24e jaargang nr. 3 oktober 2012
24e JAARGANG nr. 3
oktober 2012
Vereniging Oud - Scherpenzeel
Van de Bestuurstafel ........................................................................... 3 Uitnodiging Ledenbijeenkomst ........................................................... 4 Accordeonvereniging Fortissimo ........................................................ 5 De Spaanse Griep in Scherpenzeel .................................................... 11 “Uit grootvaders tijd” ....................................................................... 20 Jacoba van Ravenhorst (1841-1938), een oude tante met veel familie ............................................................................................... Van de Redactie ................................................................................ 29 Leerzame wandeling over Breeschoten ............................................ 30 Susan Flatness op zoek naar haar roots in Scherpenzeel. ................ 31
De kopij voor het decembernummer dient uiterlijk zaterdag 17 november a.s. te zijn ingeleverd bij de redactie.
Omslagfoto: Op de foto zijn o.a. te zien: Dirk Vlaanderen, Gerrit van de Peut, Jan Westeneng, Ab Schouten, Gert van Wolfswinkel, Truus en Jopie de Leeuw, Melia Harthoorn, Jannie van Beek, Geert Valkenburg, Co van de Weert en Jan Harthoorn.
2
VAN DE BESTUURSTAFEL Na de rustige zomermaanden gaat het verenigingsleven weer van start. Dat geldt ook voor onze vereniging. Op 8 september jl. werd de Open Monumentendag georganiseerd door de gemeente Woudenberg. Deze dag wordt bij tourbeurt georganiseerd door de gemeenten Woudenberg, Renswoude en Scherpenzeel. Men kon o.a. de voormalige ridderhofstad Geerestein en de toren bij boerderij Klein Geerestein bezoeken. Voorts was er gelegenheid een fietst- en een wandeltocht te maken langs historische plekjes in Woudenberg. Op 15 september was onze vereniging vertegenwoordigd bij ‘Ondek Actief Scherpenzeel‘ in het Kulturhus de Breehoek. Op zaterdag 20 oktober a.s. is er weer een OPEN HUIS in het documentatiecentrum in het Koetshuis. Van 10.00 uur tot 17.00 uur bent u welkom. Het thema op deze dag is Huize Scherpenzeel en het bijbehorende park. In het Koetshuis wordt daarvoor een tentoonstelling ingericht. Ook heeft u gelegenheid om foto’s te bekijken van schoolklassen, verenigingen, dorpsgezichten enz. of nagaan wie uw voorouders waren op de afdeling genealogie. Op de zolder zijn oude gebruiksvoorwerpen te bekijken. Loopt u vrijblijvend binnen. De koffie staat klaar. In de tweede helft van september zijn de groepen 7 van de basisscholen uit Scherpenzeel in het kader van het leerlingenproject ‘Van Luchtkasteel tot Dassenburcht’ om beurten op bezoek geweest in het Koetshuis (foto). Op 23 oktober a.s. wordt de ledenbijeenkomst gehouden in Partycentrum Boschzicht. Zie de uitnodiging hiervoor elders in het blad. Namens het bestuur wens ik u veel leesplezier. Wim Schimmel, voorzitter. 3
UITNODIGING LEDENBIJEENKOMST Op dinsdagavond 23 oktober a.s. bent u van harte welkom op de ledenbijeenkomst in Partycentrum Boschzicht, aan de Burg. Royaardslaan 4. Aanvang 19.30 uur. Op deze avond zal ons bestuurslid Wim van den Berg u een aantal foto’s laten zien van winkels, winkeliers en dorpsgezichten in Scherpenzeel uit vroeger tijden. Het eerste deel van zijn presentatie heeft u kunnen zien op de vergadering in februar jl. Vanavond toont hij u het vervolg. Het is bijzonder interessant te zien hoeveel er in ons dorp is veranderd c.q. verdwenen. Het is een proces dat doorgaat en waar wij als historische vereniging aandacht aan besteden. Al enkele jaren laten wij u op de ledenbijeenkomst kennis maken met instanties/verenigingen waar wij regelmatig contact mee hebben. Ditmaal hebben wij de heer Frans ter Maten uitgenodigd. Laatstgenoemde is directeur Landschap Erfgoed Utrecht, geboren en getogen in Leusden. De titel van zijn lezing luidt: ‘Als je weet wat je ziet, krijgt alles waarde’. Frans ter Maten zal een verhaal houden over de verschillende landschappen van de provincie Utrecht. In vogelvlucht neemt hij de luisteraars onder anderen mee langs de cope-ontwikkeling in de Lopikerwaard, de fruitdijken langs de Hollandse IJssel, de veenweidegebieden met karakteristieke geriefhoutbosjes, langs de lommerrijke Vecht met haar Buitenplaatsen, over de Utrechtse heuvelrug met heide, boscomplexen en pannenkoekenrestaurants, over de Eempolder met de bijna vergeten rivier de Eem, door het gebied van de Krommerijn en langs de Langbroekerwetering met haar landgoederen, eindigend in de Utrechtse Vallei. Het wordt geen wetenschappelijk verantwoord verhaal, maar verhalend vanuit de vele ervaringen die hij in de loop der jaren heeft opgebouwd. Helaas voor de liefhebbers van mooie plaatjes, er worden geen beelden bij vertoond, de fantasie van de luisteraar moet het werk doen. Wij denken dat het voor u een interessante avond wordt. Ook niet leden zijn welkom. Vanaf 19.00 uur is de zaal open en staat de koffie/thee voor u klaar. Graag tot ziens op 23 oktober. 4
ACCORDEONVERENIGING FORTISSIMO Scherpenzeel heeft een rijk en zeer gevarieerd verenigingsleven. Dat dateert van jaren her, want al in 1919 telde ons dorp meer dan vijfendertig verenigingen, variërend van politieke kiesverenigingen tot vakvereningingen en, zoals het een agrarisch dorp betaamt, ook een geitenfokvereniging. De oudste vereniging in dat jaar was “Het leesgezelschap te Scherpenzeel” dat al in 1813 was opgericht en waarvan bovenmeester Verkerk nog enige tijd bestuurslid is geweest. Veel oude verenigingen zijn ter ziele gegaan, andere zijn later opgericht. De komende tijd willen we de herinneringen aan enkele in de vergetelheid geraakte verenigingen ophalen. Daarbij maken we graag gebruik van de kennis die oud-leden nog paraat hebben, omdat schriftelijke informatie vaak beperkt is. Deze keer staat in deze rubriek accordeonvereniging Fortissimo centraal. De officiële oprichtingsdatum van Fortissimo was 17 september 1951, maar daarvoor werd er al sinds 1947 accordeon gespeeld door een groepje jongeren in de zaak van bakker Verweij aan het Oosteinde. Op zaterdagavonden organiseerde hij activiteiten voor de Scherpenzeelse jeugd in een kamer naast de winkel. Voordien werd de woonkamer hiervoor gebruikt. Het echtpaar Verweij was erg betrokken bij de jeugd en vooral bij de ‘boerenjeugd’. Je kon bij Verweij ook een kroketje trekken uit de automatiek in de voorgevel van de winkel. Verweij was initiatiefnemer bij de oprichting van Fortissimo, wat ‘steeds hoger’ betekent. Het doel van de vereniging werd in het huishoudelijk reglement als volgt geformuleerd: ’… als liefhebberij te musiceren en de resultaten zo mogelijk in twee winteruitvoeringen te laten horen.’ Het eerste dagelijks bestuur bestond uit voorzitter Jacobus (Co) v.d. Weert, secretaris Gerrit v.d.Peut en penningmeester Geert Koudijs. De eerste dirigent van Fortissimo was W.van Oudenalder uit Utrecht, hij verzorgde de accordeonlessen en voorzag de leden van een 32 bas accordeon, die in wekelijkse termijnen werd afbetaald (inclusief lesgeld), zodat je het instrument na ongeveer een jaar in eigendom kreeg. De belangstelling voor de accordeonvereniging was in de beginperiode groot en het aantal leden groeide dan ook gestaag tot ongeveer 25 accordeonisten. Onder het 5
motto ‘Eerst leren, dan kopen’ werd een testcursus van drie maanden gegeven. In groepjes van ongeveer vijf accordeonspelers werd per week één les gegeven. Overigens waren er ook leden van Fortissimo die zonder een noot te kunnen lezen zichzelf bekwaamden in het spelen op een accordeon. Van Oudenalder kwam met de bus vanuit Utrecht naar Scherpenzeel. De oefenruimte bij bakker Verweij was al snel te klein. Een korte periode werd er geoefend in de sigarenfabriek van Co van de Weert aan de Willaerlaan en ook het gebouwtje Bethel aan de Dorpsstraat heeft als repetitielokaal van Fortissimo dienst gedaan. Er werden plannen gesmeed om een eigen oefenlokaal te bouwen. Achter het toenmalige café Marktzicht (nu De Kromme Hoek) werd een geschikte locatie gevonden. Tegen het luttele bedrag van 5 gulden per vierkante meter werd in 1955 van Albertus van de Veer en zijn echtgenote, eigenaren van de grond en van Marktzicht, een perceel van 125 m2 gekocht. Voor de koop en de bouw van het clublokaal (foto) werd 3000 gulden geleend van Jacob van Wolfswinkel uit Maarsbergen, die ook lid was van Fortissimo. Uit eigen middelen werd 2500 gulden bijgedragen. Kort daarvoor was op 18 mei 1955 Koninklijke Goedkeuring verleend aan Fortissimo. In die tijd was het niet noodzakelijk dat verenigingen statuten hadden in de vorm van een notariële akte, maar kon ook Koninklijke Goedkeuring worden aangevraagd. Werd de aanvraag gehonoreerd dan betekende dit dat de vereniging als rechtspersoon werd erkend. Na Van Oudenalder is de heer Arie van Engelen uit Zeist tot 1957 dirigent van Fortissimo geweest. Hij gold als een van de topdirigenten van Nederland in die tijd en hij stimuleerde Fortissimo om haar naam eer aan te doen door steeds hoger te gaan spelen. Henk van de Hoeff (foto) werd in 1955 op 8-jarige leeftijd lid van Fortissimo, hij kreeg zijn opleiding van Van Engelen. 6
e
1 prijs Henk van de Hoeff bij solistenconcours.
De uitvoeringen van Fortissimo werden in de regel goed bezocht, want vaak kwamen meer dan 200 belangstellenden op zo’n avond naar Fortissimo luisteren. Fortissimo hulde zich voor de gelegenheid in mooie roodbruine uniforme kleding met witte blouses en bijpassende hoedjes. Voor de muziek waren fraaie standaards met een (Scherpenzeelse) lelie gemaakt. Wekelijks werd er een avond gerepeteerd van 7 uur tot 10 uur. Het repertoire bestond vooral uit vrolijke muziek die door de dirigent werd uitgekozen. Van componist Jacques Offenbach werden veel melodieën gespeeld. Zeker in de beginperiode was het repertoire beperkt en niet avondvullend. Soms stond een uitvoering in het teken van een bepaald thema zoals de voorstelling “Een reis door de wereld” waarvoor aangepaste kleding werd gedragen. Na de pauze volgde meestal een optreden van een toneelvereniging uit de omgeving. In oktober 1957 verzorgde Fortissimo een perfecte muzikale uitvoering in Boschzicht, waarbij met name de jeugdleden Cockie van Elst, Gerda Bakker en Henk van de Hoeff de handen van het publiek op elkaar kregen met hun uitvoering van het muziekstuk ‘American Petrol’. Ook de begeleiding op de piano van mevrouw BoomMolleman oogstte veel applaus. Inmiddels was er een nieuwe dirigent, de heerBernard (Bert) Pot uit Amersfoort. Hij trouwde later met Dini Hofland, eerste accordeonist bij Fortissimo. Zijn dit jeugdige Fortissimo-leden Weet iemand van u wie dit zijn?
Dini kwam uit Leusden en woonde op een boerderij aan het Valleikanaal. Bert en Dini fietsten vaak samen van en naar Scherpenzeel… Ook Dini’s broer Dick was lid van Fortissimo. Organisatorisch viel er echter nog wel het een en ander te verbeteren, want doordat er geen strak tijdschema werd gehanteerd kon toneelvereniging ‘Antonpark’ uit Zeist het toneelstuk ‘Het spook van Canterville’ dat na de pauze werd opgevoerd 7
niet tot en met het laatste bedrijf op de planken brengen. Vanwege het respecteren van de zondagsrust moest het toneelspel kort voor het eind worden afgebroken, omdat het sluitingsuur was aangebroken. Daardoor miste het publiek de ontknoping van het verhaal. Co van de Weert, Melia Harthoorn en Jopie de Leeuw.
Het jaar daarop werd weer een uitvoering gegeven. De avond werd na de herkenningsmelodie ‘Anchors away’ geopend door Gerrit van de Peut die de voorzittershamer had over-genomen van Van de Weert. Van de Peut heette het publiek van harte welkom, in het bijzonder burgemeester Hoytema van Konijnenburg die vaak acte de presence gaf tijdens uitvoeringen. Muzikaal beantwoordde de uitvoering niet aan de hooggespannen verwachtingen. Pianobegeleiding ontbrak en in de verschillende muziekstukken waren dissonanten te horen. Slagwerker Dirk Vlaanderen was voor een optreden vaak erg nerveus. Daarom nam hij vaak een paar borreltjes vooraf met als gevolg dat hij weleens mis sloeg op de grote trom of uit de maat raakte. Gelukkig vergoedde een uitstekende opvoering van toneelverenging N.A.O. uit Veenendaal veel. Maar ook jeugdlid Cockie van Elst vertolkte op fantastische wijze het stuk ‘Les Patineurs’ op haar accordeon. Dit werkte blijkbaar inspirerend op de oudere leden die daarna ‘La Comparsa’ en vervolgens nog enkele lichtere stukken op acceptabele wijze speelden. Inmiddels bedienden meerdere Fortissimo-leden zich van de meer geavanceerde 80 of 120 bas accordeons. Jongelui achterin de zaal waren helaas rumoerig waardoor ‘de Sociëteitszaal (in Boschzicht) meer leek op de Eierhal op woensdagmorgen dan op een zaal waar een muziekuitvoering wordt gegeven’, aldus de verslaggever van De Holevoet. Ook buitenshuis werd soms een optreden verzorgd, waarbij men per bus en T-Ford reisde naar de plaats van bestemming. Enkele leden van Fortissimo traden in een klein groepje wel eens op bij de P.J.G.U. en Gerrit van de Peut was als amateur-entertainer 8
in te huren op feesten en partijen, waarbij hij naast accordeonspel het publiek vermaakte met grappen en grollen. Toen het weer na een optreden op een bruiloft zo slecht was dat Gerrit niet meer naar huis kon, heeft hij de nacht doorgebracht op de slaapkamer bij het bruidspaar… Solisten tijdens uitvoeringen van Fortissimo waren naast de eerder genoemde jeugdleden ook Rietje Krop en Dini Hofland.
Melia Harthoorn en Ans Steinmann (rechts).
Het accordeonspel werd soms gecombineerd met zang van de leden Melia Harthoorn en Ans Steinmann. Andere Scherpenzeelse leden van Fortissimo waren o.a. : Jan Harthoorn, Johan en Jannie van Ginkel, de zusters Nora, Truus en Jopie de Leeuw, Jan Westeneng, Ab Schouten, Geert Valkenburg en Jan Bakker de slager. Vanwege de toenemende belangstelling voor de optredens van Fortissimo werd in 1959 de uitvoering in de Eierhal gehouden en werd door ‘De Rederijkers’ uit Amersfoort een toneelstuk opgevoerd. Om de clubkas te spekken werd in hetzelfde jaar een bazaar georganiseerd in de Eierhal, de opbrengst bedroeg 3000 gulden. Fortissimo wilde het orkest uitbreiden tot amusementsorkest, zodat ook gitaar- en mandolinespelers konden toetreden, terwijl ook slagwerkers werden uitgenodigd zich aan te melden bij de vereniging. De voorgenomen uitbreiding van het orkest met andere instrumenten had alles te maken met het teruglopende ledenaantal. Het gewenste resultaat bleef helaas uit. Op woensdagavond 15 februari 1961 werd een volgende winteruitvoering gegeven. Er werd van de gebruikelijke zaterdagavond afgeweken om alle donateurs beter in de gelegenheid te stellen het optreden bij te wonen. Het bleek de laatste uitvoering te zijn geweest. 9
V.l.n.r.: Gerrit van de Peut, Ab Schouten, Dini Hofland, Geert Valkenburg, Co van de Weert, Jannie van Beek en andere Fortissimo-leden tijdens een uitvoering.
De nieuwe wegen die waren ingeslagen konden helaas niet voorkomen dat op 6 maart 1962 in een buitengewone ledenvergadering besloten moest worden dat accordeonvereniging Fortissimo werd opgeheven. Het clubgebouw met bijbehorende grond werd voor 5902 gulden aan de gemeente Scherpenzeel verkocht. Opmerkelijk bij deze verkoop was dat de oppervlakte van het terrein kennelijk was gegroeid van 125 m2 tot 215 m2, zo blijkt uit de koopakte. Van de opbrengst werd de in 1955 gesloten lening afgelost. Het restbedrag werd onder de overgebleven leden verdeeld. In 1963 heeft het Fortissimo-gebouwtje tijdelijk dienst gedaan als noodpostkantoor en werd er drie avonden per week lesgegeven door de nijverheidsschool. Hetzelfde jaar nog verkocht de gemeente het pand aan de Raiffeisenbank. Later is peuterspeelzaal de Mijlpaal erin gehuisvest geweest, daarna heeft aannemer Piet Osnabrugge in 1990 het gebouwtje gekocht en het gesloopt om er een woonhuis te bouwen. Met dank aan Gerrit van de Peut, Ans Steinmann en Henk van de Hoeff die een belangrijke bijdrage hebben geleverd bij de totstandkoming van de beschrijving van de geschiedenis van Fortissimo. Wim van den Berg
10
DE SPAANSE GRIEP IN SCHERPENZEEL In het eerste nummer van deze jaargang schreef Piet Valkenburg een verhaal over het Rampjaar 1672, het jaar waarin Frankrijk, Engeland en de bisdommen Keulen en Münster de Republiek der Nederlanden de oorlog hadden verklaard. In het vervolg daarop schrijft hij in dit nummer een andere grote ramp, een ramp die de hele wereld en ook Scherpenzeel zou treffen: de Spaanse griep. (red.)
Soms kom je tijdens stamboomonderzoek kleinere en grotere tragedies tegen die eigenlijk vragen om een nader onderzoek. Een voorbeeld hiervan is het gezin van Hermanus Valkenburg. Hij is geboren op 19 november 1882 als zoon van Brand Valkenburg en Anna Wagensveld en hij was een broer van mijn grootvader. Hermanus was als wever werkzaam bij de firma ‘’De Driekleur’’, net als zo’n beetje de rest van de familie. Hermanus trouwde op 13 februari 1904 in Scherpenzeel met Margaretha Jannetje Smith. Zij is geboren in Nijmegen op 29 april 1883. Ze was een dochter van Johannes Christoffel Smith en Hendrika Susanna Zurich. Johannes Smith is geboren op 27 januari 1852 in Lent en Hendrika Zurich is geboren op 6 september 1851 in Nijmegen. Hermanus haalde zijn vrouw dus ‘van ver’ en voor een gewone arbeider in die tijd was dat opvallend, maar ik heb niet kunnen achterhalen hoe dat zo kwam. Het huwelijk tussen Hermanus (foto) en Margaretha verliep in eerste instantie voorspoedig. Ze kregen eerst drie zonen: Brand, geboren op 5 augustus 1904; Johannes Christoffel, geboren op 6 november 1905; Anton Hendrikus, geboren op 21 februari 1907. Ruim zes jaar later, op 25 mei 1913, werd het gezin verder uitgebreid met Hendrika Susanna en op 29 april 1916 volgde een tweede dochter, Anna Gerdina. In het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog zou het noodlot toeslaan. Een vierde zoon, Hermanus, geboren op 21 februari 1917 zou overlijden op de leeftijd van één jaar, op 3 november 1918. Daar zou het echter niet bij blijven. Op diezelfde dag beviel Margaretha van een kind, dat tijdens de bevalling zou overlijden of wellicht dood ter wereld kwam. Dit laatste komt uit de officiële registers, maar volgens familie-overlevering zou Margaretha die dag een tweeling hebben gehad, waarvan er eentje doodgeboren werd en de ander dezelfde dag overleed. Margaretha zelf is 11
vermoedelijk nooit haar kraambed uitgekomen, zij overleed 17 dagen later, op 20 november 1918. Ook in het gezin van een dochter van Brand Valkenburg en Anna Wagensveld (foto) sloeg in dat laatste oorlogsjaar het noodlot toe. Anna Brandina trouwt op 4 juli 1913 te Woudenberg met Arnoldus van Hemert, 22 jaar oud, geboren te Amsterdam op 20 februari 1891, fabrieksarbeider (later wever) en een zoon van Willem van Hemert en Antje Verhoeff. Het jonge gezin krijgt op 30 maart 1914 een zoon genaamd Willem. Het volgende kind is een dochter, Anna, geboren op 12 mei 1917. Nog geen jaar later overlijden beide kinderen kort na elkaar. Anna overlijdt op 29 maart 1918 en de 4-jarige Willem overlijdt op 18 april 1918. Opa Brand Valkenburg en oma Anna Wagensveld verliezen dus binnen enkele maanden vijf kleinkinderen en een schoondochter. De oorzaak van deze schokkende sterfgevallen is te wijten aan de Spaanse griep, de epidemie waar niet alleen Nederland maar de gehele wereld in de laatste oorlogsmaanden van de Eerste Wereldoorlog aan te lijden had. De Eerste Wereldoorlog brak uit op 28 juli 1914 en zou duren tot 11 november 1918. Directe aanleiding was de moord op aartshertog Frans Ferdinand en zijn vrouw gravin Sophie Chotek. Hierop mobiliseerde Oostenrijk-Hongarije zijn legers en verklaarde aan Servië de oorlog. Nederland bleef in die wereldomvattende oorlog weliswaar neutraal, maar ook aan de Nederlandse bevolking zou deze oorlog niet onopgemerkt voorbij gaan. Het leger werd gemobiliseerd en vele kostwinners zouden voor jaren elders in het land worden gehuisvest. Ook werd het land overspoeld door Belgische vluchtelingen. Bij Zeist werd Kamp Zeist hiervoor ingericht en ook werd bij Ede op de Ginkelse Heide een groot Belgisch vluchtelingenkwamp ingericht. Er kwamen zelfs Belgische vluchtelingen terecht in Scherpenzeel en omgeving. Door de Eerste Wereldoorlog werd in Nederland het leven geleidelijkaan duurder en zwaarder. In de loop van 1917 moest men al steeds zuiniger aandoen met gas en steenkool. De aanvoer van buitenlandse steenkool werd steeds moeilijker en de Staatsmijnen in Limburg konden maar 12
moeilijk voldoen aan de sterk groeiende vraag in het binnenland. Dit werd nog eens verergerd door een aantal grote stakingen in de mijnbouw. De winter van 1917/1918 deed er nog een schepje bovenop. In de nacht van 15 op 16 januari was er een ongekende sneeuwval, waar met name het westen van het land door getroffen werd. Het verkeer kwam tot stilstand en telefoonlijnen knapten. In die strenge winter ontstond het begrip brandstofhyena’s, kolenhandelaren die sjoemelden met maten en gewichten van hun waar. Ook kwamen er allerlei vervangende zaken op de markt, zoals bijv. Sardellenboter, een pastij van bokking in olijfolie ter vervanging van gewone boter en Glands Kaffee, een surrogaat-koffie, gemaakt van eikels. In april 1918 zou de schaarste een climax krijgen in de vorm van plunderingen in de grote steden. In Amsterdam werden bakkerijen, broodwinkels en broodkarren geplunderd en in Den Haag viel tijdens plunderingen een dode. Een meisje werd getroffen door een verdwaalde politiekogel toen de politie tegen plunderaars optrad. Aan Scherpenzeel is dit gebrek aan produkten grotendeels voorbij gegaan. Wellicht heeft men ook hier gemerkt dat er gebrek aan kolen en koffie was, maar hier hebben zich geen grote problemen voorgedaan. In de omgeving was voldoende hout aanwezig om het gebrek aan kolen op te vangen en koffie was voor velen nog een luxe produkt, dat men simpelweg niet kon kopen.
Gemobiliseerde Nederlandse militairen (1918), ingekwartierd op boerderij ‘Klein Ubbeschoten (Renswoude) bij de familie Van de Pol-van Ginkel. (Met dank aan de Hist. Ver. Oud-Renswoude)
13
Naast dit alles brak er ook nog eens die nieuwe vreemde ziekte uit, die snel veel slachtoffers maakte. Toen deze vreemde ziekte uitbrak, ging eerst het gerucht dat het een nieuw chemisch wapen van de Duitsers was in de strijd tegen de geallieerden. Net zoals de Duitsers eerder op 13 juli 1917 bij Ieper een nieuw middel hadden ingezet: mosterdgas. Dit vrijwel reukloze gas maakte aanzienlijk meer slachtoffers dan alle tot dan toe gebruikte gifgassen. Eind mei 1918 verschenen de eerste berichten over deze vreemde ziekte. Zij was in Spanje uitgebroken, greep steeds verder om zich heen en eiste zelfs doden. De berichten werden amper opgemerkt. De kranten berichtten bijna uitsluitend en heel uitvoerig in vette koppen over de zware gevechten aan het front. De “Spaanse ziekte” verspreidde zich echter bliksemsnel. Binnen korte tijd waren acht miljoen Spanjaarden al door de griep geveld en binnen tien dagen had de ziekte in Spanje zevenhonderd levens geëist. Naar het land van oorsprong kreeg de nieuwe ziekte de naam ‘’Spaanse griep’’. Achteraf zou blijken dat Spanje niet het land van oorsprong was. Mogelijk is deze nieuwe griep overgedragen door Chinese arbeiders, die naar Frankrijk waren getrokken om loopgraven aan te leggen voor de geallieerden. Een andere onderzoeker, de Britse viroloog J.S. Oxford, zou aantonen dat de eerste uitbraak al in 1917 was aangetroffen in een Brits legerkamp in het Franse Etaples. Ook daar bevonden zich Chinese arbeiders. De omstandigheden in een legerkamp ten tijde van de Eerste Wereldoorlog was een ideale omgeving voor een virus om op te komen en zich snel te kunnen verspreiden. De aanwezigheid van miljoenen dicht opeengepakte, geestelijk en lichamelijk sterk verzwakte militairen, van wie velen ook nog eens kampten met geïrriteerde luchtwegen door het gebruik van gifgassen, waren een makkelijke prooi voor een virus. In diverse legerkampen in de buurt van Etaples werden al in 1917 ook diverse uitbraken van griep gemeld, waarbij de snelle verspreiding van het virus opviel in combinatie met zeer hoge sterftecijfers. 14
De ziekte verspreidde zich razendsnel. Al op 4 maart 1918 werd het eerste griepgeval geconstateerd bij een soldaat in Camp Funston, gelegen in het militaire reservaat Fort Riley in de Verenigde Staten. Dit kamp van 56 000 man was het op één na grootste van het land en diende als trainingskamp waar jongemannen tot militair werden klaargestoomd voor de oorlog in Europa. Na één week werden er al vijfhonderd zieken geteld in het kamp. Juist door de vele troepenbewegingen van die Eerste Wereldoorlog kreeg de Spaanse griep kans zich wereldwijd te verspreiden. Naar schatting hebben meer dan een half miljard mensen de ziekte opgelopen. Wereldwijd stierven naar schatting tussen de 20 en 40 miljoen mensen aan deze virusziekte. Van de Amerikaanse soldaten aan het front in Europa stierf in 1918 de helft aan de Spaanse griep. Bij een normale griep worden vooral ouderen en anderen met een lage weerstand getroffen, maar niet bij Spaanse griep. Het waren vooral de mensen in de leeftijdsgroep van 20-40 jaar die overleden. De symptomen van de griep waren schokkend: patiënten bloedden uit hun neus en oren, en hoestten een bloederig slijm op dat soms wel ketchup leek. Ook geharde artsen reageerden geschokt op deze beelden, vooral omdat men al vroeg wist dat de ziekte in de meeste gevallen dodelijk was. In Nederland stierven in 1918 binnen enkele maanden 27.000 mensen aan de Spaanse griep. De meeste in de maanden oktober (5506), november (16.960) en december (5321) van 1918. Hele gezinnen stierven. In de zomer van 1918 was een eerste golfje van Spaanse griep over ons land gespoeld, maar het aantal slachtoffers bleef toen beperkt. Eén op de 250 Nederlanders overleed aan de Spaanse griep. Bij bezoeken aan kerkhoven ziet men nog steeds aan de grafzerken dat net als in het gezin van Hermanus Valkenburg veel gezinnen binnen korte tijd hun familieleden verloren aan de Spaanse griep. Ook het dorp Scherpenzeel kreeg te lijden van de Spaanse griep. Opvallend is dat er in deze omgeving weinig documentatie terug te vinden is over de Spaanse griep. Behalve een aantal advertenties werd er in de Holevoet en de Amersfoortsche Courant amper over het bestaan van de griep bericht. Het aantal sterfgevallen in Scherpenzeel viel redelijk mee. 15
In onderstaand overzicht is te zien dat er in het dorpse Scherpenzeel in de tweede helft van het tweede decennium van de 20e eeuw gemiddeld nog geen twee overlijdens per maand waren. Oktober 1918 schiet er uit met 12 overlijdens gevolgd door 7 overlijdens in november 1918. Omdat een deel van Scherpenzeel in die tijd Woudenbergs grondgebied was heb ik ook de overlijdens in Woudenberg ernaast gehouden, en daar bleken de verschillen minder groot. Op een gemiddelde van 4 overlijdens per maand stierven er in het grotere Woudenberg 8 mensen in oktober 1918 en 8 in november 1918. We kunnen dus concluderen dat in Scherpenzeel 15 mensen overleden aan de Spaanse Griep en in Woudenberg 8. Opvallend is trouwens dat in december 1918 zowel in Scherpenzeel als in Woudenberg niemand overleed. Overlijdens in Scherpenzeel van 1916 t/m 1920: Sch’zeel Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec Totaal
1916 1 0 1 2 4 2 0 2 2 1 1 1 17
1917 3 2 1 1 4 0 0 0 4 3 1 1 20
1918 2 1 2 1 2 0 1 1 2 12 7 0 31
1919 2 3 3 0 6 1 2 2 0 1 3 2 25
1920 1 1 1 0 3 0 1 1 3 0 3 2 18
Overlijdens in Woudenberg van 1916 t/m 1920: W’berg Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept.
16
1916 3 4 3 4 8 4 5 1 1
1917 4 8 3 8 4 3 2 4 1
1918 4 5 4 3 2 4 3 2 1
1919 6 2 2 4 3 5 2 3 2
1920 2 5 5 0 2 5 3 5 5
Okt. Nov. Dec Totaal
4 1 7 45
2 3 2 44
8 8 0 44
1 3 2 38
4 1 4 42
De Spaanse griep trof niet alleen de zwakkeren van gestel, maar ook mensen die volledig gezond waren. Om die reden heb ik eens op een rijtje gezet wat de leeftijd was van de overledenen in Scherpenzeel in de maanden september 1918 t/m mei 1919. Leeftijd kinderen Sept. 1918 Okt. 1918
6 wkn 7 mnd Levenloos geb. 1 mnd 3 mnd 1 jaar 10 jaar
Nov. 1918
7 wkn 15 mnd
Dec. 1918 Jan. 1919 Febr. 1919
--10 wkn ---
Maart 1919
---
April 1919 Mei 1919
--3 dgn
Leeftijd volwassenen --26 jaar 27 jaar 36 jaar 45 jaar 57 jaar 76 jaar 84 jaar 29 jaar 50 jaar 83 jaar 86 jaar 88 jaar --71 jaar 65 jaar 84 jaar 85 jaar 52 jaar 73 jaar 86 jaar --47 jaar 68 jaar 70 jaar 72 jaar 87 jaar
17
In het overzicht is goed te zien dat mensen van alle leeftijden werden getroffen door de Spaanse griep en dat de maanden oktober en november van 1918 de ‘’piekmaanden’’ waren voor wat betreft de Spaanse griep in Scherpenzeel. In de overlijdensregisters wordt meestal niet de doodsoorzaak vermeld, waardoor het niet altijd duidelijk is of iemand wel of niet aan de Spaanse griep is overleden. Een wel gedocumenteerd geval betreft dat van Matthijs Hey (foto). Matthijs was geboren in Veenendaal op 22 december 1882 en werkte als katoenwever bij de firma C & S Valkenburg. Matthijs was getrouwd met Cornelia van Asselt, ook een “Veense” en samen hadden zij zeven kinderen. De hoge lonen in Twente en Duitsland lonkten en dus besloot Matthijs Hey in 1918 naar Essen te gaan om daar in de textielindustrie te gaan werken. Na zes weken werd Matthijs in Essen ziek en overleed hij op 35jarige leeftijd aan de Spaanse Griep. Essen-Rüttenscheid, am 11.Oktober 1918 Der Vorstand der Städtischen Krankenanstalten in Essen hat angezeigt, dass der Fabrikarbeiter Matthijs Heij, 35 Jahre alt, evangelischer Religion, wohnhaft in Essen, Kruppstraße Baracke 2, geboren zu Veenendahl in Holland, verheiratet (Namen der Frau unbekannt) , dessen Eltern unbekannt, zu Essen in den Städtischen Krankenanstalten, am 9. Oktober 1918, vormittags um 11 einhalb Uhr verstorben sei.
Niet iedereen overleed aan de gevolgen van de Spaanse Griep. Cornelis Valkenburg, mede-eigenaar van de firma C & S, kreeg ook de Spaanse griep en overleefde dat. Wel zou dit voor Kees verstrekkende gevolgen hebben. Hij liep door de Spaanse griep een hersenvliesontsteking op en raakte hierdoor gehandicapt. 18
Kees Valkenburg (links) en zijn broer Simon.
Al met al is Scherpenzeel in 1918, ondanks toch een aantal van 15 sterfgevallen, redelijk ontzien voor wat betreft de Spaanse griep. Een oorzaak hiervoor is vermoedelijk het agrarische karakter van het dorp. Er was hier voldoende levensruimte, men leefde niet dicht op elkaar en de woonomstandigheden waren redelijk. Met andere woorden, de omstandigheden waren voor een virus niet optimaal. Helaas gold dit in die tijd voor de barakkenkampen van de militairen en in de grote steden niet . Piet Valkenburg Bronnen: Familie-archief P. Valkenburg Archief vereniging Oud-Scherpenzeel ‘’Het drama van 1918’’ door Erick Mecking e “Nederland in de 20 eeuw’’ (1900-1930) (Uitgave Libro Books) Diverse Internetsites (waaronder Wikipedia)
19
“UIT GROOTVADERS TIJD” Jacoba van Ravenhorst (1841-1938), een oude tante met veel familie Op 26 maart 1938 overleed in Scherpenzeel, in haar huis aan de Dorpsstraat, Jacoba van Ravenhorst. Ze was toen 96 jaar en op dat ogenblik misschien wel de oudste inwoner van Scherpenzeel. Ze stond bekend als “tante Coba”, ze had geen kinderen en was ook nooit getrouwd geweest. Foto’s van haar zijn niet bekend. Er leven bijna geen mensen meer die haar persoonlijk gekend kunnen hebben. Wat valt er over zo iemand na ongeveer driekwart eeuw nog te vertellen? Jacoba werd op 31 juli 1841 geboren op de boerderij Lammersdam aan de Rottegatsteeg in Maarsbergen. Haar ouders waren Jan van Ravenhorst (1804-1872) en Marritje Blaauwendraat (1803-1882) en uit hun huwelijk waren negen kinderen geboren. Jan was eerder getrouwd geweest met Hendrikje van Maanen (1808-1828) en uit dit huwelijk was een zoon Hendrik geboren. Hendrikje van Maanen was nog geen jaar getrouwd toen ze al overleed. Het volgende jaar op 20 februari 1829 hertrouwde Jan met Marritje Blaauwendraat en nog hetzelfde jaar werd hun eerste kind, dochter Neeltje geboren. Hierna kwamen nog twee zonen, vijf dochters en een doodgeboren kind waarvan we het geslacht niet kennen. Het voorlaatste kind was Jacoba en na haar kwam nog dochter Marrigje (18441920). Hendrik, de zoon uit het eerste huwelijk, overleed op 8-jarige leeftijd, maar de overige kinderen zijn allemaal oud tot heel oud geworden. Lammersdam was een grote boerderij met meer dan veertig hectare land plus gebruiksrechten op de meent (onverdeelde grond) van Maarsbergen. Vader Jan had vier paarden, tien tot twaalf koeien, een aantal kippen, een kudde schapen en ook nog zo’n zestig bijenvolkeren. Er werd voornamelijk rogge en boekweit verbouwd, aardappelen voor eigen gebruik en verder was er veel grasland. Heel veel weten we niet uit die tijd, maar het is wel zeker dat het Jan met zijn boerenbedrijf heel goed is gegaan. In 1872 overleed Jan van Ravenhorst. De oudste zoon, eveneens Jan (1832-1922) geheten, was al bijna veertig jaar en nog ongetrouwd. Hij had geen trek om het grote bedrijf over te nemen. Zijn jongere broer Hendrik (18381913) was al jaren getrouwd en boerde naar volle tevredenheid op de 20
boerderij Hoevelaar in Woudenberg. Hendrik had evenmin belangstelling om op Lammersdam te komen boeren. Op de boerderij De Kleine Haar in Scherpenzeel woonde zus Jannetje (1834-1920) die met Cornelis van Wolfswinkel (1833-1912) was getrouwd. Dit echtpaar wilde Lammersdam wel overnemen. Jan besloot daarop om een stuk grond te kopen aan de Vlieterweg bij Scherpenzeel en daar een nieuwe boerderij te bouwen. (Dit deel van Scherpenzeel behoorde toen nog tot de gemeente Woudenberg.) Het land was maar ongeveer vijf hectare groot en Jan was beslist niet van plan om zich als boer erg druk te maken. Hij had genoeg middelen om toch goed te kunnen leven. In 1874 was de nieuwe boerderij gereed. Jan, zijn moeder en zijn ongehuwde zusters Grietje (1839-1922) en Jacoba verhuisden naar de Vlieterweg en ze noemden hun nieuwe boerderij Bloemheuvel. De naam Bloemheuvel was ontleend aan een gelijknamige boerderij in Maarsbergen waar een neef van de familie woonde. Cornelis van Wolfswinkel en Jannetje van Ravenhorst, circa 1900. Fotograaf J.W. Wentzel, Amersfoort. (Particuliere collectie)
In 1882 overleed moeder Marrigje en zij werd begraven op de begraafplaats Glashorst in Scherpenzeel (graf nr. 231). Jan, Grietje en Jacoba bleven op Bloemheuvel wonen en zijn nooit getrouwd. Ze werden langzamerhand een dagje ouder en de boerderij gaf toch te veel werk, ondanks het feit dat ze personeel in dienst hadden. Ze wilden nu in een gewoon huis in het dorp gaan wonen. In de familie bleek belangstelling voor Bloemheuvel te bestaan. 21
Neef Jacob van Wolfswinkel (1868-1951), de oudste zoon van zus Jannetje en Cornelis van Wolfswinkel op Lammersdam, wilde gaan trouwen en had evenmin als oom Jan van Ravenhorst veel zin om op de grote boerderij te gaan wonen. Na de verdeling van de Meent van Maarsbergen was Lammersdam zelfs meer dan zestig hectare groot geworden. Marinus (1874-1963), de jongere broer van Jacob, had wel belangstelling om dit bedrijf over te nemen. De twee broers trouwden allebei in maart 1905, hoewel niet op dezelfde dag. Marinus bleef op Lammersdam en Jacob ging met zijn bruid naar Bloemheuvel en ook zijn schoonouders kwamen daar wonen. De woning op Bloemheuvel was groot genoeg, maar eigenlijk was er niet genoeg grond voor een gezonde bedrijfsvoering. Jacob en zijn vrouw hadden echter elders in de gemeente Woudenberg ook nog meer dan tien hectare en dat was voldoende, ook al was dit niet te vergelijken met de boerderij van zijn broer Marinus. Neef (tantezegger) Jacob van Wolfwinkel, 1930. Fotograaf A.J. Fortgens, Amersfoort. (Particuliere collectie)
Jan, Grietje en Jacoba (tante Coba) hadden een huis gekocht aan de Dorpsstraat, nr. A 252 in Scherpenzeel. Dit huis is nu verdwenen maar stond ongeveer op de plek waar nu huisnummers 209-211 worden gevonden (tussen het Tweewielercentrum Jac. den Boer en de voormalige makelaardij Schimmel). In februari 1922 overleed Jan en in juli van hetzelfde jaar ook Grietje. Jacoba bleef alleen achter. Ze had wel een inwonende huishoudster en ook nog een extra hulp in de huishouding. Die vele hulp had ze hard nodig. Ze had eens haar heup gebroken en daar werd destijds nog niets aan gedaan. Ze strompelde sindsdien met een looprek door de kamer en kwam de deur bijna niet meer uit. Men hoefde zich toch al nooit af te vragen of ze wel thuis was. Ze schraapte regelmatig haar keel en roggelde dan zo hard dat je op straat al kon horen dat ze er was. Als het nodig was werden zakelijke belangen geregeld door haar neef Jacob die op Bloemheuvel woonde. Geestelijk bleef tante Coba uitstekend in vorm en ze wist precies wat ze wel of niet wilde. Ze kon heel goed overweg met Jacob, diens vrouw en dochters. Vanwege haar gebroken heup kon ze niet alleen in huis verblijven. Als de huishoudster van tante 22
Coba eens een vrije middag of avond had dan mocht alleen de jongste dochter van neef Jacob komen oppassen, andere personen vond ze daar helemaal niet geschikt voor.
Dorpsstraat A252 in Scherpenzeel. Foto omstreeks 1930. Fotograaf onbekend. (Particuliere collectie)
Tenslotte is tante Coba in 1938 overleden, ze was toen al bijna 97 jaar. Haar broer Jan en zus Grietje waren begraven in het graf waar ook hun moeder lag. Schuin hierachter kreeg Jacoba kreeg een nieuw graf, nr. 231 op begraafplaats Glashorst, vlakbij het graf van haar moeder. Neef Jacob regelde de begrafenis. Er moeten veel familieleden op de begrafenis zijn geweest. Uit de nota voor de maaltijd blijkt dat er 130 broodjes zijn gegeten en 4½ pond kaas. Verder was er behalve de thee 1½ pond koffie gebruikt. 23
Nota voor de begrafenismaaltijd.
In 1925 had Jacoba een testament laten opstellen door notaris G.P.A.L. te Leuken in Amersfoort. De notaris had ook een overlijdensbericht ontvangen en schreef naar de familie o.a.: “Haar hooge leeftyd geeft zeer zeker reden tot dankbaarheid en het zoude zeker ons aller wensch zijn indien het Gode mochte behagen ons een dergelyke gezegenden ouderdom te schenken.” De familie wist wel dat tante Coba er warmpjes had bijgezeten, maar de vraag was wie de erfenis of een deel ervan zouden krijgen. In het testament was neef Jacob aangewezen als executeur. Allereerst ging een legaat van 500 gulden naar de Hervormde Kerk in Scherpenzeel en ook een legaat van 500 gulden aan de diaconie van die kerk. Het overige moest gelijkelijk verdeeld worden onder de broers en zuster van Coba, of hun nakomelingen, maar hoeveel was dat? Tante Coba had verder bepaald dat haar huis en inboedel niet publiek verkocht mochten worden. Behalve contanten en obligaties waren er veel schuldvorderingen van mensen die geld van haar geleend hadden, via de notaris of onderhands. Verder was er het huis en andere bezittingen. De familie kwam bij elkaar en heeft onderling de inboedel en ook het huis geveild. De familie besliste ook dat de huishoudster en de hulp nog een half jaar loon, kost en inwoning zouden krijgen. Na aftrek van alle kosten viel er een bedrag van fl 73190,55 te verdelen. Met de koopkracht van dit bedrag zou iemand in 2012 euromiljonair zijn. 24
Nota voor grafkist van timmerman G. Overeem.
De veiling van inboedel en huis is nauwgezet beschreven en dit geeft een goed beeld van het interieur van het huis. Ondanks haar rijkdom hadden Jacoba en haar broer en zuster tamelijk sober geleefd. De inboedel werd geschat op fl 314,50, maar bracht slechts fl 209,35 op. De vier duurste voorwerpen in het huis waren het kabinet (fl 20), de linnenkast (fl 20), de brandkast (fl 10) en de pendule fl 6,75. Het huis zelf werd gekocht voor 4100 gulden, maar was geschat op fl 4000. Tot zover was alles nog overzichtelijk geweest, maar nu kwam de verdeling en verdere afhandeling van de enorme erfenis. Tante Coba was de op een na jongste geweest van haar broers en zusters. Doordat ze zo oud was geworden had ze hen allemaal overleefd. Enkele broers en zusters waren ongetrouwd gebleven of waren wel getrouwd maar hadden geen kinderen gekregen. Uiteindelijk waren er maar één broer, Hendrik van Ravenhorst, en twee zussen, Jannigje en Marrigje die kinderen hadden nagelaten. Een derde van de erfenis ging dus naar de nakomelingen van elk van die drie. Inmiddels waren ook van de volgende generatie al veel personen overleden en zelfs al van de daarop weer volgende generatie. 25
Bovendien waren twee achterneven geëmigreerd naar de Verenigde Staten en zij hadden daar ook weer kinderen gekregen. Notaris Te Leuken moest dit allemaal precies uitzoeken. Neef Jacob was redelijk goed op de hoogte van de familie, maar er moest toch nog heel veel heen en weer gecorrespondeerd worden. Het dossier van de notaris is bewaard gebleven en is van alle boedelscheidingen die hij heeft uigevoerd een van de meest omvangrijke geworden. Het vele werk en papier was niet omdat de erfenis zo omvangrijk was, maar vooral omdat het aantal erfgenamen zo groot was geworden. Verder moesten de vele schuldvorderingen geïnd worden en dat leverde ook een omvangrijke briefwisseling op . Uit de vele notities en kladblaadjes blijkt duidelijk dat de notaris veel heeft zitten rekenen en om een overzicht van de familieleden te krijgen, tekende hij op een kladje een schematische stamboom.
Schematische stamboom van de familie van Jacoba van Ravenhorst. (Particuliere collectie).
Zus Jannigje had vier volwassen kinderen nagelaten en die leefden allemaal nog. Voor hen was de berekening gemakkelijk, ieder kreeg 1/4 van 1/3 van de erfenis, dus 1/12. Bij de talrijke nakomelingen van broer Hendrik lag het minder eenvoudig, want er waren al kinderen en zelfs kleinkinderen van hem overleden. De kleinkinderen kregen 1/147 deel en 26
de achterkleinkinderen 1/294 deel. Zelfs zo’n 1/294 deel leverde fl 248,95 op en dat was in die tijd nog een mooi bedrag. Die erfgenamen hebben tot dat ogenblik waarschijnlijk nooit geweten dat zo nog zo’n verre, rijke tante hadden. Hendrik was degene van wie ook in de Verenigde Staten nakomelingen leefden: een familie in Sioux Centre, Iowa, en de andere in Bristol, Connecticut.
Marrigje van Ravenhorst, de jongste zus van Jacoba.
Hendrik van Ravenhorst (1838-1913), broer van Jacoba. Fotograaf C.J.L. Vermeulen (collectie Stichting Oud-Woudenberg)
Het nageslacht van zuster Marrigje van Ravenhorst, gehuwd met Breunis Jan van Wolfswinkel op Groot Orel, was weer wat overzichtelijker. Ook hier waren al leden van de volgende generatie gestorven en de familie woonde verspreid over Nederland. Iedereen die geld had geleend van Jacoba werd door de notaris aangeschreven. Een van die personen was Jan Veer aan de Markstraat in Scherpenzeel die nog fl 100 schuldig was. Jan ging naar de notaris in Amersfoort en ontkende nog iets schuldig te zijn. Hij kon echter geen kwitantie of andere bewijsstuk tonen. De notaris deed vervolgens een uitgebreid onderzoek maar kon niets vinden. Uiteindelijk betaalde Veer 27
toch, want de notaris dreigde met de deurwaarder als hij niet met bewijzen kwam. Wat heeft Veer gedacht? Bij zo’n oude vrouw die nu toch is overleden kan ik proberen onder de schuld uit komen? Een bijzonder geval was ook dominee Dirk Jan van Dijk in Oosterhaule die getrouwd was geweest met Jannetje van Wolfswinkel, een dochter van Marrigje en Breunis Jan van Wolfswinkel. Jannetje was overleden en haar kinderen hadden elk recht op een 1/45 deel van de erfenis. De dominee schrijft op 30 april 1938 aan de notaris en vraagt fl 500 voorschot voor een van zijn zoons die een maand eerder in Zwolle met een eigen zaak is begonnen. De notaris maakt dit geld over maar schrijft tegelijkertijd: “Beleefd verzoek ik U over dit voorschot niet met andere erven te willen spreken daar er allicht andere aanvragen zouden kunnen komen en ik de eerste drie maanden nog geen geld in den boedel heb en het natuurlyk den executeur niet vragen wil.“ Die 500 gulden komen dus voorlopig uit de portemonnee van de notaris en niet uit de erfenis! Twee maanden later is het weer raak. Nu schrijft de dominee dat zijn andere zoon, in Den Haag, problemen met zijn zaak heeft. De dominee heeft zelf fl 14500 aan zijn zoon geleend, maar die kan geen rente meer betalen en is bovendien door iemand bedrogen. Dominee Van Dijk komt geld te kort vraagt dringend 300 gulden voorschot. Opnieuw schiet de notaris te hulp en hij krijgt weer een bedankbrief: “U heeft mij een groote dienst bewezen”. Ook schrijft de dominee: “Mijn zoon in Zwolle heeft gelukkig niet te klagen. Laatst deed U hem een voorschot zooals U zich zult herinneren”. Nog vrij snel, op 28 juli 1938, komt de eindafrekening. Veel erfgenamen verschijnen persoonlijk op het kantoor van de notaris om hun erfdeel in contanten in ontvangst te nemen. De notaris keert tienduizenden guldens uit. Slechts een heel klein deel van de erfgenamen heeft een bankrekening en vraagt het bedrag over te boeken. Helaas blijkt notaris Te Leuken iets te snel te zijn geweest. Hoewel hij contact had gehad met de belastingdienst over de te betalen successierechten en andere belastingen komt er enige tijd later onverwachts toch een naheffing. Ook is er nog een rekening van de huisarts die de inwonende huishoudster had behandeld. De notaris moet opnieuw iedereen aanschrijven en vragen om een deel terug te storten. Het gaat nu om bedragen van fl 1,94 tot fl 35,94 en iedereen doet dat braaf. Zo maakt achterneef Albert Schimmel in Sioux Centre in de Verenigde Staten een bedrag over van fl 2,94, dat is voor hem $1,59. 28
Wat herinnert nu nog aan Jacoba van Ravenhorst? In Scherpenzeel en omgeving leven tientallen misschien wel honderden personen van wie de ouders, grootouders of overgrootouders een deel van de erfenis hebben gekregen. Wie van dat grote aantal mensen weet dat nog? Een foto van Jacoba is niet bekend en is waarschijnlijk zelfs nooit gemaakt. Een handtekening van haar is evenmin gevonden in al die documenten die over haar gaan. Op de plaats van haar huis staat nu een andere woning. Alleen op begraafplaats Glashorst is haar grafkelder nog te zien (foto). We weten nog wel iets en dat misschien wel het geheim is dat haar zo’n lang leven heeft geschonken: ze dronk elke ochtend een geklutst ei. Willem van Maren September 2012
Verantwoording De stukken betreffende de nalatenschap bevonden zich in boedeldossier 836 van notaris G.P.A.L. te Leuken in Amersfoort. Bij het verzamelen van de foto’s kreeg ik medewerking van de heren J.D. Osnabrugge in Scherpenzeel, E.J. Wolleswinkel in Den Haag en W. de Greef in Woudenberg. Hiervoor hartelijk dank. De meeste foto’s en het dossier van notaris Te Leuken bevinden zich in particuliere collecties.
VAN DE REDACTIE In de komende jaargangen van ons blad willen we af en toe een artikel plaatsen met herinneringen van of over (oud-)Scherpenzelers. De verhalen gaan soms wel een paar generaties terug. Daarom hebben we het de naam “Uit grootvaders tijd” gegeven. Bovenstaand verhaal over Jacoba van Ravenhorst is daar het eerste voorbeeld van. We hopen dat u naast alle andere artikelen ook hieraan weer heel veel leesplezier zult beleven. Henk Schuurman 29
LEERZAME WANDELING OVER BREESCHOTEN Meer dan vijftig wandelaars waren vrijdagavond 15 juni bij de boerderij van familie Hooijer op Breeschoten samengekomen. Ze waren deelnemers aan een door Oud-Scherpenzeel georganiseerde avondwandeling. De heer Hooijer vertelde enthousiast over de geschiedenis van zijn boerderij. Op een oude kaart was te zien dat de boerderij al in 1636 bestond. Tijdens de wandeling volgde informatie over Breeschoten, een gebied dat honderd jaar geleden bestond uit voornamelijk heidegrond. Begin vorige eeuw is Breeschoten, dat deel uitmaakt van Landgoed Scherpenzeel, ontgonnen. Archeologische vondsten in 1931 toonden aan dat er meer dan 4000 geleden al bewoning was in deze omgeving. Johan Roijaards, de broer van oud-burgemeester Anton Roijaards, werd door erfopvolging begin vorig eeuw de nieuwe eigenaar van Breeschoten. Hij bouwde er in 1919 een fraai zomerhuisje dat nog steeds in originele staat het landgoed siert. Om samen met zijn broer de eendenjacht te beoefenen, liet Johan het Groot Orelse Gat, beter bekend als de Breeschoterplas, uitgraven. Tijdens de wandeling werden de deelnemers gastvrij onthaald door familie Feber bij hun enkele jaren geleden op het landgoed gebouwde landhuis. Mevrouw FeberSwellengrebel, kleindochter van Johan Roijaards, vertelde over de geschiedenis en het landschapsbeheer op dit moment. Ze liet de wandelaars een pas ontwikkeld natuurgebied zien waar de heide over enkele jaren hopelijk weer weelderig zal groeien naast een nieuw gegraven vennetje. Verderop werd een bezoek gebracht aan veldschaapskooi Groot Orel. Expert Johan Lagerweij informeerde de aanwezigen over de verschillende typen schaapskooien en hun functie. Het was het derde achtereenvolgende jaar dat Oud-Scherpenzeel op delen van het Landgoed Scherpenzeel wandelde en dat landgoedeigenaren de wandelaars informeerden over de geschiedenis en het natuurbeheer rondom Scherpenzeel. Wim van den Berg 30
SUSAN FLATNESS OP ZOEK NAAR HAAR ROOTS IN SCHERPENZEEL. Op 29 augustus bracht Susan Flatness uit Los Gatos (California) met haar man Randy een bezoek aan Scherpenzeel. Ze was op zoek naar haar ‘roots’, zoals de Amerikanen zo mooi kunnen zeggen. De opa van Susan was de in Scherpenzeel geboren Henri Berendse, die al in 1921 naar Amerika emigreerde. De vader van Henri Berendse was Martinus Berendse. Tijdens het bezoek aan Scherpenzeel werden Susan en haar man rondgeleid door Henk Berendse, zoon van smid Hendrik Berendse die een broer was van Henri, en door Jan Osnabrugge. Henk Berendse woont in Berghem en heeft Scherpenzeel ongeveer veertig jaar geleden verlaten. Martinus Berendse (1861-1952) (foto) is jarenlang organist geweest in de Grote Kerk in Scherpenzeel. Tot aan zijn dood heeft Martinus gewoond in het huis naast “De Hertog Van Gelre”, nu horlogerie C. ter Maaten. Daarvoor was daar de elektrowinkel van Jonker gevestigd. Dat huis heeft Martinus voor zichzelf laten bouwen, ergens in de dertiger jaren. Martinus zijn eerste vrouw was Jannette van Ravenhorst(1869-1903), afkomstig uit een boerenfamilie, die een boerderij hadden in Woudenberg. Een groot gezin met 7 dochters en één zoon. Martinus en Jannette zijn in 1894 getrouwd, ze kregen zes kinderen: Hendrik (1895-1977), de latere eigenaar van smederij “De Lindeboom”. Ik, Henk Berendse Jr, ben vernoemd naar mijn vader en inmiddels ook alweer 77 jaar. Jansje Berendse (1900-1992), later getrouwd met Gijsbert Gerrit Bomas uit Utrecht. Henri Berendse, (1901-1981) is de grootvader van Susan Flatness.
31
Arie Berendse (1903-1993) was koperslager en woonde op Dorpsstraat 233. Het huis is in 1948 wederopgebouwd en staat er nu nog. De eerste steen is gelegd door Bep Berendse, dochter van Arie. 2 kinderen, een jongen en een meisje , zijn al op jonge leeftijd overleden.
Henri Berendse (foto) is nadat hij in 1921 op 19-jarige leeftijd naar Amerika was geëmigreerd slechts twee keer naar Scherpenzeel terug gekomen, één keer samen met zijn Deense vrouw. Henri en zijn echtgenote kregen één dochter, Jannette, vernoemd naar haar grootmoeder Jannette van Ravenhorst. Jannette trouwde met ene Bussett en kreeg een dochter Susan en een zoon Gary Bussett. Susan is getrouwd met Randy Flatness. Via internet zijn Susan en haar broer Gary op de website van Vereniging Oud-Scherpenzeel terecht gekomen. Gary is kortgeleden lid van de vereniging geworden. Hij is in 1996 in Scherpenzeel op bezoek geweest. In het verenigingsblad van oktober 2009 is de geschiedenis van de smederij Berendse “De Lindeboom” uitvoerig beschreven en door Susan en haar familie kennelijk goed bestudeerd. Susan kwam dus goed geïnformeerd naar Scherpenzeel. Ik moet eerlijk bekennen, dat ze vaak beter wist dan ikzelf hoe de familie Berendse onderling verwant was, voorzien van schetsen van complete stambomen! In een mail had Susan aangegeven wat ze graag in Scherpenzeel wilde zien: De Grote Kerk, waarin haar “great-grandfather”, Martinus Berendse, het orgel heeft bespeeld . “The Scherpenzeel House”, voor mij alleen bekend als het Kasteel van de familie Rooyaards. 32
De plek waar ooit smederij “De Lindeboom” heeft gestaan. De plaats in Woudenberg waar haar “great-grandmother” Jannette van Ravenhorst vandaan komt. De begraafplaats waar al haar familieleden begraven liggen. Susan en echtgenoot Randy arriveerden woensdag 29 augustus omstreeks 11.30 uur met een huurauto uit Amsterdam bij Jannie Berendse-van Roekel in de “Swaensborch” aan het Oosteinde. Jannie was getrouwd met Martien Berendse, mijn broer. Martien heeft de smederij van zijn vader voortgezet, hij is zeventien jaar geleden overleden. Het was de eerste kennismaking van Susan met haar Nederlandse familie. Behalve Jannie waren ook mijn vrouw Sari en ik erbij. Na een kopje koffie met gebak kon de rondleiding beginnen. Allereerst wil ik Jan Osnabrugge heel erg bedanken. Hij heeft de hele middag ons (Susan, Randy en mij) als een gids rondgeleid door Scherpenzeel. We konden geen betere gids hebben! Jan heeft toegang tot de kerk en had de sleutel op zak. De meeste bezienswaardigheden die Susan en Randy wilden zien, hebben we bekeken, waarbij Jan Osnabrugge tekst en uitleg gaf. Vooral het bezoek aan de kerk heeft indruk gemaakt, de verwoesting van de kerk en de toren in 1940 en nog erger in 1945. Aan de hand van de foto’s konden we goed zien hoe enorm de verwoesting was. We hebben ook nog een bezoek gebracht aan het archief van Vereniging Oud-Scherpenzeel in ’t Koetshuis. In no time vond Jan Osnabrugge de geboorteakte van Henri Berendse, waarin Martinus Berendse de geboorte van zoon Henri aangaf. Susan heeft er een foto van gemaakt en is zo wel erg dicht bij haar roots gekomen. Daarna nog een bezoek aan de begraafplaats in Scherpenzeel, waar veel leden van familie Berendse begraven liggen. Na de rondgang door Scherpenzeel zijn we met z’n allen naar het huis van Ina en Wim van den Berg gegaan. Ina is de dochter van Jannie Berendsevan Roekel en Martien Berendse, vernoemd naar zijn opa en organist Martinus. Daar hebben we nog wat nagepraat onder het genot van een hapje en een drankje. Ina staat dus in feite op dezelfde hoogte in de stamboom van de Berendse familie als onze bezoekster Susan. Aan het begin van de avond zijn Susan en Randy weer naar Amsterdam vertrokken. 33
Vlnr: Ina van den Berg-Berendse, Jannie Berendse, Randy en Susan Flatness, Henk en Sari Berends.
Henk Berendse Berghem, 6 September 2012
--------------------------------------------------------------------- Ondergetekende, Dhr/ Mevr.:
Straat en huisnummer: Postcode + woonplaats: E-mailadres: geeft zich op als lid van de Vereniging "Oud-Scherpenzeel" tegen een contributie van € 15,00 per jaar. Handtekening:
34
35
36