualiteit en sek-
leid.
of zijn omgeving.
17
De gevolgen kunnen psychisch, somatisch en psychosomatisch van aard zijn. Bij de meeste slachtoffers zien we een combinatie daarvan. De ernst van de gevolgen is
12
6.2 Signaleren
een preventieaanbod voor slachtoffers van loverboys op gang gekomen (Van Dijke et
aliteit’ en een terugvalpreventieproject. In de jeugdhulpverlening is de ontwikkeling van
een aanbod, ontwikkeld door de Rutgers Nisso Groep. Het omvat een ‘taakstraf seksu-
en/of te laat gesignaleerd worden (Plemper, 2005). Voor jeugdige daders bestaat er wel
gers bij professionals zoals huisartsen en leerkrachten, waardoor plegers te weinig
is er wel al het een en ander. Een groot probleem is het gebrek aan kennis over ple-
Geïndiceerde preventie voor plegers staat nog in de kinderschoenen, voor slachtoffers
(Rich et al., 2005) en plegers van seksuele delicten vaak meerdere slachtoffers maken.
schiedenis rapporteren (Nicolaï, 2003).
met ernstige dissociatieve stoornissen veel seksueel en fysiek geweld in hun voorge-
trische patiënten blijkt dat 80 procent van de borderline patiënten en de patiënten
ervaringen en dus niet meteen hulp vragen en krijgen. Uit onderzoek onder psychia-
klachten verergeren bovendien vaak doordat slachtoffers jarenlang zwijgen over hun
geweld en de specifieke omstandigheden rond het geweld en het slachtoffer. De
plaatsvond, de relatie van het slachtoffer met de pleger, de ervaren opvang na het
afhankelijk van de ernst en duur van het geweld, de leeftijd waarop het geweld
Gevolgen bij verstandelijk gehandicapte slachtoffers
als van het slachtoffer, signalen van seksueel geweld herkennen en weten hoe zij moe-
van groot belang dat omstanders en professionals zowel in de omgeving van de dader
geweld maken het moeilijk voor slachtoffers het geweld bespreekbaar te maken. Het is
niet lastig willen vallen met hun probleem en bagatellisering van het ervaren seksueel
lens van schaamte en schuld waardoor niet snel hulp wordt gevraagd. Angst, anderen
Seksueel geweld is een moeilijk bespreekbaar onderwerp. Slachtoffers ervaren gevoe-
Verder kan het misbruik de bestaande beperking verergeren. Ook blijkt uit de litera-
afhankelijkheid van derden) vaker langer duurt dan bij mensen zonder beperking.
Ook is bekend dat het misbruik bij mensen met een beperking (door hun blijvende
ker verwerken en integreren in hun leven.
om copingsmechanismen te hanteren en kunnen ze traumatische ervaringen moeilij-
cognitieve, sociale en emotionele beperkingen. Hierdoor is het voor hen moeilijker
Mensen met een verstandelijke beperking hebben een beperktere ‘ik-ontwikkeling’ en
kunnen worden verzwaard door hetgeen de beperking met zich meebrengt.
al., 2006). De vrouwenopvang biedt weerbaarheidcursussen voor haar cliënten aan.
Misbruik heeft bij kinderen en volwassenen met een (verstandelijke) beperking
ten handelen. Hoe beter zij kunnen signaleren, des te eerder en adequater kan het
tuur dat er bij slachtoffers met een verstandelijke beperking vaker sprake is van
dezelfde gevolgen / problemen als bij niet-gehandicapte personen. Maar de gevolgen
geweld worden aangepakt.
gedragsproblemen (Belie, 2000; Douma, 1998).
De termen dader en pleger worden in het spraakgebruik vaak door elkaar gehaald,
Het is belangrijk dat een professional signalen van seksueel geweld kent, herkent en
5. Plegers
analyseert. Van daaruit kan een vermoeden van geweld concreet worden onderbouwd. Signaleren begint met: kennis van zaken, gevoelig zijn voor mogelijke signalen, een open houding, goed kunnen observeren en het lef om seksueel geweld bespreekbaar te maken. ‘Het slachtoffer’ bestaat niet. Iedereen reageert anders op seksueel geweld.
maar er is een verschil. Van dader spreken we als het seksueel geweld juridisch is
Veel professionals vinden het lastig om seksueel geweld tijdig te signaleren. Drempels
aangetoond, in andere gevallen hanteren we de term pleger.
Het onderzoek ‘Seksuele Gezondheid in Nederland 2006’ geeft statistische kenmer-
die professionals ervaren zijn:
5.1 Statistische kenmerken
˙ Tijdsdruk ˙ Moeite om te praten over seksueel geweld ˙ Terughoudend: wat brengt vraag te weeg bij slachtoffer?
• Plegers zijn meestal mannen, ook als het om een mannelijk slachtoffer gaat. Bij
slechts 10 procent van de mannen die in hun jeugd zijn misbruikt was de pleger
ken van plegers, gebaseerd op informatie die verstrekt is door slachtoffers.
een vrouw of een groep meisjes; bij 30 procent van de volwassen mannen die zijn
˙ Angst om te beledigen of iemand vals te beschuldigen ˙ Ervaren onmacht om probleem op te lossen
˙ Twijfel of slachtoffer de waarheid spreekt/ blaming the victim ˙ Pleger is ook patiënt/cliënt
misbruikt, was de pleger een vrouw.
vage kennis (15 procent). Bij mannelijke slachtoffers is de pleger vaak een buurtge-
slachtoffers is de pleger vaak de partner of ex-partner (21 resp.16 procent) of een
• Het merendeel van de plegers is een bekende van het slachtoffer. Bij vrouwelijke
˙ Angst voor agressie ˙ Eigen ervaringen met seksueel geweld
˙ Frustratie: gegeven adviezen worden niet opgevolgd ˙ Gebrek aan kennis en verwijsadressen
heeft, is daarbij een voorwaarde. Een vermoeden van geweld kan getoetst worden bij
onderzoeken. Kennis van de rol en handelingsmogelijkheden die een professional
Bij een vermoeden van seksueel geweld is het van belang dat vermoeden nader te
genoemd.
procent). In 14 procent is de vader de pleger, een ander familielid wordt niet
een buurtgenoot (32 procent), een vage kennis (19 procent) of ‘iemand anders’ (46
(32 procent) of een buurtgenoot (23 procent). Jongens zijn vooral slachtoffer van
• Meisjes zijn vooral het slachtoffer van hun vader (19 procent), een ander familielid
noot (25 procent), vage kennis (23 procent) of ‘iemand anders’ (21 procent).
collega’s. Ook bij het AMK of een ASHG kan men terecht voor advies of een melding.
13
MOVISIE heeft kerncompetenties gemaakt die aangeven wat een professional moet
Hetzelfde onderzoek bevat gegevens over plegers die zelf aangaven ooit iemand
kennen en kunnen als het gaat om het signaleren en handelen bij geweld. Het zijn omschrijvingen van de benodigde kennis en vaardigheden voor opleidingen. De compe-
gedwongen te hebben tot iets seksueels. Van de mannen van Nederlandse afkomst
rapporteert 3,8 procent ooit wel eens iemand gedwongen te hebben tot seksueel
tenties zijn verdeeld in signaleren, handelen, samenwerken en evalueren.
16
5.2 Achtergronden
procent van de mannen van Turkse of Marokkaanse afkomst en 8,2 procent van de
gedrag, tegen 10.6 procent van de mannen van Surinaams/Antilliaanse afkomst, 8,2
eel-agressieve of deviante tendenties, waarna onder invloed van situationele factoren
toren leiden in die opvatting tot de ontwikkeling van een persoonlijkheid met seksu-
tie. Universele preventie is gericht op de gehele bevolkingspopulatie, bijvoorbeeld
Preventieactiviteiten zijn in te delen in universele, selectieve en geïndiceerde preven-
een seksueel delict kan optreden.
6. Preventie en vroegtijdige signalering
door publiekscampagnes en het vergroten van de veiligheid van openbare ruimten.
Selectieve preventie is gericht op risicogroepen, die door persoonlijkheidskenmerken,
Van de plegers die iemand met een verstandelijke handicap misbruikten, is 94 procent
zijn gekomen, bijvoorbeeld eerder in aanraking zijn gekomen met misbruik, hetzij als
Geïndiceerde preventie is gericht op individuen die reeds in een risicozone terecht
hoogd risico lopen om pleger dan wel slachtoffer te worden van seksueel geweld.
6.1 Preventie
mannen afkomstig uit Indonesië. Hierbij moeten we opmerken dat het in het onderzoek om kleine aantallen gaat. Uit politieregistraties blijkt dat het aantal minderjarige daders van seksuele delicten flink stijgt. In 1990 ging het nog om 311 jongens die door de politie zijn verhoord, in 1999 om 898 jongens (Van Wijk, 2000). De toename loopt parallel met de niet-seksuele criminaliteit van jongens. Het is niet bekend om hoeveel allochtone en autochtone jon-
man en 6 procent vrouw. In 36 procent is de pleger zelf ook een verstandelijk gehandi-
gens het gaat.
capte, in 33 procent is de pleger iemand uit de thuissituatie van het slachtoffer, in 16
pleger, hetzij als slachtoffer.
kenmerken van de omgeving en/of hun sociale positie of gezinsachtergrond een ver-
procent is de pleger een professioneel personeelslid, in 1,4 procent een ander perso-
Daarnaast is nog een aantal andere factoren van toepassing. Minder cognitieve en
cofactoren om slachtoffer te worden, geldt ook als risicofactor om pleger te worden.
Een aantal van de bij slachtoffers met een verstandelijke beperking weergegeven risi-
(Van Berlo, 1995).
onder meer aandacht vroeg voor seksuele kindermishandeling.
Begin 2007 is via de radio en televisie een publiekscampagne (SIRE) uitgevoerd die
natuurlijk, maar niet vanzelfsprekend’, gericht op jongens en mannen, uitgevoerd.
Van 1991 tot 1995 is door de landelijke overheid de publiekscampagne ‘Seks is
Universele preventie
neelslid en in 13,6 procent van de gevallen is er een andere of een onbekende dader
sociaal-emotionele mogelijkheden, waaronder een negatief zelfbeeld, verminderde
kan samenhangen met beperkingen bij de cliënt, maar ook met ontoereikende onder-
kan internaliseren), kan het gevolg zijn dat hij grensoverschrijdend gedrag laat zien. Dit
cofactoren. Als een cliënt niet leert wat wel en niet kan op seksueel gebied (of dit niet
en GGD’s preventieprogramma’s ontwikkelen om met name de weerbaarheid van
Riagg’s, de toenmalige Rutgers Stichting, het vroegere TransAct en NIZW, de Fiom
In de jaren negentig van de vorige eeuw gingen diverse instellingen, waaronder
Selectieve preventie
gewetensfunctie, beperkt inlevingsvermogen en een beperkte impulscontrole, zijn risi-
steuning vanuit de omgeving.
kinderen te vergroten. Een goed voorbeeld daarvan zijn de Marietje Kessels of daar-
op gebaseerde programma’s. In dezelfde periode kwam vooral vanuit de forensische
machtig te voelen, een zeer laag gevoel van eigenwaarde, geen inlevingsvermogen en
Factoren die een rol spelen bij het plegen van seksueel geweld zijn: de behoefte zich
psychologische kenmerken, psychiatrische ziektebeelden en criminele geschiedenis.
combinatie hiervan. De plegers verschillen ook sterk in ontwikkelingsachtergrond,
tact, seksuele motieven en vrouwenhaat tot algemene agressieve tendenties of een
2002). De psychologische motieven variëren van machtsmotieven, behoefte aan con-
plegers van seksueel geweld zeer divers zijn: ‘de’ verkrachter bestaat niet (Frenken,
Uit onderzoek in de laatste twintig jaar is gebleken dat motieven en achtergronden van
Daarnaast voeren diverse sectoren hun eigen preventiecampagnes. De sportsector
en weerbaarheidstrainingen aan vrouwelijke bewoners van asielzoekerscentra.
voorlichting huiselijk en seksueel geweld aan deelnemers van inburgeringstrajecten
worden van gedwongen prostitutie. MOVISIE geeft trainingen aan het COA over
jes, allochtone vrouwen en meisjes, vrouwen en meisjes die slachtoffer dreigen te
fysiek gehandicapte en verstandelijk gehandicapte vrouwen/mannen/jongens/meis-
Sinds kort worden ook programma’s ontwikkeld voor specifieke doelgroepen zoals
jongens.
potentiële daders’ ontwikkeld zoals Rots en Water, de Marietje Kessels-versie voor
ontwikkelen en werden in het onderwijs preventieprogramma’s voor jongens ‘als
seksuologie een sterke impuls om plegerhulpverlening (als vorm van preventie) te
inadequate sociale en relationele vaardigheden. Van Beek (1999) heeft drie typen ver-
voert bijvoorbeeld campagne om sporters en coaches te wijzen op gedragsregels ter
voorkoming van seksuele intimidatie. De preventie van seksuele intimidatie (soms
krachters uitgewerkt in drie delictscenario’s:
uitgebreid tot ‘machtsmisbruik’) op de werkvloer is een taak van de werkgevers
1. De seksualiserende verkrachter die niet op een sociaal aanvaardbare manier met vrouwen (seksueel) contact kan aangaan, een negatief zelfbeeld heeft en zich iso-
geworden.
leert van zijn omgeving. rieure houding en gerichtheid op directe behoeftebevrediging.
2. De antisociale verkrachter, die gekenmerkt wordt door agressie en dwang, een supe-
Geïndiceerde preventie
Geïndiceerde preventie is noodzakelijk, omdat slachtoffers van seksueel geweld een
met seksueel geweld en seksuele intimidatie, hetzij als pleger, hetzij als slachtoffer.
Geïndiceerde preventie is gericht op mensen die al eens te maken hebben gehad In de nieuwe theoretische modellen gaat men uit van geïntegreerde biologische,
agressieregulatie, een negatief zelfbeeld en een grote gevoeligheid voor afwijzing.
3. De wraakzuchtige verkrachter, bij wie sprake is van een ernstige stagnatie in de
psychosociale, sociaal-culturele en situationele factoren (zie Frenken, 2002).
grotere kans hebben om (nogmaals) slachtoffer te worden van seksueel geweld
15
Biologische processen, negatieve ervaringen in de opvoeding en sociaal-culturele fac-
14