Agenda betreft
Vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio IJsselland
datum
11 november 2015
tijd plaats
9.00-11.00 uur Brandweerkazerne Zwolle-Zuid; Marsweg 39 Zwolle Algemeen Bestuur Veiligheidsregio (9-9.45 uur) 1. Opening 2. Vastgesteld Verslag vergadering 23 september 2015 3. Mededelingen/ingekomen stukken (bijlage) Opiniërend 4. Presentatie Koninklijke Marechaussee - Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten Spreker: Majoor Ruud Van Ginkel (plaatsvervangend commandant) Besluitvormend 5. Voorjaarsrapportage 2015 6. Opdrachtverlening accountant 7. Evaluatie Systeemtest 2015 8. Consultatie Doorontwikkeling IFV/VB 9. Wijziging Gemeenschappelijke Regeling MON Informerend 10. LOGA brief: wijziging arbeidsvoorwaarden garantiebanen 11. DB verslag 3 september 2015 (bijlage) 12. Rondvraag 13. Sluiting 9.45 uur Einde openbare vergadering; aansluitend besloten bijeenkomst
Agenda besloten bijeenkomst (9.45-11.00 uur) 9.45 uur- 10.15 uur: Bespreking Evaluatie Politiewet (bijlage separaat nagezonden) 10.15-11.00 uur Bestuurlijk overleg in het kader van de langdurige crisisnoodopvang vluchtelingen
Notulen van Algemeen Bestuur Veiligheidsregio IJsselland datum 23 september 2015 aanwezig Namens de gemeenten: de burgemeesters A.P. Heidema (Deventer, voorzitter), A.G.J. Strien (Olst-Wijhe), E.J. Bilder (Zwartewaterland) en T.C. Segers (Staphorst). Als adviserende leden mevrouw L.J. Sievers (commandant regionale brandweer) en de heren V. Smink (Openbaar Ministerie), P. Miltenburg en A. Mengerink (Politie Oost-Nederland), A.J.F. Krakau de Jong (regionaal militair commando Noord), H. Zwart (coördinerend functionaris gemeenten), A.H. Schreuders (secretaris, veiligheidsregio), M. Thijssen (hoofd Bedrijfsvoering, veiligheidsregio) en mevrouw M. Fransen (notulist). afwezig De burgemeesters H.J. Meijer (Zwolle), B. Koelewijn (Kampen), M.P. Dadema (Raalte), H.C.P. Noten (Dalfsen), P.H. Snijders (Hardenberg), M.J. Ahne (Ommen), M.A.J. van der Tas (Steenwijkerland). De adviserende leden mevrouw N.A.M. Rigter (directeur publieke gezondheid) en de heren S. Dekker (politie) en H. Dijk (namens de waterschappen).
1.
Opening
De heer Heidema opent de vergadering om 9.00 uur. Hij vervangt de heer Meijer, die de Koning ontvangt bij de opening van Wehkamp. De heer Heidema heet de nieuwe burgemeester van Staphorst, de heer Segers, die voor het eerst in het Veiligheidsoverleg aanwezig is, hartelijk welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Van der Tas en Rigter en de heren Meijer, Koelewijn, Dadema, Noten, Snijders, Ahne en Dekker. Vanwege het geringe aantal burgemeesters en het ontbreken van een quorum wordt punt 4 van de agenda ‘procesvoorstel herijking financiering’ niet nu, maar op de bestuurdersdag behandeld. 2.
Verslag vergadering 24 juni 2015
Er zijn geen opmerkingen op het verslag. Het bestuur stelt het verslag vast.
Naar aanleiding van het verslag brengt de heer Schreuders een boodschap in namens de heer Meijer over de voorjaarsrapportage. De raad van Zwolle brengt geen zienswijze in, maar spreekt wel zijn twijfel uit over de noodzaak tot het ophogen van het weerstandsvermogen boven het afgesproken maximum, nu er geen zicht is op de omvang van de risico's. Dit punt wordt daarom meegenomen in de verdere planning- en controlcyclus Naar aanleiding van het punt ‘Bevolkingszorg’ op bladzijde 5 geeft de heer Zwart aan dat mevrouw Van der Tas komende week ter kennisname het Projectplan Bevolkingszorg nastuurt. Dit plan is afgelopen week besproken in de Veiligheidskring en wordt nog op enkele punten aangepast. Het projectplan voorziet in de te nemen vervolgstappen na de evaluatie die op 24 juni in de vergadering van het algemeen bestuur behandeld is. In de Kring wordt nagedacht over een portefeuillehouder. Qua tijdpad is het de bedoeling dat volgend jaar een nieuw constructie van het team Bevolkingszorg van kracht wordt. Met name crisiscommunicatie verdient aandacht. Aansturing van het proces vindt plaats door een stuurgroep en een werkgroep. Voor de kwartiermaker wordt een profiel opgesteld en een opdracht geformuleerd.
Pagina 2 van 5
3.
Ingekomen stukken/ mededelingen
Ingekomen stukken Het algemeen bestuur neemt kennis van de volgende ingekomen stukken: a. Consultatie Strategische Agenda (Veiligheidsberaad) b. BDuR junicirculaire (Min V&J) c. Doelmatigheidsonderzoek verbonden partijen (gemeente Deventer) d. CGV en gewondenkaart, opvolging aanbevelingen ‘Terugkerende knelpunten bij slachtofferregistratie’ (Veiligheidsberaad) e. Continuïteitsmonitor Meldkamer (KLMO) f. Verzoek bespreking samenwerking reddingsbrigade in Veiligheidsberaad g. Veiligheidsregio Referentiearchitectuur (Veiligheidsberaad) h. vooraankondiging 2e Bestuurlijke IJsselmeerconferentie 2015 (SAMIJ) i. Afschrift brief consultatie LMO (Veiligheidsberaad) j. Aankondiging onderzoek Staat Rampenbestrijding (Inspectie V&J) k. Systeemtest (Inspectie V&J) l. Uitnodiging Nationale Heldendag (Stichting Carnegie Heldenfonds) m. Uitnodiging installatie burgemeester Segers (Gemeente Staphorst) n. Beroepsschrift de heer J. Zandbergen inzake Algemene wet bestuursrecht (Rechtbank Overijssel) o. Geactualiseerd dekkingsplan SAMIJ (SAMIJ) p. Instemming voorjaarsrapportage (gem Raalte) De heer Dijk van het Waterschap Groot Salland heeft, vanwege zijn afwezigheid, een schriftelijke mededeling ingebracht over ingekomen stuk j: ‘Aankondiging onderzoek Staat Rampenbestrijding’. Het Waterschap Groot Salland wil als input voor het interview inbrengen dat zij erg tevreden is met de manier waarop de veiligheidsregio haar taak als netwerkorganisatie vervult. In de ogen van het waterschap heeft Veiligheidsregio IJsselland niet alleen aandacht voor de algemene kolom, maar ook aandacht voor de functionele kolom, zowel door het organiseren van bestuurlijke bijeenkomsten, als het creëren van ruimte om functioneel gerelateerde onderwerpen zoals overstromingsrisico’s onder de aandacht te brengen en verder uit te diepen. Door op deze manier te werken en deze werkwijze verder uit te bouwen wordt volgens het waterschap gewerkt aan een breder besef op het gebied van water gerelateerde onderwerpen. Mededelingen Werkbezoek Commissaris van de Koning Er is een schriftelijke mededeling aan de vergaderstukken toegevoegd over het werkbezoek van de Commissaris van de Koning. Noodopvang vluchtelingen De heer Heidema vraagt de heer Strien naar zijn ervaringen met het organiseren van noodopvang voor vluchtelingen de afgelopen dagen. De heer Strien vertelt dat de noodopvang in algemene zin goed verlopen is. Er zijn 110 vluchtelingen, in de leeftijd van 1 tot 86 jaar, opgevangen in sporthal De Hooiberg in Olst. Sporthal De Hooiberg is de crisislocatie voor Olst en omgeving. Voor deze noodopvang van 72 uur vindt geen begeleiding vanuit het COA plaats. Het enige wat zij regelen is het vervoer van Ter Apel naar de noodlocatie. Er was noodopvang gevraagd voor vrijdagavond. Uiteindelijk is dit uitgesteld tot zaterdagavond. Met steun van Veiligheidsregio IJsselland stond de crisisorganisatie er. Hij heeft daar grote waardering voor. Er waren
Pagina 3 van 5
veel vrijwilligers betrokken. De combinatie van vrijwilligers met professionals heeft hij ervaren als een gouden formule. De opvang ging samen met een groot feest in Olst. Om die reden is extra beveiliging (twee personen) ingezet. Over de inzet van de GHOR is overleg geweest met mevrouw Rigter. Daarnaast was de aflossing van de communicatieadviseurs en medewerkers opvang en verzorging een punt van aandacht. De opvang is dinsdagavond afgesloten en de vluchtelingen zijn naar de volgende 72-uursopvang (in Stichtse Vecht) vervoerd. Er zijn mensen met hen meegereisd en tevens zijn de medische dossiers meegegaan. Er wordt, in samenspraak met Veiligheidsregio IJsselland, geëvalueerd. De heer Schreuders vult vanuit de veiligheidsregio aan dat, naar verwachting, meer verzoeken tot noodopvang volgen. In overleg met verschillende burgemeesters wordt het voorstel gedaan om binnen de veiligheidsregio één noodopvang tegelijk operationeel te hebben. Organisatorisch gezien is het dan mogelijk om de professionals vanuit het team Bevolkingszorg te leveren. Het voorstel is om de regierol bij de veiligheidsregio te leggen. In dat geval kunnen gemeenten die noodopvang beschikbaar willen stellen, dit kortsluiten met de veiligheidsregio. Op basis van de aanmeldingen wordt een volgorde bepaald. De veiligheidsregio verzorgt dan de communicatie naar het COA en het LOCC. Dit voorstel wordt omarmd. De heer Segers geeft aan dat er een prestigeaspect aan de orde is. Door anderen wordt dit bevestigd. De heer Heidema stelt voor dat bovenstaande lijn per mail gecommuniceerd wordt naar alle gemeenten en er een brief voor de colleges van B&W opgesteld wordt (actie Schreuders). De heer Heidema geeft aan dat de gemeente Deventer geen noodopvang beschikbaar heeft gesteld, omdat Deventer het enige AZC in de regio heeft, met 550 vaste plekken. Bovendien zijn op het terrein van het AZC honderd extra noodplekken gerealiseerd. Binnen de AZC’s in Nederland wacht meer dan 30% van de mensen met een verblijfstatus op vaste woonruimte. De heer Zwart geeft aan dat afgelopen maandag een spoedoverleg geweest is. Hij heeft veel bewondering voor de inzet in Olst-Wijhe. Er is gekeken naar wat Olst-Wijhe ons leert. Drie gemeenten stellen deze week een draaiboek op. De heer Miltenburg licht de betrokkenheid van de politie toe. De politie houdt zich bezig met identificatie en openbare orde. Op nationaal niveau vindt afstemming plaats. De heer Mengerink is hierbij betrokken. Hij ziet dat het probleem niet monodisciplinair aangevlogen moet worden. De heer Krakau de Jong vertelt dat defensie de kazernes in Weert en Oirschot ter beschikking gesteld heeft. Daarnaast zijn veel militairen aanwezig in de noodopvang in Nijmegen en bij het COA in Ter Apel om de landelijke verplaatsingen in goede banen te leiden. De heer Smink attendeert de aanwezigen op de situatie dat burgers zelf vluchtelingen gaan ophalen. Dit moet sterk ontraden worden. Formeel gezien maakt men zich in een dergelijk geval schuldig aan mensensmokkel. BESLUITVORMEND 4.
Procesvoorstel herijking financiering
Vanwege een te klein aantal burgemeesters wordt dit onderwerp verplaatst naar de bestuurdersdag.
Pagina 4 van 5
INFORMEREND 5.
Presentatie Bedrijfsvoering
De heer Thijssen, hoofd eenheid Bedrijfsvoering, verzorgt een presentatie over de stand van zaken binnen de eenheid Bedrijfsvoering. Deze presentatie is op 10 juni in het dagelijks bestuur en op 17 september in de Kring gemeentesecretarissen gegeven. Er zijn voor de start van de eenheid Bedrijfsvoering op 1 januari 2014 (tegelijk met de regionalisering van de brandweer) keuzes gemaakt, die nu tegen het licht gehouden worden. De heer Thijssen vertelt dat 12,5% van de begroting van Veiligheidsregio IJsselland bestemd is voor de eenheid Bedrijfsvoering, eerder was dit 14%. De eenheid bedient ook de GGD. Veiligheidsregio IJsselland betaalt 56% van de kosten voor de eenheid en de GGD 44%. In de dienstverleningsovereenkomst is deze percentageverdeling uitgewerkt. De eenheid is financieel gezien ‘in control’. De accountantsverklaring over het eerste begrotingsjaar 2014 was positief. Het formatieplan is na het eerste jaar herzien, waarbij flexibele formatie vrijgespeeld is. De managementlaag van teamleiders zorgt voor verbinding. De heer Heidema licht de volgende (deels vernieuwde) bestuursstandpunten toe: - de eenheid Bedrijfsvoering bedient zowel de VR als de GGD; - de uitbesteding van bedrijfsvoeringstaken aan (gemeentelijke) alliantiepartners vindt alleen plaats bij aantoonbaar voordeel en is geen doel op zich; - de organisatie van de eenheid BV is een managementvraagstuk (en daarmee van de bestuurlijke tafel); - de bestuurlijke sturing en controle vindt plaats via de P&C-cyclus, door periodieke kwaliteitsrapportages en incidenteel door een benchmark. Hier zijn geen opmerkingen op. Er zijn enkele aandachtspunten voor het vervolg. Deze hebben betrekking op de inkooporganisatie, het informatiebeleid en de digitalisering. 6.
Presentatie terugblik Veiligheidsdag 2015
Vanwege afwezigheid van de heer Snijders vindt het filmverslag van de Veiligheidsdag in de volgende ABvergadering plaats. 7.
Brieven Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden
Het algemeen bestuur neemt kennis van: 1. de LOGA-brief met betrekking tot de wijziging van hoofdstuk 3 CAR/UWO van 5 juni 2015, per 1 januari 2016 van toepassing te verklaren voor Veiligheidsregio IJsselland; 2. de LOGA-brief met betrekking tot de wijziging van hoofdstuk 3 CAR/UWO van 23 juni 2015, met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2015 van toepassing te verklaren voor Veiligheidsregio IJsselland; 3. de LOGA-brief met betrekking tot het overgangsrecht en toelichting hoofdstuk 3 CAR/UWO van 7 juli 2015 van toepassing te verklaren voor Veiligheidsregio IJsselland; 4. de LOGA-brief met betrekking tot de salarismaatregelen 2015-2016 van 13 juli 2015, per 1 oktober 2015 van toepassing te verklaren voor Veiligheidsregio IJsselland. En besluit dat dit onderwerp door het dagelijks bestuur afgehandeld kan worden. 8.
BDuR circulaire juni 2015
De incidentele effecten van de lagere bijdrage uit de BDuR worden opgevangen binnen de bestaande begroting. De structurele effecten vanaf 2017 moeten in de vorm van besparingen opgevangen worden.
Pagina 5 van 5
Het algemeen bestuur neemt kennis van de BDuR-circulaire juni 2015 en de consequenties daarvan voor Veiligheidsregio IJsselland. 9.
Project Structureel Terugdringen Onechte en Ongewenste Meldingen (STOOM)
Het algemeen bestuur neemt kennis van de rapportage over de voortgang van project STOOM in IJsselland, waaruit blijkt dat: a. in 2014 gestart is met het invoeren van verificatie op automatische brandmeldingen; b. In 2014 verder ingezet is op het afsluiten van de doormelding bij objecten waarvoor deze niet wettelijk vereist is, deze fase is afgerond; c. het doel van STOOM is om eind 2016 een reductie van 50% van het aantal meldingen t.o.v. van 2011 te behalen. Op dit moment is het aantal meldingen met 39% gereduceerd t.o.v. 2011; d. juridische handhaving (last onder dwangsom) op dit moment niet noodzakelijk is om het projectdoel te behalen. De heer Bilder vindt het nog wel een discussie waard of er inderdaad geen sancties moeten worden opgelegd aan veroorzakers van onechte en ongewenste meldingen. De heer Strien zal nagaan of de mogelijkheid bestaat om boetes op te leggen. Hij komt hier in de volgende vergadering van het algemeen bestuur op terug. 10.
DB verslag 10 juni 2015
Het algemeen bestuur neemt kennis van het verslag. 11.
Vergaderschema 2016
Het vergaderschema 2016 wordt voor kennisgeving aangenomen. 12.
Rondvraag
Er wordt geen gebruik gemaakt van de rondvraag. 13.
Sluiting
Om 10.10 uur sluit de voorzitter de vergadering.
Vastgesteld op 11 november 2015 De heer drs. H.J. Meijer
De heer drs. A.H. Schreuders
Voorzitter
Secretaris
Agendapunt - informatie aan
Algemeen Bestuur
datum
11 november 2015
agendapunt onderwerp proceseigenaar
1.3 Ingekomen stukken/Mededelingen A.H. Schreuders
Portefeuillehouder
H.J. Meijer 1. Lijst van ingekomen stukken Nummer Datum 01-10-2015 20151111.01 20151111.02 01-10-2015 20151111.03 08-10-2015 20151111.04 12-10-2015 20151111.05 19-10-2015 20151111.06 20-10-2015
20151111.07 23-10-2015
Onderwerp Onderzoek Rekenkamercommissie Dalfsen Samenwerking en democratisch gehalte (Gemeente Dalfsen) Wijziging Gemeenschappelijke regeling en voorjaarsrapportage 2015 (Gemeente Deventer) Loon- en prijsbijstelling 2015 (Ministerie V&J) Consultatie gezags- prestatie- en kwaliteitseisen veiligheidsregio's (Veiligheidsberaad) Financiële overdracht landelijke meldkamerorganisatie (Ministerie V&J) Concept najaarsrapportage van Veiligheidsregio IJsselland met het verzoek om een eventuele reactie (Gemeente Ommen) Landelijk verbod wensbalonnen (Gemeente Dalfsen)
Bijlagen X (brief) O (rapport)
Afdoening DB
X
DB
X
DB
X
DB
X
DB
X
t.k.n.
X
DB
O =De stukken zijn op te vragen bij het secretariaat X = aan de stukken toegevoegd.
kenmerk vervolgblad
AB 11 november 2015, ingekomen stukken/mededelingen 2 van 2
2. Mededelingen
• • m i n u i mi
g e m e e n t e
D
a
i
f
s
e
n
0
V15.004167
A a n d e G e m e e n s c h a p p e l i j k e r e g e l i n g V e i l i g h e i d s r e g i o IJsselland T.a.v. m e v r o u w L.J. S i e v e r s Marsweg 39, 8013 PE Zwolle
Uw brief/kenmerk:
O n s kenmerk:
Inlichtingen bij:
Doorkiesnummer:
UIT15-18661
m e v r o u w M. Meijer
(0529) 48 83 92
Zaaknummer: Z23033
Datum: 1 oktober 2015
Onderwerp: Onderzoek Rekenkamercommissie Daifsen Samenwerking en democratisch gehalte
Geachte mevrouw Sievers, In e e n o v e r l e g o p 2 9 o k t o b e r 2 0 1 4 heeft het p r e s i d i u m v a n d e r a a d v a n D a i f s e n e e n "longlist" m e t m o g e l i j k e o n d e r w e r p e n v o o r o n d e r z o e k e n o v e r h a n d i g d a a n d e voorzitter v a n d e R e k e n k a m e r c o m m i s s i e . D e R e k e n k a m e r c o m m i s s i e b e s t a a t uit drie l e d e n v a n d e r a a d e n e e n e x t e r n e , o n a f h a n k e l i j k e voorzitter. H e t p r e s i d i u m g a f a a n , d a t e e n o n d e r z o e k naar " s a m e n w e r k i n g e n d e m o c r a t i s c h g e h a l t e " d e h o o g s t e prioriteit heeft. D e R e k e n k a m e r c o m m i s s i e heeft d a a r o p b e s l o t e n o m dit o n d e r z o e k uit te g a a n v o e r e n . Het o n d e r z o e k is u i t g e v o e r d d o o r het b u r e a u B M C . U heeft tijdens het o n d e r z o e k al g e s p r o k e n m e t B M C e n e e n a a n t a l v r a g e n b e a n t w o o r d . V i a d e z e brief willen wij u b e d a n k e n v o o r u w m e d e w e r k i n g . Het o n d e r z o e k is i n m i d d e l s a f g e r o n d . Het r a p p o r t e n d e reactie v a n het C o l l e g e v a n B u r g e m e e s t e r e n w e t h o u d e r s v a n D a i f s e n zijn b e g i n s e p t e m b e r 2 0 1 5 a a n g e b o d e n a a n d e g e m e e n t e r a a d v a n D a i f s e n . B i j g a a n d b i e d e n wij u e v e n e e n s het r a p p o r t v a n B M C e n d e reactie v a n het C o l l e g e v a n D a i f s e n a a n . In d e r a a d s v e r g a d e r i n g v a n 2 8 s e p t e m b e r 2 0 1 5 h e e f t d e g e m e e n t e r a a d v a n D a i f s e n b e s l o t e n : K e n n i s te n e m e n v a n het o n d e r z o e k s r a p p o r t inclusief d e reactie v a n het c o l l e g e . In te s t e m m e n m e t d e c o n c l u s i e s e n d e a a n b e v e l i n g e n o v e r te n e m e n . Het c o l l e g e te v e r z o e k e n d e a a n b e v e l i n g e n n a d e r uit te w e r k e n in e e n nota v e r b o n d e n partijen. T i j d e n s d e b e h a n d e l i n g in d e r a a d s c o m m i s s i e o p m a a n d a g 21 s e p t e m b e r j l . is d e r e k e n k a m e r c o m m i s s i e g e v r a a g d o m het r a p p o r t o o k t o e te s t u r e n a a n d e g e m e e n t e r a d e n v a n d e a n d e r e d e e l n e m e n d e g e m e e n t e n in d e in het o n d e r z o e k b e t r o k k e n s a m e n w e r k i n g s v e r b a n d e n (allen r e g i o I J s s e l l a n d ) .
Raadhuisstraat 1 Postbus 35, 7720 A A Daifsen T (0529) 48 83 88 F (0529) 48 82 22 E
[email protected] I
www.dalfsen.nl
2
Uit het o n d e r z o e k zijn e e n a a n t a l c o n c l u s i e s e n a a n b e v e l i n g e n g e k o m e n . D e z e s t a a n in h o o f d s t u k 4 . D e z e c o n c l u s i e s e n a a n b e v e l i n g e n h e b b e n in e e r s t e instantie b e t r e k k i n g o p D a i f s e n . O p e e n a a n t a l o n d e r d e l e n is er e e n "uitstraling" naar d e b e t r e f f e n d e s a m e n w e r k i n g s v e r b a n d e n . Er zijn d a a r o m o o k e e n drietal a a n b e v e l i n g e n v o o r d e s a m e n w e r k i n g s v e r b a n d e n o p g e n o m e n . D e z e b e v e l e n wij in u w a a n d a c h t a a n . W i j v e r n e m e n g r a a g u w reactie o p dit rapport. W i j h o p e n , dat het u i t b r e n g e n v a n e n d e d i s c u s s i e o v e r dit r a p p o r t zal l e i d e n tot e e n beter o n d e r l i n g b e g r i p t u s s e n d e r a a d v a n D a i f s e n (liever n o g d e r a d e n v a n alle d e e l n e m e n d e g e m e e n t e n ) e n d e b e t r e f f e n d e samenwerkingsverbanden.
mr
Smi
L/
Bijlagen: Rapport B M C Reactie College van Burgemeester en wethouders g e m e e n t e Daifsen
gemeente
Deventer
V15.004320
Polstraat 14, Deventer Postbus 5000 7400 GC Deventer 14 0570 telefoon
Aan het Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio IJsselland Postbus 1453 8001 BL Zwolle
0570 - 693557 direct telefoonnummer
[email protected] e-mail
AB/816527
01 oktober 2015
kenmerk
uw referentie
datum
D.W. Kok
Wijziging gemeenschappelijke regeling en voorjaarrapportage 2015 Veiligheidsregio IJsselland
contactpersoon
onderwerp
Geacht Bestuur, In uw brieven van 15 juni 2015 en 2 juli 2015 heeft uw de voorjaarsrapportage 2015 respectievelijk het voorstel tot wijzigingen van de gemeenschappelijke regeling van de Veiligheidsregio IJsselland aan onze gemeenteraad voorgelegd. Bij mail van 21 september 2015 heeft U reeds een mailbericht van ons ontvangen dat ons college van burgemeester en wethouders op 8 september 2015 besloten heeft in te stemmen met het voorstel van de Veiligheidsregio IJsselland de begroting 2015 te wijzigen door het verwachte incidenteel voordeel van 2015 van C 1.355.500 voorC 50.000 te storten in de reserve transitie meldkamer, C 760.500 toe te voegen aan het weerstandvermogen van de Veiligheidsregio en C 545.000 aan gemeenten (Deventer C 106.790) terug te betalen. De gemeenteraad heeft aangegeven geen zienswijze in te dienen. Met deze brief aan uw dagelijks bestuur laten wij u weten dat de gemeenteraad van Deventer heeft ingestemd met het voornemen van zowel de wijziging van de begroting 2015 van de Veiligheidsregio IJsselland zoals beschreven in uw brief van 15 juni 2015 als het voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling van de Veiligheidsregio IJsselland zoals beschreven in uw brief van 2 juli 2015.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer, de secretaris, de burgemeester,
Heidema
www.deventer.nl
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid Ministerie van Veiligheid en justitie
> Retouradres Postbus 2 0 3 0 1 2500 EH Den Haag Directie
De voorzitters van de besturen van de veiligheidsregio's
weerbaarheidsverhoging Afdeling V e i l i g h e i d s r e g i o ' s T u r f m a r k t 147 2 5 1 1 DP Den Haag Postbus 2 0 3 0 1
IIIII in ii ii mui ii ii ii
2500 EH Den Haag www.nctv.nl
V15.004324
Contactpersoon H. Emmerzaal beleidsmedewerker T 070 7 5 1 55 37
Ons kenmerk 685226
Datum 8 oktober 2015 Onderwerp Loon- en prijsbijstelling 2015
Uw kenmerk
Bijlagen 1 Bij beantwoording
Geachte heer, mevrOUW, In de BDuR-circulaire juni 2015 deelde ik u mee dat het nog niet bekend was of het BDuR-budget een wijziging zou ondergaan als gevolg van indexering voor loon- en prijscompensatie. Inmiddels heeft het kabinet besloten dit jaar over te gaan t o t het toekennen van loon- en prijsbijstelling. De verhoging van het BDuR-budget betreft niet alleen 2015 maar heeft een meerjarige doorwerking. Onderverdeeld in loon- en prijsbijstelling is deze ophoging als volgt. loon- en prijsbijstelling BDuR 2015 x C 1.000
de
datum
en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
2015
2016
2017
2018
2019
2020
loonbijstelling
331
390
390
389
389
389
prijsbijstelling
208
245
245
245
245
245
Totaal
539
635
635
634
634
634
De verdeling over de regio's van het bedrag waarmee de BDuR in 2015 is opgehoogd, t r e f t u aan in de bijlage bij deze beschikking. In december w o r d t u nader geïnformeerd over de in 2016 te ontvangen bijdrage waarbij rekening is gehouden met de loon- en prijsbijstelling. De uitkering van de loon- en prijsbijstelling over 2015 aan de regio's zal tegelijkertijd plaatsvinden m e t de betaling van het 4 kwartaal van de bijdrage e
2015. Deze kunt u rond 15 oktober aanstaande tegemoet zien.
Pagina 1 van 3
Directie Weerbaarheidsverhog ing
Hoogachtend, De Minister van heiligheid en Justitie, namens deze, \ \
Afdeling V e i l i g h e i d s r e g i o ' s
Datum 8 oktober 2 0 1 5
Ons kenmerk 685226
H.W.M. Schoof V Nationaal Coördinator en Veiligheid
;
Terrorismebestrijding
Tegen dit besluit kunt u binnen zes weken na de dag waarop dit is bekend gemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet door de indiener zijn ondertekend en bevat ten minste zijn naam en adres, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden waarop het bezwaar rust. Dit bezwaarschrift moet worden gericht aan: de Minister van Veiligheid en Justitie, t.a.v. Directie Wetgeving en Juridische Zaken, Sector Juridische Zaken, Postbus 2 0 3 0 1 , 2500 EH Den Haag.
Pagina 2 v a n 3
Biilaae:
verdeling
loon- en prijsbijstelling
2015
Directie Weerbaarheidsverhog ing Afdeling V e i l i g h e i d s r e g i o ' s
Veiligheidsregio
Loon- en prijsbijstelling BDuR 2 0 1 5
1 Groningen
23.649
2 Fryslân
28.497
3 Drenthe
19.880
4 IJsselland
21.239
5 Twente
20.723
6 Noord- en Oost-Gelderland
25.440
7 Gelderland-Midden
21.863
8 Gelderland-Zuid
24.561
9 Utrecht
25.557
10 Noord-Holland-Noord
20.240
11 Zaanstreek-Waterland
14.940
12 Kennemerland
16.235
13 Amsterdam-Amstelland
17.159
14 Gooi en Vechtstreek
13.763
15 Haaglanden
17.120
16 Hollands Midden
19.820
17 Rotterdam-Rijnmond
27.926
18 Zuid-Holland-Zuid
20.418
19 Zeeland
25.912
20 Midden- en West-Brabant
28.380
21 Brabant-Noord
21.941
22 Brabant-Zuidoost
19.837
23 Limburg-Noord
22.384
24 Limburg-Zuid
19.412
25 Flevoland
22.101
Datum 8 oktober 2015
Ons kenmerk 685226
539.000
Pagina 3 van 3
Veiligheidsberaad Postbus 7010 6801 HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem www.veiligheidsberaad.nl
[email protected] 026 355 24 99
Aan de voorzitters veiligheidsregio
Doorkiesnummer
026 355 2937 Inlichtingen bij
Astrid Steverink Ons kenmerk
V052 Bijlage(n)
3 Datum Onderwerp
12 oktober 2015 Consultatie gezags- prestatie- en kwaliteitseisen veiligheidsregio's LMO
Geachte voorzitter, Hierbij verzoek ik u de “startnotitie gezags- prestatie- en kwaliteitseisen veiligheidsregio’s – LMO” en de Notitie “afbakening van de taken binnen het meldkamerdomein” in het bestuur van uw veiligheidsregio te bespreken. Op basis van de reacties van de besturen van de veiligheidsregio’s wordt in het Algemeen Bestuur Veiligheidsberaad van 11 december 2015 de notitie met eisen vastgesteld en bepaalt het Veiligheidsberaad het gemeenschappelijke standpunt over de notitie taakafbakening. In het Veiligheidsberaad van 10 juli 2015 is uitgebreid stilgestaan bij de wijze waarop veiligheidsregio’s hun gezag willen borgen in de meldkamer op het moment dat deze is overgedragen aan de Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO). Daarbij constateerde het Veiligheidsberaad dat veiligheidsregio’s tot nu toe geen gezamenlijke eisen hebben gesteld aan de LMO met betrekking tot borging van het gezag, de prestaties en de kwaliteit van de taakuitvoering door de LMO. Omdat elke veiligheidsregio anders is ingericht, en daarmee ook de brandweer-, rampenbestrijding- en crisisbeheersingsprocessen op de meldkamer van elkaar verschillen, is het in het kader van het streven naar uniformiteit van belang om tot eensluidende set van gezamenlijke eisen te komen. De Raad van Brandweercommandanten (RBC) en de Raad van Directeuren Veiligheidsregio’s (RDVR) is daarom gevraagd om onder regie van de Regiegroep Meldkamer Brandweer/Multi-opschaling te komen tot een set van gemeenschappelijke eisen ten aanzien van borging van het gezag, prestaties en kwaliteit van de meldkamer. In de “startnotitie gezags- prestatie- en kwaliteitseisen Veiligheidsregio’s – LMO verwoorden de RBC en de RDVR de basisuitgangspunten waaraan de LMO moet voldoen, vanuit het perspectief van de gezagsrol van de veiligheidsregio. In de notitie is, in overeenstemming met het Transitieakkoord de rol van de calamiteitencoördinator expliciet benoemd en geborgd bij de LMO. Daarnaast heeft het Veiligheidsberaad naar aanleiding van de consultatie van LMO-documenten aan de landelijke regiegroep LMO gevraagd om een notitie over de taakafbakening in het meldkamerdomein. Dit in relatie tot de financiële en materiële overdracht en de aansluiting op de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De demarcatie is ook van belang voor de eisen die aan de LMO worden gesteld met betrekking
Pagina
2/2
tot haar prestaties. Wat behoort nu wel en niet tot het takenpakket van de LMO? De notitie “afbakening van de taken binnen het meldkamerdomein” die is vastgesteld door de Operationele Stuurgroep LMO, is hier de invulling van en deze is ter consultatie bijgevoegd. Het is de wens van het Veiligheidsberaad om de gemeenschappelijke eisen ten aanzien van borging van het gezag, prestaties en kwaliteit van de meldkamer nog dit jaar vast te stellen. Dit is daarom geagendeerd voor het Veiligheidsberaad van 11 december aanstaande. Graag zie ik uw reactie op de beide documenten daarom voor 27 november tegemoet. Hoogachtend,
drs. H.J.J. Lenferink Portefeuillehouder Informatievoorziening van het Veiligheidsberaad
Bijlagen: - Aanbiedingsbrief RDVR en RBC, 6 oktober 2015 - Startnotitie gezags- prestatie- en kwaliteitseisen veiligheidsregio’s – LMO - Notitie Afbakening van de taken binnen het meldkamerdomein
Ministerie van Veiligheid en Justitie
>
Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Voorzitters veiligheidsregio’s
Directoraat-Generaal Politie Directoraat-generaal Politie Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www. rijksoverheid.nh/venj
Contactpersoon Erik Klaver T 06-52877197
Ons kenmerk
Datum 19 oktober 2015 Onderwerp Financiële overdracht landelijke meldkamerorganisatie
673345
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Geachte heer/mevrouw, In het Transitieakkoord voor de vorming van de Landelijke Meidkamerorganisatie hebben we met elkaar afgesproken om per regio nadere financiële afspraken te maken over de overdracht van middelen en de verrekening en vergoeding van achterblijvende kosten. Met deze brief wil ik u verzoeken om de concretisering van deze afspraken dit najaar met elkaar te starten. Context Dit voorjaar heeft de heer Lenferink, als lid namens het Veiligheidsberaad van de regiegroep LMO, het proces voor de financiële overdracht ter consultatie aan u voorgelegd. Over de uitkomst van deze consultatie heeft hij mij per brief van 6 augustus 2015 geïnformeerd. Hierin vraagt hij namens het Veiligheidsberaad aandacht voor zorgvuldigheid, transparantie, nadere fasering en temporisering van dit traject. Daaraan kom ik graag tegemoet door dit traject gezamenlijk in wat aangepast tempo te doorlopen. De financiële overdracht heeft tot doel om de gemaakte financiële afspraken uit het Transitieakkoord per meldkamer uit te werken. Het is voor de financiering van de toekomstige wettelijke taken van de LMO immers noodzakelijk om vanuit de partijen die de huidige meldkamers beheren te komen tot structurele overheveling van de huidige budgetten naar het ministerie van Veiligheid en Justitie. Om de overdracht van verantwoordelijkheden gelijk op te laten gaan met de overdracht van de structurele budgetten, vindt deze laatste plaats zodra de wetswijziging die de LMO vereist van kracht wordt. De Minister van Ven] zal deze middelen na overdracht van de samengevoegde meldkamers aan de politie verstrekken als een bijzondere bijdrage voor de LMO. Financiële overdracht De afspraken over de financiële overdracht aan het ministerie van Ven] slaan voor de veiligheidsregio’s neer in financiële overdrachtsdocumenten per huidige
Pagina 1 van 3
meldkamer. Als basis voor de overdracht zullen de uitgevoerde 0-metingen worden gebruikt met peiljaar 2013.
De financiële overdracht bestaat daarbij uit de overdracht van; • de structurele budgetten van de veiiigheidsregio’s aan Ven]; • de activa (bezittingen) en passiva (schulden) van de veiligheidsregio’s voor zover dat betrekking heeft op de uitvoering van de meid ka merta ken; Tevens worden hierin afspraken gemaakt over de verrekening en vergoeding van de achterblijvende kosten. Due Diligence Commissie In het Transitieakkoord is afgesproken dat de due diligence commissie (DDC) toezicht houdt op een gepast en ordelijk verloop van de financiële overdracht. Zij voert hiertoe een toets financieel op niveau uit om vast te stellen of het beschikbare budget voor uw meldkamer voldoende is om de maatschappelijke verantwoordelijkheid op het gebied van de meldkamer zoals de Wet veiligheidsregio’s die voorschrijft in continuïteit te kunnen invullen. Daarnaast voorziet de commissie ieder financieel overdrachtsdocument van een advies over de redelijkheid en billijkheid van de over te dragen budgetten. In het Veiligheidsberaad van 10 juli heeft de voorzitter van de DDC, de heer Pans, hierop een toelichting gegeven. Start en fasering Ik wil graag samen met u vanaf oktober starten met de ambtelijke voorbereidingen voor de financiële overdracht met het doel om de financiële overdrachtsdocumenten voor de zomer van 2016 bestuurlijk te kunnen bekrachtigen. Hiermee ontstaat ultimo 2016 voor alle Veiligheidsregio’s tegelijk financiële duidelijkheid, welke nog los staat van de definitieve datum van de verschillende momenten van formele en materiële overdracht van de meldkamers aan de NP/LMO. Voor de ambtelijke voorbereiding van het financieel overdrachtsdocument heb ik een vast aanspreekpunt aangewezen en ik heb de voorzitter van de due diligence commissie gevraagd om ditzelfde te doen. Graag verzoek ik ook u een vast aanspreekpunt voor uw veiligheidsregio aan te wijzen en mij hierover te informeren. Vanuit het ministerie zal mevrouw Marjolein van Meteren als algemeen aanspreekpunt fungeren (
[email protected], tel: 06-31944279); de due diligence commissie is te bereiken via haar ambtelijk secretaris, de heer Erik Klaver (e.s.klaver©minvenj.nl, tel: 06-52877 197). De kwartiermakersorganisatie vervult een adviserende rol in dit proces. Tot slot Rest mij nog u te informeren dat ik voornemens ben om in het eerste kwartaal van 2016 wederom samen met de kwartiermaker LMO met (een afvaardiging van) ieder bestuur in gesprek te gaan over de gang van zaken rond de vorming van de LMO. Het financiële overdrachtsdocument is daarbij wat mij betreft een hoofdonderwerp van bespreking.
Pagina 2 van 3
Ik ga ervan uit u zo voldoende geïnformeerd te hebben en ik zie uit naar een plezierige en succesvolle samenwerking. Hoogachtend, De Minister van Veiligheid en Justitie, Namens deze,
7 --L--1
A.F. Gaastrj Directeur-Generaal Politie
Pagina 3 van 3
Gemeente
Ommen
V15.004448 Griffie Gemeente O m m e n ostadres
Postbus 100 7730 AC Ommen
Veiligheidsregio IJsselland
Bezoekadres
8001 BL ZWOLLE
Uw kenmerk
Chevalleraustraat 2 7731 EE Ommen
Postbus 1453 Internet
www.ommen.nl
Telefoon
14 0529
Behandeld door
mw. Annemiek Klokkert - van der Haar
Team
Griffie Ommen
Zaaknummer Documentnummer
1576241 1576272
Onderwerp
Concept najaarsrapportage van Veiligheidsregio IJsselland met verzoek om eventuele reactie
Ommen, 20 oktober 2015
VERZONDEN 2 O OKT 2015
Geachte heer/mevrouw,
Op 20 oktober 2015 hebben wij uw brief ontvangen over: "Concept najaarsrapportage van Veiligheidsregio IJsselland met verzoek om eventuele reactie". Deze brief is bij ons bekend onder nummer 1576241. Brieven v o o r d e gemeenteraad worden op een lijst met ingekomen stukken geplaatst. Bij uw brief wordt voorgesteld o m die in de raadsvergadering van 5 november 2015 "voor afdoening in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen". U krijgt dus antwoord op uw brief van het college. De gemeenteraad wordt door het college wel op de hoogte gehouden van de wijze van afhandeling. U kunt bij het team Griffie O m m e n (doorkiesnummer 0523 - 28 94 98) nadere informatie inwinnen over de verdere behandeling van uw brief. Mocht de raad niet instemmen met de voorgestelde behandeling, dan ontvangt u daarover na de genoemde raadsvergadering apart bericht van ons. Ik wijs u er nog op dat de lijst ingekomen stukken een openbaar stuk is en vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet, Namens de afdeling Griffie Gemeente O m m e n .
oh
Agendapunt - besluitvormend
aan
Algemeen bestuur
datum
11 november 2015
agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder
05. Voorjaarsrapportage 2015 L. Sievers H.J. Meijer
Te besluiten om: - de voorjaarsrapportage 2015 definitief vast te stellen.
Inleiding Op 24 juni is de voorjaarsrapportage behandeld in de vergadering van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur heeft in die vergadering conform voorstel besloten. Echter, omdat de gemeenten tot 1 september de mogelijkheid hadden om zienswijzen in te dienen en sommige gemeenten wat dit betreft meer tijd nodig hadden, heeft het algemeen bestuur in de vergadering van 24 juni besloten dat definitieve besluitvorming over de voorjaarsrapportage pas in de vergadering van het algemeen bestuur van oktober plaats zou vinden. Aangezien in oktober de bestuurdersdag was, vindt definitieve besluitvorming plaats in de vergadering van november. Door de gemeenten zijn geen zienswijzen ingediend. De voorjaarsrapportage is om die reden ongewijzigd ten opzichte van het exemplaar van 24 juni.
Beoogd resultaat Het beoogd resultaat is definitieve vaststelling van de voorjaarsrapportage 2015.
Risico’s Er zijn geen risico’s aan dit besluit verbonden.
Middelen Over de incidentele onderuitputting, de oorzaken daarvan en de mogelijke bestemming van het positief saldo is uitvoerig ingegaan in de stukken en vergadering van 24 juni. De besluitvorming over de bestemming van het positief saldo en de daadwerkelijke teruggaaf vindt plaats na vaststelling van de jaarrekening 2015 in de vergadering van het AB in juni 2016.
kenmerk vervolgblad
2 van 2
Vervolg/ Communicatie De definitieve voorjaarsrapportage 2015 wordt via de mail aangeboden aan de elf gemeenten en de provincie. Na vaststelling door het algemeen bestuur wordt de rapportage op SharePoint en de internetsite geplaatst.
Bijlagen Voorjaarsrapportage 2015
Voorjaarsrapportage 2015
Concept 0.3, juni 2015
Documentgegevens Verspreiding Nr. 0.1
Datum mei 2015
Verspreid aan Managementteam, Bea Stegeman, Jaap Wolf, Robert Jan Maaskant, Carla Grummel, Robert Steenbergen, Theo van Leussen, Marco Huisman.
Aanlevering voor overleggen Nr. 0.1 0.2 0.3
Concept
Aanlevering 21 mei 2015 3 juni 2015 3 juni 2015 3 juni 2015 11 juni 2015 28 oktober 2015
Bespreking 26 mei 2015 10 juni 2015 11 juni 2015 11 juni 2015 24 juni 2015 11 november 2015
Overleg Managementteam/ directie Dagelijks bestuur Gemeenten Veiligheidskring Algemeen bestuur Algemeen bestuur
Documentbeheer/ eigenaar
Marc Kool en Marjolein Fransen
Projectleiders
Marc Kool en Marjolein Fransen
Vastgesteld door
Algemeen Bestuur
Datum vaststelling
11 november 2015
Digitale vindplaats
MyCorsaID: V15.004634
Voorjaarsrapportage
2
Inhoudsopgave
1
Inleiding
4
2
Financiële stand van zaken
4
2.1
Financiële inleiding
4
2.2
Toelichting incidentele afwijkingen
5
2.3
Incidentele begrotingswijziging
11
2.4
Structurele begrotingswijziging (budgettair neutrale verschuivingen)
11
2.5
Mogelijke bestemming saldo voorjaarsrapportage
12
2.6
Risico’s
13
3
Beleidsmatige stand van zaken programma’s
14
3.1
Inleiding
14
3.2
Programma Veiligheid
14
3.3
Programma brandweer
15
3.3.1
Algemeen
15
3.3.2
Risicobeheersing
16
3.3.3
Repressie
17
3.3.4
Vakbekwaamheid
18
3.3.5
Beheer & Techniek
19
3.4
Meldkamer
19
3.5
Gemeenten
20
3.6
GHOR
21
3.7
Bestuur
22
4
Bedrijfsvoering
23
Bijlage
Concept
25
Voorjaarsrapportage
3
1 Inleiding In de Financiële verordening Veiligheidsregio IJsselland staat dat het dagelijks bestuur het algemeen bestuur informeert door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de programmabegroting. Deze voorjaarsrapportage betreft de eerste rapportage over de maanden januari t/m april 2015. Deze rapportage dient voor 15 juni aan het dagelijks bestuur aangeboden te worden. De inrichting van de tussentijdse rapportages moet aansluiten bij de indelingssystematiek van de programmabegroting. De rapportages gaan in op afwijkingen in de lasten en baten (begrotingswijzigingen) en de geleverde prestaties. Bij de volgende begrotingswijzigingen informeert het dagelijks bestuur vooraf het algemeen bestuur en neemt pas een besluit, nadat het algemeen bestuur toestemming heeft gegeven: a. bij investeringen groter dan € 100.000; b. bij aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 100.000; c. Bij nieuwe meerjarige verplichtingen, waarvan de jaarlijkse exploitatielasten groter zijn dan € 25.000. In het volgende hoofdstuk gaan wij in op de financiële stand van zaken. In hoofdstuk 3 volgt een beleidsmatige toelichting op de stand van zaken van de programmabegroting. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de bedrijfsvoering.
2 Financiële stand van zaken 2.1
Financiële inleiding
In deze voorjaarsrapportage geven wij een doorkijk voor de rest van het jaar. Wij hebben geprobeerd om een zo zorgvuldig mogelijke prognose te maken. Dit was soms lastig, omdat wij nog geen lange financiële historie hebben opgebouwd. Het beeld is dat er in 2015 organisatiebreed sprake zal zijn van incidentele onderuitputting van in totaal ruim 1,3 miljoen euro. De belangrijkste redenen van deze verwachte incidentele onderuitputting zijn:
werkelijke indexering loonkosten is lager, dan waar op basis van de begroting vanuit is gegaan; vrijval huur Zeven Alleetjes voor acht maanden; uitstel vervangingsinvesteringen; de gunstige rentetarieven; er wordt in 2015 waarschijnlijk meer bezuinigd dan noodzakelijk.
De incidentele financiële afwijkingen ten opzichte van de vastgestelde begroting 2015 zijn hieronder weergegeven en toegelicht. Bij de toelichting is aangegeven of het structurele onderuitputting of incidentele onderuitputting betreft. De afwijkingen zijn de totalen van alle programma’s samen.
Concept
Voorjaarsrapportage
4
Kostencategorieën Personeelskosten Huisvestingskosten Brandweermaterieel Opleiden & Oefenen Automatisering & verbindingen Rente Beheerskosten Overige kosten Inkomsten Totaal
n v v
v v n v
Incidentele afwijking € -15.000 € 170.000 € 53.500 € € € 1.005.000 € € 150.900 € -8.900 € 1.355.500
v voordeel n nadeel
2.2
Toelichting incidentele afwijkingen
Personeelskosten De afwijking van de kostencategorie personeelskosten bestaat uit een voordeel en een nadeel. De toelichting begint met het voordeel. Indexering loonkosten In de begroting 2015 gingen wij uit van een loonsomontwikkeling van 2% ten opzichte van het begrotingsjaar 2014. Wij hebben met elkaar in de begroting 2015 afgesproken dat als werkelijke ontwikkelingen in het kalenderjaar lager of hoger zijn, dit via een nacalculatie wordt verrekend. Voor 2015 hebben wij een herrekening gemaakt van de loonkosten voor 2015. Dit laat een incidentele onderuitputting zien van € 545.000. Nu blijkt dat de gehanteerde indexering niet noodzakelijk is, stellen wij voor om conform afspraak de incidentele ruimte voor 2015 terug te geven aan de gemeenten. De structurele onderuitputting is verwerkt in de begroting 2016 en is benut om de loonsomontwikkeling van 2016 (2% stijging) op te vangen. Reservering vakantiegeld Het Individueel Keuzebudget (IKB) betekent dat uiterlijk 2017 wordt overgegaan op een systeem, waarbij werknemers zelf bepalen op welke momenten ze hun gerealiseerde vakantiegeld en vergelijkbare vergoedingen krijgen uitgekeerd in een kalenderjaar. Deze uitkering moet altijd tijdens het kalenderjaar plaatsvinden. Dit heeft gevolgen voor de zeven maanden vakantiegeld die dan nog staat over 2015, die normaalgesproken in mei 2016 zou worden uitbetaald. Door het IKB vindt er incidenteel een extra last plaats van zeven maanden vakantiegeld vanuit het jaar voorafgaand aan de invoering. Wij schatten in dat de reservering vakantiegeld over 2015 circa € 560.000 bedraagt, dit betreft een incidenteel nadeel voor 2015.
Concept
Voorjaarsrapportage
5
Huisvestingskosten De afwijking van de kostencategorie huisvestingskosten bestaat uit een voordeel en een nadeel. De toelichting begint met het voordeel. Vrijval huur Zeven Alleetjes Per 1 april 2015 zijn alle medewerkers van Veiligheidsregio IJsselland ondergebracht in de brandweerkazernes van Kampen, Zwolle, Hardenberg en Deventer. Deze kazernes zijn begin 2015 verbouwd en de daaruit voortvloeiende kapitaallast start met ingang van het jaar 2016 (het jaar na gereedkoming van de investering), dit conform ons afschrijvingsbeleid. De structurele kapitaallast van de verbouwingskredieten wordt gedekt uit de vrijval van de huurlast Zeven Alleetjes per 1 april 2015 en € 74.500 is structureel in mindering gebracht op de gemeentelijke bijdrage in de begroting 2016 en meerjarenraming 2017-2019. Bovenstaande betekent voor 2015 incidentele onderuitputting van de huurlast Zeven Alleetjes van € 270.000 (acht maanden huur). Eenmalig krediet herhuisvesting Met de vaststelling van de najaarsrapportage 2014 is het volgende bestuurlijk besluit genomen: Naast de structurele lasten van de herhuisvesting worden er ook eenmalige kosten gemaakt onder andere voor de externe projectbegeleiding, verhuiskosten, advieskosten en architectkosten. Deze middelen dient u formeel via een projectkrediet ter beschikking te stellen. Besluit: Een projectkrediet beschikbaar te stellen ad € 550.000 (waarvan € 450.000 in 2014 en € 100.000 in 2015) voor de incidentele kosten m.b.t. de herhuisvesting. Deze eenmalige kosten met betrekking tot de herhuisvesting te dekken uit: het resterende projectkrediet regionalisering brandweer (€ 350.000), bij resultaatbestemming op basis van de jaarrekening 2014 (€ 100.000) en het projectkrediet voor 2015 dekken binnen de exploitatie van 2015 (€ 100.000). Met deze voorjaarsrapportage laten wij het deel voor 2015 formaliseren en wordt € 100.000 gedekt via de exploitatie van 2015. Brandweermaterieel De afwijking van de kostencategorie brandweermaterieel bestaat uit een voordeel en twee nadelen. De toelichting begint met het voordeel. Afschrijvingslast vervangingsinvesteringen In de begroting 2015 zijn wij uitgegaan van de investeringen die in 2014 zouden worden gedaan. Bij de jaarrekening 2014 wordt voorgesteld € 3.163.794 aan vervangingsinvesteringen door te schuiven naar 2015. Met deze vervangingsinvesteringen worden afgeschreven voertuigen en materiaal vervangen. Door het doorlopen van lange aanbestedingsprocedures en enige terughoudendheid hebben in 2014 niet alle vervangingen plaatsgevonden. Dit geeft voor 2015 een incidenteel voordeel van € 305.000 op de afschrijvingslasten. Op dit moment zijn wij intern kritisch aan het kijken naar de inventarisatielijsten uit 2012. Hiermee willen wij komen tot een meerjarig vervangingsschema van het brandweermaterieel. De structurele
Concept
Voorjaarsrapportage
6
onderuitputting (efficiencyvoordelen) ad. € 225.000 is al meegenomen bij de invulling van de bezuinigingstaakstelling. Denk hierbij aan de efficiëntere vormgeving mobiele commando unit, aantal redvoertuigen verminderd van zes naar vijf en bij vervanging mobiele data terminals meer gebruik maken van bestaande technologie. Eenmalige aanschaf kazernekleding brandweervrijwilligers Wij stellen voor om alle brandweervrijwilligers eenmalig te voorzien van een basispakket kazernekleding (blauwe blouse en zwarte broek) en veiligheidsschoenen en hiervoor een eenmalig budget beschikbaar te stellen van € 141.500. Vóór de regionalisering van de brandweer werd door de korpsen verschillend met het verstrekken van tenues omgegaan. De meeste vrijwilligers hadden/ hebben alleen een uitrukpak. Met het onderhavige voorstel wordt ervoor gezorgd dat alle vrijwilligers hetzelfde tenue tot hun beschikking hebben. Dit past ook binnen het beleid om vrijwilligers meer representatieve taken te geven, bijvoorbeeld op het gebied van het geven van voorlichting. Op deze manier is de uniformiteit naar buiten toe gewaarborgd. Afwaardering boekwaarde brandweerboten Naar aanleiding van implementatie van de Regionale Visie Bestrijding Waterongevallen zijn in de periode 2012-2013 drie brandweerboten aangekocht. Dit is gestart met aankoop van een boot voor brandweer Zwolle. In samenwerking met een leverancier is een nieuwe boot ontwikkeld. Een aantal uitgangspunten van het Programma van Eisen blijkt achteraf niet in lijn met de vastgestelde Regionale Visie Bestrijding Waterongevallen. Hierdoor is de boot slechts beperkt voor de toegewezen (duik)taken inzetbaar en zijn technische problemen ontstaan. Ondanks het feit dat de boot zich destijds in een ontwikkel-/test-/conceptfase bevond zijn voor de korpsen Deventer en Olst-Wijhe gelijke boten besteld. De nodige kinderziektes waren daarmee nog niet in beeld. Op dit moment doen zich dusdanige technische problemen en schades voor dat inzet voor de operationele dienst niet langer verantwoord is. De veiligheidsregio is in overleg met de verzekeringsmaatschappij en leverancier over de ontstane situatie. Onderzoek wijst uit dat de boten technisch en qua construct niet geschikt te maken zijn voor de doeleinden waarvoor ze bij de brandweerkorpsen destijds zijn aangeschaft. Dit betekent dat de huidige boten vervangen moeten worden om operationele inzet conform de vastgestelde regionale visie te kunnen borgen en veilig te kunnen werken. Dit betekent een incidentele afwaardering van de boekwaarde van € 110.000. Voor de vervanging van de drie boten wordt, via een apart besluit bij deze voorjaarsrapportage 2015, een investeringskrediet gevraagd van € 180.000. Op basis van ons afschrijvingsbeleid geeft dit een structureel gemiddelde kapitaallast van € 15.600, die wordt opgevangen binnen de beschikbare kapitaallasten van het vervangingsschema.
Opleiden & oefenen Begin 2015 is voor de brandweer een opleidingsplan voor repressieve functies opgesteld. Op basis van dit plan verwachten wij dat het totaal beschikbare budget voor 2015 toereikend is. Verder wordt op dit moment nog een grote regionale wervingsactie voor brandweervrijwilligers uitgevoerd. Onze inschatting is dat er dit jaar voldoende opleidingsbudget is om de nieuwe
Concept
Voorjaarsrapportage
7
vrijwilligers op te leiden, maar dat is afhankelijk van hoeveel nieuwe vrijwilligers er in totaal worden geworven. Hier komen wij bij de najaarsrapportage op terug. Voorlopig voorzien wij in deze kostencategorie geen afwijkingen ten opzichte van de begroting.
Automatisering & verbindingen Met ingang van 1 januari 2014 is gestart met een vernieuwde eenheid Bedrijfsvoering, die de ondersteunende taken voor zowel de veiligheidsregio als de GGD verzorgt. Deze ondersteunende taken lagen voorheen bij de GGD. Via de najaarsrapportage 2014 heeft de veiligheidsregio formeel de ICT-activa overgenomen van de GGD. Tijdens het opstellen van de begroting 2015, begin 2014, waren onderstaande ICT (vervanging)investeringskredieten nog niet in beeld. Op dat moment was de eenheid Bedrijfsvoering nog in de opbouwfase. Het beschikbaar stellen van een investeringskrediet is een bevoegdheid van het algemeen bestuur, volgens de bestuurlijk vastgestelde financiële verordening. Wij vragen u, via een apart besluit bij deze voorjaarsrapportage 2015, om onderstaande ICT-investeringskredieten beschikbaar te stellen.
€ € € € € € € €
Krediet 95.000 144.000 100.000 31.000 60.000 48.000 6.000 8.000
Omschrijving Hardware Datacenter netwerk vervanging Hardware Storage Array backup-system Hardware Laptops vervanging Hardware Wifi netwerk Software Datacenter netwerk vervanging Hardware LCD/Smartboards vergaderlocaties Hardware Sharepoint implementatie Software Sharepoint implementatie
De uit de ICT-investeringskredieten voortvloeiende kapitaallasten worden binnen de beschikbare budgetten van ICT opgevangen.
Rente Wij proberen zoveel mogelijk met kortgeld te financieren, waarbij conform het vastgestelde treasurystatuut wordt voldaan aan de kasgeldlimiet. Kortlopende leningen kennen op dit moment een erg laag rentepercentage en zijn dus financieel gunstig. In april 2015 hebben wij, om aan de kasgeldlimiet te blijven voldoen, een langlopende lening van € 7 miljoen afgesloten tegen 1,05% voor twintig jaar vast. Wij denken eind 2015/ begin 2016 nog een langlopende lening van ongeveer € 7 miljoen te moeten afsluiten, volgens onze bepaling van de financieringspositie en liquiditeitenplanning. Op begrotingsbasis wordt rekening gehouden met 4% rente op de investeringen. Verder blijven een aantal geplande en verwachte investeringen uit. Dit levert samen een incidenteel rentevoordeel op van € 750.000. Een groot deel van het voordeel is incidenteel. Gezien het werkelijke rentepercentage van de langlopende lening verwachten wij ook een structureel voordeel. Welk deel uiteindelijk een structureel karakter heeft, is sterk afhankelijk van een meerjarige investeringskalender van brandweermaterieel, facilitair en ICT. Hier wordt op dit moment hard aan gewerkt. Wij hopen bij de besluitvorming over de nieuwe kostenverdeelmethodiek een inschatting te kunnen geven van het deel met een structureel karakter.
Concept
Voorjaarsrapportage
8
Voor de huisvesting zijn wij in de begroting 2015 uitgegaan van een rentepercentage van 3,5% (conform vastgestelde financiële uitgangspunten en kaders). De werkelijke rentepercentages zijn, afhankelijk van de looptijd van de lening, lager. De rentepercentages zijn in overleg met de treasurer van de gemeente Zwolle tot stand gekomen. Dit is een incidenteel voordeel (€ 255.000), zolang de kazernes eigendom zijn van Veiligheidsregio IJsselland. Eind 2015 wordt de kazerne in Kampen weer overgedragen aan de gemeente Kampen. De kazerne aan de Marsweg te Zwolle wordt eind 2016 weer overgedragen aan de gemeente Zwolle. Wij gaan deze kazernes dan, net als het grootste deel van de overige kazernes, huren. De kapitaallasten worden dan omgezet in een huurlast, vandaar dat het voordeel geen structureel karakter heeft. Beheerskosten In deze kostencategorie voorzien wij geen afwijkingen ten opzichte van de begroting. Overige kosten De afwijking van de kostencategorie ‘overige kosten’ bestaat uit twee voordelen en twee nadelen. De toelichting begint met de voordelen. Meer bezuiniging 2015 Bij de bestuurlijke afronding in 2013 van de voorstellen voor het financieel kader van de nieuwe veiligheidsregio inclusief de regionale brandweer werd door Veiligheidsregio IJsselland voorgesteld om door de nieuwe organisatie niet alleen zelf de nadelige effecten van de btw-compensatie en de geraamde kosten van het sociaal plan op te vangen, maar daarnaast werd voorgesteld om vanaf 2015 aanvullend een taakstelling op te nemen. Deze aanvullende taakstelling van € 330.000 heeft in de begroting 2015 geleid tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage aan de veiligheidsregio c.q. de regionale brandweer. Omvang bezuinigingsopdracht (x € 1.000)
2015
a. nadelig BTW-effect (oplopend tot 800 in 2024)
123
b. effecten (aflopend) sociaal plan
90
c. extra bezuinigingsopdracht
330
totaal
543
In het najaar 2014 zijn ambtelijk bezuinigingsvoorstellen uitgewerkt. Bij het uitwerken van de voorstellen is er vooral gekeken naar voorstellen die gericht zijn op efficiëntieverbetering. Het dienstverleningsniveau van de veiligheidsregio blijft in stand na uitvoering van de voorstellen. In de vergadering van het algemeen bestuur in december 2014 zijn de bezuinigingsvoorstellen vastgesteld. Voor 2015 is uiteindelijk € 182.000 meer bezuinigd, dan noodzakelijk. Dit betreft incidentele onderuitputting, omdat de bezuinigingsopdracht jaarlijks toeneemt. Bij de begroting 2016 is voor deze aflopende incidentele onderuitputting een afzonderlijk voorstel gedaan.
Concept
Voorjaarsrapportage
9
Bijdrage Meldkamer Oost Nederland Binnen het programma Meldkamer verwachten wij een incidentele onderuitputting van € 50.000. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door een lagere bijdrage aan de Meldkamer Oost Nederland. Wij stellen voor om deze € 50.000 toe te voegen aan de reserve Transitie Meldkamer, om de toekomstige frictie- en ontvlechtingskosten door de vorming van de Landelijke Meldkamer Organisatie uit te dekken. Lagere overige kosten De BDuR-uitkering voor het jaar 2015 in de decembercirculaire wijkt in geringe mate af (€ 8.900) met de in de begroting 2015 van de veiligheidsregio geraamde BDuR-uitkering. Deze negatieve afwijking wordt, conform het besluit van het dagelijks bestuur in december 2014, binnen de bestaande begroting opgelost. De overige kosten binnen het programma brandweer zijn met € 8.900 naar beneden bijgesteld. Structureel is in de begroting 2016 en meerjarenraming 2017-2019 al rekening gehouden met de aangepaste BDuR-uitkering. Veiligheidsdag De Veiligheidsdag 2015 wordt rondom de haven van de binnenstad van Hardenberg gehouden. Naast operationele diensten als politie, brandweer, GHOR en defensie, zijn (vrijwilligers)organisaties en gemeenten vertegenwoordigd. Maar ook waterschap Vechtstromen, provincie Overijssel, Rijkswaterstaat, Stichting Reddingshonden, reddingsbrigade, Stadspromotie Hardenberg, Horeca Hardenberg, et cetera. Ook zijn operationele hulpdiensten uit Duitsland (brandweer en geneeskundige hulpverlening) zijn vertegenwoordigd. Voor deze locatie is gekozen omdat deze centraal ligt, gemakkelijk bereikbaar is en aangesloten kan worden bij lokale activiteiten in de binnenstad van Hardenberg. De organisatie ligt in handen van de veiligheidsregio, in nauwe samenwerking met de kolommen en diverse (vrijwilligers)organisaties. Bij de vaststelling van de najaarsrapportage 2014 is door het algemeen bestuur besloten dat in het jaar dat de Veiligheidsdag wordt georganiseerd (om de twee jaar) de veiligheidsregio maximaal € 40.000 beschikbaar stelt uit de beschikbare budgetten. Wij stellen voor om in 2015 € 40.000 beschikbaar te stellen om de Veiligheidsdag in gemeente Hardenberg te laten plaatsvinden. Project STOOM In de vergadering van het algemeen bestuur in december 2014 zijn de bezuinigingsvoorstellen vastgesteld, waaronder door de uitvoering van het project STOOM. Door verificatie te gaan toepassen op automatische brandmeldingen zal er een reductie plaatsvinden van het aantal daadwerkelijke alarmeringen van de posten. De Meldkamer Oost Nederland (MON) maakt gebruik van het protocol ‘verificatie meldkamer brandweer’. Kort samengevat houdt dit protocol in dat de centralist gedurende de eerste minuut na de melding contact probeert te zoeken met het object om te verifiëren wat de oorzaak van de melding is. Als er contact met het object wordt gemaakt, heeft de contactpersoon vervolgens twee minuten de tijd om te bevestigen of er daadwerkelijk brand is. Wanneer er niet binnen één minuut contact met het object is gemaakt of wanneer er niet binnen twee minuten duidelijkheid is of er daadwerkelijk brand is, dan wordt de brandweer gealarmeerd. Realisatie van deze bezuiniging vergt een investering vooraf, die uit de exploitatie gedekt zal worden. Hand- en automatische brandmeldingen moeten gescheiden binnen komen bij de MON. Dit is vanuit de wet een randvoorwaarde om verificatie toe te mogen passen. De kosten liggen deels bij de
Concept
Voorjaarsrapportage
10
abonnee (werkzaamheden aan de brandmeldinstallatie door een installateur) en deels bij de veiligheidsregio (werkzaamheden aan de doormeldeenheid door Siemens). Hiervoor is drie jaar (2015-2017) een jaarlijks budget noodzakelijk van € 50.000. Het budget voor 2016 en 2017 wordt via de voorjaarsrapportage van het desbetreffend jaar aangevraagd. De bezuiniging levert vanaf 2016 € 50.000 op en loopt op tot structureel € 100.000 vanaf 2018. Deze is al verwerkt in de begroting 2016 en meerjarenraming 2017-2019.
Inkomsten Begin december 2014 hebben wij de decembercirculaire over de BDuR-uitkering ontvangen. De BDuR-uitkering voor het jaar 2015 in de decembercirculaire wijkt in geringe mate af (€ 8.900) met de in de begroting 2015 van de veiligheidsregio geraamde BDuR-uitkering. Het dagelijks bestuur heeft in december 2014 besloten om in de eerste bestuursrapportage 2015 de begroting 2015 hierop aan te passen. Het effect van de lagere bijdrage uit de BDuR wordt binnen de bestaande begroting opgelost, doordat de overige kosten binnen het programma brandweer met € 8.900 naar beneden zijn bijgesteld. Structureel is in de begroting 2016 en meerjarenraming 2017-2019 al rekening gehouden met de aangepaste BDuR-uitkering.
2.3
Incidentele begrotingswijziging
Op basis van de gemaakte prognoses worden de budgetten 2015 incidenteel hierop aangepast. In het vervolg van deze rapportage wordt er per programma aangegeven wat de gevolgen zijn. Er is per programma een geactualiseerde tabel ‘wat gaat het kosten?’ toegevoegd. De toegelichte onderuitputtingen en overschrijdingen per programma worden incidenteel via een begrotingswijziging verwerkt in de begroting van 2015. Dit betekent een incidentele bijstelling van de budgetten in 2015, zodat wij bij de jaarrekening 2015 minder hoeven toe te lichten. De begrotingswijziging is bij team financiën op te vragen.
2.4
Structurele begrotingswijziging (budgettair neutrale verschuivingen)
Net als bij de najaarsrapportage 2014 ziet u in de geactualiseerde tabel ‘wat gaat het kosten?’ een kolom structurele begrotingswijziging. Deze begrotingswijzigingen zijn ontstaan naar aanleiding van de eerste ervaringen en uitwerking van de interne beheersbegroting en door het verwerken van de vastgestelde bezuinigingen voor 2015. De begrotingswijzigingen van alle programma’s samen verlopen budgettair neutraal. Al deze wijzigingen zijn in de begroting 2016 al verwerkt.
Concept
Voorjaarsrapportage
11
2.5
Mogelijke bestemming saldo voorjaarsrapportage
Hieronder vindt u ons voorstel (inclusief toelichting) voor de mogelijke bestemming van het geprognosticeerde saldo. De daadwerkelijke bestemming kan pas plaatsvinden bij de jaarrekening 2015.
Bestemming saldo Toevoeging Reserve transitie meldkamer Aanvulling weerstandsvermogen Teruggaaf aan gemeenten
Bedrag €
50.000
€ 760.500 € 545.000 € 1.355.500
Toevoeging reserve transitie meldkamer Wij stellen voor om de incidentele onderuitputting van € 50.000 op programma Meldkamer toe te voegen aan de reserve Transitie Meldkamer om de toekomstige frictie- en ontvlechtingskosten, door de vorming van de Landelijke Meldkamer Organisatie, uit te dekken.
Aanvulling weerstandsvermogen Op dit moment hebben wij een algemene reserve van € 335.369, dit is inclusief de voorgestelde storting bij de jaarrekening 2014 (€ 79.441). Bij de reacties op de programmabegroting 2015 en 2016 werd geconcludeerd dat het weerstandsvermogen laag is. Wij delen deze mening, ook gelet op de norm die wij voor het weerstandsvermogen hebben ontwikkeld. In de financiële kaders en uitgangspunten (hoofdstuk 6.4, blz. 22) die door het algemeen bestuur vastgesteld zijn, hebben wij afgesproken dat wij proberen het weerstandsvermogen via een mogelijk positief resultaat in 2014 en 2015 op ‘peil’ te brengen en de gemeenten dus niet om een aanvullende bijdrage te vragen. Als richtlijn voor de omvang van de algemene reserve wordt een percentage van 2,5% van de totale begrote lasten gehanteerd (€ 1 mln.) met een ondergrens van 1% (€ 400.000). Dit percentage is afgeleid van percentages gehanteerd door andere veiligheidsregio’s en gemeenten in Nederland. In 2016 gaan wij een verder gestructureerd risicomanagement oppakken en toetsen wij dit aan het aanwezige weerstandsvermogen. Wij stellen voorlopig voor om bij de vaststelling van de jaarrekening 2015 incidenteel € 760.500 toe te voegen aan de algemene reserve, waarmee de algemene reserve op € 1.095.869 zal komen per 31 december 2015. Met deze toevoeging komt de algemene reserve boven de afgesproken bovengrens van € 1 miljoen. Wij stellen voor om bij de jaarrekening 2015 eventueel met aanvullende voorstellen te komen, dit ook in afwachting van de risicoanalyse die in 2016 wordt opgepakt. Wij verwachten dat dit voldoende is om de risico’s te kunnen opvangen.
Concept
Voorjaarsrapportage
12
Teruggaaf aan gemeenten Wij stellen voor om de indexering, die niet noodzakelijk blijkt in 2015, terug te geven aan de gemeente. Dit betreft een bedrag van € 545.000. De daadwerkelijke teruggaaf kan pas plaatsvinden na vaststelling van de jaarrekening 2015. Wij hebben een bijlage toegevoegd met de teruggaaf per gemeente.
2.6
Risico’s
Brief inspectie SZW De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (voorheen Arbeidsinspectie) heeft op 16 december 2014 en 16 januari 2015 inspecties uitgevoerd binnen de brandweerorganisatie van Veiligheidsregio IJsselland. Bezocht zijn de locaties aan de Marsweg en de Zeven Alleetjes te Zwolle. Deze inspecties vonden plaats in het kader van het project Brandweer 2014-2015. Uit deze inspecties kwam naar voren dat Veiligheidsregio IJsselland aandacht moet besteden aan een aantal onderwerpen. Mogelijk leiden deze tot eenmalige of structurele meerkosten. Met name een punt betreffende de reiniging van verontreinigde brandweerkleding kan tot structurele meerkosten leiden. We komen hier in de najaarsrapportage op terug.
Concept
Voorjaarsrapportage
13
3 Beleidsmatige stand van zaken programma’s 3.1
Inleiding
De inrichting van deze voorjaarsrapportage dient, conform de financiële verordening, aan te sluiten op de indelingssystematiek van de programmabegroting. De rapportage moet onder andere ingaan op afwijkingen in de geleverde prestaties. In dit hoofdstuk gaan we hierop in. Er is voor gekozen om dezelfde opzet te hanteren als voor het jaarverslag 2014 gehanteerd is, aangezien beide documenten in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur geagendeerd zijn. In de begroting 2015 staan per programma de te behalen resultaten (wat willen we bereiken?) en de daaraan verbonden actiepunten (wat doen we daarvoor?). Er is, vanwege de hoeveelheid punten, voor gekozen om in deze voorjaarsrapportage alleen in te gaan op de te behalen resultaten. Uiteraard is het wel zo dat het voor het bepalen van de stand van zaken van de uitvoering van de resultaten nodig was om terug te grijpen op de uitvoering van de bijbehorende actiepunten. Bij de onderdelen Vakbekwaamheid en Repressie zijn hieronder juist de actiepunten en niet de resultaten benoemd, omdat de resultaten te algemeen geformuleerd waren. Per programma staan in tabelvorm de prestaties uit de begroting en staat door middel van smileys weergegeven wat de stand van zaken is. Een groene smiley geeft aan dat de uitvoering op schema ligt, een oranje smiley dat de uitvoering aandacht verdient en een rode smiley dat de prestatie naar verwachting niet gehaald wordt. In de begroting 2016 hebben wij een verbeterslag doorgevoerd. Resultaten en actiepunten zijn in één tabel aan elkaar gekoppeld. Daarnaast is geprobeerd het bestuurlijk niveau van de punten te verhogen, waardoor het aantal punten gereduceerd is.
3.2
Concept
Programma Veiligheid
Nr.
Doel
Realisatie
1
De crisisorganisatie bestaat uit competente crisisfunctionarissen.
2
Alle sleutelfunctionarissen die deel uitmaken van de crisisteams, zijn opgeleid en geoefend volgens het MOTO plan.
3
Alle sleutelfunctionarissen die deel uitmaken van de crisisteams, de beschikking hebben over relevante informatie en zijn getraind in het gebruik.
Relevante informatie is beschikbaar, maar wordt als niet toegankelijk ervaren.
4
De werkruimten van de crisisteams voldoen aan de eisen en wensen van de gebruikers, binnen redelijkheid van financiële consequenties en passend
Luchtbehandeling, voicelogging en kastruimte ontbreken
Voorjaarsrapportage
Opmerkingen
14
Nr.
Doel
Realisatie
Opmerkingen
in de reguliere begroting.
nog
5
We participeren in 2 samenwerkingsverbanden. Doel van een samenwerkingsverband is, om in overeenstemming met de betrokken partners te werken aan een gezamenlijke aanpak die bijdraagt aan het voorkomen, beperken en bestrijden van het specifieke risico.
6
Het thema zelfredzaamheid een substantieel onderdeel uit maakt van onze operationele voorbereiding.
7
We bij iedere incidentevaluatie ook de inzet van burgers en bedrijven in beeld brengen.
8
De crisisorganisatie blijft voldoen aan de operationele prestaties.
Wat gaat het kosten?
Programma VEILIGHEID
begroting 2015
Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal
€ € € € €
981.437 -18.215 13.578 246.973 1.223.773
Incidentele Gewijzigde begrotingswijz. begroting 2015 voorjaarsrapp.
Structurele begr.wijziging
€ € € € €
6.402 316 -5.873 -6.838 -5.992
n n v v v
€ € € € €
987.839 -17.899 7.705 240.135 1.217.781
€ € € € €
-95.117 -7.705 141 -102.680
Begroting 2015 na voorjaarsrapp.
v v n v v n
€ 892.722 € -17.899 € € 240.277 € 1.115.100 voordeel nadeel
3.3 Programma brandweer
3.3.1
Concept
Algemeen
Nr.
Doel
Realisatie
1
We willen zien of de processturing werkt zoals beoogd.
Voorjaarsrapportage
Opmerkingen
Vraagt continu de aandacht en wordt verder betrokken bij de evaluatie van de organisatie in 2017.
15
Nr.
Doel
2
We willen sturen op prestaties.
Diverse prestaties zijn weliswaar in beeld, alleen de sturing hierop vraagt nog de nodige aandacht.
3
We optimaliseren de benutting van gebouwen.
Verbouwing clusterkantoren afgerond.
4
We ontwikkelen het leiderschap binnen de organisatie.
5
We willen zicht hebben op de toekomstige beschikbaarheid en behoefte aan brandweervrijwilligers.
3.3.2
Concept
Realisatie
Opmerkingen
Regionale wervingsen selectiecampagne loopt en wordt voor de zomervakantie afgerond
Risicobeheersing
Nr.
Doel
Realisatie
1
Het beperken en voorkomen van brand en van ongevallen bij brand bij burgers, bedrijven en instellingen.
2
Het terug dringen van het aantal onterechte en ongewenste meldingen.
3
Het bekend zijn van objectinformatie, de resultaten van brandonderzoek en het risicoprofiel bij de repressieve ploegen.
4
Het beschikbaar hebben van voldoende bluswater in de gehele regio.
Voorjaarsrapportage
Opmerkingen
Informatie komt nu vaak door toeval (niet) op de juiste plaats terecht. Met Repressie moeten afspraken worden gemaakt over de borging, benodigde ICT-faciliteiten en waarschijnlijk kosten.
16
3.3.3
Concept
Repressie
Nr.
Doel
Realisatie
1
Uitvoering van de wettelijke taak: zorgdragen voor het optreden bij branden en ongevallen.
2
Opstellen van een nieuw dekkingsplan in 2014. Dit dekkingsplan wordt onderdeel van het meerjarenbeleidsplan Veiligheidsregio IJsselland 2015 – 2018. Uitgangspunt hierbij is dat de opkomsttijden van de brandweer voldoen aan de wettelijke normen. Alleen daar waar de eisen niet haalbaar zijn, wordt bestuurlijk gemotiveerd afgeweken.
3
Periodiek rapporteren over gehaalde opkomsttijden afgezet tegen het bestuurlijk vastgestelde dekkingsplan.
4
Het implementeren en beheren van het grootschalig basis brandweeroptreden.
5
Uitvoeren van de regionale specialistische taken natuurbrandbestrijding, beheersing waterongevallen, bestrijding ongevallen met gevaarlijke stoffen en technische hulpverlening.
6
Implementeren en uitvoeren, als één van de vijf regio’s, van de landelijke specialistische taak Technische Hulpverlening.
7
Implementeren van de leidraad Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen waarbij IJsselland ambitie heeft om deze specialistische taak landelijk uit te voeren.
8
Uitruk op maat leveren zodat de burger de snelst mogelijke brandweerzorg krijgt.
9
De brandweer levert een kritische beschouwing op de alarmering, mede met het oog op de druk van de vrijwilliger. Het terugdringen van de nodeloze OMSmeldingen is daarbij één van de uitwerkingen.
10
100% van de daadwerkelijke incidenten worden nabesproken met de klant.
11
Het brandweerpersoneel voldoet aan de wettelijk gestelde eisen (Besluit Veiligheidsregio’s).
12
Het uitvoeren van samenwerkingsafspraken binnen de Veiligheidsregio in het kader van: het grootschalig optreden in multidisciplinair verband.
Voorjaarsrapportage
Opmerkingen
Wordt dit jaar uitvoering aangegeven. Datasystemen zijn in opbouw.
Wordt dit jaar geïmplementeerd
17
Nr.
Doel
13
We werken in lijn met de landelijke ontwikkelingen en daarmee vanzelfsprekend samen met omliggende regio's, in het bijzonder de samenwerking met Oost 5.
3.3.4
Concept
Realisatie
Opmerkingen
Realisatie
Opmerkingen
Vakbekwaamheid
Nr.
Doel
1
Wij zorgen ervoor dat de opleidingen verzorgt worden op basis van vraag en aanbod op alle niveaus.
2
We registreren op adequate wijze in Veiligheidspaspoort en zorgen dat de doorontwikkeling plaatsvindt van kwantitatieve meting naar kwalitatieve meting.
3
Voor ieder niveau is in 2014 een oefenprofiel gemaakt en daarmee wordt het oefenprogramma afgestemd op de functie.
4
We zetten in op het (extra) opleiden van oefenleiders en waarnemers op postniveau om de oefeningen nog beter te begeleiden en het kwaliteitsniveau van de deelnemers te borgen en te vergroten.
5
We groeien toe naar de inzet van specialistische kennis bij oefeningen door de inzet van kerninstructeurs/ oefenleiders en expertgroepen.
Er loopt momenteel nog een discussie rondom de hoogte van de vergoedingen
6
We implementeren een vakbekwaamheidstoets voor manschappen en ontwikkelen toetsen voor bevelvoerders en Officieren van Dienst.
Voor manschappen start dit in de volgende oefencyclus vanaf september 2015; overige functies in vervolg van oefencyclus.
7
We maken een integraal oefenrooster voor alle posten en stemmen het rooster ook af met andere multidisciplinaire partners.
Voorjaarsrapportage
Voor de oefencyclus 2015/2016 zijn alle profielen opnieuw bekeken en vastgesteld
18
3.3.5
Beheer & Techniek
Nr.
Doel
Realisatie
1
Een actueel meerjaren-materieelplan voor de gehele brandweerorganisatie van Veiligheidsregio IJsselland.
2
Het materiaal en materieel is in goede staat en wordt beheerd conform de vastgelegde prestaties in het materieelplan.
Opmerkingen
Plan is eind dit jaar gereed.
Wat gaat het kosten?
Programma BRANDWEER
begroting 2015
Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Bezuinigingsopdracht Totaal
€ € € € € €
21.777.121 -526.441 3.048.272 12.031.956 -542.689 35.788.219
Incidentele Gewijzigde begrotingswijz. begroting 2015 voorjaarsrapp.
Structurele begr.wijziging
€ € € € € €
-224.902 323.756 -263.745 -333.129 542.689 44.669
v n v v n n
€ 21.552.219 € € -202.685 € € 2.784.527 € € 11.698.827 € € -0 € € 35.832.888 €
-880.425 -251.079 6.892 0 -1.124.612
Begroting 2015 na voorjaarsrapp.
v v n v v n
€ 20.671.794 € -202.685 € 2.533.448 € 11.705.719 € € 34.708.276 voordeel nadeel
3.4 Meldkamer
Concept
Nr.
Doel
Realisatie
1
Meer zicht op de prestaties in relatie tot het repressief optreden om te komen tot een dynamisch dekkingsplan.
Voorjaarsrapportage
Opmerkingen
Praktisch gezien vindt de monitoring in voldoende mate plaats en wordt er gestuurd op de prestaties. In het derde kwartaal volgt een schriftelijke rapportage over de prestaties, die vervolgens periodiek opgesteld zal worden.
19
Nr.
Doel
Realisatie
2
In relatie tot de Landelijke Meldkamerorganisatie:
Opmerkingen
a. zicht op de bedrijfsmatige consequenties voor de veiligheidsregio als gevolg van de ontwikkeling van de Landelijke Meldkamer Organisatie (personeel en financieel). b. zicht op de voorzieningen die van operationeel belang zijn in de LMO.
Wat gaat het kosten?
Programma MELDKAMER
begroting 2015
Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal
€ € € € €
1.043.232 -149.675 231.442 1.124.999
Incidentele Gewijzigde begrotingswijz. begroting 2015 voorjaarsrapp.
Structurele begr.wijziging
€ € € € €
-4.243 1.069 -6.408 -9.582
v n v v
€ € € € €
1.038.989 -148.606 225.034 1.115.417
€ € € € €
-159.388 133 -159.255
Begroting 2015 na voorjaarsrapp.
v
n v v n
€ 879.601 € -148.606 € € 225.167 € 956.162 voordeel nadeel
3.5 Gemeenten
Nr.
Doel
1
Het team bevolkingszorg draagt bij aan het samen redzaam en zelfredzaam zijn van onze inwoners door de bevolkingszorg af te stemmen op de zelfredzaamheid van de samenleving.
2
Het team bevolkingszorg is (en blijft) zorgen voor een betrouwbaar, op zijn taak toegerust team. Hiertoe bevorderen we dat de mono functionarissen van het team bevolkingszorg: -
Concept
Realisatie
Opmerkingen
competent zijn; opgeleid, getraind en geoefend zijn; informatie gestuurd optreden; gefaciliteerd worden in de uitvoering van hun taken.
Voorjaarsrapportage
20
Wat gaat het kosten?
Programma GEMEENTEN
begroting 2015
Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal
€ € € € €
162.279 -1.306 13.399 174.372
Incidentele Gewijzigde begrotingswijz. begroting 2015 voorjaarsrapp.
Structurele begr.wijziging
€ € € € €
-10.024 1.306 -371 -9.088
v n v v
€ € € € €
152.255 0 13.028 165.284
€ € € € €
-23.718 8 -23.711
Begroting 2015 na voorjaarsrapp.
v
n v v n
€ 128.537 € 0 € € 13.036 € 141.573 voordeel nadeel
3.6 GHOR
Nr.
Doel
Realisatie
1
Wij zorgen in veiligheidsregio IJsselland voor een goede geneeskundige hulpverlening bij ongevallen, rampen en crises door:
Opmerkingen
samenwerking tussen de zorgaanbieders te coördineren en te faciliteren; 2
zorgaanbieders te stimuleren hun eigen verantwoordelijkheid bij rampen en crises in te vullen;
3
samen te werken met de partners in veiligheid;
4
een proactieve en flexibele rol in te nemen.
Wat gaat het kosten?
begroting 2015
Programma GHOR Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal
Concept
€ € € € €
1.227.052 -4.298 4.684 272.249 1.499.687
Incidentele Gewijzigde begrotingswijz. begroting 2015 voorjaarsrapp.
Structurele begr.wijziging
€ € € € €
Voorjaarsrapportage
8.952 4.298 -1.614 -7.537 4.099
n n v v n
€ € € € €
1.236.004 0 3.070 264.712 1.503.786
€ € € € €
-54.264 156 -54.109
Begroting 2015 na voorjaarsrapp.
v
n v v n
€ 1.181.740 € 0 € 3.070 € 264.867 € 1.449.677 voordeel nadeel
21
3.7 Bestuur
Nr.
Doel
Realisatie
1
Een gestroomlijnde besluitvorming door het bestuur.
2
Snelle communicatie over de bestuursbesluiten naar de medewerkers.
3
Bekendheid over wat de veiligheidsregio doet bij de gemeenteraadsleden, collegeleden, betrokken financiële ambtenaren en ambtenaren veiligheid van de aangesloten gemeenten.
4
Bekendheid over de veiligheidsregio bij, en betrokkenheid van crisispartners van het veiligheidsbestuur, waaronder de commissaris van de Koningin.
5
Een optimale samenwerking met de omliggende veiligheidsregio’s.
Opmerkingen
Werkbezoek CdK is verschoven naar augustus 2015
Wat gaat het kosten?
begroting 2015
Programma BESTUUR Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal
€ € € € €
54.007 -20.150 33.857
Incidentele Gewijzigde begrotingswijz. begroting 2015 voorjaarsrapp.
Structurele begr.wijziging
€ € € € €
-24.105 -24.105
v
v
€ € € € €
29.902 -20.150 9.752
€ € € € €
Begroting 2015 na voorjaarsrapp.
v n
Concept
Voorjaarsrapportage
€ 29.902 € -20.150 € € € 9.752 voordeel nadeel
22
4 Bedrijfsvoering
Organisatie algemeen Het jaar 2015 is van start gegaan met de dienstverleningsovereenkomst en het herziene formatieplan als uitgangspunt. Deze dienen als basis voor de verdere ontwikkeling van de eenheid Bedrijfsvoering. De dienstverleningsovereenkomst dient als middel om later in het jaar de kwaliteit van bedrijfsvoering te meten. In organisatorische zin wordt de uitbestedingsvraag van bedrijfsvoeringstaken verder verkend. De analyse van deze vraag is uitgewerkt en wordt voorgelegd aan het dagelijks bestuur om nadere richting te geven.
HRM Er heeft een grondige analyse plaatsgevonden rondom de werkprocessen in-, door-, uitstroom als basis voor de operationele processen. De processen zijn verbeterd en efficiënter ingericht en worden momenteel geïmplementeerd. Het op orde brengen van deze basis is mede van belang voor de koppeling van de personele en financiële systemen, die de juiste management- en sturingsinformatie opleveren. Per 1 januari 2016 treedt een nieuw hoofdstuk in de CAR/UWO in werking. De wijzigingen hebben tot gevolg dat bestaande (personele) regelingen worden geharmoniseerd. Het inzichtelijk maken van de effecten van deze aanpassing, ten aanzien van organisatie en personeel, zijn in een afrondende fase en kunnen het traject van besluitvorming in. Bestaande personele instrumenten uit de verschillende organisaties, zoals verzuimbeleid, werving- en selectiebeleid en studiefaciliteitenregeling zijn geharmoniseerd en toegespitst op de nieuwe organisatie.
Financiën De jaarstukken 2014 zijn met een goedkeurende accountantsverklaring voor getrouwheid en rechtmatigheid afgerond en voorgelegd aan de gemeenten. De programmabegroting 2016 en de meerjarenramingen 2017- 2019 zijn gereed gekomen en ter besluitvorming in procedure gebracht. Inmiddels is ook de aanbestedingsprocedure voor de accountantsfunctie van de jaarrekening opgestart, waarbij gekoerst wordt om een nieuwe accountant te contracteren voor de jaren 2016 tot en met 2019. In de tweede helft van dit jaar wordt een intern controle plan opgesteld voor de komende jaren. Op deze wijze kan de uitvoering van de interne controle door eigen mensen ter hand genomen worden en bijdragen aan de interne beheersing van de organisatie. In het najaar wordt, zoals in de vergadering van het algemeen bestuur van 19 maart 2013 is afgesproken, voorafgaand aan de voorbereidingen voor de programmabegroting 2017 gestart met een onderzoek naar de financiële verdeelsystematiek. Hierbij worden de mogelijkheden om gebruik te maken van objectieve normen in beeld gebracht, waarbij de geactualiseerde Cebeon-cijfers en voorbeelden van verdeelmethoden van andere veiligheidsregio’s worden betrokken. Het doel is om op basis van dit onderzoek opnieuw afspraken te maken over de financiële verdeelmethodiek na 2016, waarbij gestreefd wordt naar een verdeling die meer gebaseerd is op objectieve normen. Ten slotte wordt er gestructureerd gewerkt aan het stroomlijnen van onze financiële administratie om de planning- en controlfunctie nog beter te faciliteren.
Concept
Voorjaarsrapportage
23
Informatisering en automatisering Dit voorjaar is de herhuisvesting van de veiligheidsregio in de clusterkazernes afgerond. Met name in de kazerne aan de Marsweg is een groot aantal nieuwe werkplekken gerealiseerd. Alle clusterkazernes zijn voorzien van moderne presentatiemiddelen die digitaal werken en vergaderen ondersteunen. Het centrale serverpark van de veiligheidsregio en de GGD is verhuisd naar de kazerne aan de Marsweg. Tevens is verder gewerkt aan het op orde brengen van de basis. Hierbij is de registratie van ICT-middelen geactualiseerd en zijn de laatste ICT-voorzieningen van de gemeenten overgenomen. Alle kazernes worden opgenomen in het centrale ICT-netwerk en worden voorzien van een adequate en uniforme wifi- voorziening. Er is een start gemaakt met het informatie-en informatiebeveiligingsbeleid.
Facilitaire zaken De herhuisvesting is volgens planning en binnen de beschikbare kredieten gerealiseerd. Resterende voorzieningen en wensen worden binnen het beschikbare budget afgehandeld. Verdere structurering en meerjarenplanning met betrekking tot gebouwenbeheer worden nu opgepakt. Er is inkoopbeleid ontwikkeld en er zijn inkoopvoorwaarden opgesteld. Volgend hierop wordt de inkooporganisatie op efficiënte wijze ingericht en een inkoopkalender opgesteld. De digitale archivering is door de herhuisvesting in stroomversnelling gekomen. De komende periode zal digitale archivering geformaliseerd worden.
Wat gaat het kosten?
begroting 2015
Algemene dekkingsmiddelen Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal
Concept
€ € € € €
-39.844.907 -39.844.907
Structurele begr.wijziging
Incidentele Gewijzigde begrotingswijz. begroting 2015 voorjaarsrapp.
€ € € € €
€ € -39.844.907 € € € -39.844.907
Voorjaarsrapportage
-
€ € € € €
100.000 8.867 108.867
Begroting 2015 na voorjaarsrapp.
n n
n v n
€ 100.000 € -39.836.040 € € € -39.736.040 voordeel nadeel
24
Bijlage
Bijlage incidentele teruggaaf gemeenten 2015
Gemeente
Teruggaaf n.a.v. najaarsrapportage 2015
1
Dalfsen
5,06%
€
27.604
2
Deventer
19,59%
€
106.790
3
Hardenberg
10,78%
€
58.727
4
Kampen
7,94%
€
43.296
5
Olst-Wijhe
4,37%
€
23.821
6
Ommen
3,92%
€
21.387
7
Raalte
6,50%
€
35.416
8
Staphorst
2,61%
€
14.248
9
Steenwijkerland
7,92%
€
43.183
10 Zwartewaterland
4,80%
€
26.162
26,49%
€
144.367
100,00%
€
545.000
11 Zwolle Totaal
Concept
Structureel aandeel (in %) na afronding 0meting voor 2015
Voorjaarsrapportage
25
Agendapunt - besluitvormend
aan
Algemeen bestuur
datum
11 november 2015 06.
agendapunt
Opdrachtverlening aan accountant
onderwerp
L. Sievers
proceseigenaar
H.J. Meijer
portefeuillehouder
Te besluiten om: 1. Deloitte Accountants B.V. opdracht te verstrekken tot controle van de jaarrekening 2015 van Veiligheidsregio IJsselland
Inleiding Op grond van de gemeenschappelijk regeling VR IJsselland (artikel 32, lid 3) is de opdrachtverlening aan de accountant voor de controle van de jaarrekening een bevoegdheid van het algemeen bestuur. Met name in de bestuurlijk vastgestelde controleverordening zijn afspraken gemaakt over opdrachtverlening. In de AB-vergadering van 17 december 2015 zijn de noodzakelijke kaders voor de accountantscontrole 2015 al vastgesteld. Beoogd resultaat Invulling geven aan de wettelijke taak betreffende opdrachtverstrekking tot controle op de jaarrekening. Argumenten
De opdrachtbevestiging dient als juridische basis voor opdrachtverlening aan Deloitte Accountants B.V. tot controle van de jaarrekening, het verstrekken van een controleverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.
Het algemeen bestuur is 13 mei 2015 mondeling ingelicht van het DB- besluit om de opdracht aan de huidige accountant te verlengen met één controlejaar. Dit in afwachting van de lopende aanbesteding.
Middelen Binnen de begroting van de Veiligheidsregio IJsselland is structureel budget beschikbaar voor de jaarlijkse controle van de jaarrekening.
kenmerk vervolgblad
2 van 2
Communicatie Deloitte Accountants B.V. wordt na het AB- besluit op de hoogte gesteld. Vervolg De accountant start in maart 2016 met controle van de jaarrekening 2015. Het algemeen bestuur krijgt die ter vaststelling aangeboden in juni 2016.
Agendapunt - besluitvormend aan
Algemeen Bestuur
datum
11 november 2015
agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder
07. Eindrapport Systeemtest 2015 N. Rigter H.J. Meijer
Te besluiten om 1. het rapport ‘Multidisciplinair evaluatierapport grootschalige multidisciplinaire systeemoefening GRIP 4 19 juni 2015’ vast te stellen en aan te bieden aan de Inspectie van Veiligheid & Justitie Inleiding Op vrijdag 19 juni 2015 heeft de systeemoefening 2015 plaatsgevonden. De systeemoefening 2015 markeert het slot van de hiervoor gedraaide oefencyclus van 18 maanden. De systeemoefening biedt ons inzichten in de beoogde operationele prestaties van de crisisorganisatie, zoals vastgelegd in het toetsingskader van de Inspectie Veiligheid en Justitie. De rapportage is op 11 september 2015 vastgesteld door de Veiligheidsdirectie. Het evaluatierapport van de systeemoefening ligt nu voor. Voor onderbouwing van het multidisciplinair evaluatierapport verwijzen wij u naar de, per onderdeel van de crisisorganisatie opgestelde, QuickScan rapportage. De 11 QuickScan rapportages zijn door externe evaluatoren opgesteld en vormen in gezamenlijkheid de basis voor het multidisciplinair evaluatierapport grootschalige multidisciplinaire systeemoefening 2015 GRIP 4 19 juni 2015. Aanbevelingen In de rapportage zijn de volgende aanbevelingen gedaan: 1. Geef door gerichte training in het komende MOTO-programma aandacht aan de mogelijkheden en onmogelijkheden van het opschalingsmodel en de crisisorganisatie, zodat crisisfunctionarissen leren hoe op te schalen om de meest efficiënte crisisorganisatie ingericht te krijgen. Actie: L. Sievers Proces MOTO
kenmerk vervolgblad
2 van 3
2. Stel een actieplan op om de crisisorganisatie slagvaardiger te leren omgaan met beschikbare informatie zodat crisisfunctionarissen de urgentie van specifieke situaties beter leren onderkennen. Actie: L. Sievers Proces planvorming 3. Voer een optimaliseringsslag uit onder alle LCMS-gebruikers van de kolommen om de kennis van en betrouwbaarheid in de werkwijze en techniek te vergroten, zodat alle onderdelen van de crisisorganisatie in staat zijn hun eigen beelden te delen met de overige onderdelen van de crisisorganisatie. Actie: S. Dekker Proces informatiemanagement Naast de aanbevelingen die zijn gedaan op basis van het toetskader van de Inspectie, heeft de systeemtest ook de volgende leereffecten naar voren gebracht: 4. Geef door gerichte training in het komende MOTO-programma aandacht aan informatiedeling tussen de verschillende teams, zodat crisisfunctionarissen leren om tactisch, strategisch en bestuurlijke vraagstukken te herkennen en te delen met de betreffende onderdelen van de crisisorganisatie. Actie: L. Sievers Proces planvorming 5. Geef door gerichte training in het komende MOTO programma aandacht aan het creëren van handelingsperspectief richting inwoners / bedrijven, tijdens de inzet van NLalert en RTV Oost als rampenzender Actie: L. Sievers Proces planvorming 6. De crisisorganisatie is ingericht op het ondersteunen van èèn GRIP 3 incident. Tijdens de systeemoefening 2015 is voor de duur van 89 minuten twee maal GRIP 3 van kracht geweest. Vanwege deze situatie is schaarste ontstaan binnen de kolom Bevolkingszorg; specifiek binnen het proces crisiscommunicatie. Dit heeft de kwetsbaarheid versterkt en de communicatiefunctie belemmerd. Actie: H. Zwart Proces bevolkingszorg
NB De aanbevelingen richten zich op de multidisciplinaire aspecten die bij het doorlopen van het toetskader van de Inspectie naar voren zijn gekomen. Onder deze rapportage liggen ook quickscans voor CoPI, ROT, (R)BT en bevolkingszorg/crisiscommunicatie. Daarin zijn per doelgroep de specifieke leerpunten beschreven. De quickscans zijn via het secretariaat op te vragen. Vervolg - 11 november 2015 behandeling in het algemeen bestuur - na positief besluit volgt aanbieding van het rapport aan de Inspectie
kenmerk vervolgblad
3 van 3
- aansluitend wordt de rapportage het dagelijks bestuur schriftelijk aan de inspectie V&J aangeboden - opvolging van de aanbevelingen loopt via de reguliere processen
MULTIDISCIPLINAIR
JOHN VREDENBREGT 20 AUGUSTUS 2015
Grootschalige multidisciplinaire systeemoefening 19 juni 2015
EVALUATIERAPPORT
Inhoudsopgave Over dit document ..............................................................................................................................................3 Voorwoord ..........................................................................................................................................................4 Samenvatting......................................................................................................................................................5 1.
Oefening- en evaluatiemethodiek .......................................................................................................6
2.
Algemene bevindingen........................................................................................................................8
3.
4.
2.1
Inleiding................................................................................................................................8
2.2
Melding & alarmering...........................................................................................................8
2.3
Leiding & coördinatie .........................................................................................................14
2.4
Bevindingen informatiemanagement .................................................................................18
2.5
Bevindingen gemeentelijke processen ..............................................................................20 2.5.1 Bevindingen ROT Bevolkingszorg .....................................................................20 2.5.2 Bevindingen brongemeente ...............................................................................22 2.5.3 Bevindingen effectgemeente..............................................................................23
Basisvereisten ...................................................................................................................................25 3.1
Inleiding..............................................................................................................................25
3.2
Organisatie.........................................................................................................................25
3.3
Alarmering..........................................................................................................................30
3.4
Opschaling .........................................................................................................................33
3.5
Informatiemanagement......................................................................................................36
Aanbevelingen ..................................................................................................................................42
Bijlage 1: Afkortingenlijst ..................................................................................................................................43
2
Over dit document Document informatie
Referentie: Vastgesteld door: Datum vaststelling: Documenteigenaar: Opdrachtgever:
John Vredenbregt Veiligheidsdirectie 29 september 2015 John Vredenbregt Veiligheidsbestuur
Doel
Het doel van dit document is om aan de hand van gedane observaties tijdens de Grootschalige multidisciplinaire oefening 2015 een verslag te doen van het functioneren van de hoofdstructuur van de ramp- en crisisorganisatie in haar geheel. Op basis van het doorlopen van het opgestelde toetsingskader worden geconstateerde afwijkingen in kaart gebracht en gecategoriseerd.
Voor wie
Dit document is bestemd voor het bestuur en de directie van Veiligheidsregio IJsselland, de gemeenten Staphorst en Dalfsen, Brandweer IJsselland, GHOR IJsselland, Politie IJsselland, Inspectie Veiligheid en Justitie en alle betrokken deelnemers.
TVB
De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij dit document zijn:
Wie
TVB
Coördinator Evaluatie
De evaluatie organiseren, uitvoeren en schrijven van het evaluatierapport. De evaluatiestaf is samengesteld uit Landelijke Multidisciplinaire Evaluatoren aangevuld met medewerkers van Veiligheidsregio IJsselland. Formuleren van ontwikkelpunten op basis van de geconstateerde afwijkingen. Vaststellen van de ontwikkelpunten en borgen voor implementatie van deze ontwikkelpunten. Het vaststellen van de evaluatie.
Veiligheidsbureau Veiligheidsdirectie Veiligheidsbestuur
3
Voorwoord Doen de onderdelen van de crisisorganisatie wat ze moeten doen en doen ze dit binnen de afgesproken kaders. Om deze vraag te kunnen beantwoorden organiseert Veiligheidsregio IJsselland eenmaal in de 18 maanden een grootschalige multidisciplinaire oefening (hierna te noemen: Systeemoefening 2015). Bij deze systeemoefening zijn naast de eigen evaluatoren en evaluatoren uit de Landelijke Multidisciplinaire Evaluatoren poel (LME) tevens waarnemers van de Inspectie Veiligheid en Justitie aanwezig. Het multidisciplinaire evaluatierapport zal door de voorzitter van het Veiligheidsbestuur worden overhandigd aan de Inspectie Veiligheid en Justitie. Hiermee voldoet Veiligheidsregio IJsselland aan de verplichting om door een realistisch scenario het functioneren van de hoofdstructuur in zijn geheel en in onderlinge samenhang te beproeven. In de vroege ochtend van 19 juni 2015 heeft de Systeemoefening 2015 plaatsgevonden. De oefenstaf, evaluatoren en waarnemers van de Inspectie Veiligheid en Justitie verzamelden zich op de vooraf afgesproken locaties voor een korte briefing en een laatste instructie. De oefenstaf, evaluatoren en waarnemers zijn vervolgens naar de desbetreffende locaties gegaan waarna, een laatste check, de oefening om 07:33 uur is gestart. Het doel van deze systeemoefening is tweeledig. Ten eerste de toetsing van de ramp- en crisisbestrijdingsorganisatie. Ten tweede de toetsing van de onderdelen van de crisisorganisatie, of ze werken binnen de afgesproken kaders. De afgelopen maanden stonden in het teken van de voorbereiding van deze systeemoefening. Er is samen met de crisispartners veel werk verzet om het scenario uit te werken. Tevens was de systeemoefening een pilot voor de toepassing van de Enquirya App (digitale evaluatie applicatie). Ik wil dan ook hierbij aan allen die een bijdrage hebben geleverd aan de voorbereiding en uitvoering van de Systeemoefening 2015, en zeker ook aan alle mensen die een operationele taak hadden in deze systeemoefening de complimenten geven voor de inzet en het doorzettingsvermogen. Uiteraard verliep niet alles vlekkeloos, we zijn nog steeds een lerende organisatie en we zullen met de verbeterpunten ons voordeel doen. Ik hoop dat het evaluatierapport antwoord geeft op de vraag, doet de organisatie wat ze moet doen en doet ze het goed. Daarnaast hoop ik dat het rapport handvatten biedt om invulling te geven aan het streven naar continue verbetering.
Namens Veiligheidsregio IJsselland,
Lieke Sievers Regionaal Commandant Veiligheidsregio IJsselland
4
Samenvatting Veiligheidsregio IJsselland staat voor een professionele ramp- en crisisbestrijdingsorganisatie die situaties waarin bestrijding van een ramp of crisis optreed deze gestructureerd en adequaat kan bestrijden. Conform het Besluit Veiligheidsregio’s Artikel 2.5.1 draagt de Veiligheidsregio IJsselland zorg voor een jaarlijkse systeemoefening van de hoofdstructuur. Veiligheidsregio IJsselland heeft de frequentie van de systeemoefening verruimd naar eens in de 18 maanden. Om de veiligheidsregio’s te kunnen toetsen en kennis en ervaringen te delen heeft de Inspectie Veiligheid en Justitie, op basis van de Wet veiligheidsregio’s en het besluit, het Landelijk toetsingskader ontwikkeld. Tijdens de Systeemoefening 2015, is het toetsingskader van de Inspectie Veiligheid en Justitie gebruikt als format. Het toetsingskader heeft als uitgangspunt dat het pas goed is als alles conform het te toetsen artikel verloopt. Dit houdt in dat er geen ruimte is voor halve oplossingen maar volledig voldaan moet worden aan het betreffende artikel om een voldoende te scoren. Tijdens de Systeemoefening 2015 zijn de onderdelen van de ramp- en crisisbestrijdingsorganisatie, tot en met GRIP 4, conform procedure, gealarmeerd. Er zijn een aantal bevindingen geconstateerd. Er is vastgesteld dat de opkomstlocatie zoals via de Communicator is verzonden niet altijd overeenkomt met de vooraf bepaalde opkomstlocatie. De opkomst van de gealarmeerde crisisfunctionarissen is met uitzondering van de kolommen Politie, Gemeenten (Bevolkingszorg) en Crisiscommunicatie volgens protocol verlopen. De afwezigheid en/of matige opkomst van voornoemde functionarissen heeft er toe bijgedragen dat teams met een onvolledige bezetting zijn gestart. Opschaling van de ramp- en crisisbestrijdingsorganisatie van GRIP 3 naar GRIP 4 is niet conform het Regionaal crisisplan 2015-2018 verlopen. De ramp- en crisisbestrijdingsorganisatie heeft 84 minuten met twee gemeenten in GRIP 3 gefunctioneerd. Met het Regionaal crisisplan 2015 – 2018 als uitgangspunt is de organisatie qua bemensing toegerust op eenmaal GRIP 3. Bij het opschalingsverzoek van de tweede alarmering voor GRIP 3 had overgegaan moeten worden tot het afkondigen van GRIP 4. Het verschil tussen GRIP 3 en GRIP 4 is dat de leiding wordt overgenomen in de vorm van eenhoofdige leiding door de voorzitter van Veiligheidsregio IJsselland. De bemensing van de diverse teams heeft door deze situatie vertraging opgelopen en in sommige gevallen geleid tot onvolledige teams. Het draaiboek van de Systeemoefening 2015 heeft een aantal aandachtspunten. Twee van de aandachtspunten zijn daadkracht en de snelheid van handelen. Uit de multidisciplinaire evaluatie komt naar voren dat de ramp- en crisisbestrijdingsorganisatie, de eerste twee uur reactief heeft gehandeld. De ramp- en crisisbestrijdingsorganisatie is hierdoor reactief te werk gegaan en er is geen mogelijkheid geweest om verdere schade c.q. escalatie van het incident te voorkomen. Informatiedeling en overdracht is bij een incident van deze omvang van groot belang. Er is gebleken dat het proces van informatieverwerking en informatiedeling niet conform procedure is verlopen en in enkele gevallen niet naar verwachting en afspraak heeft plaatsgevonden. Geconcludeerd kan worden dat er zich een aantal omstandigheden hebben afgespeeld die de afhandeling van het incident heeft belemmerd. Deze belemmeringen zijn duidelijk terug te lezen in deze multidisciplinaire evaluatierapportage.
5
1. Oefening- en evaluatiemethodiek Datum
19 juni 2015
Locatie
Dedemsvaartweg te Rouveen, gemeente Staphorst.
Thematiek
•
Hoogste GRIP
Voorafgaand aan deze systeemoefening is de afbakening vastgesteld op maximaal GRIP 4.
Methodiek en bronnen
Er is onderzoek gedaan naar de wijze waarop de onderdelen van de ramp- en crisisorganisatie het incident hebben aangepakt c.q. uitgevoerd. De bevindingen in dit evaluatierapport zijn gebaseerd op feitelijke informatie uit het Landelijk Crisis Management Systeem (hierna te noemen: LCMS), de inbreng van de Landelijke Multidisciplinaire Evaluatoren (LME), de inzet van de Enquirya App en GMS.
Scenario
Op de N377 richting Zwolle valt een containervrachtwagen (deze vervoert twee lege zeecontainers) door onbekende oorzaak aan de zuidzijde van het viaduct. De containervrachtwagen komt hierdoor op het spoor terecht. Een achterliggende vrachtwagen (auto-trailer) maakt een noodstop en schaart, kantelt en komt tot stilstand op het viaduct. De personenauto’s vallen van de trailer. De beide rijbanen raken hierdoor versperd. De achteropkomende voertuigen komen hierdoor stil te staan. Al snel vormt zich in beide richtingen een file.
Ongeval wegvervoer / rail en emissie / bestrijding gevaarlijke stoffen.
Een goederentrein rijdt vanuit Zwolle naar het noorden. Vijf minuten nadat de containervrachtwagen van het viaduct is gevallen passeert de goederentrein vanuit Zwolle. De goederentrein voert een noodstop uit, maar ramt alsnog met een behoorlijke snelheid de containervrachtwagen. De trein rijdt tientallen meters door en de locomotief komt aan de noordzijde van het viaduct tot stilstand. Verschillende spoorketelwagons ontsporen. Eén van de spoorketelwagons raakt de fundatie van de brug (bouwconstructie van de brug). De fundatie raakt hierdoor zwaar beschadigd en is instabiel. Een spoorketelwagon (deze komt tot stilstand ten noorden van het viaduct) is geladen met een gecomprimeerd toxisch gas (ammoniak) en faalt instantaan, de gehele inhoud komt in één keer vrij. Een tweede spoorketelwagon raakt eveneens beschadigd. Deze komt aan de zuidzijde van het viaduct tot stilstand, de afsluiter breekt in zijn geheel af, en lekt continu Di-methylamine (UN 1032). Er raken meerdere portalen beschadigd en de bovenleiding wordt kapot getrokken.
Doel van de systeemoefening
Het doel van deze systeemoefening is om aan te tonen in hoeverre het functioneren van de hoofdstructuur voldoet aan de Wettelijke basisvereisten (Wet veiligheidsregio’s. en besluit) en het Crisisplan 2015-2018, Veiligheidsregio IJsselland.
Oefendoelen
1. Melding & alarmering: alle oefenende eenheden en functionarissen die nodig zijn voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing worden op basis van de GRIP-structuur realtime gealarmeerd door de Meldkamer Oost Nederland (hierna te noemen MON). Men moet hierbij de volledige procedure/proces van alarmering tot en met inmelden uitvoeren. Conform het gestelde in het Crisisplan 2015-2018. 2. Op- en afschaling: opschaling conform het Regionaal Crisisplan 2015-2018. 3. Leiding & coördinatie: afstemming met andere partijen die als functioneel bevoegd gezag bevoegdheden hebben om maatregelen te treffen op het
6
terrein van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. 4. Informatiemanagement: gedeeld beeld tussen de staven en kolommen bewerkstelligen. 5. Crisiscommunicatie: communicatie tussen de onderdelen van de hoofdstructuur en de communicatie naar externe partijen. We letten specifiek op de uitvoering van de vooraf opgestelde afspraken conform het Toetsingskader Rampenbestrijding op Orde 2013.
7
2. Algemene bevindingen 2.1. Inleiding Op 19 juni 2015 heeft binnen Veiligheidsregio IJsselland de Systeemoefening 2015 plaatsgevonden. Het hoogst bereikte GRIP-niveau is GRIP 4. De veiligheidsregio heeft onderzocht op welke wijze de onderdelen van de crisisorganisatie het incident hebben aangepakt. De bevindingen worden in dit hoofdstuk beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde Melding & alarmering, Opschaling, Opkomst, Leiding & coördinatie, Informatiemanagement en Gemeentelijke processen. 2.2. Melding & alarmering Doel
Het doel van het proces ‘Melding & alarmering’ is het verkrijgen van essentiële gegevens van een incident en die vertalen naar een hulp- en inzetbehoefte. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan bod: Melding, Alarmering, Opschaling en Opkomst. ‘Opschaling’ is van belang, omdat het betrekking heeft op de opbouw van de hoofdstructuur van de rampenbestrijdingsorganisatie. ‘Alarmering’ is het middel om de opschaling te vertalen in de opkomst van de rampenbestrijdingsorganisatie. ‘Opkomst’ betreft het tijdig op de gewenste locatie aanwezig zijn van gealarmeerde functionarissen en eenheden. De hierboven genoemde onderwerpen melding, opschaling, alarmering en opkomst zijn nauw met elkaar verweven. De inhoud van de meldingen vormt de basis voor het besluit tot opschalen.
Toetsingskader
Het toetsingskader bestaat uit de eisen die worden gesteld in het Toetsingskader I V en J 2013 aangevuld met de aanwezige planvorming omtrent het proces ‘Melding & alarmering’ van Veiligheidsregio IJsselland. Hieronder wordt per norm een omschrijving gegeven waarop deze systeemoefening getoetst is.
8
Alarmering 07:33 uur 07:34 uur 07:38 uur 07:39 uur 07:40 uur 07:40 uur 07:42 uur 07:42 uur 07:43 uur 07:45 uur 07:45 uur 07:45 uur 07:49 uur 07:49 uur 07:49 uur 07:50 uur 07:51 uur 07:51 uur 07:52 uur 07:52 uur 07:55 uur 07:59 uur 07:59 uur 08:03 uur 08:04 uur 08:07 uur 08:08 uur 08:14 uur 08:16 uur 08:23 uur 08:24 uur 08:25 uur 08:26 uur 08:32 uur 08:34 uur 08:35 uur 08:36 uur 08:39 uur 08:40 uur 08:40 uur 08:41 uur 08:41 uur 08:42 uur 08:44 uur 08:45 uur 08:55 uur 08:57 uur 08:59 uur 09:00 uur 09:09 uur
Gebeurtenis Aanname incident Meldkamer Oost Nederland (MON). Uitgifte incident door centralist (beknelling licht). Melding: ProRail: één vrachtwagen van talud op het spoor. Melding: vrachtwagen (trailer met auto’s op de kant op het talud). Melding: goederentrein op vrachtwagen gereden, behoorlijke ravage. Opschaling middel incident (beknelling middel). Meteo: West 3 – 4 m/s. Melding: Grote zeecontainer op het spoor. Goederentrein met ketelwagons er op gereden. Melding: Meldkamer gaat onderzoek doen naar inhoud spoorketelwagons. Trein ontspoort. Opschaling groot incident (beknelling groot). Centralist brandweer schaalt op naar GRIP 1 (op verzoek OvD Brandweer) ProRail gaat achter de beladingslijst aan. Melding: Alle aanrijdende voertuigen melden bij de brandweer voor een veilige aanrijroute. Melding: Grote wolk stinkt naar ammonia. Melding: Grote witte wolk. Gaat omhoog. Veel auto’s in de file. Melding: Penetrante lucht, mensen liggen op de weg. Melding: Bijstand Meldkamer Noord Nederland aangevraagd. Melding: CaCo geeft aan denk aan veiligheid eigen personeel. Alarmering AGS. OvD-B: GRIP 2 en alarmering Meetplanorganisatie (MPL/MPO) CaCo schaalt op naar GRIP 2 (op verzoek OvD Brandweer). Melding: Lading trein: twee wagons met VN 1005, twee wagons met VN 1032 en twee wagons met VN 1824. Melding: Meldkamer gevaarlijke stoffen informatie. Melding: 13 wagons leeg en 6 beladen. GAGS wordt in kennis gesteld. Ketelwagons gescheurd / ruikt naar ammoniak. Chauffeur niet aanspreekbaar / trein ontspoord. Grote ravage autotrailer gekanteld bestuurder bekneld stof ruikt naar vis. Wegbeheerder in kennis gesteld. Opstelplaats CoPI nog niet bekend. Meetplan organisatie opgestart. Locatie CoPI bak bekend (Dedemsvaartweg 35a in Rouveen). CaCo: Beheer de systeemmasten. In de gaten laten houden met betrekking tot de belastbaarheid. MON beheer gaat de masten monitoren. Diverse stankmeldingen uit Nieuwleusen en Punthorst. Informatiemanager CoPI ter plaatse. Communicatie CoPI en OvD Politie ter plaatse. Taak Commandant Brandweer: OGS groot en DECO. AGS: sirenes activeren tot 2 km benedenwinds. In overleg met de burgemeester maakt de OL GRIP 3. Meetplanleider is met een half uur ter plaatse. CaCo: Sirenes worden geactiveerd (sirenenummers nog niet bekend). e L.CoPI: 1 CoPI-vergadering om 09:00 uur. Actiecentrum Brandweer operationeel. GRIP 3: gemeente Staphorst is via Communicator gealarmeerd. GRIP 3: gemeente Dalfsen is via Communicator gealarmeerd. Beladingslijst wagons is naar het Actiecentrum Brandweer gemaild. Sirenes 700 en 701 af laten gaan. Sirenes zijn gegaan. e 1 CoPI-vergadering. ProRail bevestigt ruim uitschakelen.
9
09:11 uur 09:14 uur 09:15 uur 09:15 uur 09:19 uur 09:21 uur 09:22 uur 09:33 uur 09:40 uur 09:50 uur 09:51 uur 09:51 uur 10:00 uur 10:01 uur 10:01 uur 10:04 uur 10:07 uur 10.55 uur 10:59 uur 11:12 uur
Criteria grootschalige alarmering
e
OvD Brandweer: 3 wagon bevestigd, GEVI 268 EN vn 1005. Waterschap komt ter plaatse (CoPI). e 1 bijeenkomst GBT Dalfsen. e 1 bijeenkomst GBT Staphorst. Diverse meldingen kern Nieuwleusen betreffende stankoverlast. Overleg L. CoPI en OL over opschaling naar GRIP 4. Volgende CoPI-vergadering om 10:00 uur. Lijst samenstelling wagons gemaild naar AGS. Burgemeester Dalfsen (effectgebied) informeert OL over GRIP 4. Burgemeester gemeente Dalfsen (effectgebied) informeert voorzitter RBT (burgemeester Zwolle) over GRIP 4. AGS: MPL gaat over het effectgebied. Actiecentrum Brandweer: mogelijke opschaling naar GRIP 4. Burgemeester gemeente Dalfsen (effectgebied) informeert Burgemeester Staphorst (brongebied) over GRIP 4. AGS wil graag contact met de GAGS. e 2 CoPI-vergadering. ROT: OL maakt in overleg met de burgemeester GRIP 4. Communicator gestart voor GRIP 4. e 1 RBT-vergadering. Twee wagons nummer 5 en 6 geen gevaarlijke stof. Einde systeemoefening. Het RBT vergadert verder.
Het bestuur van Veiligheidsregio IJsselland stelt criteria vast voor de situaties waarin de meldkamer tot grootschalige alarmering overgaat. De criteria voor grootschalige alarmering van Veiligheidsregio IJsselland zijn vastgelegd in het Crisisplan 2015-2018. De criteria zijn: Het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen zijn geschaad of worden bedreigd en er is gecoördineerde inzet van diensten of organisaties nodig. Het incident is politiek-bestuurlijk, publicitair en/of publieksgevoelig.
Melding
Rond 07:35 uur krijgt de Centralist van de Meldkamer Oost-Nederland een melding over een ongeval op een spoorwegovergang, geen adres en woonplaats, enkel de coördinaten. Er zijn diverse meldingen ontvangen met betrekking tot het incident. De meldingen zijn in eerste instantie los van elkaar behandeld. Na ontvangst van de eerste meldingen heeft de dienstdoende centralist contact opgenomen met ProRail.
GRIPalarmering
Alarmering en opschaling
Er wordt door de meldkamer om 07:45 uur opgeschaald naar GRIP 1. De opschaling wordt geïnitieerd door de Officier van Dienst Brandweer (OvD-B). De eerste berichtgeving richting de burgemeesters (gemeenten van het bron- en effectgebied) is door de Adviseur Crisisbeheersing (ACB-er) gecommuniceerd. Vanwege onduidelijkheid over de locatie (locatie op basis van coördinaten) is er tussen de eerste melding en de daadwerkelijke alarmering van de hulpdiensten meer dan twee minuten verstreken. Hierbij geldt dat de meldkamer door één leidinggevende wordt aangestuurd ten tijde van de opschaling. De CaCo meldt aan de andere tafels dat het GRIP 1 is. Tijdens de alarmering is de CaCo (centralist politie) in de meldkamer aanwezig. De CaCo is direct na alarmering gestart met zijn werkzaamheden. De meldkamer heeft alle noodzakelijke functionarissen en eenheden die, gelet op de rampenbestrijding- en crisisorganisatie nodig waren, gealarmeerd. De
10
alarmering via de telefoon en pager is conform procedure verlopen. Opschaling
De tijdslijn van opschaling naar en tussen de GRIP-niveaus valt als volgt samen te vatten: Om 7:45 uur is door de OvD Brandweer opgeschaald naar GRIP 1. Om 07:54 uur is door de OvD Brandweer opgeschaald naar GRIP 2. Om 08:40 uur is door de OL opgeschaald naar GRIP 3. Om 10:04 uur heeft de burgemeester van de effectgemeente, in overleg met de burgemeester van de brongemeente en de voorzitter van het RBT opgeschaald naar GRIP 4.
Opkomst Commando Plaats Incident
Er wordt door de OvD-B om 07:45 uur opgeschaald naar GRIP 1. Om 08:26 uur 1 was de kernbezetting van het CoPI bemenst en operationeel . De kernbezetting van het CoPI heeft hiermee niet voldaan aan de vereiste opkomstplicht van 30 minuten. De eerste CoPI-vergadering is om 09:00 uur gestart.
CoPI functionaris
Tijdstip opkomst
Opkomsttijd
Leider CoPI (L. CoPI) OvD Brandweer (OvD-B) 2 Taakcommandant Brandweer OvD Politie (OvD-P) OvD GHOR (OvD-G) OvD Bevolkingszorg (OvD-Bz) Informatiemanager CoPI (IM) Voorlichter CoPI Liaison OvD ProRail
08:34 uur 07:58 uur 08:29 uur 08:36 uur 08:30 uur 08:38 uur 08:36 uur 08:36 uur 08:26 uur
49 minuten 13 minuten 44 minuten 51 minuten 45 minuten 53 minuten 51 minuten 51 minuten 41 minuten
Opkomst Regionaal Operationeel Team
Het ROT wordt om 07:55 uur gealarmeerd. Om 09:35 uur was de kernbezetting 3 van het ROT bemenst en operationeel . De kernbezetting van het ROT heeft hiermee niet voldaan aan de vereiste opkomstplicht van 45 minuten. De eerste ROT-vergadering is (incompleet) om 08:38 uur gestart.
ROT Functionaris
Tijdstip opkomst
Opkomsttijd
Operationeel Leider (OL) AC Brandweer (AC-B) AC Politie (AC-P) AC GHOR (AC-G) AC team Bevolkingszorg (AC-Bz) Informatiemanager ROT (IM) Communicatieadviseur ROT Ondersteuner ROT Officier Veiligheidsregio RMC/DEF Liaison Vitaal (ProRail) Liaison water (Waterschap Groot Salland)
08:30 uur 08:20uur 09:35 uur 08:26 uur 08:15 uur 08:15 uur 08:15 uur 09:00 uur 08:36 uur 08:30 uur 10:48 uur
35 minuten 25 minuten 100 minuten 30 minuten 20 minuten 20 minuten 20 minuten 65 minuten 41 minuten 35 minuten 4 173 minuten
Opkomst GBT brongemeente
Het GBT van de brongemeente is om 08:44 uur bijeengeroepen voor GRIP 3. Vanwege het ontbreken van de communicatieadviseur en de adviseur politie is het GBT incompleet gestart. Om 10:04 uur is de alarmering voor GRIP 4 gestart.
1
De OvD ProRail is geen vast lid van het CoPI en heeft geen invloed op de opkomsttijd. De L. CoPI en de Taakcommandant hebben aanrijdend van functie gewisseld. 3 Het ROT heeft de eerste vergadering, zonder de AC-P, binnen 45 minuten gestart. 4 De liaison water werd alleen gealarmeerd bij GRIP 4, om 10:04 uur 2
11
Opkomst GBT effectgemeente
Het GBT van de effectgemeente is om 08:45 uur bijeengeroepen voor GRIP 3. De eerste vergadering is in aanwezigheid van de burgemeester, de gemeentesecretaris, de adviseur bevolkingszorg en een administratief ondersteuner om 09:15 gestart. Om 10:04 uur is de alarmering voor GRIP 4 gestart.
Opkomst Regionaal Beleidsteam
De burgemeester van Zwolle, voorzitter van Veiligheidsregio IJsselland, heeft het RBT bijeengeroepen om 10:05 uur. Om 10:46 uur was de kernbezetting van het RBT bemenst en operationeel. Het RBT is binnen de gestelde opkomsttijd van 60 minuten gestart met een eerste overleg. Het RBT was hierbij echter wel incompleet door het ontbreken van de HOvJ, en de leidinggevenden Politie en Bevolkingszorg. De politie in het RBT is niet opgekomen in verband met een examen. Afgesproken is dat in deze oefening de OL zijn rol vervult. Uiteraard was die vertegenwoordiger bij een echte calamiteit wel gekomen. De eerste RBTvergadering is om 10:55 uur gestart.
RBT
Tijdstip opkomst
Opkomsttijd
Voorzitter RBT Burgemeester brongemeente Burgemeester effectgemeente Hoofdofficier van Justitie Leidinggevende Brandweer Leidinggevende Politie Leidinggevende GHOR Leidinggevende Team Bevolkingszorg Informatiemanager Dijkgraag Waterschap Groot Salland
10:18 uur 10:44 uur 10:37 uur Niet opgekomen 10:15 uur Niet opgekomen 09:37 uur Niet opgekomen 10:53 uur 10:48 uur
13 minuten 39 minuten 32 minuten --10 minuten --0 minuten --48 minuten 43 minuten
Conclusie
Er is vastgesteld is dat er tijdens de systeemoefening twee gemeenten (bron- en effect) nagenoeg gelijktijdig zijn gealarmeerd voor GRIP 3. Het GRIP-niveau is 84 minuten onveranderd gebleven. Het gelijktijdig alarmeren van twee gemeenten voor GRIP 3 en de tijd die verstrekken is tussen de GRIP 3 en GRIP 4 alarmering, heeft er toe bijgedragen dat er verwarring is ontstaan en schaarste in het aantal beschikbare crisisfunctionarissen. Conform de planvorming binnen Veiligheidsregio IJsselland is de organisatie toegerust om één gemeente in een GRIP 3 status te ondersteunen. Bij meer dan één gemeente in GRIP 3 voor hetzelfde incident is opschaling naar GRIP 4 conform het Crisisplan, eenhoofdige leiding en het opperbevel van de voorzitter van de veiligheidsregio, noodzakelijk.
12
2.3. Leiding & coördinatie Doel
Het proces ‘Leiding & coördinatie’ houdt in voor alle disciplines (horizontaal) en voor alle niveaus (verticaal) het in onderlinge samenhang vaststellen van de wijze van bestrijden van het incident (besluitvorming). Daarnaast het coördineren van en leiding geven aan de feitelijke bestrijding c.q. aan de inhoudelijke rampenbestrijdingsprocessen, het monitoren van de resultaten en het op basis hiervan beoordelen en zo nodig bijstellen van de bestrijding en beheersing.
Aansturing één leidinggevende ten tijde van opschaling
De meldkamer wordt door één leidinggevende aangestuurd ten tijde van de opschaling. Er is sprake van één functionaris, die 24/7 beschikbaar is, en de onderstaande taken uitvoert: Informatie haalt en brengt bij alle drie de meldkamerdisciplines; Het opschalingsniveau bewaakt en ervoor zorgt dat eenieder op de meldkamer hiermee bekende is; Prioriteiten stelt in de coördinatie van de drie meldkamerdisciplines, knopen doorhakt wanneer er tegenstrijdige belangen zijn tussen de drie meldkamerdisciplines en de besluiten van de drie meldkamerdisciplines op elkaar afstemt.
Resultaten
Tijdens de systeemoefening zijn onderstaande bevindingen geconstateerd: Ten tijde van de opschaling wordt de meldkamer aangestuurd door de Calamiteiten Coördinator (CaCo). Er is sprake van een functionaris (CaCo), die 24/7 beschikbaar is. De CaCo haalt onvoldoende informatie over het incident en brengt dit 5 onvoldoende bij de drie meldkamerdisciplines . 6 De CaCo bewaakt het opschalingsniveau . De CaCo zorgt er onvoldoende voor dat een ieder op de meldkamer 7 bekend is met het (GRIP 3) opschalingsniveau . De CaCo heeft niet of onvoldoende prioriteiten gesteld in de 8 meldkamerbesluiten van de drie meldkamerdisciplines . De afzonderlijke besluiten van de drie meldkamerdisciplines zijn niet door de CaCo afgestemd.
CoPI algemeen
De L. CoPI heeft voorafgaand aan de eerste CoPI-vergadering overleg gehad met 9 de CaCo . De volgende punten zijn tijdens de eerste CoPI-vergadering besproken: veiligheid eigen personeel, treinverkeer stilgelegd, twee politiemensen onwel, burgers lopen in het effectgebied, 14 gewonden op het viaduct, bewoners Nieuwleusen (benedenwinds gebied), lekkage tweede wagon geladen met Diethylamine VN 1154 en GEVI-nummer 33 en de opengescheurde wagon (3) met ammoniak VN1005 GEVI-nummer 23. Tijdens de eerste CoPI-vergadering is 10 niet gesproken over het opschalen naar een hoger GRIP-niveau . Het CoPI heeft tijdens het incident geen knelpunten ervaren bij het onderdeel leiding en coördinatie.
5 6
7
8 9 10
Er wordt weinig gedeeld, hoofdzakelijk info ingewonnen bij de brandweer. De CaCo ziet en hoort wanneer er opgeschaald wordt, heeft tegelijk met de OvD Brandweer GRIP 1 gemaakt. Dit naar aanleiding van de omvang van het incident. De CaCo heeft drie keer bij de meldtafel van de brandweer aangegeven dat het GRIP 3 was. Deze informatie is (mondeling) niet met de politie en ambulance meldtafel gedeeld maar alleen in GMS vermeld. GRIP 4 is daar in tegen wel volledig gedeeld. Weinig tot geen contact geweest met andere disciplines, hoofdzakelijk met de brandweer meldtafel gecommuniceerd. L. CoPI en Taakcommandant Brandweer hebben aanrijdend van functie gewisseld. Aanrijdend is opgeschaald tot en met GRIP 2 en zijn de sirenes geactiveerd.
13
CoPIvergaderingen en prioriteiten
Met betrekking tot het vergaderen, stellen van prioriteiten en afwegen van belangen door het CoPI zijn onderstaande bevindingen geconstateerd: De L. CoPI heeft aan het begin van de CoPI-vergadering niet de BOB11 structuur benoemd . 12 De L. CoPI heeft de BOB-structuur niet consequent toepast . 13 Er zijn tijdens de CoPI-vergaderingen prioriteiten gesteld . 14 De door het CoPI benoemde prioriteiten zijn onderbouwd . Er zijn tijdens de CoPI-vergaderingen onvoldoende keuzemogelijkheden 15 en/of alternatieven besproken. 16 Het CoPI heeft prioriteiten indien nodig bijgesteld . De L. CoPI heeft in het belang van alle deelnemers in het team 17 gehandeld . De L. CoPI heeft de belangen van alle deelnemers in het team 18 gelijkwaardig afgewogen .
Opdrachten CoPI
Wat betreft het geven van opdrachten door het CoPI, zijn onderstaande bevindingen geconstateerd: Er is tijdens de CoPI-vergaderingen, op het memobord, een besluitenlijst 19 bijgehouden . 20 De besluitenlijst is in LCMS verwerkt en bijgehouden . Deling met andere onderdelen van de crisisorganisatie is vanwege een technisch probleem niet altijd vlot verlopen. Het CoPI heeft de opdrachten door middel van een besluitenlijst geadresseerd. De leden van het CoPI zijn verantwoordelijk gesteld voor de uitvoering van de besluiten. De genomen besluiten zijn helder naar de overige kolommen gecommuniceerd. Alle kolommen hebben terugkoppeling gegeven over de 21 voortgang/afronding van de opdrachten .
Bestuurlijk CoPI
Er zijn door het CoPI geen bestuurlijke adviezen geformuleerd . Er heeft in de GRIP 1-2 fase (tot aan het operationeel melden van de OL) onvoldoende 23 terugkoppeling/overleg plaatsgevonden tussen de L. CoPI en de burgemeester .
11 12
13 14
15
16 17 18 19 20 21 22 23
22
Enkel een voorstelrondje daarna meteen naar de beeldvorming van de brandweer. Probeerde dit wel maar mede ook door de leden schoof het overleg erg heen en weer tussen beeldvorming en besluitvorming. Handelingsperspectief bewoners Nieuwleusen, inzet NL-Alert en rampenzender. Gevolgen van Di-ethylamine, zeer sterke stank, wordt onderschat. In het derde overleg komt hier wel de nadruk op te liggen, plan om deel trein weg te rijden en de spanning op de bovenleiding?. In het algemeen wordt de eerste keuze genomen, met uitzondering van dat wat in het scenario denken zit. L. CoPI vraagt om worst case scenario's. Leden CoPI komen meer met positieve oplossingen. Onderschatting van de Di-Ethylamine, komt in het derde overleg wel aan de orde. Info loopt soms langs de L. CoPI heen bilateraal tussen leden CoPI onderling. Taakcommandant brandweer let op treed niet in de rol van L. CoPI. Met name op de zijwand van de CoPI bak door de L. CoPI. Techniek van de CoPI bak werkt niet helemaal goed. (LCMS is beperkt inzetbaar). In het tweede overleg vindt al scenario denken plaats, echter wel meer positief, dan in problemenstellingen. Adviezen zijn aan de OL gegeven. Bijvoorbeeld.om op te schalen naar GRIP 4 en dergelijke. De OL heeft deze taak na aankomst in het ROT op zich genomen.
14
Regionaal Operationeel Team
Het ROT wordt aangestuurd door een (ontkleurd) leider. Het ROT bestaat niet, binnen de daar voor omschreven opkomsttijd, uit de wettelijk voorgeschreven secties en functionarissen. Een aantal secties zijn incompleet gestart, namelijk: de sectie Politie (de eerste 100 minuten de gehele sectie, daarna alleen de ondersteuner) en de sectie Bevolkingszorg (waarvan de ondersteuner Bevolkingszorg na 89 minuten kwam). Door het tijdelijk ontbreken van de Algemeen Commandant van de sectie Politie bestaan niet alle secties in het ROT uit minimaal één hoofd en één medewerker. De ondersteuner van de sectie politie heeft de rol van de Algemeen Commandant Politie waargenomen tijdens de vergaderingen, waardoor in het ROT wel alle processen beschikbaar waren. De opgekomen ondersteuner van de sectie politie is plaatsvervangend Algemeen Commandant in het SGBO, en daarmee een verantwoorde vervanger. Vervolgens kwam in later stadium alternatieve vervanging voor de ondersteuner politie beschikbaar. Het is onduidelijk op welk moment de ondersteuner politie beschikbaar was.
ROTvergaderingen
Met betrekking tot het vergaderen, prioriteiten stellen en het afwegen van belangen door het ROT zijn onderstaande bevindingen geconstateerd: De OL heeft voorafgaand aan de eerste ROT-vergadering overleg gehad met de L. CoPI. De OL heeft aan het begin van de eerste ROT-vergadering de BOB24 structuur niet benoemd . De OL heeft tijdens alle ROT-vergaderingen de BOB-structuur onvoldoende consequent toegepast. Tijdens de eerste ROT-vergadering zijn de onderstaande onderwerpen besproken: bron- en effectgebied en soort stof/effect, sirenes geactiveerd, GRIP 3 beide gemeenten en de gevolgen daarvan, handelingsperspectief bevolking en langere termijn effect/acties. Het ROT heeft de volgende knelpunten ervaren bij het onderdeel leiding en coördinatie: bron/effectgebied, handelingsperspectief en de opschaling naar tweemaal GRIP 3.
Prioriteiten ROT
Met betrekking tot het stellen van prioriteiten en afwegen van belangen door het ROT zijn onderstaande bevindingen geconstateerd: Tijdens de ROT-vergaderingen zijn onderstaande prioriteiten gesteld: bron- en effectgebied, handelingsperspectief, opschaling en tweemaal GRIP 3. De door het ROT benoemde prioriteiten zijn onderbouwd. Er zijn tijdens de ROT-vergaderingen keuzemogelijkheden en
24
Wel voorstelronde gedaan maar werkwijze BOB-structuur niet gecommuniceerd.
15
25
alternatieven besproken . De OL heeft in het belang van alle deelnemers gehandeld. De OL heeft de belangen van alle deelnemers in het team gelijkwaardig afgewogen.
Opdrachten ROT
Met betrekking tot het nemen van besluiten en het geven van opdrachten door het ROT zijn onderstaande bevindingen gedaan: Er is tijdens de ROT-vergaderingen een besluitenlijst bijgehouden. De besluitenlijst is in LCMS bijgehouden. Het ROT heeft de opdrachten geadresseerd. De leden van het ROT zijn verantwoordelijk gesteld voor de uitvoering van de genomen besluiten. Alle kolommen hebben terugkoppeling gegeven over de voortgang en/of 26 afronding van de opdrachten .
Bestuurlijk ROT
Er is vastgesteld dat er geregeld terugkoppeling c.q. overleg heeft plaatsgevonden tussen de OL, de burgemeesters en de voorzitter van het RBT.
Regionaal Beleidsteam
De constateringen voor het Regionaal Beleidsteam zijn als volgt samengevat: De vergaderklok van het RBT wordt afgestemd op die van het ROT. 27 De vergaderruimte van het RBT is voldoende uitgerust met faciliteiten . 28 Er zijn tijdens de RBT-vergaderingen prioriteiten gesteld . De door het RBT benoemde prioriteiten zijn door het RBT onderbouwd. Er zijn tijdens de RBT-vergaderingen keuzemogelijkheden en/of 29 alternatieven besproken . 30 Het RBT heeft prioriteiten bijgesteld . Het RBT heeft diverse besluiten genomen. Het ROT en het Team Bevolkingszorg dragen geen beslispunten aan voor 31 het RBT .
25 26 27
28
29 30
31
Specifiek gericht op de nazorg en effecten. Via LCMS maar niet ieder ROT-vergadering is alles benoemd conform de actiepunten / besluitenlijst. Er is een beamer geïnstalleerd waarop LCMS geprojecteerd wordt. LCMS geeft inzage in het incident en er is een plot gemaakt. In het midden van de vergaderzaal staan drie tv schermen geïnstalleerd waarop LCMS geprojecteerd wordt. Concrete afspraken zijn gemaakt over de persconferentie om 12:00 uur in de Gemeente Staphorst en Dalfsen door de twee burgemeesters en de voorzitter van het RBT. De persconferentie wordt voorbereid door de communicatieadviseur en besproken met de burgemeesters. Advies van de communicatie-adviseur om de DPG aan te laten sluiten bij de persconferentie. Dit wordt echter gezien als een te zware delegatie. De DPG geeft aan in de buurt te blijven en beschikbaar te zijn voor vragen. Er is gesproken over de lange termijn effecten op het gebied van gezondheid, mobiliteit en milieu. Prioriteit is het informeren van de burgers omdat er veel onrust is onder de burgers. Het gaat over wat de stoffen voor effecten heeft op de burgers. Het ROT draagt beslissingen aan. Het betreft de externe communicatie naar de burger. Het Team Bevolkingszorg is afwezig.
16
2.4. Bevindingen informatiemanagement Doel
Het doel van het proces ‘Informatiemanagement’ is het verkrijgen van alle voor de bestrijding van het grootschalige incident relevante informatie en die actief beschikbaar stellen. De juiste informatie moet in de juiste vorm en op het juiste moment beschikbaar zijn voor diegene die deze nodig hebben.
Beeld
De meldkamer heeft een eerste incidentbeschrijving binnen vijf minuten beschikbaar gesteld en aan de gealarmeerde onderdelen van de hoofdstructuur doorgeven. Er is vastgesteld dat er is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering. De incidentbeschrijving van de meldkamer bevat de onderstaande informatie: Informatie over de aard van het incident, Een beschrijving van het incident, Informatie over de inzet van de hulpverlening. Daarnaast is vastgesteld dat dit beeld herhaaldelijk is bijgesteld. Geen informatie over de prognose. Er is vastgesteld dat de meldkamer het beeld direct aanpast als er nieuwe informatie binnen komt. 32
Het was bij de CaCo bekend dat er sprake was van een onveilig gebied . De CaCo heeft de informatie over het onveilige gebied aan de desbetreffende 33 disciplines doorgegeven . Totaalbeeld
Er is tijdens het incident een totaalbeeld bijgehouden. Het beeld is tot en met de opstart van GRIP 1 door de meldkamer / CaCo bijgehouden. Vanaf GRIP 1 tot de opschaling naar GRIP 2 door de Informatiemanager CoPI. Vanaf GRIP 2 is het 34 totaalbeeld door de Informatiemanager van het ROT bijgehouden .
Kwaliteit totaalbeeld
Het totaalbeeld van het ROT tijdens de beginfase was van dusdanige kwaliteit dat het heeft bijgedragen aan het snel opstarten van informatiemanagement 35 (LCMS) . Tijdens de beginfase zijn er problemen ervaren bij het bijhouden van 36 het totaalbeeld . Het totaalbeeld bevat de onderstaande informatie: 37 In het totaalbeeld is de omvang van het getroffen gebied opgenomen . 38 In het totaalbeeld is de tijdsduur van het incident niet opgenomen . 39 In het totaalbeeld is de actuele situatie opgenomen . 40 In het totaalbeeld zijn de risico's opgenomen . In het totaalbeeld zijn de effecten van het incident en van de gevaarlijke stoffen meegenomen.
Delen van totaalbeeld
Het totaalbeeld is via LCMS beschikbaar gesteld aan de overige onderdelen van de hoofdstructuur rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het totaalbeeld is tevens beschikbaar gesteld aan andere partijen (via de liaisons) buiten de hoofdstructuur rampenbestrijding en crisisbeheersing.
32 33 34 35 36 37
38 39 40
Er was na 15 minuten een globaal beeld dat er iets aan de hand was. Er is in GMS gezet dat er aan de veiligheid van het ingezette personeel gedacht moet worden. In eerste instantie door IM CoPI. Regie overgenomen door IM ROT rond 09:45 uur. Op enkele momenten is er meer info beschikbaar dan in totaalbeeld staat. Wel bleek halverwege dat de CaCo ook nog ander incident aangemaakt heeft. 60 minuten na de eerste melding was er een klachtenplot in beeld met bijbehorende mal. Het klachtenplot was eerder bekend. Aantal keer gesproken over duur. Uiteindelijk geen uitspraken over gedaan. Voor een deel is er meer info bekend dan in totaalbeeld staat. Staat weinig over gevaren gevaarlijke stoffen en het handelingsperspectief.
17
41
Eigen beeld CoPI
Het CoPI heeft geen eigen situationeel beeld bijgehouden . Er zijn tijdens de 42 CoPI-vergaderingen knelpunten naar aanleiding van het eigen beeld besproken . Ten aanzien van het eigen beeld van het CoPI zijn de onderstaande bevindingen geconstateerd: Het eigen beeld van het CoPI bestaat uit de beschikbare gegevens over 43 de ontwikkeling en effecten van het incident . In het eigen beeld van het CoPI is aandacht voor de veiligheidsrisico's 44 van de hulpverleners in het getroffen gebied opgenomen . In het eigen beeld van het CoPI is aandacht voor de veiligheidsrisico’s 45 van de bevolking in het getroffen gebied . In het eigen beeld van het CoPI is de aanpak van het incident 46 opgenomen . Het eigen beeld van het CoPI bestaat uit de voor de aanpak benodigde 47 48 mensen .
Eigen beeld ROT
Het ROT heeft een eigen situationeel beeld bijgehouden. Tijdens de ROTvergaderingen zijn de knelpunten naar aanleiding van het eigen beeld 49 besproken .
41
42
43
44
45
46
47
48
49
De opstart van het CoPI verliep traag. Een eerste overleg vindt pas plaats ongeveer vijf kwartier na de alarmering. Mede daardoor loopt de multidisciplinaire aanpak achter en kom je niet of moeilijk aan de voorkant van het probleem. Tijdens het eerste overleg wordt wel het beeld geschetst, maar het beeld wordt door de L. CoPI niet samengevat, waardoor de kans bestaat dat het team geen gezamenlijk beeld heeft. De IM draagt niet actief bij in de beeldvorming. Tussen het eerste en tweede plenaire overleg haalt de IM zijn informatie bij de leden van het team. De OvD-G komt die ook brengen. Vanwege een technisch probleem kan de IM het beeld bij het begin van het tweede overleg niet tonen en moet hij het mondeling toelichten. Het beeld is dus wel bijgehouden, maar het effect daarvan is door de trage opstart onvoldoende. Knelpunten worden benoemd, echter door het ontbreken van een goede oordeelsvorming is de impact van een knelpunt wellicht groter dan wordt aangenomen. Als voorbeeld wordt de inhoud van de lekkende tankwagen als brandbaar besproken. Echter dat het een enorme stank teweeg brengt wordt niet besproken. Ook tijdens het tweede overleg worden de klachten gekoppeld aan de ammoniak en niet aan de inhoud van de tweede tankwagon. Pas in het derde overleg en 3,5 uur na de start van het incident wordt dit vastgesteld. Besloten wordt in de CoPI-vergadering scenario te gaan denken. Effectgebied wordt voorlopig vastgesteld op twee kilometer benedenwinds en alle hulpverleners moeten het gebied uit. Tijdens de tweede CoPI-vergadering wordt nogmaals en nu aan de hand van het ingetekende plot het effectgebied besproken. Het team gaat akkoord met het effectgebied van het incident. Door het ontbreken van een goede beeldvorming wordt het effectgebied alleen bepaald door de ammoniak en niet door de stof van de tweede tankwagon. Dit onderwerp is in het eerste overleg nadrukkelijk benoemd. Alle hulpverleners uit het effectgebied van twee kilometer benedenwinds. Inmiddels is bekend dat er onder de slachtoffers twee politiemensen zijn. Hierop wordt direct actie ondernomen. De sirenes in het benedenwindsgebied zijn na aankomst van de L.CoPI en in opdracht van de L.CoPI geactiveerd voor het onderwind gebied. De sirenes 700/701 zijn geactiveerd. Tevens wordt aangegeven dat de boodschap om ramen en deuren te sluiten is verzonden. Om 08:38 uur is er opgeschaald naar GRIP 3. Tijdens de eerste CoPI-vergadering wordt tevens besloten een NL-Alert bericht uit te doen gaan. Ook de rampenzender (RTV Oost) zal worden ingezet. Het Team Crisiscommunicatie regelt dit. Er is vastgesteld dat door het ontbreken van een goede oordeelsvorming alleen ammoniak als stof wordt benoemd en niet die van de tweede tankwagon. Er is besloten om aan de hand van het beeld een scheiding te maken tussen het bron- en effectgebied. Dit wordt afgestemd met de OL. Binnen het CoPI wordt de stof van de tweede tank wel besproken. Aangegeven wordt dat het om een brandbare stof gaat. Dat de stof ook erg stinkt en daardoor veel klachten zal oproepen wordt niet besproken. Bij een goede toepassing van de oordeelsvorming zou dit wel aan de orde zijn geweest. In het derde overleg is er onduidelijkheid over de gevaarlijke stoffen en in welke wagons die zitten. Er wordt goed afgestemd en al scenario denkend worden eventuele knelpunten ingeschat. Extra aandachtspunt is de instabiliteit van het viaduct. Monodisciplinair zijn de nodige mensen ingezet. In het CoPI waren vertegenwoordigers van ProRail en het Waterschap aanwezig. De vertegenwoordiger van de Provincie Overijssel ontbrak, hoewel de weg en het viaduct tot hun eigendom behoren. De provincie wordt wel benoemd. Defensie wordt ingezet om het instabiele viaduct te stutten. Multidisciplinair is dat onvoldoende aan de orde geweest. Monodisciplinair worden wel de nodige middelen ingezet, maar dat wordt plenair niet teruggekoppeld. Elke ronde zijn knelpunten geïnventariseerd en besproken. Deze zijn niet onder oordeelsvorming in LCMS gezet maar in de besluiten/actielijst.
18
2.5. Bevindingen gemeentelijke processen Bij een incident kunnen verschillende gemeentelijke processen aan de orde komen, bijvoorbeeld ‘Registratie slachtoffers’, ‘Opvang en Verzorging’ en Crisiscommunicatie’. Bij het proces ‘Registratie slachtoffers’ gaat het om het registreren van slachtoffers en/of gewonden. Dit is van belang omdat tijdens en na een ramp behoefte zal bestaan aan informatie over het lot en de verblijfplaats van personen. Onder het proces ‘Opvang en Verzorging’ wordt de hulpverlening verstaan aan geëvacueerde inwoners en/of hulpverlening aan behandelde (licht)gewonden. Het proces ‘Crisiscommunicatie’ betreft de communicatie naar zowel de burgers als de crisisorganisatie. De evaluatieresultaten worden hieronder omschreven toegespitst op de bron- en effectgemeenten, het ROT en RBT.
Doel
2.5.1. Bevindingen ROT Bevolkingszorg Tijdens de systeemoefening is het team Bevolkingszorg inclusief het proces Crisiscommunicatie van het ROT geëvalueerd. Hieronder staan de bevindingen per categorie benoemd. Borging sleutelfuncties
De gemeenten binnen de regio hebben een regionale borgingsmethode voor elke genoemde sleutelfunctionaris. Deze borgingsmethode bestaat uit een regionale pool.
Samenstelling Actiecentrum
Naast de ondersteuner van de AC-Bz zijn met uitzondering van het proces Nafase/uitvaartverzorging alle processen actief geweest. Deze processen zijn regionaal georganiseerd.
Opkomst en uitwijklocaties
De teams zijn ten tijde van het incident op de beschreven opkomstlocatie opgekomen.
Opkomst en opstarten proces
Het proces Crisiscommunicatie is opgestart. De opkomst verliep moeizaam.
Leiding & coördinatie
De gemeentelijke actiecentra koppelen het resultaat van ontvangen opdrachten 50 /adviezen terug aan de sectie Bevolkingszorg (ROT) .
50
Er is telefonisch contact geweest tussen de ondersteuner en de CGP. Het eerste contact vond plaats om 10:35 uur. Daarvoor was de CGP onbereikbaar.
19
Informatiemanagement
Er is een netcentrisch systeem (LCMS) gehanteerd waarop de gemeentelijke 51 actiecentra zijn aangesloten . LCMS is door de ondersteuner van de AC-Bz ad hoc ingevuld.
Crisiscommunicatie
Er zijn tijdens de systeemoefening ontbrekende functies aangevuld . Er is vastgesteld dat de teamleden informatie halen en/of brengen bij andere 53 onderdelen van het ROT of van de rampbestrijdingsorganisatie. De teamleden 54 hebben een duidelijk beeld van de situatie . Nieuwe informatie wordt door de 55 56 teamleden gedeeld . De vergaderingen van het proces Crisiscommunicatie 57 58 verlopen volgens de BOB-structuur . Er wordt tijdens het overleg van het 59 proces Crisiscommunicatie duidelijke prioriteiten gesteld , maar onvoldoende 60 besluitvaardig .
51
52
53
54
55
56
57
58 59
60
52
LCMS is beschikbaar. De effectgemeente heeft LCMS laat gevuld vanwege het ontbreken van de informatiemanager. LCMS is ad hoc ingevuld door de ondersteuner van de AC-Bz. Bij het opstarten van cruciale functies worden geen knopen doorgehakt. De functies zijn er uiteindelijk wel, maar te laat om alles omtrent communicatie op te kunnen pakken. Het gaat dan om bijvoorbeeld media-analyse en voorlichting CoPI. Toelichting. In het eerste afstemmingsgesprek tussen de communicatieadviseur en de HTO-C wordt benoemd dat er behoefte is aan media-analyse. De eerste constatering is om 08:40 uur. Om 09:27 uur wordt benoemd dat media-analyse onderweg is. Om 10:13 uur benoemt de ondersteuner dat de communicatieadviseur een verbale toelichting krijgt op de media-analyse. Om 10:18 uur is de eerste mondelinge toelichting. Van constatering dat de functie ontbreekt tot uitvoering van eerste omgevingsbeeld duurt anderhalf uur. Iets soortgelijks geldt voor de voorlichter CoPI. Om 09:00 uur constateert de communicatieadviseur dat de voorlichter CoPI niet goed is ingelogd en daardoor telefonisch onbereikbaar is (tevens voor de pers). Het verzoek is aan de ondersteuner om dit op te lossen. Om 09:20 uur constateert de communicatieadviseur dat de voorlichter CoPI nog onbereikbaar is. Om 09:24 uur vraagt de ondersteuner zich af of er een extra CoPI voorlichter gebeld moet worden. Om 09.42 uur meldt de ondersteuner dat er een extra voorlichter CoPI onderweg is. Het duurt daarmee drie kwartier voordat er is opgeplust op een onbereikbare voorlichter CoPI. Of het telefonische probleem ondertussen is opgelost wordt niet meer benoemd. De communicatieadviseur haalt bij verschillende onderdelen informatie. In het begin van het incident logt de communicatieadviseur in LCMS in. Om 08.55 uur vraagt de communicatieadviseur aan de informatiemanager of er foto’s beschikbaar zijn. De communicatieadviseur houdt tussen de ROT overleggen door contact met de AC Brandweer en de AC GHOR. Vanaf het begin is er geen afstemming met de ACB-er (Adviseur Crisisbeheersing Bevolkingszorg). Dit is om 08.40 uur wel afgesproken met de HTO tijdens een telefonisch afstemmingsoverleg, maar krijgt geen follow up. Hetzelfde geldt voor de woordvoerder van ProRail. Die wordt om 10.41 in het ROT aan de communicatieadviseur gekoppeld. Er zijn geen concrete acties om afstemming te zoeken. De eerste beeldvorming van het incident verloopt goed. Om 08.34 uur wisselen de communicatieadviseur en de ondersteuner uit dat het om een incident met een vrachtauto met gevaarlijke stoffen gaat. Om 08.37 uur wordt daaraan toegevoegd dat er schapen dood zijn. Om 08.50 uur kan de communicatieadviseur aan de pers melden dat het gaat om een vrachtauto die van het talud is gereden in combinatie met de ontsporing van een goederentrein. In het ROT wordt daar om 09.00 uur ammoniak, Nieuwleusen en het eerste slachtofferbeeld (15 personen) aan toegevoegd. Daarna concentreert de communicatieaanpak van het ROT zich vooral op het scherp krijgen van het handelingsperspectief en is er minder oog voor het totaalbeeld. Zo blijven onderwerpen als sirenes, NL Alert, ammoniak, dode dieren, dodelijke slachtoffers en concreet slachtofferbeeld onderbelicht. Informatie wordt vooral via LCMS gedeeld en mondeling afgestemd (ad hoc). Er is geen sprake van een structurele overlegstructuur. In de afstemmingsmomenten tussen de communicatieadviseur, ondersteuner en HTO werden geen duidelijke afspraken gemaakt over de voortgang. Er was sprake van een opsomming/uitwisseling van de activiteiten. Zie ook de toelichting bij het onderdeel informatie uitwisseling. De communicatieadviseur en de ondersteuner deden in de eerste fase nadrukkelijk aan beeldvorming, door het verzamelen van informatie. De onderdelen oordeelsvorming en besluitvorming zijn onderbelicht gebleven en niet expliciet gemaakt. In het ROT geldt voor communicatie dezelfde waarneming. De beeldvorming was goed. Implicaties voor de communicatieaanpak en besluitvorming bleef onderbelicht. Geen standaard agenda waargenomen bij de communicatieadviseur en de ondersteuner. De communicatieadviseur geeft in de eerste ROT-vergadering aan dat het handelingsperspectief de eerste prioriteit heeft. Verder wordt er tijdens deze systeemoefening wel 'druk' gevoeld om zaken te regelen bijvoorbeeld omgevingsanalyse, de bereikbaarheid van de CoPI en het ontbreken van een publieksinformatienummer. Deze thema's worden wel benoemd, maar niet expliciet geprioriteerd. Besluitvorming en doorpakken op urgente thema's gebeurt impliciet. Tijdens de vierde ROT-vergadering benoemt de communicatieadviseur de negatieve beeldvorming van terugtrekkende hulpverleners vanwege het instortingsgevaar van de brug. De OL besluit daarop dat het om de eigen veiligheid gaat en dat dat gecommuniceerd kan worden. Tijdens de vierder ROT-vergadering benoemt de communicatieadviseur kort dat er dringend behoefte is aan een informatienummer, maar dat ze dit zelf bilateraal oplost. Het is dan 11:02 uur. Al om 09:42 uur wordt door de HTO gemeld dat er wordt gewerkt aan een publieksinformatienummer. Om 10:03 uur vraagt de communicatieadviseur hoe het ervoor staat met het informatienummer. Om 10:41 uur zegt de HTO dat het informatienummer wordt gestart. Om 10:55 uur constateren ondersteuner en de communicatieadviseur dat het nummer nog niet beschikbaar is. Om 11:02 uur stipt de communicatieadviseur het ontbreken van het nummer aan in het ROT. Om 11:40 uur zegt de HTO dat het nummer om 12:30 uur beschikbaar is. Het is dan bijna drie uur later. Zie ook opmerkingen samenstelling team.
20
2.5.2. Bevindingen brongemeente Tijdens deze systeemoefening is het Team Bevolkingszorg en crisiscommunicatie van de bron- en effectgemeente geëvalueerd. Per categorie zijn de onderstaande constateringen benoemd: Samenstelling Actiecentrum
De taken van de actiecentra Registratie slachtoffers, Crisiscommunicatie en Opvang en Verzorging zijn beschreven in het handboek Bevolkingszorg. Onder andere de minimale samenstelling van de actiecentra Registratie slachtoffers, Crisiscommunicatie en Opvang en Verzorging is geconcretiseerd in aantallen personen en opgenomen in het handboek. Tijdens het incident worden voldoende medewerkers opgeroepen voor het 61 vervullen van de omschreven taken .
Opkomst en uitwijklocaties
De opkomstlocaties van het (Gemeentelijk of Regionaal) Beleidsteam, het Team Bevolkingszorg en alle gemeentelijke actiecentra zijn beschreven in gemeentelijke plannen. De teams zijn ten tijde van het incident op de beschreven opkomstlocatie 62 opgekomen . De uitwijklocaties van het beleidsteam, het Team Bevolkingszorg en alle 63 actiecentra zijn beschreven in gemeentelijke plannen . Er zijn gemeentelijke documenten waaruit blijkt hoe de toegang tot deze locaties wordt verschaft en op 64 welke wijze de controle op de toegang gedurende een crisis plaatsvindt .
Opkomst en opstarten proces
Na alarmering duurde het langer dan dertig minuten voordat er één leidinggevende en minimaal twee medewerkers van Crisiscommunicatie zijn 65 gestart met de werkzaamheden . De leden van het proces Crisiscommunicatie zijn niet binnen negentig minuten in de door Veiligheidsregio IJsselland 66 vastgestelde minimale samenstelling gestart met de werkzaamheden . Het deelproces Opvang en Verzorging is binnen 90 minuten gestart met de werkzaamheden in de door Veiligheidsregio IJsselland minimale samenstelling gestart. Het deelproces Registratie slachtoffers is binnen 90 minuten in de door de regio vastgestelde minimale samenstelling gestart met de werkzaamheden.
Leiding & coördinatie
De gemeentelijke actiecentra koppelen het resultaat van ontvangen opdrachten 67 /adviezen terug aan het Team Bevolkingszorg (ROT) .
Informatiemanagement
Er wordt een netcentrisch systeem (LCMS) gehanteerd waarop ook de gemeentelijke actiecentra zijn aangesloten. LCMS is direct na aankomst geraadpleegd.
61 62
63 64 65 66
67
Er zijn met de MON afspraken over de alarmering (via Communicator) van het Team Bevolkingszorg gemaakt. Opgekomen: Teamleider en procesondersteuner Omgevingszorg, Teamleider en procesondersteuner Registratie slachtoffers, Teamleider en procesondersteuner Facilitair, Teamleider en procesondersteuner Opvang en Verzorging, CGP, één Pers- en publieksvoorlichting, Teamleider Nazorg: één medewerker vier uur na alarmering telefonisch gesproken. Komt niet op na overleg met CGP, één telefoniste (klantcontact), Teamleider Collectieve rouwverwerking: door CGP gebeld maar neemt niet op. Teamleider Registratie schade niet in beeld. Beschreven in handboek Bevolkingszorg. Informatie toegankelijk via website. Beschreven in draaiboek facilitair. Beschikbaar op website. Eén medewerker Pers- en publieksvoorlichting aanwezig na twee uur. Geen voorlichting aanwezig. Eén medewerker Pers- en publieksvoorlichting aanwezig. Gaat na ruim uur naar regionaal Actiecentrum voor eventuele werkzaamheden. Na binnenkomst CGP (twee uur na de start van het incident) vindt afstemming plaats met het ROT.
21
Crisiscommunicatie
Het team belast met de crisiscommunicatie is niet compleet. Ontbrekende functies zijn niet aangevuld. Er is vastgesteld dat de teamleden onvoldoende informatie halen en/of brengen bij andere onderdelen. De teamleden hebben een onvoldoende duidelijk beeld van de situatie. Nieuw binnengekomen informatie wordt onvoldoende door de teamleden gedeeld. Door de HTO-C is onvoldoende duidelijk aangegeven wie verantwoordelijk is voor het checken van de voortgang. Bij de vergaderingen van het Team Crisiscommunicatie wordt de BOB-structuur onvoldoende gevolgd. Het Team Crisiscommunicatie maakt geen gebruik van een standaard vergaderagenda. Er is vastgesteld dat er tijdens het overleg van het Team Crisiscommunicatie geen of onvoldoende prioriteiten worden gesteld. Er is vastgesteld dat de teamleiders onvoldoende duidelijke terugkoppeling geven aan hun teamleden. Tijdens het overleg van het Team Crisiscommunicatie is er onvoldoende terugkoppeling over de voortgang en acties.
2.5.3. Bevindingen effectgemeente Tijdens de systeemoefening is het Team Bevolkingszorg inclusief het proces Crisiscommunicatie van de effectgemeente Dalfsen geëvalueerd. Per categorie zijn de onderstaande bevindingen benoemd. Samenstelling Actiecentrum
De taken van de actiecentra Registratie slachtoffers, Crisiscommunicatie en Opvang en Verzorging zijn beschreven. De minimale samenstelling van de actiecentra Registratie slachtoffers, Crisiscommunicatie en Opvang en Verzorging 68 is geconcretiseerd in aantallen personen en vastgesteld .
Tijdens het incident worden voldoende medewerkers opgeroepen voor het vervullen van de omschreven taken. Opkomst en uitwijklocaties
De opkomstlocaties van het (Gemeentelijk of Regionaal) Beleidsteam, het Team Bevolkingszorg en alle gemeentelijke actiecentra zijn beschreven in gemeentelijke plannen. De teams zijn ten tijde van het incident op de beschreven opkomstlocatie 69 opgekomen .
Opkomst en opstarten proces
Na het verzoek tot opschaling duurde het langer dan vijf minuten voordat er werd 70 gestart met de alarmering van de gemeentelijke actiecentra . Het Team Crisiscommunicatie is niet binnen negentig minuten in de door Veiligheidsregio 71 IJsselland vastgestelde minimale samenstelling gestart met de werkzaamheden . Het deelproces Opvang en Verzorging is eveneens niet binnen 90 minuten gestart met de werkzaamheden in de door Veiligheidsregio IJsselland vastgestelde 72 minimale samenstelling .
Leiding & coördinatie
Er is vastgesteld dat er geen Coördinerend Gemeentelijk Functionaris aanwezig is geweest
68
69 70
71 72
Er is een voorlichtingspool communicatie. De HTO-C informeert de medewerkers van analyse & strategie en pers en publiek. Afhankelijk van incident worden meer mensen opgeroepen vanuit de pool. Om 10.30 uur is de communicatieadviseur aanwezig in Dalfsen. Er is vastgesteld dat het erg laat in de systeemoefening op gang kwam. Om 09:12 uur is de burgemeester gearriveerd. Er is niemand van het Team Communicatie aanwezig. Er is niemand voor de woordvoering van Crisiscommunicatie in Dalfsen aanwezig. Gemeentesecretaris, burgemeester en de ACB-er aanwezig.
22
Informatiemanagement
Er wordt een netcentrisch systeem (LCMS) gehanteerd waarop ook de 73 gemeentelijke actiecentra zijn aangesloten . LCMS wordt niet actueel gehouden.
Crisiscommunicatie
Het team belast met crisiscommunicatie is niet compleet . Ontbrekende functies 75 zijn tijdens de systeemoefening niet aangevuld . Er is vastgesteld dat de teamleden informatie halen en/of brengen bij andere 76 77 onderdelen . De teamleden hebben een duidelijk beeld van de situatie . Nieuwe informatie wordt door de teamleden gedeeld.
73 74
75
76 77
74
LCMS staat op het scherm, 09.16 uur GRIP 2. In Dalfsen is geen communicatieadviseur opgekomen. Om 09:47 uur wil de burgemeester het proces Crisiscommunicatie Dalfsen opstarten in gemeente en lokale pers inschakelen. Hij gaat de rol van burgervader oppakken. De ACB-er is door de burgemeester aangewezen om crisiscommunicatie op te pakken en drie medewerkers binnen organisatie aan te wijzen om te helpen. 10:06 uur: Burgemeester besluit dat zo snel mogelijk info op de site moet, of verwezen moet worden naar een site. De gemeentesecretaris informeert hiernaar. Opstarten proces Crisiscommunicatie verloopt zacht gezegd erg stroef. Om 10:10 uur pakken de gemeentesecretaris en de ACB-er pakken zelf communicatie op. De gemeentesecretaris belt met lokale pers om berichtgeving van RTV-Oost over te nemen. Vooral telefonisch, LCMS is niet actueel. Actuele situatie LCMS wordt niet gevolgd.
23
3. Basisvereisten 3.1. Inleiding In dit hoofdstuk worden bevindingen uit het GRIP 4-incident naast de artikelen uit de basisvereisten gelegd. Per artikel worden steeds de bevindingen weergegeven en wordt vervolgens geconcludeerd of aan de eisen uit het artikel is voldaan. Hierbij wordt alleen stil gestaan bij die artikelen die gelet op het GRIP-niveau van toepassing zijn. Achtereenvolgend komt aan de orde: Organisatie, Alarmering, Opschaling en Informatiemanagement.
3.2. Organisatie Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.1.1 Het bestuur van de veiligheidsregio draagt zorg voor de inrichting van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing die bestaat uit de volgende onderdelen: a) de meldkamer, b) één commando plaats incident of afhankelijk van de aard van de ramp op crisis en de wijze waarop deze zich ontwikkelt meerdere commando’s incident, c) indien er meer dan één commando plaats incident is, het commando met coördinerende taak, d) één team bevolkingszorg of afhankelijk van de aard van de ramp of crisis en de wijze waarop deze zich ontwikkelt meerdere teams bevolkingszorg, e) een regionaal operationeel team, en f) een gemeentelijk beleidsteam bij een lokale ramp of crisis, of een regionaal beleidsteam bij een bovenlokale ramp of crisis.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Zijn alle onderdelen van de hoofdstructuur zoals beschreven in artikel 2.1.1 opgenomen in een regionale opschalingsregeling? Zijn alle onderdelen, gezien het scenario/incident, van de hoofdstructuur opgekomen zoals beschreven in artikel 2.1.1?
Besluit Veiligheidsregio’s
Ja
Ja
Artikel 2.1.2 lid 1 Een commando plaats incident bestaat uit: a) een leider commando plaats incident; b) een officier van dienst van de brandweer; c) een officier van dienst geneeskundig; d) een officier van dienst van de politie of van de Koninklijke marechaussee; e) een informatiemanager commando plaats incident, en f) een voorlichtingsfunctionaris commando plaats incident.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Bestaat het commando plaats incident (CoPI) uit alle functionarissen zoals beschreven in artikel 2.1.2. lid 1? Bij afwezigheid van de
Ja
Ja
24
informatiemanager, wordt in het CoPI voorzien in de functionaliteit informatiemanagement? Fungeert de L. CoPI als ontkleurde leider?
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.1.2 lid 2 Een commando plaats incident is belast met de operationele leiding ter plaatse, de afstemming met andere betrokken partijen als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de wet, en het adviseren van het regionaal operationeel team.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Is er bij de taakuitvoering van het CoPI sprake van sturing en coördinatie van de operationele inzet? Is er bij de taakuitvoering van het CoPI sprake van afstemming met andere betrokken partijen? Is er bij de taakuitvoering van het CoPI sprake van advisering van het ROT? Is er contact tussen het CoPI en het (ROT)? Worden vanuit het CoPI adviezen gecommuniceerd richting het ROT, die tijdens de CoPI-vergadering naar voren zijn gebracht?
Besluit Veiligheidsregio’s
Nee78 Ja
Ja Ja Ja
Artikel 2.1.3 lid 1 Een team bevolkingszorg bestaat uit de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen functionarissen, van wie één functionaris is belast met de leiding van het team, één functionaris met het informatiemanagement, en één functionaris met de coördinatie van de voorlichting.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Bestaat het Team Bevolkingszorg uit de functionarissen zoals omschreven in artikel 2.1.3. lid 1?
78
Ja
Ja
Vastgesteld is dat er per kolom aandacht is voor sturing en coördinatie. In multidisciplinair verband is samenwerking /eenduidigheid in sturing en coördinatie een aandachtspunt.
25
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.1.3 lid 2 Een Team Bevolkingszorg heeft de volgende taken: a) het geven van voorlichting aan de bevolking; b) het voorzien in opvang en verzorging van de bevolking; c) het verzorgen van nazorg voor de bevolking; d) het registreren van slachtoffers; e) het registreren van schadegevallen, en f) het adviseren van het regionaal operationeel team.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Neemt het Team Bevolkingszorg de taken op zich zoals omschreven in lid 2 van het artikel? Worden afhankelijk van het scenario het benodigde deelproces Crisiscommunicatie opgestart? Worden afhankelijk van het scenario de benodigde deelprocessen Opvang en Verzorg opgestart? Worden afhankelijk van het scenario het benodigde deelproces Registratie slachtoffers opgestart? Is er bij de taakuitvoering van het Team Bevolkingszorg sprake van advisering van het ROT? Is er contact tussen het Team Bevolkingszorg en het ROT? Worden er vanuit het Team Bevolkingszorg adviezen richting het ROT gecommuniceerd?
79 80 81
Ja
Ja
Ja 79
Ja
80
Ja
81
Ja
Nee
Registratie slachtoffers is in de gemeente Staphorst gestart. Voor 10:00 uur heeft er geen advisering plaats gevonden vanuit de gemeentelijke actiecentra. Na 10:00 uur is dit opgepakt. Voor 10:00 uur heeft er geen overleg plaatsgevonden tussen de gemeentelijke actiecentra en het Team Bevolkingszorg ROT. Na 10:00 uur is dit opgepakt.
26
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.1.4 lid 1 Een regionaal operationeel team bestaat uit a) een regionaal Operationeel Leider; b) een sectie Brandweer; c) een sectie GHOR; d) een sectie politie; e) een sectie bevolkingszorg; f) een sectie informatiemanagement. En g) een voorlichtingsfunctionaris regionaal operationeel team.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Bestaat het ROT uit alle onderdelen zoals omschreven in artikel 2.1.4. lid 1? Bestaat een sectie minimaal uit een Hoofd sectie (welke zitting neemt in de plenaire sessie) en één medewerker? Heeft aan het ROT een liaison Vitaal– ROT deelgenomen?
Besluit Veiligheidsregio’s
Normering
84 85
84
Ja
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Is er bij de taakuitvoering van het ROT sprake van sturing en coördinatie van de rampenbestrijding? Is er bij de taakuitvoering van het ROT sprake van afstemming met andere betrokken partijen? Is er contact tussen het ROT en het RBT/GBT? Worden er vanuit het regionaal operationeel team adviezen richting het RBT/GBT gecommuniceerd?
83
83
Ja
Artikel 2.1.4 lid 2 Een regionaal operationeel team is belast met de operationele leiding, de afstemming met andere bij de ramp of crisis betrokken partijen en het adviseren van het gemeentelijk of regionaal beleidsteam.
Bevindingen
82
82
Ja
Ja
Ja
Ja85 Ja
Het ROT was na aankomst van de ondersteuner AC-P compleet, hij vervulde de rol van de AC Politie en werd op later moment bijgestaan door een andere ondersteuner De ondersteuner AC-Bevolkingszorg was na 89 minuten aanwezig. De ondersteuner AC Politie was nog later aanwezig, exacte tijd is ondbekend. Liaison ProRail. Er ís contact tussen het ROT en het RBT.
27
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.1.5 lid 1 Een gemeentelijk beleidsteam bestaat uit leidinggevenden van de brandweer, de GHOR, de politie en de bevolkingszorg.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Bestaat het gemeentelijk beleidsteam uit de functionarissen zoals omschreven in artikel 2.1.5 lid 1? Heeft aan het GBT een liaison VitaalGBT deelgenomen?
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.1.5 lid 2 Een gemeentelijk beleidsteam ondersteunt rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Bevindingen Normering
87
86
Nee
de
burgemeester
bij
de
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Wordt een opgekomen GBT voorgezeten door een burgemeester of diens plaatsvervanger? Geven de opgekomen leden van het GBT vanuit hun eigen vakkennis ondersteuning aan de voorzitter (burgemeester) bij het nemen van beleidsbeslissingen en besluiten?
86
Nee
87
Ja
Ja
De leidinggevenden van de Politie en Bevolkingszorg zijn niet opgekomen. De operationeel leider heeft de rol van de leidinggevende politie waargenomen. Door de voorzitter van het veiligheidsbestuur.
28
3.3. Alamering Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.2.1 Het bestuur van de veiligheidsregio stelt criteria vast voor de situaties waarin de meldkamer tot grootschalige alarmering overgaat.
Het bestuur van de Veiligheidsregio IJsselland heeft in het Crisisplan 2015 - 2018 de criteria vastgelegd voor grootschalige alarmering. Deze criteria zijn: Het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen zijn geschaad of worden bedreigt en er is gecoördineerde inzet van diensten of organisaties nodig. En het incident is politiek-bestuurlijk, publicitair en/of publieksgevoelig. Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Zijn er documenten aanwezig waarin de criteria omschreven zijn voor de incidenten waarbij de meldkamer tot grootschalige alarmering overgaat? Voldoen de documenten aan de eis dat het is vastgesteld door het bestuur van de veiligheidsregio? Voldoen de documenten aan de eis dat de mandatering van de meldkamer expliciet opgenomen in dat of een ander document?
Besluit Veiligheidsregio’s
Ja
Ja
Ja
Artikel 2.2.2 lid 1 Zodra is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering wordt de meldkamer door één leidinggevende aangestuurd.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Is deze functionaris benoemd in een multidisciplinair vastgesteld document? Is deze functie vanaf het moment van grootschalige alarmering ingevuld? Voert de functionaris onderstaande elementen van zijn taakomschrijving uit: 1. Informatie vragen, halen en brengen. 2. Bewaken van het opschalingniveau i.c. er voor zorgen dat elke dienst van het juiste opschalingsniveau op de hoogte is. 3. Prioriteiten stellen in de (meldkamer)besluiten van de drie diensten, knopen doorhakken in geval van tegenstrijdige belangen tussen de diensten en afstemmen van de besluiten van de diensten?
Ja Ja
Ja Ja
Nee
29
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.2.2 lid 2 Het bestuur van de veiligheidsregio stemt met de korpschef af op welke wijze de meldingen die geen verband houden met een ramp of crisis worden afgehandeld.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Is beschreven op welke wijze meldingen die geen verband houden met een ramp of crisis ten tijde van de rampenbestrijding of crisisbeheersing worden afgehandeld? Is dit document door het algemeen bestuur van de veiligheidsregio vastgesteld?
Besluit Veiligheidsregio’s
Ja
Artikel 2.2.3 lid 1 Binnen twee minuten nadat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering, begint de meldkamer met de alarmering van de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, bedoeld in artikel 2.1.1, onderdelen b tot en met e, en wordt de burgemeester of in het geval artikel 39 van de wet van toepassing is, de voorzitter van de veiligheidsregio en de betrokken burgemeesters geïnformeerd.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Start de meldkamer na de ophoging van het opschalingsniveau binnen twee minuten de alarmering? Wordt de burgemeester of in het geval artikel 39 van de wet van toepassing is, de voorzitter van de veiligheidsregio en worden de betrokken burgemeesters geïnformeerd?
Besluit Veiligheidsregio’s
Ja
Nee
Ja
Artikel 2.2.3 lid 2 Afhankelijk van de aard en omstandigheden van de ramp of crisis, alarmeert de meldkamer andere functionarissen en eenheden die nodig zijn voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Wordt tegelijkertijd met of aansluitend aan de alarmering van de operationele hoofdstructuur de andere functionarissen en eenheden die nodig zijn voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing gealarmeerd?
Ja
30
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.2.4 Binnen vijf minuten nadat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering geeft de meldkamer, op grond van de beschikbare gegevens, een zo volledig mogelijke beschrijving van het incident aan de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en aan andere functionarissen of eenheden als bedoeld in artikel 2.2.3, tweede lid.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Heeft de meldkamer een beschrijving van het incident gereed? Is deze beschrijving schriftelijk beschikbaar? Worden sleutelfunctionarissen voorzien van deze beschrijving?
Ja Ja Nee
88
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.2.5 Het bestuur van de veiligheidsregio draagt zorg voor een voorziening waardoor in het geval dat de meldkamer uitvalt, de functie en taken van de meldkamer worden gecontinueerd.
Stand van zaken
Gezien de veranderingen met betrekking tot de meldkamers op landelijk gebied neemt de Inspectie V en J dit punt niet mee in de Staat van de Rampenbestrijding 2016. In de opmaat naar de Staat van de Rampenbestrijding 2016 zal overleg worden gevoerd met de beleidsafdelingen van het departement en wordt de huidige stand van zaken omtrent de ontwikkelingen van de meldkamer in kaart gebracht.
88
De beschikbare informatie is niet aan de disciplines doorgegeven.
31
3.4. Opschaling
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.3.1 Vanaf het moment dat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria, bedoeld in artikel 2.2.1 beginnen de volgende onderdelen of functionarissen binnen de gestelde tijd met de uitvoering van hun taken: a) een eerste commando plaats incident binnen dertig minuten; b) de leidinggevenden binnen een regionaal operationeel team binnen vijfenveertig minuten, met uitzondering van de leidinggevende van de sectie informatiemanagement die binnen dertig minuten begint; c) de voorlichtingsfunctionaris regionaal operationeel team binnen dertig minuten; d) de sectie informatiemanagement van een regionaal operationeel team binnen veertig minuten; e) de overige secties van een regionaal operationeel team binnen zestig minuten; f) een team bevolkingszorg binnen negentig minuten met uitzondering van de functionaris die niet met de coördinatie van de voorlichting is belast en die binnen dertig minuten begint, en g) een gemeentelijk beleidsteam binnen zestig minuten vanaf het moment dat de burgemeester het beleidsteam bijeen heeft geroepen.
Bevindingen CoPI
Er wordt door de OvD-B om 07:45 uur opgeschaald naar GRIP 1. Om 08:26 uur 89 was de kernbezetting van het CoPI bemenst en operationeel . De opkomsttijden voor de leden van het CoPI zijn als volgt:
89 90
CoPI functionaris
Tijdstip opkomst
Opkomsttijd
Leider CoPI (L. CoPI) OvD Brandweer (OvD-B) 90 Taakcommandant Brandweer OvD Politie (OvD-P) OvD GHOR (OvD-G) OvD Bevolkingszorg (OvD-Bz) Informatiemanager CoPI (IM) Voorlichter CoPI Liaison OvD ProRail
08:34 uur 07:58 uur 08:29 uur 08:36 uur 08:30 uur 08:38 uur 08:36 uur 08:36 uur 08:26 uur
49 minuten 13 minuten 44 minuten 51 minuten 45 minuten 53 minuten 51 minuten 51 minuten 41 minuten
Het CoPI is in het kader van de oefening prio 2 gealarmeerd. De opkomsttijd is hierdoor langer dan gebruikelijk.. De L. CoPI en de Taakcommandant hebben aanrijdend van functie gewisseld.
32
Bevindingen ROT
Het ROT wordt om 07:55 uur gealarmeerd. Om 09:35 uur was de kernbezetting 91 van het ROT bemenst en operationeel . Dit is niet binnen de vereiste 45 minuten. De opkomsttijden voor het ROT zijn als volgt: ROT Functionaris
Tijdstip opkomst
Opkomsttijd
Operationeel Leider (OL) AC Brandweer (AC-B) AC Politie (AC-P) AC GHOR (AC-G) AC team Bevolkingszorg (ACBz) Informatiemanager ROT (IM) Communicatieadviseur ROT Ondersteuner ROT Officier Veiligheidsregio RMC/DEF Liaison Vitaal (ProRail) Liaison Water (WGS)
08:30 uur 08:20uur 09:35 uur 08:26 uur 08:15 uur
35 minuten 25 minuten 100 minuten 30 minuten 20 minuten
08:15 uur 08:15 uur 09:00 uur 08:36 uur
20 minuten 20 minuten 65 minuten 41 minuten
08:30 uur 10:48 uur
35 minuten 173 minuten
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Is het CoPI binnen dertig minuten gestart met de eerste werkzaamheden? Zijn de leidinggevenden binnen het ROT (de deelnemers aan de plenaire sessie) binnen 45 minuten na afkondiging van de opschaling volledig gestart met de eerste werkzaamheden van het ROT? Is de leidinggevende van de sectie Informatiemanagement binnen 30 minuten gestart met het verzamelen van informatie t.b.v. het ROT? Is de voorlichtingsfunctionaris binnen 30 minuten gestart met de uitvoering van taken? Is de sectie Informatiemanagement, met minimaal één (ondersteunend) medewerker, binnen 40 minuten gestart met het verzamelen van informatie t.b.v. het ROT? Zijn de overige secties met minimaal één medewerker binnen 60 minuten na afkondiging van de opschaling gestart met de uitvoering van hun taken?
91 92
93 94 95
96
Nee Nee
92
93
Ja
94
Ja
95
Ja
Nee
96
Het ROT heeft, zonder de AC-P, binnen 45 minuten plaatsgevonden. De opkomsttijd van de ondersteuner AC-P is 100 minuten. Deze heeft de rol van AC-P op zich genomen. De kolom politie is hierdoor niet binnen 45 minuten gestart met de werkzaamheden. Binnen 20 minuten. Binnen 20 minuten. De leidinggevende van de sectie is binnen 25 minuten gestart met het verzamelen van de gegevens. De ondersteuner van de sectie Informatiemanagement is binnen 65 minuten gestart met de werkzaamheden. De sectie Politie en Bevolkingszorg zijn niet binnen de opgegeven tijd gestart met de werkzaamheden.
33
Normering
Antwoord
Is het Team Bevolkingszorg binnen negentig minuten na afkondiging van de opschaling gestart met de uitvoering van hun taken? Is de functionaris die belast is met de coördinatie van de voorlichting binnen 30 minuten na afkondiging van de opschaling gestart met de taakuitvoering?
Besluit Veiligheidsregio’s
Ja
Ja
Artikel 2.3.2 Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in staat is gedurende een ramp of crisis onafgebroken te functioneren.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Is er een document waarin de continuïteit van de hoofdstructuur is geregeld? Is de continuïteit door de geschetste maatregelen voldoende geborgd?
Nee
Ja
3.5. Informatiemanagement
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.4.1 lid 1 Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat binnen de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing tijdens een ramp of crisis een totaalbeeld wordt bijgehouden.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Is er een voorziening getroffen waar het maken van een centraal totaalbeeld bij is belegd? Voert dit onderdeel dit in de praktijk ook zo uit?
97 98
97
Ja
98
Ja
Het totaalbeeld kan worden bijgehouden in LCMS. Het bijhouden van het totaalbeeld is belegd bij de Informatiemanager ROT.
34
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.4.1 lid 2 Het totaalbeeld is opgebouwd uit de beschikbare gegevens over: a) het incident, waaronder wordt begrepen: 1) de aard van het incident en de betrokken objecten, 2) de actuele situatie met betrekking tot het incident, en 3) de risico’s en de effecten van het incidenttype en de bestrijdingsmogelijkheden; b) de hulpverlening, waaronder wordt begrepen: 1) de bestrijdingsmogelijkheden, 2) de bereikbaarheid voor de hulpverlening, en 3) de risico’s voor de hulpverleners en de daarmee samenhangende veiligheidsmaatregelen; c) de prognose en aanpak, waaronder wordt begrepen: 1) de verwachting met betrekking tot de ontwikkeling van het incident, de risico’s en de effecten ervan en de bestrijdingsmogelijkheden, 2) het slachtofferbeeld, de verwachte ontwikkeling ervan, de noodzakelijke maatregelen en de benodigde hulpverleners en middelen, 3) de risico’s voor de bevolking, de verwachte ontwikkeling van deze risico’s en de benodigde hulpverleners en middelen, 4) het beeld bij de bevolking van het incident en de risico’s, het gedrag van de bevolking, de informatie die aan de bevolking is verstrekt en maatregelen die zijn of worden getroffen, en 5) overige bedreigingen zoals die voor de vitale belangen, het milieu of de economie, de verwachte ontwikkeling ervan en de benodigde hulpverleners en middelen, en d) de getroffen maatregelen en de resultaten ervan, waaronder wordt begrepen: 1) de actuele bestrijdingsorganisatie, 2) de voorstellen en besluiten over de bestrijdingsstrategie, de inzetplannen en de benodigde hulpverleners en middelen, 3) de feitelijke inzet en uitvoering van de bestrijding, en 4) de voortgang van de inzet en de uitvoering, de bijstelling van besluiten of de uitvoering ervan en de bereikte resultaten.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Is alle relevante informatie (scenarioafhankelijk) opgenomen in het totaalbeeld? Is de informatie gegroepeerd per samenhangend thema (incident, hulpverlening, prognose en aanpak, maatregelen en resultaten ervan) en rond de zwaartepunten van de bestrijding?
99 100
Nee
Nee
99
100
De relevante informatie is wel opgenomen maar niet scenarioafhankelijk verwerkt. De relevante informatie is wel opgenomen maar niet gestructureerd.
35
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.4.1 lid 3 Het totaalbeeld wordt langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is geverifieerd, beschikbaar gesteld aan: a) de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing; b) andere bij de ramp of crisis betrokken partijen, voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden, en c) onze minister.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Wordt er een zogenaamd netcentrisch systeem gehanteerd? Wanneer er sprake is van tegenstrijdige informatie in het incident of het oefenscenario, wordt dit dan gesignaleerd en wordt er hiernaar navraag gedaan? Gezien de planvorming van de regio en het scenario, zijn alle vereiste partijen aangesloten?
Besluit Veiligheidsregio’s
Normering
103
102
Ja
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Houden alle onderdelen a t/m e een eigen beeld bij?
102
Ja
Artikel 2.4.2 lid 1 De onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, bedoeld in artikel 2.1.1, onderdelen a tot en met e, houden bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing een eigen beeld bij.
Bevindingen
101
101
Ja
Nee
103
LCMS. Defensie, ProRail, waterschap en de provincie. Niet alle onderdelen houden een eigen beeld bij of hebben dit actueel.
36
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.4.2 lid 2 Het eigen beeld bestaat uit de beschikbare gegevens over de ontwikkeling en effecten van een incident, de risico’s voor de veiligheid van de hulpverleners en de personen in het getroffen gebied, de aanpak van het incident en de daarvoor benodigde mensen en middelen.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Bestaat het eigen beeld van de onderdelen zoals bedoeld in artikel 2.1.1 onderdelen a tot en met e uit: Beschikbare gegevens over de ontwikkeling van een incident? Beschikbare gegevens over de effecten van een incident? De risico's voor de veiligheid van de hulpverleners in het getroffen gebied? De risico's voor de veiligheid van de personen in het getroffen gebied? De aanpak van het incident?
Besluit Veiligheidsregio’s
107 108 109
105
Nee Nee
De daarvoor benodigde mensen?
Nee
107
De daarvoor benodigde middelen?
Nee
108
Artikel 2.4.2 lid 3 De gegevens worden nadat zij beschikbaar zijn binnen tien minuten verwerkt in het eigen beeld en voor zover mogelijk geverifieerd. De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Zijn de gegevens van de onderdelen zoals bedoeld in artikel 2.1.1 onderdeel a tot en met e binnen tien minuten verwerkt en zo mogelijk geverifieerd?
106
Nee
106
Normering
105
104
Nee
Bevindingen
104
Nee
Nee
109
Niet alle onderdelen hebben een beeld bij de effecten van het incident. Niet alle onderdelen beschikten over de juiste effectgegevens. Veelal reactief. Bij beide gemeentelijke actiecentra en Bevolkingszorg ROT is dit niet vastgesteld. Binnen de gemeentelijke kolom is dit niet vastgesteld. Niet vastgesteld.
37
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.4.2 lid 4 De gegevens worden langs geautomatiseerde weg beschikbaar gesteld aan: a) de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing; b) andere de bij de ramp of crisis betrokken partijen die deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden, en c) het onderdeel dat het totaalbeeld bijhoudt.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Stelt het onderdeel, zoals bedoeld in artikel 2.1.1 onderdeel a tot en met e, het eigen beeld beschikbaar aan de andere betrokken onderdelen? Worden de gegevens langs geautomatiseerde weg beschikbaar gesteld aan andere bij de ramp of crisis betrokken partijen voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken bevoegdheden? Worden de gegevens langs geautomatiseerde weg beschikbaar gesteld aan het onderdeel dat het totaalbeeld bijhoudt?
Besluit Veiligheidsregio’s
Normering
112 113
Nee
111
Nee
112
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Zijn, per onderdeel zoals bedoeld in artikel 2.1.1 onderdelen a tot en met e, besluiten, adviezen en opdrachten gebaseerd op het actuele beeld?
111
110
Artikel 2.4.3 Een advies of opdracht van een onderdeel van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing is gebaseerd op het actuele eigen beeld van dat onderdeel en op het actuele totaalbeeld.
Bevindingen
110
Nee
Nee
113
Het RBT en ROT hebben hun beeld beschikbaar gesteld. Het CoPI en de CaCo hebben vanwege uiteenlopende zaken moeite gehad om het beeld te delen. Het GBT Dalfsen heeft het eigen beeld vooral telefonisch gedeeld. Het GBT Staphorst heeft het eigenbeeld niet kunnen delen. Door diverse oorzaken is het niet mogelijk geweest om het beeld via geautomatiseerde weg te delen. Niet alle onderdelen hebben dit gedaan. Dit is niet bij alle onderdelen vastgesteld.
38
Besluit Veiligheidsregio’s
Artikel 2.4.4 In het geval dat een advies of een opdracht niet of niet volledig is opgevolgd of uitgevoerd, wordt het onderdeel van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing dat dit advies of deze opdracht heeft gegeven, daarvan op de hoogte gesteld. De opdracht wordt vervolgens in overeenstemming met artikel 2.4.3 opnieuw geformuleerd.
Bevindingen Normering
De bevindingen voor Veiligheidsregio IJsselland zijn: Antwoord
Wordt het niet overnemen of onvolledig uitvoeren van een advies of opdracht, per onderdeel zoals bedoeld in artikel 2.1.1 onderdelen a tot en met e, teruggekoppeld naar de opdrachtgever? Wordt, per onderdeel zoals bedoeld in artikel 2.1.1 onderdelen a tot en met e, het advies of de opdracht door de opdrachtgever geherformuleerd?
114 115
Nee
114
Nee
115
Dit is niet vastgesteld. Dit is niet bij ieder onderdeel vastgesteld.
39
4. Aanbevelingen Aanbeveling 1
Vastgesteld is dat er tijdens deze systeemoefening twee gemeenten (bron-en effectgemeente) nagenoeg gelijktijdig zijn gealarmeerd voor GRIP 3. Deze situatie heeft 84 minuten geduurd. Het gelijktijdig alarmeren van twee gemeenten voor GRIP 3 en de tijd die verstreken is tussen de GRIP 3 en GRIP 4 alarmering heeft er toe bijgedragen dat er verwarring is ontstaan en schaarste in het aantal beschikbare Crisisfunctionarissen is opgetreden. Conform de planvorming binnen Veiligheidsregio IJsselland is de organisatie toegerust om één gemeente in een GRIP 3 status te ondersteunen. Bij meer dan één gemeente in GRIP 3 is opschaling naar GRIP 4 op basis van eenhoofdige leiding en het opperbevel van de voorzitter van Veiligheidsregio IJsselland noodzakelijk. Actie: Geef door gerichte training in het komende MOTO-programma aandacht aan de mogelijkheden en onmogelijkheden van het opschalingsmodel en de crisisorganisatie, zodat crisisfunctionarissen leren hoe op te schalen om de meest efficiënte crisisorganisatie ingericht te krijgen.
Aanbeveling 2
Er is vastgesteld dat de snelheid van handelen en reageren op een aantal plaatsen te wensen over laat. Zo is vastgesteld dat er met name in de beginfase van het incident veel kostbare tijd verloren is gegaan door onvoldoende in te spelen op de situatie. Het instantaan vrijkomen van een gevaarlijke stof brengt met zich mee dat er direct gehandeld moet worden en dat iedere minuut vertraging levens kan kosten. Actie: Stel een actieplan op om de crisisorganisatie slagvaardiger te leren omgaan met beschikbare informatie zodat crisisfunctionarissen de urgentie van specifieke situaties beter leren onderkennen.
Aanbeveling 3
Informatiedeling is bij een incident van deze omvang zeer belangrijk. Er is vastgesteld dat informatiedeling en het creëren van een totaalbeeld door uiteenlopende oorzaken moeizaam is verlopen. LCMS is in deze een handig hulpmiddel. Vastgesteld is dat niet iedereen er mee kan werken en het ook niet overal beschikbaar is. Actie: Voer een optimaliseringsslag uit onder alle LCMS-gebruikers van de kolommen om de kennis van en betrouwbaarheid in de werkwijze en techniek te vergroten, zodat alle onderdelen van de crisisorganisatie in staat zijn hun eigen beelden te delen met de overige onderdelen van de crisisorganisatie
40
Bijlage 1: Afkortingenlijst AC
Algemeen Commandant
AGS
Adviseur Gevaarlijke Stoffen
BOB
Beeldvorming Oordeelsvorming en Besluitvorming
Bz
Bevolkingszorg
CaCo
Calamiteiten Coördinator
CoPI
Commando Plaats Incident
DEF
Defensie
GAGS
Geneeskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen
GHOR
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GMS
Geïntegreerd Meldkamer Systeem
GRIP
Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure
I V en J
Inspectie Veiligheid en Justitie
LCMS
Landelijk Crisis Management
L.CoPI
Leider Commando Plaats Incident
MKA
Meldkamer Ambulancezorg
MON
Meldkamer Oost Nederland
OL
Operationeel Leider
OMS
Openbaar Meldkamer Systeem
HOvD
Hoofd Officier van Dienst
OvD
Officier van Dienst
OvD-B
Officier van Dienst Brandweer
OvD-Bz
Officier van Dienst Bevolkingszorg
OvD-G
Officier van Dienst Geneeskundig
OvD-P
Officier van Dienst Politie
RBT
Regionaal Beleidsteam
RMC
Regionaal Militair Commandant
RMG
Regionaal Multidisciplinaire Gespreksgroep
ROT
Regionaal Operationeel Team
41
Agendapunt - besluitvormend aan
Algemeen bestuur
datum
11 november 2015
agendapunt onderwerp
08. Doorontwikkeling Veiligheidsberaad en IFV
proceseigenaar
L.J. Sievers
portefeuillehouder
H.J. Meijer
Te besluiten om - in te stemmen met de reactie op de ter consultatie aangeboden voorstellen voor de doorontwikkeling van het Veiligheidsberaad en het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) Inleiding Het Veiligheidsberaad en het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) hebben onlangs een rapport opgesteld met voorstellen voor de doorontwikkeling van het Veiligheidsberaad en verdere professionalisering van het IFV. In het Veiligheidsberaad hebben de voorzitters van de vijfentwintig veiligheidregio’s zitting. Het Veiligheidsberaad is een platform voor informatie-uitwisseling en bestuurlijke afstemming over strategische thema’s die veiligheidsregio-overstijgende besluitvorming vragen. Daarnaast is het Veiligheidsberaad de belangenvertegenwoordiger van de regio’s en de gesprekspartner van de minister van Veiligheid en Justitie en departement(en). Het IFV is het kennisinstituut van en voor de veiligheidsregio’s. Het rapport met voorstellen voor de doorontwikkeling is onlangs ter consultatie aan de veiligheidsregio’s aangeboden. In de bijlage staat de conceptreactie van Veiligheidsregio IJsselland. Beoogd effect Het doel van de doorontwikkeling is: - een Veiligheidsberaad dat zich kan concentreren op de strategische dossiers; - samenhang binnen het IFV; - een IFV dat een belangrijke rol kan vervullen in de dossiers die de veiligheidsregio’s aangaan. Argumenten De rapportage met begeleidende brief is uitgebreid besproken binnen en buiten Veiligheidsregio IJsselland. De reactie vanuit Veiligheidsregio IJsselland is verwoord in bijgaande brief. Hierbij is aangesloten op de reactie van de Raad van Brandweercommandanten en de Raad van directeuren veiligheidsregio’s.
kenmerk vervolgblad
2 van 2
Risico’s/ middelen Zoals in de brief aangegeven is het nog onduidelijk wat de financiële consequenties van de doorontwikkeling precies zijn. Eén financieel voorstel is heel concreet: het Veiligheidsberaad vraagt namelijk 1% van de BDuR-uitkering aan de veiligheidsregio’s om uitvoering te geven aan bestuurlijke besluiten die gezamenlijke actie vragen. Voor Veiligheidsregio IJsselland gaat dat om een bedrag van € 56.000 per jaar. In de brief hebben we hierover het volgende opgenomen: ‘De daarvoor gekozen insteek, namelijk afroming van de BDuR, gaat wat ons betreft, te snel. We vragen u om alternatieven hiervoor uit te werken.’ Vervolg Na de vergadering van het algemeen bestuur van Veiligheidsregio IJsselland op 11 november wordt de brief aan het Veiligheidsberaad gestuurd. Definitieve besluitvorming door het Veiligheidsberaad vindt plaats op 11 december. De reacties uit de veiligheidsregio’s worden hierbij meegenomen. Daarna wordt de doorontwikkeling door het Veiligheidsberaad en het IFV ter hand genomen.
Veiligheidsberaad Dagelijks bestuur Postbus 7010 6801 HA ARNHEM
datum vrijdag 13 november 2015 kenmerk onderdeel Bestuur, Beleid en Communicatie informant Marjolein Fransen doorkiesnummer 088-1197362 onderwerp Doorontwikkeling Veiligheidsberaad en IFV
Geacht bestuur, Op 14 oktober heeft u ons de rapportage ‘Doorontwikkeling Veiligheidsberaad & IFV Professionaliseren’ van 24 september 2015 gemaild. U legt dit voorstel ter bestuurlijke consultatie aan ons voor. Wij maken graag gebruik van de mogelijkheid om een reactie op deze stukken te geven. Algemeen Op hoofdlijnen kunnen wij de gekozen benadering en ingezette lijn, zoals voorgesteld in het rapport, onderschrijven. Structuur en doorzettingsmacht We vragen ons af of in de doorontwikkeling niet teveel vanuit de structuur gedacht is. De kernvraag zou moeten zijn: wat is, los van institutionalisering, nodig om de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s op strategisch niveau te versterken? Welke transitie is daar voor nodig? Welk sturingsmodel past daarbij? Qua governance vragen wij ons af of het wenselijk is om het IFV (als uitvoeringsorganisatie) te integreren met het Veiligheidsberaad (als strategisch gremium). Dat er verbinding moet bestaan is duidelijk, maar qua aansturing vraagt dit om een andere benadering. Het Veiligheidsberaad als bestuur richt zich vooral op landelijke strategische thema's in de afstemming met landelijke partijen (LMO, arbeidsvoorwaarden/ brandweerkamer, samenwerking defensie en politie, departementale afstemming met SZW, V&J, BZK, Volksgezondheid, etc.). Een gelijkwaardige samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en het IFV zou in de vorm van een coöperatief model kunnen worden ingevuld:
Adresgegevens Postbus 1453, 8001 BL Zwolle
Contactgegevens T 088 - 119 70 00 E [email protected] I www.vrijsselland.nl @VRIJsselland
Veiligheid: voor elkaar
zesentwintig entiteiten vormen samen een coöperatie (niet zozeer als juridisch construct maar vooral in de bedoeling). De kolommen/ managementraden sturen samen met de directie van het IFV de gezamenlijke operatie aan in de uitvoering. Versterking van de doorzettingsmacht van het Veiligheidsberaad is een goede ontwikkeling. Vooral daar waar het gaat om de strategische advisering richting de minister. We vragen ons wel af op welke wijze bestuurders die geen voorzitter zijn en in de huidige situatie in een BAC deelnemen, goed aangehaakt blijven op inhoudelijke strategische ontwikkelingen. De opheffing van de BAC’s (en programmaraden) gaat wel erg snel. In de nieuwe situatie is vooral de ambtelijke advieslijn verstevigd. Bestuurders kunnen bij elkaar worden geroepen, maar dat is vrijblijvend van aard. Versterking brandweer Versterking van de brandweer is een goede ontwikkeling, mits de behoefte aan samenwerking het fundament vormt. Daarom is het van groot belang dat de directeur brandweer die geworven wordt een empathisch verbinder is. Positionering GHOR De positionering van de GHOR mag sterker benadrukt worden. De GHOR valt onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de vijfentwintig veiligheidregio’s. Vanuit deze verantwoordelijkheid is de GHOR een onvervreemdbaar onderdeel van de veiligheidregio’s. Op dit punt moet het rapport en de besluitvorming in het Veiligheidsberaad duidelijk zijn. Financiële consequenties/ werkbudget via BDuR Wij begrijpen en ondersteunen de wens van het Veiligheidsberaad om voor de uitvoering van een beperkt aantal kerndoelen (waaronder in het bijzonder de strategische agenda) over structureel budget te beschikken. De daarvoor gekozen insteek, namelijk afroming van de BDuR, gaat wat ons betreft, te snel. We vragen u om alternatieven hiervoor uit te werken. Daarnaast is het in algemene zin niet helder wat de financiële consequenties van deze doorontwikkeling zijn. We gaan ervan uit dat u begrijpt dat een eventueel verzoek voor meer budget zorgvuldig ingekleed moet zijn en dat daar niet zonder aan tegemoet gekomen kan worden. Tot slot Ik vertrouw erop dat u met bovenstaande reactie en de inbreng van andere veiligheidsregio’s het voorstel tot doorontwikkeling kunt afronden. Ik wens u veel succes met dit proces. Hoogachtend, het dagelijks bestuur van Veiligheidsregio IJsselland De heer H.J. Meijer voorzitter
De heer A.H. Schreuders secretaris
Veiligheidsberaad Postbus 7010 6801 HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem www.veiligheidsberaad.nl [email protected] 026 355 24 99
Aan de voorzitters veiligheidsregio
Doorkiesnummer
026 355 2499 Inlichtingen bij
Leo Zaal Ons kenmerk
V055 Bijlage(n)
1 Datum Onderwerp
14 oktober 2015 Bestuurlijke consultatie doorontwikkeling Veiligheidsberaad en IFV
Geachte voorzitter veiligheidsregio, In de vergaderingen van het Veiligheidsberaad hebben wij regelmatig gesproken over de positie van het Veiligheidsberaad als bestuurlijk platform en afstemmingsorgaan. Verschillende voorzitters gaven aan dat de agenda van de Veiligheidsberaadvergadering strategischer kan én moet. Door te focussen op strategische onderwerpen geeft het Veiligheidsberaad richting aan de ontwikkeling van een (fysiek) veilig Nederland. Ook de positie van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) is tijdens vergaderingen aan de orde gekomen. Als Algemeen Bestuur IFV hebben we geconstateerd dat het IFV als kennisinstituut van en voor de veiligheidsregio’s nog onvoldoende in positie is. Daarom heeft het Dagelijks Bestuur van het Veiligheidsberaad en het IFV een notitie opgesteld met voorstellen tot doorontwikkeling van het Veiligheidsberaad en verdere professionalisering van het IFV. In de vergadering van het Veiligheidsberaad van 9 oktober jl. is aan de hand van deze notitie een eerste gesprek gevoerd over noodzakelijke stappen om zowel het Veiligheidsberaad als het IFV te versterken. Hierbij is afgesproken dat de besturen van de veiligheidsregio’s op basis van het gevoerde debat haar reactie geven op de voorstellen in de notitie (de notitie is als bijlage bij deze brief gevoegd). In deze brief behandelt het DB de belangrijkste opmerkingen zoals die in het Veiligheidsberaad zijn gemaakt en voorziet die van voorstellen. Doorontwikkeling Veiligheidsberaad De afgelopen jaren is binnen het Veiligheidsberaad herhaaldelijk geconstateerd dat de bestuurlijke drukte rondom het Veiligheidsberaad moet worden verminderd en de agenda meer bestuurlijk en strategisch moet zijn. In de notitie Doorontwikkeling worden voorstellen gedaan die beogen bij te dragen aan een slagvaardiger en effectiever Veiligheidsberaad. Ook worden de managementraden meer in hun eigen rol, te weten die van adviseur ten aanzien van de eigen professie, gebracht. En wordt regionale besluitvorming leidend voor de afspraken op landelijk niveau in het Veiligheidsberaad. Bij de inrichting van de landelijke besluitvormings- en verantwoordingscycli wordt rekening gehouden met voldoende consultatietijd voor de regio's.
Pagina
2/5
De voorgestelde maatregel tot het afschaffen van de BAC’s vraagt om een nuancering. Vanuit het Veiligheidsberaad is voorgesteld om waar nodig toch de ruimte te hebben om met vertegenwoordigers uit de veiligheidsregio’s rond actuele thema’s (zoals Informatievoorziening en Brandweer) bijeen te komen. Zoals in de vergadering is aangegeven is er ruimte voor deze flexibele organisatievorm, zonder dat er direct sprake hoeft te zijn van zware bestuurlijke adviestrajecten. Verder blijft het mogelijk dat de portefeuillehouder in het DB zich op reguliere basis kan laten adviseren door de BAC. Samen met u werken we dit graag verder uit. Werkbudget Veiligheidsberaad Het voorstel inzake het alloceren van middelen uit de BDuR voor het Veiligheidsberaad vereist een nadere onderbouwing. In het algemeen gaf het Veiligheidsberaad aan voor landelijke activiteiten niet telkens “met de pet” rond te willen. Dat daartoe middelen beschikbaar moeten komen, werd in het overleg logischerwijs aanvaard. Hierbij maakte het Veiligheidsberaad de volgende opmerkingen: maak een deugdelijke inhoudelijke onderbouwing van het voorstel, onderzoek de (andere) mogelijkheden voor de financiële dekking en maak een nadrukkelijke koppeling met de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad. Hieronder gaan wij in op bovengenoemde aspecten. Het Veiligheidsberaad heeft eerder uitgesproken dat het nodig en ook nuttig is om gezamenlijk als regio’s daadwerkelijk inhoud en vorm te geven aan de (voortschrijdende) strategische agenda van het Veiligheidsberaad. In die strategische agenda ligt de mogelijkheid om ons als Veiligheidsberaad duurzaam te verbinden met en tussen enerzijds de 25 regio’s en anderzijds tussen de regio’s en de Rijksoverheid. Daarbij is ook al eerder vastgesteld dat de thema’s Bevolkingszorg en Informatievoorziening een stevige impuls behoeven in de komende jaren. Beide onderwerpen staan hoog op de agenda van de regio’s (en daarmee ook de aangesloten gemeenten). Ook is er de komende jaren meer aandacht en focus nodig waar het gaat om innovatie en onderzoek. Thema’s zoals RemBrand en Risicogerichtheid onderstrepen noodzaak en belang van innovatie en onderzoek omdat beide functies “het komen van de achterkant naar de voorkant van de keten” op goede en effectieve wijze stimuleren. Ten gunste van alle regio’s. In bovengenoemde inhoudelijke argumenten is de legitimatie gelegen voor een jaarlijks werkbudget voor het Veiligheidsberaad. Het is een budget dat de regio’s voluit ten dienste staat, met name voor die thema’s die een gezamenlijke en gemeenschappelijke aanpak vergen. Teneinde versnippering te voorkomen. Versnippering is inhoudelijk niet gewenst en in financieel opzicht onverstandig en niet efficiënt. De naar voren gebrachte opmerkingen in het VB van 9 oktober 2015 over de aard in casu het karakter van het werkbudget leiden tot een aangepast voorstel. Dit gewijzigde voorstel houdt in dat het werkbudget telkens voor een periode van 4 jaar wordt bepaald en vastgesteld en dat tussentijds (iedere 2 jaar) wordt bezien of het budget conform de door het VB uitgezette koers wordt besteed. Op basis van die tussentijdse evaluatie kan zo nodig tot bijstelling in de doelen en/of besteding binnen het totaal van het werkbudget door het Veiligheidsberaad worden besloten.
Pagina
3/5
Inhoudelijke onderbouwing voor het VB-werkbudget in de periode 2016 -2020 1. Voortschrijdende Strategische Agenda Veiligheidsberaad Deze agenda is door het Veiligheidsberaad ingesteld en omvat 6 activiteiten, waarvan 3 een samenwerking betreffen van de gezamenlijke regio’s met het ministerie van VenJ. De veiligheidsregio’s dragen voor de huidige agenda per regio 31.000 euro bij in de kosten van ontwikkeling en implementatie over een periode van 2 jaar. In totaal gaat het voor de veiligheidsregio’s dan om een bijdrage van 775.000 euro. Dit is inmiddels conform eerdere bestuurlijk besluitvorming (en afzonderlijke collectie langs alle regio’s) gerealiseerd. Om ook in de toekomst op een voortvarende wijze de strategische agenda te kunnen blijven uitvoeren is daarvoor 400.000 euro per jaar noodzakelijk. Voor 2016 zijn 2 nieuwe onderwerpen aan de strategische agenda van/voor de veiligheidsregio’s toegevoegd: industriële veiligheid en zelfredzaamheid burgers. Beide onderwerpen vragen om landelijke en eenduidige uitwerking. 2. Bevolkingszorg Het Veiligheidsberaad heeft al eerder uitgesproken dat het nodig is de rapporten van de commissie Bevolkingszorg op Orde (versies 1.0 en 2.0) voortvarend uit te werken en uit te voeren. Echter, iedere keer opnieuw moet worden vastgesteld dat de uitvoering niet op gang komt omdat er landelijk geen capaciteit beschikbaar is, daaronder begrepen ook geen ondersteuning van de landelijke managementraad Bevolkingszorg. Inhoudelijke en ambtelijke ondersteuning zijn randvoorwaarden voor ontwikkeling, uitwerking en implementatie van Bevolkingszorg in de toekomst. Dit betreft circa 3 fte’s, alsmede het ontwikkelen van landelijke producten en diensten die regio’s voor implementatie worden aangeboden. Het gaat om een noodzakelijk bedrag van 350.000 euro per jaar. 3. Informatievoorziening Het Veiligheidsberaad heeft onlangs het programmaplan voor informatievoorziening unaniem vastgesteld. Het gaat hierbij om noodzakelijke activiteiten die van belang zijn voor alle 25 veiligheidsregio’s. Dit bestuurlijk vastgestelde plan moet de komende jaren (nog wel) tot uitvoering worden gebracht. De projectvoorstellen die voortvloeien uit het programmaplan worden separaat, inclusief financieringsvoorstellen, voorgelegd aan de veiligheidsregio’s. Daarnaast is een werkbudget van 500.000 nodig voor opstartactiviteiten, zoals het opstellen van business cases en onderzoek. Tot 2012 ontving het IFV, als uitvoerder van de besluiten van het Veiligheidsberaad, een jaarlijkse subsidie van 1.7 mln. euro van de Rijksoverheid voor genoemde activiteiten. 4. Innovatie en Onderzoek Beide thema’s zijn actueel en relevant voor veiligheidsregio’s. Thema’s als risicogerichtheid en brandveilig leven vergen innovatie en onderzoek. De resultaten daarvan zijn beschikbaar voor alle regio’s. Jaarlijks een budget van 200.000 euro voor innovatie en onderzoek is het minimale om aan de meest noodzakelijke activiteiten inhoud en vorm te kunnen geven.
Pagina
4/5
Met bovengenoemde omschrijving geeft het DB antwoord op het verzoek tot een inhoudelijke onderbouwing van het werkbudget voor het Veiligheidsberaad. In de periode 2016 – 2020 is jaarlijks een bedrag van 1.450.000 euro nodig om op een verantwoorde wijze uitvoering te kunnen geven aan de meest noodzakelijke activiteiten die een inhoudelijke impuls voor de gezamenlijke veiligheidsregio’s behoeven. Financiële dekking van het jaarlijkse werkbudget VB ad 1.450.000 euro In de vergadering van het Veiligheidsberaad van 9 oktober jl. is nadrukkelijk gevraagd om diverse mogelijkheden voor financiële dekking van het werkbudget na te gaan en niet enkel en alleen (volledig) te volstaan met een uitname uit het landelijke BDuR budget. Dit mede tegen de achtergrond van het feit dat regio’s de komende jaren toch al voor een behoorlijke financiële opgave staan. Voor wat betreft de financiële dekking van het werkbudget is het aangepaste voorstel als volgt: 1. Door een financiële ombuiging binnen de thans bestaande budgetten binnen het huidige IFV wordt jaarlijks een bedrag van 200.000 euro gerealiseerd ten gunste van het werkbudget van het Veiligheidsberaad. 2. Door concentratie en integratie van taken binnen het nieuwe IFV, waaronder een meer en betere efficiency tussen de te onderscheiden samenwerkende onderdelen, binnen en tussen brandweer, veiligheidsregio’s en het nieuwe IFV, moet het mogelijk zijn om binnen de thans beschikbare bijdragen en budgetten van alle betrokken partijen een bedrag van 300.000 euro vrij te maken voor het werkbudget van het Veiligheidsberaad. 3. Het restant, een bedrag van 950.000 euro, wordt gerealiseerd via het landelijk beschikbare BDuR budget van het ministerie van Veiligheid en Justitie voor de veiligheidsregio’s. Hiertoe wordt 0,56% van de BDuR gealloceerd voor het Veiligheidsberaad, gemiddeld 38.000 euro per regio. Het moet mogelijk zijn om hierover met het ministerie overeenstemming te bereiken. Conclusies/Voorstel werkbudget Het instellen van een werkbudget voor het Veiligheidsberaad maakt het mogelijk om gemeenschappelijke activiteiten voor alle veiligheidsregio’s te realiseren. De voorgestelde activiteiten in dit voorstel zijn voor alle regio’s van aannemelijk belang. Door een gemeenschappelijke agenda en een werkbudget is het (ook) mogelijk om versnippering van activiteiten te voorkomen. De afzonderlijke regio’s hoeven dan niet meer te investeren in genoemde thema’s waarmee zij een aanzienlijke besparing kunnen realiseren. Behalve het tegengaan van versnippering ontstaat er eenduidigheid in uitvoering. De financiële dekking voor het werkbudget berust op een afgewogen voorstel, waarbij de –jaarlijkse- financiële inspanning door de veiligheidsregio’s als verantwoord wordt beschouwd. Voorgesteld wordt om na een periode van 2 jaar een tussentijdse evaluatie te houden naar de inzet en het verloop van het werkbudget. De besturen van de veiligheidsregio’s worden gevraagd om bovenstaand voorstel in hun reactie te betrekken. Hierover kan in de vergadering van het Veiligheidsberaad op 11 december 2015 worden besloten.
Pagina
5/5
Professionalisering IFV Het IFV moet als multidisciplinair kennisinstituut voor alle veiligheidsregio’s en als werkorganisatie voor het Veiligheidsberaad beter in positie worden gebracht. Binnen het IFV krijgen de brandweer, GHOR en bevolkingszorg een herkenbare plek. De begroting van het IFV wordt meer programmatisch ingericht, waardoor de organisatie beter aansluit op strategische vraagstukken van en voor de veiligheidsregio’s, waaronder de Strategische Agenda. De in de notitie beschreven veranderingen stellen het IFV in staat om het multidisciplinaire kennisinstituut te worden waar wij allen voor staan. Het instituut van en voor de veiligheidsregio’s moet een topinstituut zijn waar veiligheidsregio’s en crisispartners de inhoud en verbinding kunnen vinden. Met als doel bij te dragen aan een veiliger Nederland. Ik hoop dat u met mij van mening bent dat de beschreven maatregelen aan dat streven bijdragen. Graag ontvang ik uw reactie op de voorstellen uit de notitie uiterlijk maandag 16 november 2015. Zoals afgesproken op 9 oktober, streven we naar definitieve besluitvorming op 11 december. Indien gewenst, verzorgt een vertegenwoordiger van het Dagelijks Bestuur graag een toelichting in uw regionale bestuursvergadering. Met vriendelijke groet,
mr. G.H. (Geke) Faber Voorzitter Veiligheidsberaad
Doorontwikkeling Veiligheidsberaad & IFV Professionaliseren
Instituut Fysieke Veiligheid Bestuurs- en directieondersteuning Postbus 7010 6801 HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem www.ifv.nl [email protected] 026 355 24 00
Colofon Titel: Datum: Status:
Doorontwikkeling Veiligheidsberaad & IFV Professionaliseren binnen bestuurlijke kaders 24 september 2015 Voorstel DB IFV/VB
2/25
Inhoud 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Vraagstelling Impuls in verbinding en de kwaliteit van het organiserend vermogen Leeswijzer
4 4 4 5 6
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Het Veiligheidsberaad Observaties Bestuurskracht en doorzettingsmacht Veiligheidsberaad Gezamenlijke (voortschrijdende) strategische agenda Governance van het Veiligheidsberaad
7 7 7 9 9
3 3.1 3.2
Brandweer Observaties Advies
12 12 13
4 4.1 4.2
GHOR Observaties Advies
15 15 15
5 5.1 5.2
Bevolkingszorg Observaties Advies
17 17 17
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9
Het IFV Achtergrond: het IFV als ZBO Observaties Focus van het IFV Samenwerking en gezamenlijkheid in het IFV De brandweer in het IFV De GHOR in het IFV Bevolkingszorg in het IFV Governance van het IFV Relatie met politie en defensie en overige partners
19 19 20 21 22 22 23 23 23 25
3/25
1 Inleiding 1.1 Aanleiding In het Dagelijks Bestuur IFV van 26 september 2014 heeft de heer Noordanus, portefeuillehouder Bedrijfsvoering in het DB IFV, voorgesteld om de IFV-begroting meer programmatisch in te richten en hiervoor een flexibele financiële schil te realiseren die het mogelijk moet maken om meer in te spelen op strategische vraagstukken van en voor de veiligheidsregio’s. Het DB heeft met dit voorstel ingestemd. Twee ontwikkelingen c.q. documenten lagen ten grondslag aan dit voorstel: 1. Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s Het Veiligheidsberaad heeft in mei 2014 een eerste Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014-2016 vastgesteld. Deze Strategische Agenda is erop gericht om Nederland veiliger te maken en maatschappelijke ontwrichting te voorkomen door de risico- en crisisbeheersing te versterken. Om die te verwezenlijken is door het Veiligheidsberaad ingestemd met zes prioritaire thema’s. Drie thema’s worden samen met het ministerie van Veiligheid en Justitie opgepakt: Water en evacuatie, Continuïteit van de samenleving en Versterking risico- en crisisbeheersing bij stralingsincidenten. Drie thema’s worden door de veiligheidsregio’s zelf opgepakt: Kwaliteit en vergelijkbaarheid, Versterking Bevolkingszorg en Bovenregionale operationele besluitvorming (voorheen versterken samenwerking met Defensie). 2. Rapport Integraal Begroten (rapport Elsenaar) Op verzoek van het DB IFV, en met instemming van het AB IFV, is tevens onderzocht wat mogelijkheden zijn om het begrotingskader voor het IFV te herzien. Dit kwam voort uit de bestuurlijke wens van het DB IFV om de meerjarenbegroting van het IFV een sterkere programmatische basis te geven, waarbij er een sterke relatie is met de (voortschrijdende) Strategische Agenda van het Veiligheidsberaad en waarbinnen de mogelijkheid bestaat om budget flexibeler in te zetten.
1.2 Vraagstelling De oorspronkelijke opdracht luidde: 1. Het inrichten van een programma-gestuurde begroting voor het IFV waarbij maximale aansluiting is met de Strategische Agenda van het Veiligheidsberaad; 2. Het ontwikkelen van een voorstel om daartoe een flexibele schil van € 1 miljoen te creëren; 3. Het scheppen van organisatorische condities voor de integratie van bureau Brandweer Nederland in het IFV; 4. Een evenwichtige en stevige ondersteuning van de diverse managementraden binnen het IFV. Aanvullend hierop zijn door het DB volgende extra vragen/opdrachten geformuleerd: 5. Het robuust verankeren van Bevolkingszorg in de crisisbeheersing;
4/25
6.
7.
Het doen van voorstellen voor een nieuwe (voortschrijdende) integrale Strategische Agenda, waarin ook de belangrijkste –ook gemeenschappelijke- thema’s van Bevolkingszorg, Brandweerzorg en GHOR herkenbaar zijn. De mogelijkheden te onderzoeken om de governance van het IFV te vereenvoudigen binnen de –huidige- wettelijke mogelijkheden
Bij het beantwoorden van bovenstaande vragen is gefocust op de volgende aspecten: Wat zou het IFV voor instituut moeten zijn? Wat doet het wel en niet? Hoe ziet de organisatie eruit? Wat is de relatie tot de veiligheidsregio’s en de disciplines daarbinnen? Hoe ziet de omgeving van het IFV eruit en wat kan daarin verbeterd worden? Hoe ziet de besturing van het IFV eruit en hoe verhoudt dit zich tot het Veiligheidsberaad? Deze vragen en aspecten zijn leidend geweest voor een “herontwerp” voor het Veiligheidsberaad en met name het IFV, mede gebaseerd op de ervaringen tot nu toe. De heer Noordanus heeft daartoe enkele malen overlegd met vertegenwoordigers van alle managementraden en de directie IFV, om van hen input te krijgen voor de bestuurlijke discussie en standpuntbepaling door het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur is de vertegenwoordigers van de managementraden erkentelijk voor de geleverde bijdrage aan de discussie over te toekomst van het Veiligheidsberaad en het IFV.
1.3 Impuls in verbinding en de kwaliteit van het organiserend vermogen Het Veiligheidsberaad, maar nog meer het IFV, moeten het hebben van draagvlak voor hun activiteiten. Draagvlak van de veiligheidsregio’s en de te onderscheiden professionele kolommen is noodzakelijk om tot zowel uitvoerbare besluiten te komen als optimale prestaties van de kolommen. De verbinding tussen het bestuurlijke en operationele domein is een kritische succesfactor. Samenwerken is het parool. Professionele ruimte binnen vooraf vastgestelde bestuurlijke en financiële kaders biedt mogelijkheden om met respect voor verantwoordelijkheid, eigenheid en verscheidenheid goede prestaties te bereiken in de risico- en crisisbeheersing. De kwaliteit van de samenwerking tussen de kolommen, maar ook tussen regio’s onderling en ook tussen Rijk en regio’s is belangrijk. Risico- en crisisbeheersing zijn er in belangrijke mate van afhankelijk. De huidige situatie is niet bevredigend. Het Veiligheidsberaad wordt te zeer getrokken in operationele zaken, en loopt daardoor de kans de strategische dossiers te missen. Het IFV functioneert nu te veel als een soort bedrijfsverzamelgebouw, en mist daardoor zowel samenhang als gezag om in het veld op overtuigende wijze een belangrijke rol te vervullen in de dossiers die de veiligheidsregio’s en de kolommen aangaan. Een doorontwikkeling van het Veiligheidsberaad en het IFV is zowel noodzakelijk als gewenst. Het “veld” onderkent dit ook. In de gesprekken van het DB met de managementraden is vastgesteld dat er een breed draagvlak is voor de doorontwikkeling. Nut en noodzaak van een gemeenschappelijke agenda voor de toekomst wordt door niemand betwist, integendeel. Iedereen is er van overtuigd dat er nu stappen gezet moeten worden. Hetgeen allen
5/25
bindt moet voorop staan, met ruimte voor (noodzakelijke) eigenheid en professionaliteit, binnen helder bestuurlijke en financiële kaders. Het gaat om verbinden en met elkaar verbonden zijn op basis van gemeenschappelijke uitgangspunten en een gedeelde agenda. Evenzeer en vooral om de kwaliteit van het organiserend vermogen in de uitvoering. Daarover gaat dit in rapport c.q. voorstel in het bijzonder. De professionaliteit van alle kolommen is hierbij en hiervoor noodzakelijk en van belang.
1.4 Leeswijzer Het rapport start met het Veiligheidsberaad, als de “bestuurlijke top” van de veiligheidsregio’s. Vervolgens behandelen we de stakeholders brandweer, GHOR, bevolkingszorg en multi om vervolgens de effecten en consequenties voor het IFV in beeld te brengen. Iedere paragraaf wordt afgesloten met enkele concrete voorstellen en/of voorgestelde besluiten.
6/25
2 Het Veiligheidsberaad 2.1 Observaties In de veiligheidsregio wordt het hoogste bestuurlijke orgaan gevormd door het bestuur, dat bestaat uit alle burgemeesters van inliggende gemeenten. De voorzitters van de 25 regio’s zijn vertegenwoordigd in het Veiligheidsberaad. Het Veiligheidsberaad is een platform voor informatie-uitwisseling en hier vindt bestuurlijke afstemming plaats over strategische thema’s die veiligheidsregio-overstijgende besluitvorming vragen. Daarnaast is het Veiligheidsberaad de belangenvertegenwoordiger van de regio’s en de gesprekspartner van de minister van VenJ en departement(en). Verlengd lokaal bestuur is het uitgangspunt voor het bestel en moet dit ook blijven. Dit maakt evenwel gezamenlijke besluitvorming op nationaal niveau per definitie lastig, maar zeker niet onmogelijk. In de diverse gehouden gesprekken komt het volgende beeld naar voren: Het Veiligheidsberaad heeft op dit moment onvoldoende bestuurskracht en doorzettingsmacht om bindende besluiten te nemen voor alle veiligheidsregio’s (al dan niet met financiële consequenties). Er vindt nog te weinig bestuurlijke sturing plaats vanuit een gedeeld perspectief en een gezamenlijke agenda. Er bestaat onduidelijkheid over de verhouding tussen het Veiligheidsberaad, het bestuur IFV en de managementraden (governance). De complexe adviesstructuur draagt bij aan deze onduidelijkheid. Er is geen duurzame verbinding tussen de 25 veiligheidsregio’s en het Veiligheidsberaad. Dit geldt ook voor de verbinding tussen regio’s en het IFV. Deze observaties worden hieronder verder uitgewerkt.
2.2 Bestuurskracht en doorzettingsmacht Veiligheidsberaad Veiligheidsregio's zijn gebaseerd op verlengd lokaal bestuur. Soms is het evenwel nodig omwille van efficiency of effectiviteit zaken op nationaal niveau aan te pakken. Dit kan door de veiligheidsregio's gezamenlijkheid via besluitvorming in het Veiligheidsberaad. Het Veiligheidsberaad heeft in die situatie weinig dan wel onvoldoende bestuurskracht en doorzettingsmacht om daadwerkelijk te sturen. Besluiten kunnen enkel genomen worden als hier in de afzonderlijke regio’s akkoord op wordt gegeven. Dit leidt ertoe dat de feitelijke koers op landelijk niveau vaak per discipline uitgestippeld wordt, zonder dat hier een expliciete bestuurlijke visie aan ten grondslag ligt. Er is behoefte aan een bestuur dat ook daadwerkelijk bestuurt, vanuit de collectieve verantwoordelijkheid om Nederland veiliger te maken. Enkele handvatten om dit te realiseren zijn: Een gezamenlijke (voortschrijdende) strategische agenda (zie paragraaf 2.3), die alle partijen bindt. Een meer op inhoud gestuurde vergaderagenda die het voor voorzitters van veiligheidsregio’s voldoende nuttig/nodig maakt om naar de vergaderingen van het Veiligheidsberaad te komen en aan de besluitvorming deel te nemen. Vaak is de agenda
7/25
te tactisch-operationeel, van technische aard en onvoldoende toegespitst op bestuurlijke vraagstukken. Overigens zijn hier in 2015 al slagen gemaakt; de strategische thema’s waarover de bestuurders met elkaar van gedachten willen wissen worden actief opgehaald. De agenda van de Veiligheidsberaadvergaderingen wordt hierop aangepast. Budget voor het Veiligheidsberaad: op dit moment kunnen de voorzitters van de veiligheidsregio’s als zij binnen het Veiligheidsberaad overeenstemming hebben over bepaalde onderwerpen, hierover geen beslissingen als die ook financiële gevolgen hebben voor de regio’s. Deze voorgenomen besluiten moeten eerst regionaal bekrachtigd worden voordat er daadwerkelijk regionaal budget wordt vrijgemaakt voor landelijke activiteiten. Dit is zelfs voor kleine werkbudgetten het geval en dit staat de gezamenlijke aanpak behoorlijk in de weg. Met behoud van de hoofdlijn – het uitgangspunt van verlengd lokaal bestuur, de veiligheidsregio is zelfstandig verantwoordelijk – is daarom een beperkt gezamenlijk werkbudget nodig. Door centraal een klein percentage van de BDUR af te zonderen (voorstel: 1%) en dit ter beschikking van het Veiligheidsberaad te stellen, kan het Veiligheidsberaad uitvoering geven aan bestuurlijke besluiten die gezamenlijke actie vragen. Dit voorkomt dat steeds via een omslachtig traject om incidentele bijdrages uit regio’s gevraagd wordt. De besluitvorming in het Veiligheidsberaad over deze middelen garandeert dat deze ook voor de echt noodzakelijke gezamenlijke strategische projecten worden ingezet. Op dit moment bedraagt de jaarlijkse BDUR aan de regio’s afgerond € 167 miljoen euro, exclusief de ruim 8 miljoen euro als geoormerkt budget voor bijzondere doeleinden.
Voorstel DB dd. 23 september 2015: Jaarlijks wordt 1% van de BDUR gealloceerd voor het Veiligheidsberaad. Dit komt op dit moment (2015) neer op ca. 1,67 miljoen euro. Dit budget wordt besteed aan het uitvoeren van VB besluiten en inspelen op relevante ontwikkelingen. Daarnaast wordt het budget proactief ingezet voor het uitwerken van strategische thema’s zoals zelfredzaamheid, informatievoorziening, versterking bevolkingszorg en industriële veiligheid. Bestedingen worden aan het VB voorgelegd Dit budget wordt aangewend voor: a. Het uitvoeren van de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad. b. Innovatie en onderzoek. c. Structurele impuls aan de inhoudelijke ontwikkeling van Bevolkingszorg. d. Structurele impuls aan Informatievoorziening voor veiligheidsregio’s en kolommen Een voorstel voor de concrete allocatie van het budget wordt apart ter besluitvorming voorgelegd. Het voorstel tot het alloceren van 1% uit de BDUR aan het Veiligheidsberaad wordt door het DB na overleg met het VB besproken met de minister van VenJ. Toelichting: Het DB onderkent dat de (weliswaar bescheiden) alloceren van de BDUR in regio’s verschillende beoordeeld zal worden. Dit vooral tegen de achtergrond van de bezuinigingen van de BDUR in de afgelopen jaren (6%) en de herziening BDUR in 2015. Niettemin stelt het DB deze allocatie voor, omdat alleen op deze wijze het mogelijk is de voortschrijdende strategische agenda van het VB in de toekomst daadwerkelijk te realiseren, maar zeker zo belangrijk om een zeer noodzakelijke impuls te geven aan innovaties, bevolkingszorg en gemeenschappelijke informatievoorziening. Deze concrete doelen komen de resultaten van de gezamenlijke regio’s ten goede. Niet iedere regio hoeft dan langer zelf het wiel uit te vinden. Bovendien, het gezamenlijk investeren en exploreren van de genoemde thema’s komt de efficiency en effectiviteit, en daarmee ook de begrotingen van de onderscheiden regio’s, ten goede. 8/25
2.3 Gezamenlijke (voortschrijdende) strategische agenda Er is behoefte aan een verdere uitbouw van de strategische agenda van het Veiligheidsberaad tot een agenda die alle disciplines bindt en die leidend is voor de gezamenlijke activiteiten van de regio’s. De huidige Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014 – 2016 is een eerste poging daartoe gedaan, maar deze wordt nog niet als voldoende verbindend ervaren, zo blijkt in de praktijk. In de gewenste strategische agenda staan de gezamenlijke prioritaire thema’s voor alle regio’s en de disciplines binnen de regio: wat zijn de uitdagingen die we het komende jaar / de komende jaren samen aan willen gaan? Deze voortschrijdende agenda wordt idealiter jaarlijks beoordeeld, waar nodig herijkt en vastgesteld. Om aan deze thema’s de gewenste impuls te geven zet het Veiligheidsberaad haar budget in. Op dit moment is er in ieder geval één aanvullend thema waarin alle betrokken partners een grote uitdaging zien: zelfredzaamheid en niet-zelfredzamen. Dit is een breed thema waar de komende jaren flinke stappen in gezet moeten worden. Op basis van de voortgangsrapportage die begin 2016 over de lopende projecten aan het Veiligheidsberaad wordt voorgelegd, wordt bekeken welke thema’s verder nog aan de strategische agenda moeten worden toegevoegd. In de jaarlijkse beleidscyclus kan steeds bekeken worden welke nieuwe vragen extra aandacht vragen. Een tweede thema dat aan de voortschrijdende strategische agenda toegevoegd kan worden, is industriële veiligheid. De afgelopen incidenten waar grote industrie bij betrokken was laten zien dat extra deskundigheid nodig is om de calamiteit te bestrijden, maar ook maatregelen genomen moeten worden om het eigen personeel veilig haar werk te kunnen laten uitvoeren. Voorstel DB dd. 23 september 2015: Het Veiligheidsberaad hanteert een voortschrijdende strategische agenda, met hierin gezamenlijke opgaven voor de regio’s en de disciplines daarbinnen. Jaarlijks wordt de strategische agenda beoordeeld, zowel op inhoud als op uit voering, en waar nodig herijkt en geactualiseerd. In 2017 worden twee thema’s toegevoegd aan de voortschrijdende strategische agenda: zelfredzaamheid en industriële veiligheid. In het najaar van 2016 worden deze twee thema’s samen met de regio’s en disciplines verder geoperationaliseerd, om focus voor uitvoering te bepalen.
2.4 Governance van het Veiligheidsberaad Het Veiligheidsberaad bestaat in de huidige vorm uit de 25 regionale voorzitters. De Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat het algemeen bestuur IFV ook bestaat uit de 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s. Conform de Wvr wordt uit het bestuur IFV een Dagelijks Bestuur gevormd, waarbij de voorzitter van het AB tevens de voorzitter is van het DB. Het DB treedt ook op als DB van het Veiligheidsberaad. De directeur van het IFV treedt q.q. op als secretaris van het bestuur IFV. Overwogen is om de secretarisrol te scheiden van de functie van die van directeur IFV, waarvoor de managementraden voorkeur hebben, maar omwille van effectiviteit wordt geadviseerd om de uitvoering van de secretarisrol vooralsnog te (be)houden zoals die nu is en wel bij de Algemeen Directeur IFV. Deze combinatie van rollen zie je ook in veel vei-
9/25
ligheidsregio’s terug (directeur Veiligheidsregio en secretaris van het bestuur). Ondersteuning van de secretaris vindt plaats vanuit het team Bestuurs- en Directieondersteuning van het IFV. Tevens wordt voorgesteld (zie later in dit rapport) dat de secretaris de agenda van het Veiligheidsberaad in nauw overleg met de directeuren van Veiligheidsregio’s afstemt. Deze afstemming is van wezenlijke betekenis voor het effectief zijn van het Veiligheidsberaad. Omdat steeds meer thema’s zowel het Veiligheidsberaad als het IFV raken, is het nodig de verbinding tussen VB en IFV beter te borgen. Voorbeelden hiervan zijn keuzes over materieel: de inhoudelijke, beleidsmatige kant loopt via de managementraden en de veiligheidsregio’s terwijl de praktische en financiële kant via het IFV loopt. Ook is het de wens dat het IFV in activiteiten daadwerkelijk ondersteunend wordt aan de strategische agenda. Dit vereist afstemming tussen VB en IFV op meerdere thema’s. Deze samenhang dient te worden geborgd via de secretarisrol en de ondersteunde rol van de directie- en bestuursadviseurs (BDO) binnen het IFV, in goede afstemming met de directeuren van de Veiligheidsregio’s. Het Veiligheidsberaad wordt integraal geadviseerd door de directeuren van de veiligheidsregio’s vanuit hun integrale verantwoordelijkheid in de veiligheidsregio. Zij begeleiden immers de regionale besluitvorming op grond waarvan het Veiligheidsberaad vervolgens besluiten kan nemen. Hiermee ontstaat een duidelijke adviesstructuur die voorziet in één integraal advies vanuit de afzonderlijke regio’s. Dit is het directe gevolg van het stelsel van verlengd lokaal bestuur, wat regionale besluitvorming (of bekrachtiging van voorgenomen besluiten van het Veiligheidsberaad) vraagt Dit betekent dat de directeuren veiligheidsregio’s binnen de eigen regio afstemmen met de verschillende disciplines/kolommen en partners op het niveau van de veiligheidsdirectie. Zo komt er per regio één (integraal) advies richting hun eigen voorzitter in het Veiligheidsberaad, dat de basis vormt voor de besluitvorming binnen het Veiligheidsberaad. De secretaris stemt de agenda voor het Veiligheidsberaad –zoals hierboven reeds opgemerkt- goed af met de directeuren Veiligheidsregio, die ook zelf vanuit hun integrale verantwoordelijkheid relevante thema’s kunnen aandragen. De managementraden houden hun adviserende rol richting de portefeuillehouders in het DB VB, zij adviseren over hun specifieke professie en over vakinhoudelijke thema’s. De managementraden zijn echter niet meer standaard aanwezig bij DB-vergaderingen. Zij worden door het DB wel uitgenodigd als de agendering professionele toelichting/advisering vereist. De hierboven voorgestelde advisering op basis van vakinhoudelijke inbreng wordt aangepast aan de nieuwe governance van Veiligheidsberaad en IFV. Het (voltallige) DB zal 2 x per jaar (voor- en najaar) met de voorzitters van de managementraden overleggen over de voortgang van de integrale strategische agenda en ook over die onderwerpen die voor de Veiligheidsregio’s van belang zijn. Dit om het draagvlak en de relatie tussen Veiligheidsberaad, de regio’s en de kolommen te borgen. De Bestuurlijke Adviescommissies (BAC’s) worden in hun huidige vorm opgeheven. Deze zorgen voor teveel bestuurlijke drukte en hun rol in het besluitvormingsproces van het Veiligheidsberaad is onhelder. De bestuurlijk portefeuillehouders achten het wel zinvol en ook wenselijk om periodiek ( verwacht wordt 2 x per jaar) via thematische bijeenkomsten met bestuurders uit de veiligheidsregio’s in gesprek te gaan over actuele ontwikkelingen. Ter ondersteuning van gewenst draagvlak en binding met regio’s kunnen op verzoek van de bestuurlijke portefeuillehouder, dan wel op verzoek van regionale bestuurders, dergelijke themasessies worden georganiseerd. Voorbeeld hiervan vormt het werkverband rond informatievoorziening. In dit verband wordt benadrukt dat informatievoorziening in de aard een multi disciplinair onderwerp is dat alleen integraal en onvoorwaardelijk tussen de verschillen opgepakt en uitgewerkt moet worden. Mono disciplinair investeren komt daarmee te vervallen.
10/25
Voorstel DB dd. 23 september 2015: De personele unie tussen algemeen bestuur IFV en het Veiligheidsberaad blijft bestaan. Als gevolg blijft (vooralsnog) ook de personele unie in stand tussen de secretaris van het bestuur IFV/Veiligheidsberaad en de Algemeen Directeur IFV. De agenda van het Veiligheidsberaad komt tot stand in afstemming tussen de secretaris en de directeuren veiligheidsregio’s, omdat zij integraal verantwoordelijk zijn voor de thema’s die regionaal spelen. Daarnaast kent het Veiligheidsberaad ook andere aanvoerroutes voor de agenda, bijvoorbeeld via het ministerie van VenJ. Om het stelsel van verlengd lokaal bestuur maximaal te laten functioneren, is regionale besluitvorming leidend voor afspraken op landelijk niveau (VB). Deze vindt plaats op basis van integrale advisering vanuit de veiligheidsregio’s aan het Veiligheidsberaad. De directeuren veiligheidsregio stemmen binnen de eigen regio af met de verschillende disciplines/kolommen en partners op het niveau van de veiligheidsdirectie. Zo komt er per regio één integraal advies richting de eigen voorzitter in het Veiligheidsberaad. De managementraden adviseren de bestuurlijk portefeuillehouders in het DB Veiligheidsberaad op vakinhoudelijke en professionele thema’s, zij zijn niet als vaste adviseurs aanwezig bij de DB/VB-vergaderingen. De Bestuurlijke adviescommissies (BAC’s) worden in de huidige vorm opgeheven. Wel wordt door de portefeuillehouders in het DB van het VB gebruik gemaakt van flexibel en periodiek te organiseren bestuurlijke bijeenkomsten rondom actuele thema’s, met name ter ondersteuning van regionale besluitvorming.
11/25
3 Brandweer 3.1 Observaties Observaties over de brandweer in relatie tot het IFV De belangrijkste observatie is dat de brandweer zichzelf ‘verweesd’ voelt. Het brandweerveld mist zelf een herkenbare plek voor kennis, opleiding, training en brede vakinhoudelijke en beleidsondersteuning, die als ‘eigen’ voelt. Hoewel de brandweer volop vertegenwoordigd is in het IFV, namelijk met de Brandweeracademie, Bureau Brandweer Nederland en er ook vanuit het Facilitair Dienstencentrum (FDC) veel werkzaamheden voor de brandweer worden verricht, wordt het in de praktijk niet als het eigen instituut ervaren. Dat is het ook niet, want veel werkzaamheden en overleg ten behoeve van de brandweerprofessie vinden in aparte structuren naast het IFV plaats. Dit terwijl er wel een sterke behoefte is aan een herkenbare “rode” plek voor de professionele ontwikkeling en ondersteuning van de sector in de volle breedte. Op dit moment voelt de brandweer het IFV als een instituut dat op afstand staat, terwijl de brandweer graag een sterke ‘rode’ ondersteuningsorganisatie ziet. De brandweer wil als sector inhoudelijk en organisatorisch een stap vooruit zetten, hiervoor is investeren in landelijke samenwerking, landelijke ondersteuning en een herkenbare positionering van de brandweer binnen het IFV nodig. Dit maakt ook meer en betere sturing op de vakinhoudelijke brandweerontwikkeling en bijbehorende financiën mogelijk. De relatie tussen bestuur en brandweer komt voor versterking in aanmerking. Algemene observaties Daarnaast heeft de brandweer regionaal maar ook landelijk behoefte aan sterke, gelijkwaardige partners (bevolkingszorg, GHOR, politie, defensie) om samen de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst aan te gaan. Het gaat hier nadrukkelijk niet om gelijkheid in de sterkte van de partners in aantallen en omvang, maar in gelijkwaardigheid in het inhoudelijke aandeel bij de gezamenlijke opgaven. Via de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad kan de brandweer zich ook beter, duurzamer verbinden aan de strategische partners. De brandweer erkent de noodzaak om zichzelf ook intern effectiever en efficiënter organiseren. Op dit moment kent de brandweer - deels buiten het IFV om - een uitgebreid netwerk van programmaraden en onderliggende netwerken. Via deze netwerken en programmaraden wordt door professionals uit de regio’s gesproken over vakinhoudelijke thema’s en zodoende wordt beleid ontwikkeld. Dit is een zeer uitgebreide en ook arbeidsintensieve constructie. Inzet moet dan ook zijn om de structuur van netwerken en programmaraden zoveel mogelijk te vereenvoudigen, te integreren en te koppelen met één landelijke brandweerorganisatie, zodat een efficiënte en effectieve ondersteuning- en afstemmingsstructuur voor de professie ontstaat.
12/25
3.2 Advies Binnen het IFV komt een organisatieonderdeel dat voor de brandweer expliciet ‘rood’ herkenbaar is. Hierin worden alle professiegerichte activiteiten die zich sec op de brandweer richten ondergebracht, zoals onderwijs, onderzoek, maar ook de meer beleidsmatige ondersteuning en advisering en overige brandweeractiviteiten (vakbekwaamheid, brandveiligheid, incidentbestrijding, jeugdbrandweer, etc.) waarbij landelijke coördinatie gewenst is. Het gaat hier dus om het herkenbaar positioneren van die activiteiten die nodig zijn om de brandweerprofessie in de volle breedte te ondersteunen, te ontwikkelen en te versterken, zoals ook de politie en defensie hun eigen ondersteuning hebben. Het Bestuur IFV wordt integraal verantwoordelijk voor de brandweerwerkzaamheden die vanuit het IFV worden verricht; deze verantwoordelijkheid ligt dan bij de directie IFV. Dit betekent ook dat volledige integratie van middelen binnen de planning & control cyclus van het IFV plaatsvindt en de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad (mede) leidend wordt voor de inhoudelijke brandweerprogrammering. Daarnaast wordt een professionele ontwikkelagenda voor de brandweer opgesteld. Het voortouw ligt daarvoor bij de RBC. Met deze beweging ontstaat er voor de brandweer een centrale en herkenbare plek (single point of contact) van waaruit de 25 korpsen voor wat betreft de landelijke ontwikkeling van de brandweerdossiers samenwerken. Deze bundeling van werkzaamheden moet tevens bijdragen aan het realiseren van de eerder gekozen (bestuurlijke) lijn om voor brandweeronderwijs te komen tot één landelijke aanpak. Om de herkenbaarheid van de brandweer in het IFV verder te versterken, vindt ook vertegenwoordiging in de directie IFV plaats. Dit is verder uitgewerkt in paragraaf 6.7 De behoefte van de brandweer aan gelijkwaardige partners voor de gezamenlijke opgaven, vertaalt zich ook door naar het IFV: het IFV is in de toekomst een heldere plek waar samengewerkt wordt met en tussen de diverse disciplines. ‘Multi’ (gericht op de gezamenlijke opgaven) is thans onvoldoende sterk. Een gezamenlijke agenda die verbindt en een plek in het IFV om dit op te pakken is nodig en gewenst. De wens is om voor de brandweer een onderscheid te maken tussen de brandweerthema’s sec en die activiteiten waarbij in het verband van de veiligheidsregio’s samengewerkt moet met andere partners. De monodisciplinaire brandweertaken en -werkzaamheden worden gebundeld in het herkenbare brandweerdeel van het IFV. De samenwerkingsactiviteiten die nu bij bureau Brandweer Nederland zijn ondergebracht, worden multidisciplinair gepositioneerd in het IFV. Denk hierbij in het bijzonder aan risicobeheersing, crisisbeheersing en informatievoorziening. Hierbij wordt uiteraard rekening gehouden met de mono-brandweeraspecten die ook horen bij deze activiteiten en de samenhang ertussen. Deze splitsing komt ook tot uiting in de begroting. Vanuit het brandweerorganisatieonderdeel van het IFV wordt volwaardig geparticipeerd in de gezamenlijke agenda. De ondersteuningsstructuur van Brandweer Nederland, met alle programmaraden en netwerken, worden (tegelijkertijd) herijkt in die zin: vereenvoudigen, integreren en verbinden binnen het IFV. Het Bureau Brandweer Nederland wordt verder in het IFV (‘multi’) en het herkenbare brandweerdeel nieuwe stijl (‘mono’) geïntegreerd. Het organisatorisch vormgeven van het brandweerdeel binnen het IFV is de opgave voor de nieuwe directie van het IFV. Het directielid binnen het IFV dat
13/25
verantwoordelijk is voor de portefeuille brandweer is hierbij de eerst aanspreekbare. Betrokkene zal zich ook goed moeten verstaan met de RBC (in de zin van afstemming) zodat van begin af aan binnen de brandweerprofessie voldoende draagvlak gevonden wordt. Ook moet goed gekeken worden naar de noodzakelijke samenwerking met de andere partijen in casu kolommen, opdat ook zij zich binnen het IFV blijven herkennen. Voorstel DB dd. 23 september 2015: Er komt een organisatieonderdeel Brandweer binnen het IFV, dat voor de brandweer als ‘rood’ herkenbaar is. Hierin worden alle professiegerichte, monodisciplinaire activiteiten die zich op de brandweer richten ondergebracht, zoals onderwijs, onderzoek, examinering, maar ook de meer beleidsmatige ondersteuning en advisering en overige brandweeractiviteiten (vakbekwaamheid, brandveiligheid, incidentbestrijding, jeugdbrandweer, etc.). De structuur van netwerken en programmaraden wordt zoveel mogelijk vereenvoudigd en geïntegreerd en wordt gekoppeld aan het brandweerdeel in het IFV, zodat een efficiënte en effectieve ondersteunings- en afstemmingsstructuur ontstaat. De activiteiten en thema’s die (‘multi’) voor de veiligheidsregio spelen en waarvoor samenwerking met andere partners/kolommen nodig is (met name risicoen crisisbeheersing) worden binnen het IFV belegd De directie IFV wordt uitgebreid met een directielid afkomstig uit het brandweerveld, op basis van een op te stellen profielschets en in overleg en afstemming met het DB van VB/IFV. Het organisatorisch vormgeven van het brandweerdeel binnen het IFV is de opgave voor de nieuwe directie van het IFV. Dit in nauwe afstemming en samenwerking met de RBC. Het organisatieonderdeel Brandweer binnen het IFV heeft een eigen begroting, binnen de daartoe en daarvoor gestelde bestuurlijke en financiële kaders. De eigen begroting wordt in goed overleg tussen RBC en directie IFV opgesteld, onder bestuurlijke goedkeuring.
14/25
4 GHOR 4.1 Observaties De GHOR vindt wettelijke verankering in de Wet veiligheidsregio’s. De GHOR is een gewaardeerde partner in crisisbeheersing. Dat is zo en dat moet ook zo blijven. De GHOR heeft nauwe verbondenheid met de GGD. Daardoor is de GHOR in staat effectief te opereren op het snijvlak van veiligheid en zorg. Dat geeft de GHOR ook bijzondere betekenis voor de samenwerking met de andere crisispartners en kolommen binnen de regio’s en ook landelijk, als ook in het verband van het Veiligheidsberaad en het IFV. De ondersteunende bureaus van GHOR en GGD zijn samengevoegd en er wordt gewerkt aan een integrale meer jaren agenda voor GGD en GHOR. De jaarlijkse bijdragen van de veiligheidsregio’s aan de ambtelijke ondersteuning van de GHOR komt ten goede aan dit bureau. Het is daarom voor de toekomst van belang de inhoudelijke relatie tussen Veiligheidsregio’s en GHOR zo goed mogelijk te borgen. Dat geldt ook voor de relatie tussen de GHOR’s en het IFV. Vanuit GHOR/GGD bestaat duidelijk de – meermalen uitgesproken - behoefte om een goede verbinding met de veiligheidsregio te houden en deze waar mogelijk te versterken. Dit vanuit een gezamenlijke agenda met thema’s die ook voor ‘wit’ uitdagingen vormen, op het terrein van veiligheid en zorg. De opgave is een voor alle betrokken partners een weg te vinden waarop enerzijds de verbinding met de GGD behouden kan worden anderzijds vooral ook de (gezamenlijke) verantwoordelijkheid voor fysieke veiligheid in de veiligheidsregio en op landelijk niveau ingevuld en genomen kan worden.
4.2 Advies De GHOR (en waar mogelijk ook de GGD) blijft belast met de ondersteunende taak aan de veiligheidsregio’s en verbindt zich waar mogelijk aan de gezamenlijke strategische agenda van het Veiligheidsberaad en de overige partners. Vanuit die agenda benoemt de GHOR programmatisch activiteiten en prioriteiten voor de regio’s. Via deze weg participeert de GHOR pro actief in de veiligheidsregio en vult zo haar partnerrol ook op landelijk niveau in. Op deze thema’s vindt ook verbinding met en participatie in het IFV plaats. Het gaat dan om de multidisciplinaire thema’s, zoals risicobeheersing, crisisbeheersing en informatievoorziening en activiteiten die zich richten op onderwijs en onderzoek. De budgetten die jaarlijks vanuit de veiligheidsregio’s naar het ondersteunende bureau van GHOR en GGD vloeien ten behoeve van de GHOR, worden ingezet voor deze gezamenlijke opgaven. De GHOR-academie is en blijft binnen het IFV het logisch schakelpunt naar GHOR/GGD. De relatie tussen het IFV en de GHOR op het terrein van materieel blijft ongewijzigd.
15/25
Voorstel DB dd. 23 september 2015: De GHOR (en waar mogelijk de GGD) verbindt zich aan de gezamenlijke strategische agenda van het Veiligheidsberaad en de overige partners. Beleidsmatige ondersteuning van de GHOR op landelijk niveau vindt plaats vanuit het ondersteunende bureau van GHOR/GGD Nederland. Binnen het IFV blijven de GHOR-activiteiten gebundeld in de Academie voor GHOR en Opgeschaalde Zorg. Tussen het IFV en de GHOR wordt een gemeenschappelijke agenda opgesteld die de werkzaamheden van beide partijen richten, die afgestemd is op de voortschrijdende strategische agenda van het VB. Hierin wordt ook betrokken hoe de bijdrage uit de 25 veiligheidsregio’s aan de GHOR wordt aangewend. De GHOR heeft en houdt als focus, conform de wet Veiligheidsregio’s, op de crisisbeheersing in het regio’s. Daarop richten de activiteiten van de GHOR zich in het bijzonder.
16/25
5 Bevolkingszorg 5.1 Observaties Bevolkingszorg bevindt zich in een ander ontwikkelstadium dan de andere disciplines in de veiligheidsregio. Het is nu nog enigszins zoeken: waar liggen de uitdagingen en hoe gaan we die aan? Dit betekent ook dat de discipline zichzelf nog aan het organiseren is. Vanuit de regio’s en op landelijk niveau is behoefte aan een sterke partner die mee praat over en mee werkt aan de gezamenlijke strategische opgaven. Hier ligt er een opgave voor de sector zelf, inclusief het realiseren van financiering. Het gerichter inzetten van bestaande gemeentelijke budgetten is hierin nog een uitdaging. Ook in het zoeken naar een balans tussen het gemeentelijke deel van de werkzaamheden en de werkzaamheden in en voor de veiligheidsregio’s is nog werk te doen. Bevolkingszorg heeft wel behoefte aan een centraal ontwikkelpunt en platform waar van uit wordt bijgedragen aan de verdere ontwikkeling en professionalisering. Hierbij valt te denken aan onderzoek, onderwijs en kennisborging. Maar ook meer praktisch; er is behoefte aan een centrale plek waar het gezamenlijke activiteiten zoals (crisis)systemen en werkprocessen kan beleggen. Dit alles gefocust op de rol van Bevolkingszorg in de risico- en crisisbeheersing.
5.2
Advies
Om Bevolkingszorg te ondersteunen bij de doorontwikkeling en professionalisering, komt er een herkenbare plek c.q. platform voor Bevolkingszorg in het IFV. Van hieruit wordt onderzoek gedaan, onderwijs gegeven/mogelijk gemaakt en wordt gewerkt aan kennis en kwaliteit. Dit alles met als doel om Bevolkingszorg te versterken conform het advies van de commissie Bevolkingszorg op Orde 2.0 en in lijn met de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad. Zaken als een gemeenschappelijke visitatie-opzet kunnen daar deel van uit maken en ook andere gemeenschappelijke werkzaamheden kunnen hier belegd worden. Dit vereist wel dat de discipline zelf de ontwikkelrichting scherp moet krijgen, zodat een daadwerkelijke bijdrage van het IFV aan deze ontwikkeling gerealiseerd kan worden. Qua omvang blijft dit onderdeel beperkt, het zal bestaan uit enkele medewerkers en worden voorzien van bijbehorend budget. Wanneer de sector zich inhoudelijk en organisatorisch beter organiseert, hetgeen beide noodzakelijk is, dan hoort er voor de gemeenten ook bij dat de Managementraad Bevolkingszorg beter ondersteund wordt. De ondersteuning kan in het IFV gehuisvest worden. Voor de structurele financiering van bevolkingszorg zijn meerdere opties/routes mogelijk: Ondersteuning van de kolom/managementraad Bevolkingszorg kan voor een (beperkt) deel gefinancierd worden uit de middelen die beschikbaar komen via het werkbudget van het Veiligheidsberaad. Ook noodzakelijke projecten kunnen hieruit gefinancierd worden. Binnen de wettelijke taken van het IFV kan budget ingezet worden voor de uitvoering van wettelijke IFV-taken ter versterking van bevolkingszorg, zoals onderzoek, onderwijs en kennisborging en -uitwisseling.
17/25
Via gemeenten kan (eventueel, zo nodig) om (aanvullend) budget en/of formatie verzocht worden. Gemeenten hebben hierin ook een eigen opdracht en taak. Immers, het gaat om gemeentelijke taken in de crisisbeheersing.
Voorstel DB dd. 23 september 2015: Binnen het IFV wordt een aparte en herkenbare plek voor Bevolkingszorg ingericht, klein qua omvang, waarin alle taken en werkzaamheden ondergebracht worden die tot het domein van de bevolkingszorg behoren (in aansluiting op en in overeenstemming met Bevolkingszorg op Orde 2.0). Doorontwikkeling van Bevolkingszorg geschiedt langs de lijnen van het advies van de commissie Bevolkingszorg op Orde 2.0 en ook de voortschrijdende integrale strategische agenda van het Veiligheidsberaad. Het compacte onderdeel bevolkingszorg wordt vooralsnog gefinancierd uit het werkbudget Veiligheidsberaad. Waar nodig of gewenst wordt ook een nadrukkelijk beroep gedaan op de inzet van de gemeenten.
18/25
6 Het IFV 6.1 Achtergrond: het IFV als ZBO Het IFV is een Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) met een eigen rechtspersoonlijkheid. Het ZBO IFV is via de Wet veiligheidsregio’s (artikel 68) belast met de uitvoering van wettelijke taken, maar heeft daarnaast ook de mogelijkheid gekregen om werkzaamheden voor de gemeenschappelijke veiligheidsregio’s uit te voeren (Wvr, artikel 69) en om werkzaamheden voor derden te verrichten(Wvr, artikel 70). De wettelijke taken van het IFV zijn: a. het verzorgen van officiersopleidingen voor de brandweer en van andere bij ministeriële regeling aan te wijzen opleidingen die met een examen als bedoeld in artikel 18, vierde lid, worden afgesloten, en het ontwikkelen van lesstof, oefenstof en leerstof voor beide soorten opleidingen; b. het zorgen voor de ontwikkeling, de uitvoering, de organisatie en de afneming van een examen als bedoeld in artikel 18, vierde lid; c. het geven van vrijstellingen en certificaten voor brandweeropleidingen; d. het vaststellen van de uitslag van een examen voor brandweeropleidingen; e. het ontwikkelen en in stand houden van expertise door middel van het verzamelen en beheren van relevante kennis en zo nodig door het verrichten van toegepast wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening; f. het ter beschikking stellen van de verzamelde informatie en expertise aan organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening; g. het verwerven, beheren en aan de veiligheidsregio’s zo nodig ter beschikking stellen van materieel, uitrusting en telecommunicatievoorzieningen; h. het verwerven, beheren en zo nodig aan de politie ter beschikking stellen van bijzonder materieel en bijzondere uitrusting ten behoeve van de uitvoering van de politietaak. De ZBO IFV is op het niveau van de veiligheidsregio’s (bovenregionaal) gepositioneerd; het bestuur (AB) wordt gevormd door de 25 voorzitters van het Veiligheidsberaad, die uit hun midden een DB kiezen. De gedachte hierachter is dat op deze manier het IFV kan aansluiten bij de behoeften van de regio’s. De minister van VenJ is bewust verder op afstand geplaatst. Dit met het oog op een heldere, eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen minister en regio’s. Het bestuur IFV is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het IFV (of houdt toezicht op de uitvoering hiervan door de directie). Hierover legt het bestuur verantwoording af aan de minister van VenJ (VenJ is opdrachtgever, bestuur IFV is opdrachtnemer, wettelijke taken worden dus in opdracht van de minister uitgevoerd). De wettelijke taken zijn echter niet gedetailleerd beschreven: hier bestaat zogenaamde ‘beleidsvrije ruimte’: het bestuur IFV kan bepalen hoe deze ruimte ingevuld wordt. Denk hierbij aan thema’s prioriteren, richting geven en kaders stellen, zowel inhoudelijk als financieel.
19/25
Voor het invullen van beleidsvrije ruimte kan/moet afstemming met het veld plaatsvinden: waar hebben de regio’s behoefte aan i.r.t. de wettelijke taken. Voor de uitvoering van de wettelijke taken ontvangt het IFV jaarlijks Rijksbijdrage van het ministerie van VenJ. De gemeenschappelijke activiteiten worden door de veiligheidsregio’s gefinancierd, soms via jaarlijkse bijdragen en soms via afroming van de BDUR. De werkzaamheden voor derden worden op contractbasis door afnemers gefinancierd. Deze drie financieringsstromen moeten op wettelijke basis strikt van elkaar gescheiden worden, om het risico op kruissubsidiëring te voorkomen. Voor 2016 ziet de concept-totaalbegroting voor de drie soorten werkzaamheden er als volgt uit: Rijksbijdrage
Gemeenschappelijke werkzaamheden
Werkzaamheden voor derden
Totaal
€ 32.533.000
€ 22.066.344
€ 1.920.291
€ 56.519.635
6.2 Observaties Het IFV moet veranderen om een gedragen en gezaghebbend instituut te realiseren. Op dit moment is er te weinig vertrouwen in het IFV; het is onduidelijk wat er precies aan activiteiten uitgevoerd wordt en waarvoor men bij het IFV terecht kan (synoniem: bedrijfsverzamelgebouw). De verschillende disciplines herkennen zich onvoldoende in het IFV, wat het vertrouwen niet ten goede komt. Het instituut mist focus (waar is het goed in) en herkenbaarheid (gedragen en/of ervaren als eigen). Voor de brandweer geldt dat het IFV twee taken vervult. Enerzijds is het IFV het instituut dat een belangrijke rol moet spelen in de samenwerkingsgerichte/multidisciplinaire thema’s, zoals risicobeheersing en crisisbeheersing. Hierin is de brandweer een van de partners. Aan de andere kant vervult het IFV ook een belangrijke rol in de monodisciplinaire taken van de brandweer en de brede ondersteuning van de sector: het IFV is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van les- en leerstof van alle brandweeropleidingen, is verantwoordelijk voor alle examens, verzorgt de leergangen op officiersniveau en voert brandweeronderzoek uit. Daarnaast zijn ook de beleidsmatige ondersteuning en advisering ondergebracht in het IFV (nu nog in het apart gepositioneerde Bureau Brandweer Nederland). De brandweer heeft de behoefte aan een brede en herkenbare ‘rode’ ondersteuningsorganisatie voor de gehele sector. Ook Bevolkingszorg geeft aan behoefte te hebben aan een plek waar taken belegd kunnen worden, al het is nog onvoldoende uitgekristalliseerd wat deze taken dan omvatten. Voor de GHOR geldt dat er een nieuwe balans is gewenst tussen de werkzaamheden van het IFV (wettelijke taken) en de werkzaamheden van het ondersteunend bureau van GHOR/GGD. Alle partijen zijn het erover eens dat het IFV als kennisinstituut moet focussen op de multidisciplinaire thema’s; de thema’s waar de veiligheidsregio’s gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn. Deze vloeien voort uit de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad.
20/25
De huidige governance van het IFV, waarbij het AB IFV een personele unie is met het Veiligheidsberaad (zoals benoemd in de Wet veiligheidsregio’s), werkt verwarrend en draagt niet bij aan transparantie. Er is behoefte aan een betere, overzichtelijke en transparante, besturing van het instituut. Ook is behoefte aan een meer strategische inzet (inhoudelijk en programmatisch) van budgetten voor de prioritaire thema’s van de gezamenlijke veiligheidsregio’s. Dit in goed overleg en afstemming met de Veiligheidsregio’s.
6.3 Focus van het IFV Het IFV is één organisatie die de veiligheidsregio’s metterdaad ondersteunt. De inhoudelijke focus van het instituut ligt op risicobeheersing en crisisbeheersing. De gezamenlijke voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad, die gedragen moet worden door alle disciplines, is leidend voor de inhoudelijke programmering. Zo focust het IFV zich, uiteraard binnen de kaders die de Wet veiligheidsregio stelt, op de thema’s die voor de regio’s daadwerkelijk van belang zijn. De actieve bijdrage van alle disciplines hierin is ‘conditio sine qua non’. Het IFV is primair een kennisinstituut. De focus qua inhoud en activiteiten moet dan ook liggen op: Kennisproductie: onderzoek, dataverzameling en advies Kenniscirculatie: platforms, kennisevents, mobilisatie Kennisoverdracht: onderwijs en events Innovatie bevorderen Daarnaast kan het IFV, zoals ook nu het geval is, regio’s ondersteunen bij inkoop, materieel en materiaal, logistiek, e.d. (de werkzaamheden van het FCD van het IFV). De mogelijkheden voor gezamenlijke inkoop kunnen, waar regio’s dit opportuun vinden worden uitgebreid Tevens dient het IFV ook voor de afzonderlijke disciplines herkenbaar te zijn. Dit geldt voornamelijk voor de brandweer, omdat het IFV ook een belangrijk aandeel heeft als opleidingsinstituut voor de brandweerkolom. De in meerjarenperspectief beschikbare middelen (Rijksbijdrage) voor het IFV kunnen binnen de doelstellingen van de Wet veiligheidsregio’s gerichter worden ingezet voor de uitvoering van de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad en gezamenlijke projecten. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan projecten op het terrein van Informatievoorziening en bevolkingszorg. In een jaarlijks te leveren investeringsplan worden daartoe, gekoppeld aan de voortschrijdende strategische agenda, aan het bestuur de te maken keuzes worden voorgelegd. In het overleg met het ministerie van VenJ wordt hierover afgestemd. Voorstel DB dd. 23 september 2015: Vanuit haar wettelijke taken, zoals opgenomen in de Wet veiligheidsregio’s, draagt het IFV bij aan het realiseren van de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad. Jaarlijks wordt in het jaarplan, de begroting en het meer jareninvesteringsplan de omvang en uitwerking van de bijdragen aan taken, werkzaamheden, activiteiten en investeringen van het IFV vastgelegd, via besluitvorming in het Veiligheidsberaad, afgestemd met de veiligheidsregio’s en het ministerie van VenJ.
21/25
6.4 Samenwerking en gezamenlijkheid in het IFV Het IFV is een integraal kennisinstituut voor de veiligheidsregio’s. De gezamenlijke opgaven op het gebied van risico- en crisisbeheersing staan centraal. Deze uitdagingen worden jaarlijks vastgelegd in de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad, die hiermee alle partijen bindt. Ook voor het IFV vormt deze agenda de leidraad voor de activiteiten. Hierbij dient steeds goed beoordeeld te worden hoe dit zich verhoudt tot de wettelijke taken en de interpretatie ervan. Financiering van samenwerkings/multi-activiteiten kan plaatsvinden vanuit de Rijksbijdrage (zolang dit binnen de wettelijke kaders kan) en vanuit het werkbudget van het Veiligheidsberaad (via afroming BDUR). In de gezamenlijke activiteiten van het IFV nemen alle betrokken partijen hun verantwoordelijkheid en zij participeren op basis van gelijkwaardigheid. Op dit moment wordt in ieder geval de volgende thema’s verstaan: Informatievoorziening Doorontwikkeling GRIP Risicobeheersing Crisisbeheersing Zelfredzaamheid Opleidingen voor multi-functies Leiderschap Deze activiteiten worden ook binnen het IFV ‘ontkleurd’ gepositioneerd, dus niet toebedeeld aan een van de herkenbare kleuren. De bijbehorende (huidige) financiering volgt deze beweging. Er vindt op voorhand zo min mogelijk opdeling van gelden over de IFV-onderdelen plaats, zodat budgetten zoveel mogelijk strategisch ingezet kunnen worden en een maximale flexibiliteit gerealiseerd wordt. Voorstel DB dd. 23 september 2015: Het IFV is een integraal kennisinstituut voor de veiligheidsregio’s. De gezamenlijke opgaven op het gebied van risico- en crisisbeheersing staan centraal. Deze activiteiten worden ook binnen het IFV ‘ontkleurd’ gepositioneerd, dus niet toebedeeld aan een van de herkenbare kleuren. De bijbehorende (financiering volgt deze beweging.
6.5 De brandweer in het IFV Zoals al vermeld in paragraaf 3.2, komt er binnen het IFV een organisatieonderdeel dat voor de brandweer als ‘rood’ herkenbaar is. Hierin worden alle professiegerichte activiteiten die zich sec op de brandweer richten ondergebracht. Denk hierbij aan onderwijs, examens, onderzoek, maar ook beleidsondersteuning en -advisering. Het gaat hier dus om activiteiten die nodig zijn om de brandweerprofessie in de volle breedte te ondersteunen, te ontwikkelen en te versterken. Ondersteuning van de RBC vindt ook plaats vanuit dit organisatieonderdeel. De monodisciplinaire werkzaamheden van de brandweer worden gebundeld in het herkenbare brandweerdeel van het IFV. De overige activiteiten worden daadwerkelijk ‘multi’ gepositioneerd in het IFV. Dit geldt in het bijzonder voor risicobeheersing, crisisbeheersing en informatievoorziening. In dit verband wordt benadrukt dat informatievoorziening in de aard een multidisciplinair onderwerp is dat alleen integraal en onvoorwaardelijk tussen de verschillen
22/25
opgepakt en uitgewerkt moet worden. Monodisciplinair investeren komt daarmee te vervallen. Dit komt ook tot uiting in de begroting. Vanuit het brandweeronderdeel van het IFV wordt volwaardig geparticipeerd in de strategische agenda van het Veiligheidsberaad en de gemeenschappelijke agenda van de (overige) kolommen.
6.6 De GHOR in het IFV Het IFV blijft de wettelijke taken voor de GHOR uitvoeren. Dit in afstemming met het ondersteunende bureau van GGD/GHOR, waarbij het doel is dubbelingen in activiteiten te voorkomen. De jaarlijkse bijdragen die de veiligheidsregio’s voor de GHOR overmaken aan het ondersteunende bureau van GHOR/GGD worden ingezet voor de gezamenlijke opgaven, zoals verwoord in de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad. Vanuit die agenda neemt de GHOR de volle verantwoordelijkheid en participeert de GHOR in het IFV. Hiervoor hebben IFV en GHOR een gezamenlijke agenda voor thema’s die veiligheid en zorg (in)direct raken. De GHOR-academie is binnen het IFV het schakelpunt naar GHOR/GGD toe en zorgt voor de afstemming. De focus van de GHOR is en blijft het zijn van de noodzakelijke en gewaardeerde partner in crisisbeheersing binnen de regio’s. De verbinding tussen regio’s en de GHOR is essentieel. Dat geldt ook voor de verbinding tussen het Veiligheidsberaad, de GHOR en het IFV. Juist omdat de GHOR opereert op het snijvlak van veiligheid en zorg.
6.7 Bevolkingszorg in het IFV Het IFV wordt ook voor bevolkingszorg de ondersteuningsorganisatie. Op basis van de ontwikkelrichting die bevolkingszorg voor zichzelf uitstippelt, wordt bekeken hoe het IFV hieraan kan bijdragen en hierin kan ondersteunen. Dit kan zowel vanuit de wettelijke taken van het IFV op het gebied van kennisontwikkeling, - toepassing en – borging, als op andere vlakken. Er wordt een speciale plek voor bevolkingszorg binnen het IFV ingericht, van waaruit ook ondersteuning van de managementraad Bevolkingszorg plaatsvindt.
6.8 Governance van het IFV 6.8.1 Dagelijks Bestuur De huidige governance van het IFV is complex. Het AB wordt gevormd door de 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s en uit dit AB is een DB samengesteld. Zowel het AB IFV als het DB IFV vormen een personele unie met het Veiligheidsberaad en het DB Veiligheidsberaad. Hoewel op papier sprake is van strikt gescheiden verantwoordelijkheden, blijkt dit in de praktijk lastig en niet transparant. Om die reden wordt, binnen de wettelijke kaders, gezocht naar een meer praktische besturing van het IFV. Gegeven de huidige Wet veiligheidsregio’s, benoemt het AB IFV uit zijn midden een voorzitter en een DB IFV. De voorzitter van het AB is tevens voorzitter van het DB. Het AB bepaalt welke taken het overdraagt aan het DB. Voorgesteld wordt om binnen het bestaande DB IFV, dat een personele unie blijft vormen met het DB Veiligheidsberaad, 3 bestuurders aan te wijzen die zich focussen op het IFV en de transitie de komende jaren kunnen begeleiden. Het DB legt verantwoording af aan het AB IFV. Het DB IFV stuurt op effectiviteit en efficiency.
23/25
In een later stadium, na wetswijziging, kan dan desgewenst gekozen worden voor een Raad van Toezichtmodel, zoals gebruikelijk bij een ZBO. Hiermee wordt de besturing van het IFV op een zekere afstand geplaatst, waardoor het bedrijfsmatige karakter van het IFV verder kan worden versterkt.
6.8.2 Onderwijs- en Onderzoeksplatform Voor de inhoudelijke programmering van IFV-activiteiten en de noodzakelijke vakinhoudelijke inbreng wordt een Onderzoeks- en Onderwijsplatform ingesteld. Op basis van de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad, wordt in overleg met het IFV een ontwikkelagenda voor kennis (ontwikkeling, toepassing, overdracht) en innovatie opgesteld. Die agenda vormt de praktische leidraad voor het IFV in de jaarlijkse programmering. In het Onderwijs- en Onderzoeksplatform zijn vertegenwoordigers van de Veiligheidsregio’s en de onderscheiden professies in casu kolommen opgenomen, teneinde de inhoudelijke relatie tussen IFV en “het veld” zo goed mogelijk te borgen.
6.8.3 Directie De huidige directie van het IFV bestaat uit een Algemeen Directeur en een Directeur Bedrijfsvoering. Consequentie van het bovenstaande advies is dat de directie wordt uitgebreid met een Directeur Brandweer. De Directeur Brandweer wordt gefinancierd uit de middelen die vanuit de veiligheidsregio’s jaarlijks worden afgedragen voor de ondersteuning van de RBC en Brandweer Nederland. De Directeur Brandweer heeft tot taak om samen met de collega-directeuren: a. het herkenbare brandweeronderdeel binnen het IFV te vormen b. om de verbinding van de brandweer met de overige, gezamenlijke IFV-activiteiten te realiseren en te borgen. De directie bestuurt collegiaal, op basis van vertrouwen. De onderlinge verhoudingen worden in een directiereglement vastgelegd. De secretarisrol van het Veiligheidsberaad ligt bij de Algemeen Directeur, zoals eerder beschreven.
Voorstel DB dd. 23 september 2015: Er blijft sprake van een personele unie tussen het DB IFV en het DB Veiligheidsberaad. Binnen dit DB krijgen drie bestuurders in het bijzonder de IFV-portefeuille toebedeeld. Zij bewaken de voortgang in de uitvoering van de programma’s en taken, houden toezicht op de (uitvoering van de bestuurlijke kaders voor) de financiën van het IFV en specifiek begeleiden zij de transitieperiode. Het streven is om het DB IFV op den duur toe te laten groeien naar een Raad van Toezicht-model (hiervoor is een wetswijziging noodzakelijk). Er komt een Onderzoek en Onderwijsplatform voor de inhoudelijke programmering van de kennisactiviteiten van het IFV. Vertegenwoordigers van de Veiligheidsregio’s en de kolommen zijn hierin vertegenwoordigd. De directie IFV wordt uitgebreid met een Directeur Brandweer, gefinancierd uit de middelen die de veiligheidsregio’s jaarlijks ter beschikking stellen aan de RBC / Brandweer Nederland.
24/25
6.9 Relatie met politie en defensie en overige partners 6.9.1 Politie De relatie tussen de (disciplines binnen de) veiligheidsregio’s en de politie is cruciaal voor succesvolle risico- en crisisbeheersing. Door de vorming van de Nationale Politie is een andere relatie ontstaan, zowel binnen de regio’s als op landelijk niveau als het gaat om de relatie met het Veiligheidsberaad en het IFV. Vanwege het belang van een goede relatie en een gedeelde gezamenlijke uitdaging op het vlak van fysieke veiligheid, is het de wens van de commissie om de politie opnieuw bij het IFV te betrekken. Deze verbinding kan via de gezamenlijke, voortschrijdende strategische agenda tot stand komen; die beschrijft immers de gezamenlijke uitdagingen. De verbinding met het IFV wordt idealiter geborgd door deelname van de politie in het Onderzoeks- en Onderwijsplatform. Zo denkt en spreekt de politie mee over de programmering van het IFV en kan op thema’s als onderzoek en innovatie de samenwerking versterkt worden.
6.9.2 Defensie Ook defensie is een onmisbare partij in de risico- en crisisbeheersing. Het belang van deze relatie is reeds onderkend bij de totstandkoming van de eerste strategische agenda van het Veiligheidsberaad 2014-2016, namelijk in het project Bovenregionale Operationele Besluitvorming (voorheen: versterking samenwerking met defensie). Ook wordt onderzocht of er synergievoordelen te behalen zijn op het gebied van oefencentra. Deelname van defensie in het Onderzoeks- en Onderwijsplatform van het IFV is ook hier mogelijk.
6.9.3 Overige partners Voor zowel veiligheidsregio’s, het Veiligheidsberaad als het IFV is duurzame samenwerking met private en maatschappelijke partners onontbeerlijk, zoals bijvoorbeeld de waterschappen, Rijkswaterstaat, KPN, ProRail en anderen. De inhoudelijke verbinding met deze partners wordt tot stand gebracht via de voortschrijdende strategische agenda van het Veiligheidsberaad. Organisatorisch kan deze samenwerking vorm krijgen door afspraken te maken over (gezamenlijke) aspecten die de multidisciplinaire samenwerking, bijvoorbeeld gezamenlijk oefenen, trainen en opleiden.
25/25
Agendapunt - besluitvormend aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder
Algemeen Bestuur 11 oktober 2015 09. Wijziging Gemeenschappelijke Regeling MON L.J. Sievers A.P. Heidema
Te besluiten om 1. In te stemmen met de wijzigingen in de gemeenschappelijke regeling MON, opgenomen in het bijgaande concept-besluit (bijlage 1). 2. het bestuur van de MON en de afzonderlijke besturen van de deelnemers aan de MON te informeren over het genomen besluit 3. de gemeente waar de gemeenschappelijke regeling gevestigd is (in dit geval Zwolle) te verzoeken de vastgestelde regeling voor 1 januari 2016 toe te sturen aan gedeputeerde staten en bekend te maken door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Inleiding Op 1 januari 2015 traden diverse wijzigingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr.) in werking. De deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling hebben tot 1 januari 2016 gelegenheid om bestaande gemeenschappelijke regelingen aan te passen. Beoogd effect Versterking van de invloed van de deelnemers op begroting en jaarrekening, invoering van elementen die de positie van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam versterken, verheldering van de bevoegdheden van algemeen en dagelijks bestuur. Argumenten 1. De voorgestelde wijzigingen vloeien in hoofdzaak voort uit de Politiewet 2012 en de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 januari 2015. De laatste wijziging van de GR MON dateert van 2010. De Politiewet 2012 is nog niet verwerkt. Inhoudelijk zijn de voorgestelde wijzigingen voor de MON niet groot; het gaat om aanpassing aan wettelijke regels. Bijlage 1 betreft de totale regeling, waarin de wijzigingen geel gearceerd zijn aangegeven, met een toelichting per artikel. 2. De gemeenschappelijke regeling betreft een samenwerkingsregeling tussen de besturen van de deelnemers.
kenmerk vervolgblad
2 van 2
De besturen van de deelnemers dienen te besluiten tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Zowel het algemeen bestuur MON, op voorstel van het dagelijks bestuur MON, als de besturen van tenminste 2 van de deelnemende partijen kunnen daartoe met redenen omklede voorstellen doen aan alle deelnemers. Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur MON blijkt dat de besturen van tenminste tweederde van de deelnemende partijen tot de wijziging hebben besloten. De laatste vergadering van het algemeen bestuur MON in 2015 vindt plaats op 25 november. In verband hiermee is dit voorstel al vast voorgelegd aan de deelnemers in de veiligheidsdirectie MON. 3. Een gemeenschappelijke regeling kan pas in werking kan treden nadat zij bekend is gemaakt. De wet geeft nieuwe regels voor de bekendmaking en inwerkingtreding van een gemeenschappelijke regeling. De gemeente van vestiging van de gemeenschappelijke regeling is verantwoordelijk gemaakt voor (digitale) bekendmaking van de gemeenschappelijke regeling in de Staatscourant. In het geval van Veiligheidsregio IJsselland is dat dus de gemeente Zwolle. Daarnaast is de gemeente van de plaats van vestiging verantwoordelijk voor het toezenden van de gemeenschappelijke regeling aan gedeputeerde staten. Risico’s Wijziging van de regeling levert geen risico’s op. Middelen Wijziging van de regeling heeft geen financiële en/of personele gevolgen. Vervolg Verzoek aan de deelnemers om de wijzigingen in de gemeenschappelijke regeling MON vast te stellen voor het algemeen bestuur MON op 25 november. In IJsselland kan dat in het AB op 11 november. Voorbereiding van het voorstel aan het bestuur MON in de veiligheidsdirectie MON op 13 november. Bekendmaking regeling en toezending aan GS: voor 1 januari 2016. Inwerkingtreding regeling: 1 januari 2016. Bijlagen 1. Concept-besluit tot wijziging en vaststelling van de gemeenschappelijke regeling MON 2016.
Gemeenschappelijke Regeling Meldkamer Oost Nederland – concept 01-10-2015 Regeling HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Toelichting per artikel HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. In deze regeling wordt verstaan onder: a. gemeenschappelijke meldkamer: het openbaar lichaam Meldkamer Oost Nederland genoemd in artikel 2 van deze regeling; b. veiligheidsregio’s: de Veiligheidsregio Noord- en OostGelderland te Apeldoorn en de Veiligheidsregio IJsselland te Zwolle; c. politieregio’s: de Politieregio Noord- en Oost-Gelderland te Apeldoorn en de Politieregio IJsselland te Zwolle de regionale eenheid Oost-Nederland van de Politie d. vergunninghouders ambulancezorg: de rechtspersonen, die volgens hun vergunning op grond van de Tijdelijke Wet ambulancezorg zijn belast met de zorg voor instandhouding van de meldkamers ambulancezorg in Noord- en Oost-Gelderland respectievelijk IJsselland, als onderdeel van de Meldkamer Oost Nederland; e. deelnemers: de deelnemende veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg; f. meldkamertaken: de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers met betrekking tot het instellen en/of instandhouden van een meldkamer, daaronder begrepen het aandeel van de meldkamer in de communicatie- en informatievoorziening, bedoeld in de Wet veiligheidsregio’s. g. de directeur: de directeur als bedoeld in artikel 21 van deze regeling. h. het algemeen bestuur: het algemeen bestuur als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze regeling
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Volgens de Wet veiligheidsregio’s en/of de Wet Ambulancezorg is − het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk voor het instellen en instandhouden van een gemeenschappelijke meldkamer voor brandweer, politie, geneeskundige hulpverlening en ambulancezorg, alsmede voor instandhouding van de meldkamer brandweer, als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer (Wet veiligheidsregio’s artikel 35 lid 1) − het regionaal college de korpschef van de Politieregio verantwoordelijk voor de instandhouding van de meldkamer politie, als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer (Wet veiligheidsregio’s artikel 35 lid 1 juncto Politiewet 1993 artikel 22) − de vergunninghouder ambulancezorg verantwoordelijk voor de instandhouding meldkamer ambulancezorg als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer (Tijdelijke Wet Ambulancezorg artikel 45). De Tijdelijke Wet ambulancezorg belast de vergunninghouder onder meer met de zorg voor instandhouding van de meldkamer ambulancezorg. De vergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De vergunninghouder is gebonden aan algemene landelijke en aan specifieke voorschriften, onder meer ten aanzien van de meldkamer. De Wet veiligheidsregio’s omschrijft de taak van de meldkamer als volgt: het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancezorg en de politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod, en het
i. het dagelijks bestuur: als bedoeld in hoofdstuk 4 van deze regeling j. de voorzitter: als bedoeld in hoofdstuk 5 van deze regeling. k. veiligheidsdirecties: de veiligheidsdirecties van regio IJsselland en re-
gio Noord- en Oost Gelderland zoals bedoeld in de gemeenschappelijke regeling / samenwerkingsovereenkomst algemeen bestuur veiligheidsregio en regionaal college politie, alsmede de vergunninghouders ambulancezorg in IJssel-land en Noord- en Oost Gelderland.
2. Gemeentewet: a. In hoofdstuk 8: de geldende Gemeentewet b. In de andere hoofdstukken: de Gemeentewet, bedoeld in artikel VIIIa van de Wet dualisering gemeentebestuur.
3. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, worden in die artikelen voor de gemeente, de raad, het college en de burgemeester achter- eenvolgens gelezen de meldkamer, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
begeleiden en coördineren van de hulpdiensten. Het besluit veiligheidsregio’s stelt kwaliteitseisen ten aanzien van grootschalige alarmering. De veiligheidsregio’s zijn daarnaast verantwoordelijk voor het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties. De meldkamer vervult hierin een belangrijke rol. Het algemeen bestuur veiligheidsregio en het regionaal college politie vergaderen gezamenlijk over onderwerpen betreffende crisisbeheersing en rampenbestrijding. Ter ondersteuning van het gezamenlijke overleg en de besluitvorming is een veiligheidsdirectie ingericht. In de veiligheidsdirectie nemen de regionaal commandant / directeur Brandweer, de directeur publieke gezondheid, de door het hoofd van de regionale eenheid Oost-Nederland van de Politie aan te wijzen functionaris op leidinggevend niveau en de coördinerend gemeentesecretaris plaats. De onderwerpen van de leden 2 en 3 worden nu geregeld in de WGR. Lid 2: de regeling verwijst op verschillende plaatsen naar de Gemeentewet. Volgens de Wet dualisering gemeentebestuur gaat het om de Gemeentewet die gold op 6 maart 2002, vlak voor het van kracht worden van de dualisering gemeentebestuur. De wetgever wil op deze manier voorkomen dat de dualisering ook gaat gelden voor re-gio’s. Een uitzondering bestaat voor de financiele bepalingen in de regeling (over de financiële administratie, begroting en jaarrekening), die als gevolg van het Besluit begroting en verantwoording verwijzen naar de nieuwe Gemeentewet. Lid 3 vloeit voort uit de bepaling in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) (artikel 33) dat de verdeling van bevoegdheden over de bestuursorganen van een gemeenschappelijke regeling dezelfde is als de bevoegdheidsverdeling over de bestuursorganen van de gemeente.
Artikel 2 Openbaar lichaam 1. Er is een openbaar lichaam Meldkamer Oost Nederland. 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Zwolle
Artikel 2 Openbaar lichaam De keuze voor een gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam beoogt alle disciplines uit beide regio’s voldoende en op dezelfde manier betrokkenheid, sturing, zeggenschap en verantwoordelijkheid te geven over de meldkamer. Daarnaast om een rechtspersoon te vormen, die aan het rechtsverkeer kan deelnemen (o.a. voor afhandeling meldingen, alarmering, huur gebouw, eigendomsrechten en contracten, aanbestedingen).
Artikel 3 Bestuursorganen De gemeenschappelijke meldkamer kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Artikel 3 Bestuursorganen Een openbaar lichaam moet volgens de Wgr de volgende drie bestuursorganen hebben: een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam (artikel 12).
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Artikel 4 Belang De gemeenschappelijke meldkamer ondersteunt de veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg in de uitvoering van hun meldkamertaken en voert deze voor de deelnemers uit.
Artikel 4 Belang Een gemeenschappelijke regeling moet het belang of de belangen vermelden waarvoor ze wordt aangegaan. Onder ‘belang’ wordt verstaan het beleidsterrein waarop wordt samengewerkt. Met het vastleggen van het belang of de belangen wordt het werkgebied van de gemeenschappelijke regeling afgebakend. De omschrijving van artikel 4 is ontleend aan het vastgestelde project initiatiedocument voor de MON.
Artikel 5 Taken en bevoegdheden Ter behartiging van het in artikel 4 bedoelde belang 1. faciliteert de gemeenschappelijke meldkamer de veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancevervoer in de uitvoering, het beheer en de ondersteunende processen van de afzonderlijke en gezamenlijke meldkamertaken; 2. beschikt de gemeenschappelijke meldkamer over een gemeenschappe-
Artikel 5 Taken en bevoegdheden De deelnemers hebben geen eigen wettelijke bevoegdheden toegekend. Als openbaar lichaam heeft de MON alleen bevoegdheden om aan het rechtsverkeer deel te nemen. De omschrijving van de taken is ontleend aan de Wet veiligheidsregio’s en aan het vastgestelde project initiatiedocument voor de MON.
lijke organisatie met in elk geval het volgende beheersdomein: a. het beheer van de meldkamerruimten, -inrichting en – automatisering; b. het beheer van de technische infrastructuur; c. het financieel beheer en control; d. het gezamenlijke meldkamerdomein, inclusief ondersteunende informatievoorziening/-systemen; e. het algemeen beheer en kwaliteitsbewaking van gemeenschappelijke meldkamerprocessen, inclusief multidisciplinaire intake en opschaling; f. het oefenen van multidisciplinaire procedures, het oefenen van het opschalingsproces, opleiden en actualisering wet- en regelgeving.
Volgens het PID MON (paragraaf 7.4) zijn de kerntaken van de MON: 1. Intake 2. Regie 3. Opschaling 4. Ondersteuning Een wijziging van de regeling is nodig ingeval de partijen gezamenlijk taken willen toevoegen. Het PID noemt als voorbeelden: Het beheer ten aanzien van meldkamersystemen en – processen ter ondersteuning van politie, brandweer en ambulancezorg/GHOR; Het werkgeverschap en management van meldkamermedewerkers. De wettelijke verantwoordelijkheidsverdeling brengt mee, dat binnen de MON de meldkamers van politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening en ambulancevervoer functioneren volgens de eigen processen en kwaliteitseisen. De gemeenschappelijke meldkamer functioneert volgens daarvoor geldende of vast te stellen kwaliteitseisen. Het op een goede wijze verrichten van de taken van de MON berust op zowel het kwalitatief goed uitvoeren van de reguliere (dagelijkse) werkzaamheden als op het “als eenheid handelen en competent gedrag” ten tijde van de opschaling. Er is veel geïnvesteerd in techniek, multidisciplinaire samenwerking, verbeterprocessen, communicatienetwerken en ondersteunende processen. Alle vernieuwingen en veranderingen hebben implicaties voor de functie inhoud en noodzakelijke competenties van de centralist. Door competentiegericht op te leiden, te trainen en te oefenen zal de centralist meegroeien met de zwaarte van de functie (kwalitatief doorgroeien). Jaarlijks wordt een “Opleiding- en Oefenplan” voor de MON opgesteld, dat is afgestemd op de vastgestelde en vereiste competenties van medewerkers, de specifieke meldkamersystemen en de oefenplannen van de kolommen.
Artikel 6 Andere taken 1. De gemeenschappelijke meldkamer kan andere meldkamertaken uitvoeren voor een of meer veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg. 2. De uitvoering van taken, opgedragen op grond van lid 1: a.dient de behartiging van het belang, genoemd in artikel 4. b. geschiedt, voor zover niet opgenomen in deze regeling, op verzoek van de betreffende veiligheidsregio, politieregio of vergunninghouder ambulancezorg. c. wordt schriftelijk (nader) vastgelegd tussen de gemeenschappelijke meldkamer en de betreffende veiligheidsregio, politieregio of vergunninghouder ambulancezorg. 3. De schriftelijke afspraken betreffen in ieder geval: a. de diensten of prestaties van de gemeenschappelijke meldkamer; b. de duur en de kosten van de taakuitvoering, c. de toewijzing van specifieke bevoegdheden, d. de opzegtermijn van de dienstverlening, e. de verrekening van eventuele desintegratiekosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de partij die de dienstverlening voortijdig beëindigt, de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van die beëindiging en dat de overige deelnemers geen financieel nadeel daarvan ondervinden. Artikel 7 Afstemming (Veiligheidsdirecties) 1. De veiligheidsdirecties van de veiligheidsregio’s overleggen periodiek gezamenlijk met de directeur van de gemeenschappelijke meldkamer. De veiligheidsdirecties brengen gezamenlijk advies uit over alle voorstellen en rapportages, die de directeur voorlegt aan het bestuur van de gemeenschappelijke meldkamer.
Artikel 6 Andere taken Dit artikel regelt de toekenning van andere taken aan de gemeenschappelijke meldkamer door één of meer veiligheidsregio’s, de politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg. Daarover worden specifieke afspraken gemaakt met de betreffende partij(en). De dienstverlening vindt plaats tegen betaling en op basis van een overeenkomst waarin wordt neergelegd welke prestaties de gemeenschappelijke meldkamer zal leveren en welke kosten bij de betrokken partij(en) in rekening zullen worden gebracht.
Artikel 7 Afstemming (Veiligheidsdirecties) De afstemming tussen de deelnemers en de directeur vindt plaats in het gezamenlijk veiligheidsdirecties overleg (beraad). De verdere werkwijze van dit overleg zal in de werkinstructies verder worden uitgewerkt. Lid 1 Een belangrijk punt is dat periodiek overleg tussen de betrokken par-
2. De directeur rapporteert aan het algemeen bestuur na overleg met en
instemming van de veiligheidsdirecties.
3. De deelnemers, afzonderlijk en/of gezamenlijk, stemmen voorge-
4.
5.
6.
7.
8.
nomen beleid wat betreft hun meldkamertaken in een zo vroeg mogelijk stadium af met directeur van de gemeenschappelijke meldkamer. De gemeenschappelijke meldkamer stemt zijn initiatieven tot nieuw beleid en/of wijziging van bestaand beleid wat betreft de uitvoering van zijn taken in een zo vroeg mogelijk stadium af met de deelnemers. De deelnemers en de gemeenschappelijke meldkamer werken samen bij de voorbereiding van beleidsmatige plannen en voorstellen, bedoeld in de leden 1 en 2. Deze plannen en voorstellen worden ter vaststelling voorgelegd aan de besturen van de deelnemers. De deelnemers, afzonderlijk en/of gezamenlijk, kunnen afspraken maken met de gemeenschappelijke meldkamer over: uitwerking van de opgedragen taken en besluiten, implementatie van wettelijke vereisten, de gewenste kwaliteit en prestaties van de gemeenschappelijke meldkamer, samenwerking binnen de gemeenschappelijke meldkamer en over samenwerking met de organisaties van de deelnemers op het gebied van informatievoorziening en meldkamerpreparatie. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd. Na bestuurlijke instemming met de plannen, voorstellen en afspraken, bedoeld in de leden 3 en 4, legt het algemeen bestuur van de meldkamer de uitvoeringsmaatregelen jaarlijks vast, tegelijk met de begroting, in een beheer- en uitvoeringsprogramma voor het daarop volgende jaar. Het beheer- en uitvoeringsprogramma wordt gezamenlijk voorbereid met de veiligheidsdirecties dan wel directieleden van de deelnemers.
tijen in de veiligheidsdirecties gezamenlijk en de directeur van de gemeenschappelijke meldkamer nodig is om een goede afstemming te bereiken. De veiligheidsdirecties brengen gezamenlijk advies uit over alle voorstellen en rapportages, die de directeur voorlegt aan het bestuur van de meldkamer Zowel de deelnemers aan de MON (via de veiligheidsdirecties) als het algemeen bestuur (via de directeur) kunnen initiatieven ontwikkelen tot voorbereiding van beleidsmatige plannen en voorstellen. De deelnemers wat betreft hun wettelijke meld-kamertaken; de directeur MON wat betreft zijn taakuitvoering. Voorbeelden zijn: ontwikkeling naar een geïntegreerde meldkamer, samenwerking met andere meldkamers, invulling van regionaal maatwerk, doorvoering van veranderingen in de wettelijke meldkamertaken/vereisten, werkgeverschap van de MON, voorbereiding van vernieuwingsinvesteringen. Een ander voorbeeld vormt de samenwerking tussen het politieservicecentrum en de frontoffice van de meldkamer. Daarover kunnen de veiligheidsregio’s afspraken opnemen in het convenant dat zij moeten sluiten met de regionaal colleges. Voor de veiligheidsregio’s komt daarbij dat zij ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vaststellen, waarin het beleid is vastgelegd ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio. De verantwoordelijkheid voor de meldkamer en de meldkamertaken is daar een onderdeel van. Artikel 7 voorziet erin dat partijen (in eerste instantie door de betrokken veiligheidsdirecties) over en weer initiatieven tot nieuw beleid ten aanzien van de meldkamer in een zo vroeg mogelijk stadium afstemmen en dat ze samenwerken bij de verdere voorbereiding. Concrete plannen en voorstellen tot dergelijk nieuw beleid moeten eerst ter vaststelling voorgelegd aan de besturen van de deelnemers. Na hun instemming worden de benodigde
maatregelen opgenomen in een beheer- en uitvoeringsprogramma en in de begroting van de MON. De MON omvat een gemeenschappelijke organisatie voor uitvoering van beheer van de gemeenschappelijke meldkamer en de gemeenschappelijke processen. De deelnemende organisaties voeren met eigen medewerkers hun eigen (monodisciplinaire dan wel multidisciplinaire) meldkamertaken uit. De medewerkers staan onder leiding van eigen leidinggevenden. Nieuw is dat de beide politiemeldkamers hun backofficetaken samen uitvoeren; hetzelfde geldt voor de beide brandweermeldkamers en voor de beide meldkamers ambulancezorg; de deelnemende organisaties de multidisciplinaire frontofficetaken in samenwerking uitvoeren; de MON zorgt voor de gezamenlijke faciliteiten, zoals: organisatie samenwerking binnen MON, zorg voor huisvesting, inrichting, meldtafels, software en techniek, beheer van gezamenlijke faciliteiten, planning. HOOFDSTUK 3 ALGEMEEN BESTUUR
HOOFDSTUK 3 ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 8 Samenstelling 1. Het algemeen bestuur bestaat uit 7 leden, als volgt aangewezen door en uit het midden van: a. het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en OostGelderland: 1 lid b. het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio IJsselland: 1 lid c. het regionaal college van de Politieregio Noord- en Oost-Gelderland: 1 lid de regionale eenheid Oost-Nederland van de Politie: 2 leden d. het regionaal college van de Politieregio IJsselland: 1 lid
Artikel 8 Samenstelling Het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, ingesteld door de (algemene) besturen van veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg, bestaat op basis van artikel 13 Wgr uit leden die per deelnemende partij door het bestuur uit zijn midden zijn aangewezen. De regeling bepaalt het aantal leden van het algemeen bestuur. De samenstelling van het algemeen bestuur is gebaseerd op de volgende punten:
e. de vergunninghouder ambulancezorg Noord- en Oost Gelderland: 2
leden
f. de vergunninghouder ambulancezorg IJsselland: 1 lid
2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur, bedoeld in lid 1, onder e en f, is niet verenigbaar met het lidmaatschap van de veiligheidsdirectie in de veiligheidsregio’s. 3. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur geldt telkens voor een periode van 4 jaren. 4. De voorzitter kan functionarissen uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur, indien hun aanwezigheid van belang is in verband met de te behandelen onderwerpen.
Artikel 9 De werkwijze 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste 2 keer per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordelen, dan wel indien ten- minste drie leden daarom verzoeken. 2. Het reglement van orde dat door het algemeen bestuur wordt vastgesteld, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de deelnemers gezonden. 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden
de deelnemers uit beide regio’s houden voldoende en op dezelfde manier betrokkenheid, sturing en zeggenschap over de gemeenschappelijke meldkamer, de gemeenschappelijke meldkamer is belast met uitvoerende en beheersmatige taken; de publieke verantwoordelijkheden blijven bij de besturen van de deelnemers. Er is gesproken over een algemeen bestuur MON bestaande uit het volledige algemene bestuur en regionaal college van beide regio’s met toegevoegd de vergunninghouders ambulancezorg. Dit is echter te omvangrijk en te ingewikkeld in verhouding tot de taken van de meldkamer. Deze optie voldoet niet aan de beide eerste punten. Het algemeen bestuur MON kan beperkt zijn, maar moet ook voldoende omvang hebben voor de samenstelling van het dagelijks bestuur MON en de keuze van de voorzitter. Lid 4: De voorzitter kan de directeur gemeenschappelijke meldkamer samen met de proceseigenaren meldkamer in de veiligheidsdirecties uitnodigen om deel te nemen aan de vergadering van het algemeen bestuur. Artikel 9 De werkwijze Volgens artikel 22 WGR moet het algemeen bestuur tenminste 2 keer per jaar vergaderen.
vergaderd. Artikel 10 De besluitvorming 1. De vertegenwoordiger(s) namens de Politie het Regionaal College IJsselland, de Veilig heidsregio IJsselland, de Veiligheidsregio Noorden Oost Gelderland, het Regionaal College Noord- en Oost Gelderland en de vergunninghouder ambulancezorg IJsselland hebben in de vergadering van het algemeen bestuur twee stemmen. 2. De vertegenwoordigers van de vergunninghouder ambulancezorg Noord- en Oost Gelderland hebben beide één stem. 3. De besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen, tenzij een andere meerderheid is voorgeschreven. 4. Indien de stemmen staken, wordt het betreffende agendapunt in de eerstvolgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen opnieuw dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Artikel 10 De besluitvorming Dit artikel bevat de regeling voor de besluitvorming door het algemeen bestuur. Uitgangspunt is dat elke deelnemende partij gelijke invloed heeft op de besluitvorming in het algemeen bestuur.
Artikel 11 Reglementen Het algemeen bestuur is bevoegd reglementen vast te stellen, die nodig zijn ter regeling van personele, organisatorische en huishoudelijke zaken.
Artikel 11 Reglementen Reglementen voor personele, organisatorische en huishoudelijke zaken spreken voor zich.
HOOFDSTUK 4 DAGELIJKS BESTUUR Artikel 12 Samenstelling 1. Het algemeen bestuur bepaalt telkens voor een periode van 4 jaren het aantal te vervullen plaatsen in het dagelijks bestuur. Het wijst uit zijn midden de leden van het dagelijks bestuur aan om die plaatsen te vervullen. 2. De leden van het dagelijks bestuur blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.
HOOFDSTUK 4 DAGELIJKS BESTUUR Artikel 12 Samenstelling Het algemeen bestuur bepaalt de omvang en samenstelling van het dagelijks bestuur. De gewijzigde WGR bepaalt dat het aantal leden van het dagelijks bestuur nooit de meerderheid van het algemeen bestuur mag uitmaken. Afhankelijk van de samenstelling van het algemeen bestuur kan voor de eerste periode worden gedacht aan 1 lid per deelnemende partij, dus 6 in totaal.
3. De voorzitter kan functionarissen uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen van het dagelijks bestuur, indien hun aanwezigheid van belang is in ver band met de te behandelen onderwerpen. Artikel 13 Taken en bevoegdheden Naast de taken en bevoegdheden die deze regeling aan het dagelijks bestuur opdraagt, heeft het dagelijks bestuur de volgende taken en bevoegdheden: beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet of deze regeling de voorzitter hiermee is belast; medewerkers te benoemen, te schorsen en te ontslaan, voor zover deze bevoegdheid niet bij andere bestuursorganen ligt; tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de meldkamer te besluiten; 1. de vermogenswaarden van de meldkamer te beheren; 2. de controle op het beheer van de vermogenswaarden en de boekhouding te verzorgen, voor zover deze niet aan anderen toekomt; te besluiten namens de meldkamer om rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist; conservatoire maatregelen te nemen zowel in als buiten rechte en alles te doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit; 3. toezicht te houden op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden; 4. voortdurend toezicht te houden op al wat de meldkamer aangaat.
Lid 3: De voorzitter kan de directeur gemeenschappelijke meldkamer tezamen met de proceseigenaren meldkamer in de veiligheidsdirecties uitnodigen om deel te nemen aan de vergadering van het algemeen bestuur. Artikel 13 Taken en bevoegdheden Op grond van artikel 33b van de Wgr is het dagelijks bestuur in ieder geval bevoegd: a. het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast; b. beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren; c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam; d. ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan; e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a; f. te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist. g. alle conservatoire maatregelen te nemen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.
Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter het nodig oordeelt dan wel indien tenminste twee leden daarom verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden. 2. Het dagelijks bestuur stelt in zijn eerste vergadering na zijn verkiezing een portefeuilleverdeling vast. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluit hierover mee aan het algemeen bestuur. 3. Het dagelijks bestuur kan voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde opstellen. 4. De besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen, tenzij een andere meerderheid is voorgeschreven. 5. Indien de stemmen staken, wordt het betreffende agendapunt in de eerstvolgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen opnieuw dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde Dit artikel spreekt voor zich.
HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER
HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER
Artikel 15 Aanwijzing en vervanging Het algemeen bestuur wijst telkens voor een periode van 2 jaren één van de leden van het dagelijks bestuur aan als voorzitter.
Artikel 15 Aanwijzing en vervanging Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 16 Taken en bevoegdheden 1. Naast de taken en bevoegdheden die deze regeling overigens aan de voorzitter opdraagt, heeft de voorzitter de volgende taken en bevoegdheden a. de vergaderingen van het dagelijks en algemeen bestuur te leiden; b. ervoor te zorgen, dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd; c. de stukken, die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan,
Artikel 16 Taken en bevoegdheden Dit artikel spreekt voor zich.
te ondertekenen. 2. De voorzitter vertegenwoordigt de meldkamer in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon. Hij kan na overleg met het dagelijks bestuur de vertegenwoordiging bij buitengerechtelijke rechtshandelingen met een schriftelijke machtiging opdragen aan een ander. HOOFDSTUK 6 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG Artikel 17 Dagelijks bestuur en voorzitter t.o.v. het algemeen bestuur 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur. 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. 3. Het dagelijks bestuur geeft aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden dat verzoekt, alle gevraagde inlichtingen. 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur uit zijn functie worden ontheven, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. 5. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.
Artikel 18 Algemeen en dagelijks bestuur t.o.v. de deelnemers 1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de besturen van de
HOOFDSTUK 6 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG Artikelen 17 t/m 19 De artikelen 16 tot en met 19b van de Wgr schrijven voor dat een gemeenschappelijke regeling bepalingen bevat over het verstrekken van informatie en het afleggen van verantwoording. Daarbij gaat het zowel om de informatieen verantwoordingsplicht binnen de gemeenschappelijke regeling (de relatie tussen het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur) als om de informatieen verantwoordingsplicht van het bestuur/bestuursleden van de gemeenschappelijke regeling ten opzichte van de deelnemende partijen. Ontslag van een lid van het dagelijks bestuur is geregeld in artikel 19a Wgr. Niet meer van toepassing: Volgens artikel 16, vijfde lid, Wgr moet elke gemeenschappelijke regeling een bepaling bevatten, dat de gemeenteraad het door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur kan ontslaan als deze het vertrouwen van die raad niet meer bezit. Een dergelijke bepaling is hier niet opgenomen, omdat de wet voorschrijft dat de burgemeester zitting heeft in het algemeen bestuur.
deelnemende veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is. 2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg alle inlichtingen die door hen worden verlangd. Artikel 19 Leden van het algemeen bestuur t.o.v. bestuur deelnemers 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft het bestuur, dat hem afvaardigde – met inachtneming van de artikelen 18 en 19 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen – alle inlichtingen die door dat bestuur of door één of meer leden daarvan worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor het betreffende orgaan aangegeven wijze. 2. Een lid van het algemeen bestuur is het bestuur, dat hem afvaardigde verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor het betreffende orgaan aangegeven wijze. 3. Het bestuur van de deelnemende veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg kan het door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur uit zijn functie ontheffen als deze het vertrouwen niet meer bezit. HOOFDSTUK 7 ORGANISATIE
HOOFDSTUK 7 ORGANISATIE
Artikel 20 Inrichting organisatie en rechtspositieregeling Het algemeen bestuur regelt 1. de inrichting van de interne organisatie van de gemeenschappelijke meldkamer; 2. de rechtspositie van de medewerkers van de gemeenschappelijke meldkamer, die ambtenaar zijn, alsmede van het personeel, werkzaam op ar-
Artikel 20 Inrichting organisatie en rechtspositieregeling Uitgangspunt van het PID MON is, dat de gemeenschappelijke meldkamer vooralsnog geen personeel in dienst heeft en dat de medewerkers zijn aangesteld bij één van de deelnemende organisaties. Lid 1 legt vast, dat het algemeen bestuur de inrichting van de interne organisatie regelt.
beidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
Artikel 21 Directeur 1. De gemeenschappelijke meldkamer staat onder leiding van een directeur, die wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de veiligheidsregio’s gezamenlijk na overleg met de regionaal colleges van de politieregio’s en de vergunninghouders ambulancezorg. De aldus benoemde directeur zal in dienst treden van of worden aangesteld bij de meldkamer. 2. Het algemeen bestuur regelt de taken en bevoegdheden van de directeur en stelt voor deze functie een instructie vast. Dit op voorstel van de veiligheidsregio’s gezamenlijk na overleg met de regionaal colleges van de politieregio’s, en de vergunninghouders ambulancezorg. In de instructie voor de directeur wordt in ieder geval opgenomen, dat deze functionaris periodiek overleg voert met de gezamenlijke veiligheidsdirecties van de veiligheidsregio’s en hen tijdig advies vraagt bij de voorbereiding van onderwerpen die aan de orde komen in het dagelijks en algemeen bestuur. 3. In de instructie van de directeur wordt in ieder geval opgenomen dat hij rapporteert aan het dagelijks en algemeen bestuur na overleg met en instemming van de beide veiligheidsdirecties
Lid 2 is bedoeld voor de situatie dat partijen besluiten om bepaalde medewerkers in dienst van de gemeenschappelijke meldkamer te laten treden. Het algemeen bestuur kan ook besluiten om de rechtspositie van een van de veiligheidsregio’s van toepassing te verklaren. Artikel 21 Directeur De Wet veiligheidsregio’s geeft aan dat de directeur 1. wordt benoemd/ontslagen door de veiligheidsregio na overleg met de door de korpschef daartoe aangewezen ambtenaar van politie. 2. is belast met de leiding van de gemeenschappelijke meldkamer. Volgens de memorie van toelichting draagt de directeur er zorg voor dat de gemeenschappelijke meldkamer operationeel is in zowel reguliere als in ramp- en crisissituaties. 3. periodiek rapporteert aan het bestuur van de veiligheidsregio over de wijze waarop de meldkamer functioneert. 4. instemmingsrecht heeft bij het aanstellen en aangesteld houden van personeel van de gemeenschappelijke meldkamer. Volgens de memorie van toelichting behoeft het aanstellen van personeel van één van de partijen voor het verrichten van werkzaamheden in de meldkamer, instemming van de directeur. Dit met het oog op de kwaliteitsbewaking en mogelijkheden voor samenwerking van het personeel. De directeur van de meldkamer kan immers zijn verantwoordelijkheid voor het algehele beheer en de kwaliteit van de processen niet waarmaken indien hij geen zeggenschap heeft over het personeel dat in de meldkamer te werk wordt gesteld. De taken van de directeur hebben in hoofdzaak betrekking op het beheer van gezamenlijke voorzieningen, op samenwerking binnen de MON, op overleg en samenwerking met besturen en directies van de deelnemers,
op een goede verhouding met het dagelijks en algemeen bestuur en op relaties met externe leveranciers en dienstverleners. Dit als gevolg van 1. de positie, taken en inrichting van de MON; 2. de komende Wet veiligheidsregio's; 3. de kaders die de deelnemers vastleggen in de beoogde bestuurlijke en juridische structuur van de MON. Lid 3 De veiligheidsdirecties hebben aangegeven nauw betrokken te willen zijn bij het management van de meldkamer. Dit betekent dat alle stukken die naar het bestuur worden gezonden via de beide veiligheidsdirecties gaan. Artikel 22 Archief 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de gemeenschappelijke meldkamer, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling. Deze regeling wordt gedeputeerde staten medegedeeld. 2. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vast te stellen nadere regeling. 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan. 4. De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de gemeenschappelijke meldkamer, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats. HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 22 Archief Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 40 van de Archiefwet, dat het bestuur van een gemeenschappelijke regeling opdraagt de zorg voor de archiefbescheiden te regelen. De inhoud van artikel 33 komt zoveel mogelijk overeen met de regels voor de gemeenten.
HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 23 Administratie en controle 1. Het algemeen bestuur stelt een regeling vast met uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De regeling dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De regeling bevat in elk geval de onderwerpen, genoemd in artikel 212, lid 2, van de Gemeentewet voor zover van toepassing op de gemeenschappelijke meldkamer. 2. Het algemeen bestuur stelt een regeling vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst. 3. Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 van de Gemeentewet bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen voldoen aan het bepaalde in artikel 213, lid 3 respectievelijk lid 4, van de Gemeentewet. 4. De artikelen 214 en 215 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. 5. Het dagelijks bestuur stelt regels vast omtrent de verzekering van eigendommen en gelden van de gemeenschappelijke meldkamer tegen benadeling door haar personeel of door anderen.
Artikel 23 Administratie en controle De artikelen 186 tot en met 215 van de Gemeentewet zijn van toepassing verklaard op gemeenschappelijke regelingen. Deze artikelen hebben betrekking op de begroting, jaarrekening, administratie en de controle. Artikel 23 is ingericht op basis van deze artikelen.
Artikel 24 Begroting 1. Met inachtneming van de artikelen 34 en 35 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en – voor zover van toepassing – het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten a. zendt het dagelijks bestuur jaarlijks vóór 1 april de ontwerpbegroting,
Artikel 24 Begroting Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Het besluit stelt vereisten aan de op te stellen begroting, meerjarenraming, jaarrekening en jaarverslag. Dit betekent onder andere dat deze documenten moeten worden opgezet
b.
c. d.
e.
de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de ontwerpmeerjarenraming van de gemeenschappelijke meldkamer voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, vergunninghouders ambulancezorg en de politie. geeft het dagelijks bestuur aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, vergunninghouders ambulancezorg en de politie acht weken na toezending gelegenheid om bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting en meerjarenraming naar voren te brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, en eventueel een nota van wijzigingen, bij de ontwerpbegroting en de meerjarenraming, zoals deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden. stelt het algemeen bestuur de begroting en de meerjarenraming vast vóór 1 juli van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting moet dienen. stuurt het algemeen bestuur de vastgestelde begroting en de meerjarenraming toe aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, vergunninghouders ambulancezorg en de politie, die de in deze begroting voor hen als bijdrage in de kosten van de gemeenschappelijke meldkamer geraamde bedragen opnemen in de eigen begroting voor het betreffende jaar; zendt het dagelijks bestuur de vastgestelde begroting en de meerjarenraming binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval vóór 1 augustus aan gedeputeerde staten. In het geval de begroting niet in evenwicht is en het niet aannemelijk is dat in de eerstvolgende jaren een evenwicht wordt bereikt, verzoekt het dagelijks bestuur daarbij om goedkeuring van gedeputeerde staten. Van de goedkeuring doet het dagelijks bestuur mededeling aan het algemeen bestuur en de deelnemende partijen.
op basis van een indeling in programma’s (programmabegroting). Het dagelijks bestuur stelt vervolgens op basis van de programmabegroting de productenraming vast. Artikel 24 regelt daarnaast (volgens de artikelen 34 en 35 van de Wgr.) de procedure van de begroting en meerjarenraming in de verhouding tussen de deelnemende partijen en de gemeenschappelijk meldkamer. Nieuw is dat ook de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden worden gezonden, uiterlijk voor 15 april. Veiligheidsregio IJsselland hanteert 1 april als datum voor toezending, zodat de ontwerpbegroting naar de raden gaat de vereiste acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden (begin juni). Die procedure is als volgt: het dagelijks bestuur zendt jaarlijks voor 1 april de ontwerp-begroting, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de ontwerpmeerjarenraming aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg; de betrokken besturen kunnen omtrent de ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming hun zienswijze kenbaar maken aan het dagelijks bestuur; het algemeen bestuur stelt de begroting vast voor 1 juli; het dagelijks bestuur zendt de begroting voor 1 augustus aan gedeputeerde staten.
2. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. Artikel 25 Bijdragen van de deelnemende partijen 1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende veiligheidsregio, vergunninghouder ambulancezorg en de politie verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. 2. De berekening van de verschuldigde bijdragen voor de taken, genoemd in artikel 5, vindt plaats op basis van de volgende uitgangspunten: a. het saldo van de begroting wordt verdeeld over de kolommen brandweer, politie en ambulancezorg volgens de volgende verdeelsleutel: politie 50%, brandweer 25% en ambulancezorg 25%. b. het resultaat van punt a voor de kolommen brandweer respectievelijk politie wordt binnen elke kolom verdeeld over beide veiligheidsregio’s respectievelijk politieregio’s op basis van het inwonertal van de betrokken regio’s op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is, vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. c. het resultaat van punt a voor de kolom ambulancezorg wordt binnen de kolom ambulancezorg verdeeld over de beide vergunninghouders ambulancezorg op basis van het aantal declarabele ritten over het voorgaande kalenderjaar en zoals vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit. 3. De berekening van de verschuldigde bijdragen voor de andere taken, genoemd in artikel 6: de bedragen die de betrokken partij(en) en gemeenschappelijke meldkamer daarvoor hebben afgesproken dan wel het aantal verleende diensten maal het vastgestelde tarief per dienst. 4. Elke veiligheidsregio en vergunninghouder ambulancezorg en de politie
Artikel 25 Bijdragen van de deelnemende partijen Lid 2 is gebaseerd op de uitgangspunten van het PID voor de verdeling van de exploitatiekosten: Verdeelsleutel over de kolommen De berekening op basis van het aantal meldtafels (per 01.01.2008) leidt tot de volgende percentages: politie 50%, brandweer 25% en ambulancezorg 25%. Verdeelsleutel politie en brandweer op basis van inwoneraantal. Bij de berekening op basis van het aantal inwoners (per 01.01.2008) is uitgegaan van: IJsselland: 500.996 (38,31%) NO-Gelderland: 806.680 (61,69%) Verdeelsleutel RAV op basis van het aantal declarabele ritten. Bij de berekening op basis van het aantal declarabele ritten: IJsselland: 30.000 ( 43.80%) NO-Gelderland: 38.500 ( 56.20%) De bijdragen worden bij wijze van voorschot halfjaarlijks vooruit betaald.
betaalt bij wijze van voorschot jaarlijks voor 16 januari en 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage, genoemd in lid 1, op basis van facturen, die de gemeenschappelijke meldkamer hen daartoe zal toezenden. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd. 5. De deelnemende partijen dragen er zorg voor dat de gemeenschappelijke meldkamer te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Artikel 26 Jaarstukken 1. Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Het dagelijks bestuur voegt daarbij de stukken, bedoeld in artikel 23, derde lid. 2. De jaarstukken, genoemd in lid 1, voldoen aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, voor zover van toepassing. 3. In de jaarrekening wordt het door elke deelnemende veiligheidsregio, vergunninghouder ambulancezorg en de politie over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen. 4. De in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennisgegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eer der dan twee weken na de openbare kennisgeving. 5. Het algemeen bestuur stelt de jaarstukken vast voor 1 juli volgende op het jaar waarop deze betrekking hebben. Het dagelijks bestuur zendt de door het algemeen bestuur vastgestelde jaarstukken voor 15 juli aan gedeputeerde staten.
Artikel 26 Jaarstukken Artikel 34b Wgr. bepaalt dat het dagelijks bestuur de voorlopige jaarrekening, inclusief accountantsrapport, vóór 15 april toezendt aan de raden van de deelnemende gemeenten. Uit artikel 34 Wgr. vloeit voort dat de jaarrekening uiterlijk 1 juli van het jaar, volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, wordt vastgesteld en vóór 15 juli wordt toegestuurd aan Gedeputeerde Staten. Het is een goed gebruik dat de voorlopige cijfers van de jaarrekening van het voorgaande jaar opgenomen worden als vergelijkingsmateriaal in de begroting van het komende jaar. Tegen die achtergrond is volstaan met een eenvoudiger procedure in vergelijking tot die van de begroting. Artikel 5 en 8 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen bepaalt dat de regionale politiekorpsen jaarlijks op 15 november en 1 april respectievelijk de begroting en jaarrekening indienen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Om de informatie en verplichtingen van de deelnemers in de gemeenschappelijke meldkamer goed te verwerken in de jaarstukken van de deelnemers zal een nadere planning worden opgesteld.
6. Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot dé-
charge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
HOOFDSTUK 10 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
HOOFDSTUK 10 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 27 Toetreding en uittreding 1. Toetreding en uittreding van een veiligheidsregio, een politieregio of een vergunninghouder ambulancezorg is mogelijk wanneer ter vergadering van het al- gemeen bestuur blijkt dat de besturen van ten minste tweederde van de deelnemende partijen instemmen met een verzoek tot toetreding respectievelijk uittreding en met de regeling van de financiële en andere gevolgen daarvan voor de gemeenschappelijke meldkamer. 2. Het algemeen bestuur regelt de procedure en alle gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding. Bij uittreding geldt als uitgangspunt dat de uittredende partij de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige partijen geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden. 3. Het algemeen bestuur is gehouden de leden 1 en 2 toe te passen in het geval a. de vergunning van de vergunninghouder ambulancezorg wordt ingetrokken en/of anderszins rechtens niet meer geldt voor de betrokken rechtspersoon; b. de minister de vergunning voor ambulancezorg verleent aan een andere rechtspersoon; c. de vergunninghouder ambulancezorg in staat van faillissement wordt verklaard. 4. In de situaties, genoemd in lid 3, geldt niet het vereiste van instemming van tweederde van de deelnemende partijen.
Artikel 27 Toetreding en uittreding Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten omtrent de toetreding en uittreding (artikel 9 Wgr).
Artikel 28 Wijziging 1. Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de besturen van tenminste 2 van de deelnemende partijen kunnen met redenen omklede voorstellen aan alle partijen doen tot wijziging van de regeling. 2. Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de besturen van ten minste tweederde van de deelnemende partijen tot de wijziging hebben besloten.
Artikel 28 Wijziging Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 29 Opheffing 1. De regeling wordt opgeheven wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de besturen van ten minste tweederde van de deelnemende partijen tot opheffing hebben besloten. 2. Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen in het liquidatieplan. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken. 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de besturen van de deelnemende partijen gehoord, vastgesteld. 4. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in: a. de verplichting van de deelnemende partijen tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling. b. de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel. c. de gevolgen voor de door de gemeenschappelijke meldkamer en haar organen gevormde archieven. 5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie. 6. Zo nodig blijven het dagelijks bestuur, het algemeen bestuur, de voorzitter en de directeur van de gemeenschappelijke meldkamer in functie ook na het tijdstip van opheffing, totdat de liquidatie is voltooid.
Artikel 29 Opheffing Dit artikel spreekt voor zich. De mogelijkheid tot opheffing ontstaat alleen bij het vervallen van de wettelijke verplichting voor de colleges om een gemeenschappelijke regeling te treffen voor de meldkamer.
HOOFDSTUK 11 GESCHILLEN EN OMBUDSFUNCTIE
HOOFDSTUK 11 GESCHILLEN EN OMBUDSFUNCTIE
Artikel 30 Geschillen 1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie. 2. De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers, aangewezen door elk der bij het geschil betrokken partijen, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter. 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen. 4. De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.
Artikel 30 Geschillen De bedoeling van dit artikel is om geschillen eerst op interregionaal niveau te doen beslechten. Mochten partijen er op dat niveau niet uitkomen, dan staat de weg naar gedeputeerde staten op grond van artikel 28 Wgr volledig open.
Artikel 31 Ombudsfunctie De ombudsman of ombudscommissie van de Veiligheidsregio IJsselland is bevoegd tot de behandeling van de verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 31 Ombudsfunctie De Wet Extern Klachtrecht geldt vanaf 1 januari 2006 en voegt het externe klacht-recht toe aan de Algemene wet bestuursrecht. De wet is ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Voor dergelijke organisaties is de keuze tot invulling van de ombudsfunctie beperkt tot 2 varianten: a. nationale ombudsman; b. een ombudsman of ombudscommissie van een van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling.
HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN
Artikel 31 houdt de keuze in voor variant b. Indien de ombudsfunctie niet in de gemeenschappelijke regeling zelf is opgenomen, dan is de nationale ombudsman als vangnet bevoegd. HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN
Artikel 32 Duur van de regeling De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 32 Duur van de regeling Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 33 Inwerkingtreding De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.
Artikel 33 Inwerkingtreding Artikel 26 Wgr: het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de provincie of de provincies waarin de deelnemende gemeenten zijn gelegen. Het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. De regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
Artikel 34 Titel De regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland’.
Artikel 34 Titel Dit artikel spreekt voor zich.
Agendapunt - informerend
aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder
Algemeen Bestuur 8 oktober 2015 10. LOGA-brief: Wijzigingen arbeidsvoorwaarden garantiebanen L.J. Sievers B. Koelewijn
Kennis te nemen van 1. De LOGA-brief, met betrekking tot de toevoeging van artikel 1:2c in de CAR-UWO, van 7 september 2015 (ECWGO/U201501380) met terugwerkende kracht per 1 september 2015 van toepassing te verklaren voor Veiligheidsregio IJsselland. Inleiding Een wijziging in de lokale arbeidsvoorwaarden krijgt pas rechtskracht op het moment dat ze door het dagelijks bestuur is vastgesteld. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd om de nieuwe bepalingen in de lokale arbeidsvoorwaarden vast te stellen. Omdat in het LOGA volledige overeenstemming is bereikt over de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden voor gemeenteambtenaren stellen wij voor deze wijzigingen in de gemeentelijke lokale arbeidsvoorwaarden, zoals opgenomen in de circulaires onverkort over te nemen. Hieronder een toelichting op de wijzigingen. Beoogd effect/relatie met het meerjarenbeleidsplan of bestuursopdrachten De Veiligheidsregio is aangesloten bij de CAR/UWO en dient daardoor de cao ontwikkelingen te volgen. Argumenten In de LOGA-brief van 7 september 2015 (ECWGO/U201501380) worden de afspraken vermeld die in het LOGA gemaakt zijn over de rechtspositie van gemeenteambtenaren die een aanstelling krijgen op grond van de banenafspraak voor arbeidsbeperkten. Normaliter is het zo dat als een gemeente iemand een aanstelling geeft, die medewerker onder de CAR-UWO valt. Dat betekent dat deze medewerker een functieprofiel, een functiewaardering en een functieschaal krijgt. Echter, niet alle medewerkers met een arbeidsbeperking hebben de bij hun
kenmerk vervolgblad
2 van 2
functieschaal behorende verdiencapaciteit of loonwaarde. In het LOGA is afgesproken dat het salaris van deze medewerkers hierop wordt aangepast. Deze aanpassing betreft: a. Wajongers met arbeidsvermogen, b. Mensen die onder de Participatiewet vallen en die door beperkingen niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. De specifieke bepalingen zijn opgenomen in artikel 1:2c van de CAR-UWO. Risico’s Geen. Opmerkingen Geen. Middelen Deze aanpassingen hebben geen directe personele gevolgen voor de Veiligheidsregio IJsselland. Wij zullen dit per situatie bekijken en eventuele gevolgen worden binnen bestaande personeelsbudgetten opgevangen. Communicatie Medewerkers worden door middel van communicatieberichten geïnformeerd. De medezeggenschap wordt geïnformeerd tijdens het reguliere overleg. Vervolg Geen Bijlagen Circulaire van 7 september 2015 (ECWGO/ U201501380)
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8393
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
arbeidsvoorwaarden garantiebanen
ECWGO/U201501380 Lbr. 15/069 CvA/LOGA 15/12
7 september 2015
Samenvatting
Het LOGA heeft afspraken gemaakt over de rechtspositie van gemeenteambtenaren die een aanstelling krijgen op grond van de banenafspraak voor arbeidsbeperkten. Deze afspraken zijn verwerkt in de CAR-UWO. In het Sociaal Akkoord in 2013 is afgesproken dat werkgevers in de markt en bij de overheid de komende tien jaar samen 125 duizend nieuwe banen creëren voor arbeidsbeperkten. De minister van BZK heeft deze afspraak vastgelegd in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en een taakstelling per overheidssector vastgesteld. De VNG en de vakbonden hebben deze taakstelling in de cao van 2013-2015 bevestigd. Als een gemeente iemand een aanstelling geeft, valt die medewerker onder de CAR-UWO. Dat betekent dat deze medewerker een functieprofiel, een functiewaardering en een functieschaal krijgt. Niet alle medewerkers met een arbeidsbeperking hebben de bij hun functieschaal behorende verdiencapaciteit of loonwaarde. Voor deze medewerkers heeft het LOGA aanvullende afspraken gemaakt. Afhankelijk van de regeling waar deze medewerkers vandaan komen, komen ze in een aparte schaal of kan hun salaris worden aangepast. Deze aanvullende afspraken zijn opgenomen in de CAR-UWO en gaan in per 1 september 2015. De wijzigingen staan in bijlage 1 bij deze brief.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl E-mail: [email protected]
Aan de leden
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8393
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
arbeidsvoorwaarden banenafspraak
ECWGO/U201501380 Lbr. 15/069 CvA/LOGA 15/12
7 september 2015
Geacht college en gemeenteraad, Inleiding Het LOGA heeft afspraken gemaakt over de rechtspositie van gemeenteambtenaren die een aanstelling krijgen op grond van de banenafspraak voor arbeidsbeperkten. Deze afspraken zijn verwerkt in de CAR-UWO. In deze brief staat achtereenvolgens: 1. De reden voor deze afspraak 2. De wijziging van de CAR-UWO 3. Waar u meer informatie kunt vinden 1. Reden voor de afspraak In het Sociaal Akkoord in 2013 is afgesproken dat werkgevers in de markt en bij de overheid de komende tien jaar samen 125 duizend nieuwe banen creëren voor arbeidsbeperkten. De minister van BZK heeft deze afspraak vastgelegd in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en een taakstelling per overheidssector vastgesteld. De VNG en de vakbonden hebben deze taakstelling in de cao van 2013-2015 bevestigd. .
Gemeenten kunnen deze banen op verschillende manieren creëren, waaronder via een aanstelling. De wijziging van de CAR-UWO geldt voor arbeidsbeperkten met een aanstelling in het kader van de banenafspraak. Als een gemeente iemand in het kader van de banenafspraak een aanstelling geeft, valt diegene onder de gemeentelijke rechtspositie, de CAR-UWO. De CAR-UWO bepaalt dat medewerkers met een aanstelling geplaatst worden in een functie met het bijhorende functieprofiel, en de bijhorende waardering en de inschaling. Mensen met een arbeidsbeperking hebben echter vaak een verminderde arbeidsprestatie. Die arbeidsprestatie kan worden uitgedrukt in verdiencapaciteit of loonwaarde. Het LOGA heeft afgesproken dat het salaris van deze medewerkers hierop wordt aangepast. 2. Wat de afspraak inhoudt De doelgroep van de banenafspraak staat in De Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten: 1. Mensen met een WSW-indicatie. 2. Wajongers met arbeidsvermogen. 3. Mensen met een WIW-baan of ID-baan. 4. Mensen die onder de Participatiewet vallen en die door beperkingen niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Het LOGA heeft voor de tweede en voor de vierde subdoelgroep aanvullende afspraken gemaakt. Voor mensen die onder de vierde subdoelgroep (Participatiewet) vallen, geldt in de CAR-UWO in plaats van de functieschaal een aparte schaal A, met als laagste trede (periodiek) het wettelijk minimumloon, en met als hoogste trede 120% van het wettelijk minimumloon. In plaats van de indexatie op salarisstijgingen in de cao’s, past het LOGA deze schaal jaarlijks op 1 januari aan aan de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. Voor werknemers voor wie schaal A geldt, gelden de gangbare regels voor de toekenning van periodieken. Mensen die onder de tweede subdoelgroep vallen, kunnen wel of niet het minimumloon verdienen. Daarom geldt voor hen niet schaal A maar de functieschaal. Uit een loonwaardemeting kan echter blijken dat zij een verminderde loonwaarde hebben. De loonwaarde-meting drukt de arbeidsprestatie van een medewerker in een bepaalde functie uit, als percentage van de arbeidsprestatie van een gemiddelde medewerker in eenzelfde functie. In de CAR-UWO wordt nu een uitzondering gemaakt voor Wajongers die een aanstelling krijgen op grond van de banenafspraak en voor wie is vastgesteld dat hun loonwaarde minder dan 100% is. Hun salaris wordt gebaseerd op het loonwaardepercentage van hun functieschaal. Als het volgens deze methode vastgestelde salaris lager is dan het wettelijk minimumloon, heeft de werknemer recht op het wettelijk minimumloon.
Betreft arbeidsvoorwaarden garantiebanen Datum 7 september 2015
02/04
De regels voor de op het salaris gebaseerde eindejaarsuitkering, vakantietoelage en levensloopbijdrage zijn hierop aangepast. In de CAR-UWO is nu ook opgenomen wat er gebeurt als een werkgever loondispensatie voor een werknemer krijgt. Het UWV kan een werkgever loondispensatie geven als die werkgever een Wajonger in dienst neemt. Loondispensatie betekent dat de werkgever het salaris voor een medewerker slechts gedeeltelijk hoeft uit te betalen en dat het UWV het loon van de desbetreffende medewerker aanvult met een uitkering. In de CAR-UWO wordt opgenomen dat als een gemeente loondispensatie voor een werknemer ontvangt, de gemeente deze dispensatie toepast op het salaris en de daarop gebaseerde toelagen en vergoedingen. NB. Het is ook mogelijk om voor de andere doelgroepen van de banenafspraak een loonwaardemeting aan te vragen. Bijvoorbeeld voor medewerkers die uit de Participatiewet komen. Voor deze mensen geldt geen loondispensatie. Maar werkgevers kunnen voor mensen uit deze doelgroep wel loonkostensubsidie aanvragen. Informatie hierover kunt u inwinnen bij het werkgeversservicepunt. Een loonkostensubsidie vult altijd aan tot maximaal het minimumloon en bedraagt maximaal 70% van het minimumloon. De wijziging van de CAR-UWO staat in de bijlage bij deze brief en gaat in op 1 september 2015. 3. Meer informatie Algemene informatie over de banenafspraak vindt u in de VSO-brochure De overheidswerkgever werkt inclusief! en het Kennisdocument Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op www.vng.nl of www.vso-werkgevers.nl. Informatie over de gemeentelijke taakstelling voor de banenafspraak vindt u in VNG-ledenbrief van 7 april 2015 op www.vng.nl. Informatie over de loonwaarde-meting en over loondispensatie kunt u krijgen bij het UWV. Rechtskrachtbepaling. Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn gemeenten gehouden om uitvoering te geven aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de nadien overeengekomen wijzigingen daarvan. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWO-bepalingen. De CAR en de UWO zijn geen CAO in de zin van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, waardoor overeengekomen wijzigingen niet rechtstreeks doorwerken in de aanstelling van individuele ambtenaren. Op grond van artikel 125 Ambtenarenwet en artikel 160 Gemeentewet is het college verplicht, respectievelijk bevoegd, voor gemeenteambtenaren een lokale arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregeling vast te stellen in de vorm van een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van artikel 107e Gemeentewet heeft de raad deze bevoegdheid voor de griffie.
Betreft arbeidsvoorwaarden garantiebanen Datum 7 september 2015
03/04
De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. Sinds 1 januari 2014 dient dit te geschieden door vermelding in een elektronisch en algemeen toegankelijk gemeenteblad, overeenkomstig de ‘Regeling elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling regelgeving decentrale overheden’. Hoogachtend, Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden
Mw. mr. S. Pijpstra secretaris
Bijlagen: 1. CAR wijzigingen Deze ledenbrief staat ook op www.vng.nl onder brieven.
Betreft arbeidsvoorwaarden garantiebanen Datum 7 september 2015
04/04
Bijlage 1 bij U201501380 Bijlage CAR teksten A. Met ingang van 1 september 2015 wordt artikel 1:2c toegevoegd. Dit artikel komt als volgt te luiden: Aanstellingen op grond van de banenafspraak Artikel 1:2c 1.
In afwijking van artikel 3:1, tweede lid, onderdeel b kan het college salarisschaal A in bijlage IIa vaststellen voor de ambtenaar die op grond van de Wet banenafspraak een aanstelling krijgt omdat hij onder de Participatiewet valt en door beperkingen niet het wettelijk minimumloon kan verdienen.
2.
In afwijking van artikel 3:1, tweede lid, onderdeel b kan het college vaststellen dat de ambtenaar die op grond van de Wet banenafspraak een aanstelling krijgt omdat hij Wajonger is met arbeidsvermogen en voor wie een loonwaarde van minder dan 100% is vastgesteld, recht heeft op een door zijn loonwaarde bepaald percentage van het salaris. Is het door het loonwaarde bepaalde percentage van het salaris lager dan het wettelijk minumumloon, dan is het salaris van de ambtenaar gelijk aan het wettelijk minimumloon.
3.
Voor de in het eerste lid genoemde ambtenaar geldt niet het in artikel 3:6, eerste lid genoemde minimumbedrag voor de eindejaarsuitkering.
4.
Voor de in het eerste lid genoemde ambtenaar geldt niet het in de toelichting op artikel 6:3, tweede lid, genoemde minimumbedrag voor de vakantietoelage.
5.
Voor de in het eerste lid genoemde ambtenaar geldt niet het in artikel 6a:7, eerste lid genoemde minimumbedrag voor de levensloopbijdrage.
6.
Voor de in het tweede lid genoemde ambtenaar geldt als minimumbedrag voor de eindejaarsuitkering het in artikel 3:6, eerste lid genoemde minimumbedrag naar rato van de loonwaarde en de deeltijdfactor.
7.
Voor de in het tweede lid genoemde ambtenaar geldt als minimumbedrag voor de vakantietoelage het in de toelichting op artikel 6:3, tweede lid genoemde minimumbedrag naar rato van de loonwaarde en de deeltijdfactor.
8.
Voor de in het tweede lid genoemde ambtenaar geldt als minimumbedrag voor de levensloopbijdrage het in artikel 6a:7 eerste lid genoemde minimumbedrag naar rato van de loonwaarde en de deeltijdfactor.
9.
Indien het college voor de in het tweede lid genoemde ambtenaar loondispensatie op grond van de Wajong ontvangt, past het college deze loondispensatie toe op het salaris en de daarop gebaseerde toelagen en vergoedingen.
Toelichting op artikel 1:2c. Gemeenten kunnen ambtenaren aanstellen vanwege de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Onder deze wet vallen: (1) Mensen met een WSW-indicatie; (2) Wajongers met arbeidsvermogen; (3) mensen met een WIW-baan of ID-baan; (4) mensen die onder de Participatiewet vallen en die door beperkingen niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Om de instroom van deze doelgroepen te bevorderen, maakt de CAR-UWO het mogelijk om het salaris af te stemmen op de verdiencapaciteit of de loonwaarde. Deze mogelijkheid is beperkt tot de ambtenaren die onder de wettelijke omschrijving vallen van de doelgroepen (4) mensen die onder de Participatiewet vallen, en (2) Wajongers met arbeidsvermogen. 1.
De omschrijving van deze doelgroep staat in de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 38b lid 1 sub a. In salarisschaal A is het salaris bij periodiek 0 het wettelijk minimumloon en is het salaris bij periodiek 11 120% van het wettelijk minimumloon. De bedragen in schaal A worden, in plaats van op de salarisontwikkeling in de Cao Gemeenten, geïndexeerd op de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en elk jaar op 1 januari bijgesteld. De actuele schaalbedragen worden na goedkeuring door het LOGA gepubliceerd op www.car-uwo.nl.
B. Met ingang van 1 september 2015 wordt aan bijlage IIa het volgende toegevoegd: Voor de ambtenaar die valt onder de definitie van artikel 1:2c, eerste lid geldt een aparte schaal: schaal A. Het bedrag van de periodiek 0 is gelijk aan het wettelijk minimumloon. Het bedrag van de periodiek 11 is gelijk aan 120% van het wettelijk minimumloon. De salarisbedragen voor schaal A worden geïndexeerd op de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en elk jaar op 1 januari vastgesteld door het LOGA en gepubliceerd op www.car-uwo.nl.
Notulen van Dagelijks bestuur datum
3 september 2015
aanwezig De heren H.J. Meijer (voorzitter), A.P. Heidema, A.G.J. Strien en B. Koelewijn, mevrouw L.J. Sievers, de heer H. Schreuders, de heer P. Seinen (bij punt 7), mevrouw M. Fransen (verslag). afwezig 1.
Opening
De voorzitter, burgemeester Meijer, opent de vergadering om negen uur. In overleg met de heer Koelewijn wordt agendapunt 5 (vergoedingen kerninstructeurs) nu niet besproken. 2.
Verslag en actielijst vergadering 10 juni 2015
Verslag Het verslag wordt zonder wijzigingen vastgesteld. Naar aanleiding van punt 2 geeft de heer Strien aan dat hij graag terugkoppeling ontvangt over de afhandeling van de afspraken die gemaakt zijn in het gesprek met mevrouw Van der Tas over een aantal operationele brandweerzaken. Mevrouw Sievers geeft aan dat VR IJsselland bezig is om de mogelijkheden die er zijn om aan de lange aanrijtijden in Steenwijkerland tegemoet te komen, uit te zoeken. Actielijst Punt 2 van de actielijst (bij gemeentesecretarissen checken of er nog frictiekosten aan de orde zijn bij de gemeenten als gevolg van de regionalisering) is afgehandeld. De secretaris zorgt voor actualisatie van de actielijst. 3.
Ingekomen stukken / Mededelingen
Ingekomen stukken De volgende stukken worden voor kennisgeving aangenomen: a. consultatie Strategische Agenda (Veiligheidsberaad); b. BDuR junicirculaire (ministerie V&J); c. doelmatigheidsonderzoek verbonden partijen (gemeente Deventer); d. CGV en gewondenkaart, opvolging aanbevelingen ‘Terugkerende knelpunten bij slachtofferregistratie’ (Veiligheidsberaad); e. continuïteitsmonitor Meldkamer (KLMO); f. verzoek bespreking samenwerking reddingsbrigade in Veiligheidsberaad; g. Veiligheidsregio Referentiearchitectuur (Veiligheidsberaad); h. vooraankondiging tweede bestuurlijke IJsselmeerconferentie 2015 (SAMIJ); i. afschrift brief consultatie LMO (Veiligheidsberaad); j. aankondiging onderzoek Staat Rampenbestrijding (inspectie V&J);
Pagina 2 van 7
k. l. m. n.
systeemtest (Inspectie V&J); uitnodiging nationale heldendag (Stichting Carnegie Heldenfonds); uitnodiging installatie burgemeester Segers (Gemeente Staphorst); beroepsschrift De heer J. Zandbergen inzake Algemene Wet Bestuursrecht (Rechtbank Overijssel).
Mededelingen Twee schriftelijke mededelingen over de voortgang van het project ’verbetering bevolkingszorg’ en het werkbezoek van de Commissaris van de Koning zijn vooraf bijgevoegd. In aansluiting op de schriftelijke mededeling over de voortgang van het project ’verbetering bevolkingszorg’ geeft de heer Schreuders aan dat het plan van aanpak terugkomt in het DB. De heer Koelewijn vraagt om ‘Opstellen plan van aanpak n.a.v. evaluatie Bevolkingszorg’ met als deadline 1 december aan de actielijst toe te voegen. De heer Koelewijn vertelt dat hij de heer Robben (namens VR Twente) op bezoek gehad heeft. De heer Robben heeft ideeën ontwikkeld over het werken in regionale crisisteams en wilde deze delen. Hij neemt ook nog contact op met de heer Meijer. Mevrouw Sievers doet de volgende mededelingen: - Het college van B&W van de gemeente Hardenberg heeft Veiligheidsregio IJsselland gecomplimenteerd met de Veiligheidsdag. Veiligheidsregio IJsselland heeft op zijn beurt de gemeente Hardenberg gecomplimenteerd. De heer Heidema stelt voor dat de heer Snijders in het eerstvolgende AB vertelt over de Veiligheidsdag en wat foto’s laat zien. De heer Schreuders is bij de evaluatie die binnenkort plaatsvindt. De heer Koelewijn stelt voor om de evaluatiepunten ook mee te nemen tijdens de presentatie in het AB. Over twee jaar vindt de Veiligheidsdag in Steenwijkerland plaats en over vier jaar in Deventer. - De werving van de nieuwe operationeel leider (vanwege vertrek Martin Cuperus) heeft geresulteerd in de voordracht van Arjan Mengerink. Deze mededeling komt terug in het AB. Hermen de Haan gaat eveneens het assessment en de OL-opleiding doen. Hiermee zorgen we ook voor toekomstig potentieel voor deze functie. - de herijking van de reorganisatie van de politie en de mogelijke gevolgen hiervan voor de LMO vragen om aandacht. Het risico bestaat dat de bestuurlijke aandacht die de reorganisatie van de politie nog gaat vragen, ten koste gaat van de aandacht voor het LMO-traject. Dit kan voor de LMO consequenties hebben op het gebied van governance en financiën. De vraag is ook of de politie op 1 januari 2017, wanneer de LMO een feit zou moeten zijn, wel klaar is voor de LMO. Afgesproken wordt dat mevrouw Sievers hier op ambtelijk niveau in landelijke overleggen aandacht voor vraagt. De heer Meijer vraagt hier op bestuurlijk niveau aandacht voor via regionale overleggen. De heer Heidema belt de heer Lenferink over dit onderwerp. De heer Schreuders schrijft als input een memo over dit onderwerp. - Elie van Strien, commandant van Amsterdam-Amstelland heeft een zwaar motorongeluk gehad.
BESLUITVORMEND 4.
Bekrachtiging Brieven Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA)
Voorstel Te besluiten om 1. De LOGA-brief met betrekking tot de wijziging van hoofdstuk 3 CAR/UWO van 5 juni 2015, per 1 januari 2016 van toepassing te verklaren voor Veiligheidsregio IJsselland;
Pagina 3 van 7
2. De LOGA-brief met betrekking tot de wijziging van hoofdstuk 3 CAR/UWO van 23 juni 2015, met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2015 van toepassing te verklaren voor Veiligheidsregio IJsselland; 3. De LOGA-brief met betrekking tot het overgangsrecht en toelichting hoofdstuk 3 CAR/UWO van 7 juli 2015 van toepassing te verklaren voor Veiligheidsregio IJsselland; 4. De LOGA-brief met betrekking tot de salarismaatregelen 2015-2016 van 13 juli 2015, per 1 oktober 2015 van toepassing te verklaren voor Veiligheidsregio IJsselland. Bespreking De heer Koelewijn vertelt dat dit voorstel voortvloeit uit landelijke ontwikkelingen ten aanzien van de CAR/ UWO. Formeel moet het DB deze landelijke ontwikkelingen van toepassing verklaren. Op 24 september 2015 vindt overleg plaats met het GO van VR IJsselland, waarin de lokale keuzes met betrekking tot de implementatie en uitwerking van hoofdstuk 3 voorgelegd worden. Vervolgens worden in het najaar de rechtspositionele gevolgen op individueel niveau beoordeeld. Daar waar sprake is van overgangsrecht of een wijziging in rechtspositie wordt de medewerker persoonlijk geïnformeerd. Besluit Het dagelijks bestuur stemt in met het voorstel. 5.
Vergoedingen kerninstructeurs
De heer Koelewijn geeft aan dat dit agendapunt niet behandeld wordt, aangezien de financiële gevolgen van het voorstel nog niet volledig te overzien zijn. Dit is bepalend voor de vraag of het voorstel zoals het er nu ligt wel binnen de bestaande kaders past. Naar verwachting kunnen we die duidelijkheid in het volgende DB in oktober geven. Het onderwerp komt dan alsnog terug op de agenda. 6.
Mandaat indiening bezwaarschriften op naheffingsaanslagen btw 2014 en 2015
Voorstel Te besluiten om: 1. in te stemmen met het bezwaarschrift dat EFK Belastingadviseurs namens Veiligheidsregio IJsselland indiende tegen de naheffingsaanslagen btw 2014 en 2015 van de Belastingdienst. 2. mandaat te verlenen aan de commandant brandweer: a. door het dagelijks bestuur: tot het indienen van bezwaar- en beroepschriften tegen belastende beschikkingen en daarbij ondermandaat of machtiging toe te staan aan medewerkers en/of externe deskundigen. b. door de voorzitter: tot het vertegenwoordigen van de veiligheidsregio in en buiten rechte voor bezwaar- en beroepschriften tegen belastende beschikkingen en daarbij ondermandaat of machtiging toe te staan aan medewerkers en/of externe deskundigen. Bespreking De heer Meijer vertelt dat hij onaangenaam verrast was door de naheffingsaanslag omzetbelasting die Veiligheidsregio IJsselland ontvangen heeft over 2014 en een deel van 2015. Om binnen de termijnen te blijven, heeft Veiligheidsregio IJsselland in nauwe samenwerking met de externe fiscalist, inmiddels al bezwaar aangetekend tegen deze aanslag. De heer Koelewijn vraagt of dit bezwaar ook gevolgen kan hebben voor de gemeente Zwolle. Mevrouw Sievers bekijkt of bij dit soort zaken maatwerkafspraken gemaakt kunnen worden. De heer Schreuders voegt dit onderwerp ter informatie toe aan de AB-stukken. Besluit Het dagelijks bestuur stemt in met het voorstel.
Pagina 4 van 7
7.
Procesvoorstel herijking financiering
Voorstel Te besluiten om het algemeen bestuur voor te stellen: 1. de grootste gemene deler van de aandachtspunten van het algemeen bestuur zoals ingebracht in de vergadering van 24 juni jl. als bestuurlijk kader vast te stellen op basis waarvan de voorbereidingen voor de besluitvorming over de herijking van de financiële verdeelsystematiek van Veiligheidsregio IJsselland worden getroffen; 2. in te stemmen met het benutten van de bestaande structuren in de volgorde van overlegplatform financieel adviseurs gemeenten, Veiligheidskring, dagelijks en algemeen bestuur - om de voorbereidingen te treffen voor de besluitvorming over de herijking van de financiële verdeelsystematiek van Veiligheidsregio IJsselland; 3. in te stemmen met de conceptplanning van de procedure tot besluitvorming over de herijking van de financiële verdeelsystematiek van Veiligheidsregio IJsselland; 4. kennis te nemen van de overige parallelle conceptplanningen van separate processen en de mogelijkheden van onderlinge verbinding. Bespreking De heer Seinen sluit aan en geeft een toelichting op dit punt. Naar aanleiding van de bespreking in het DB van 10 juni jl. en de presentatie in het AB van 24 juni jl. is een aangepast voorstel opgesteld. De heer Seinen heeft een interne projectgroep samengesteld. Voor de inventarisatie wordt gebruik gemaakt van inventarisaties die al in andere veiligheidsregio’s gedaan zijn. Zo heeft VNOG onlangs al een uitgebreide inventarisatie gedaan. Er worden diverse indicatoren gebruikt: aantal inwoners, budget uit gemeentefonds en BDuR, historie, et cetera. Je ziet vaak dat combinaties van indicatoren gebruikt worden. Hij had gehoopt dat er ook ergens een link met het risicoprofiel zou zijn, maar deze heeft, zover hij heeft kunnen ontdekken, bij andere regio’s niet tot inpassing in het verdeelmodel geleid. De gedetailleerde planning is vooral bedoeld om inzichtelijk te maken dat er voldoende ruimte is ingebouwd om dit thema te agenderen in de diverse gremia. Tegelijkertijd moet er gaandeweg het proces de flexibiliteit zijn om in te spelen op de behoeften die er zijn. Hij verwacht bijvoorbeeld niet dat alle geplande momenten met de financiële adviseurs nodig zijn. De heer Meijer geeft aan dat het tempo van besluitvorming en het tempo van invoering twee verschillende dingen zijn, die niet door elkaar heen moeten lopen. Bovendien geeft hij aan dat dit onderwerp gemakkelijk gelezen wordt vanuit de gemeenten die nadeel hebben, maar een gemeente kan het voordeel ook hard nodig hebben. De heer Strien vraagt om alle scenario’s in beeld te brengen. De heer Seinen geeft aan dat dat in eerste instantie ook de bedoeling is. De heer Meijer vraagt of het dan niet snel over de uitkomsten gaat, in plaats van over de criteria. De heer Seinen stelt voor om de mogelijke methoden in eerste instantie zonder de financiële consequenties te beschrijven. De heer Heidema hoopt tot een systematiek te komen waarin veranderingen die zich in de loop der tijd voordoen in een gemeente, gemakkelijk verwerkt kunnen worden. Hij staat er achter om het eerst over de criteria te hebben en pas daarna de bijbehorende cijfers te zien. Hij vindt het belangrijk om de tijd te nemen voor een zorgvuldig proces van besluitvorming. De heer Meijer vraagt de uitlegbaarheid van het gekozen systeem als één van de criteria mee te nemen. De heer Strien vindt het belangrijk dat het een goed doordacht verhaal wordt. Hij sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Heidema. Met name de flexibiliteit bij veranderende gegevens binnen een gemeente (bijvoorbeeld aantal inwoners) vindt hij belangrijk. Daarnaast wil hij ter overweging inbrengen dat de focus op historische kosten op een gegeven moment losgelaten wordt. Tevens vraagt hij zich af wat de positie is van de gemeenteraad in deze discussie. Als deze via de begroting loopt, is het wel een heel ingedikte discussie. Daartegenover is het de vraag of het zinvol is om deze discussie geïsoleerd binnen de gemeenteraad aan de orde te stellen. De heer Heidema vindt dit een goed punt. Hij staat er wel achter om dit via de begroting aan de orde te stellen,
Pagina 5 van 7
maar dan wel heel expliciet en niet verstopt. De heer Strien vraagt of deze discussie meegenomen kan worden in de begroting van 2017, terwijl de verwerking pas plaatsvindt in de begroting van 2018. Het effect kan zichtbaar gemaakt worden in de meerjarenbegroting. De heer Koelewijn staat achter het voorstel. Diplomatie en transparantie zijn van belang. Hij gaat de gemeenteraad inlichten over dit punt. Hij vraagt aandacht voor de ondersteuning van de burgemeesters bij het op een goede manier betrekken van college en raad. Hier kan bijvoorbeeld op de veiligheidsavond aandacht aan besteed worden. De heer Meijer is het hiermee eens. Zijn raad weet dat dit loopt. De heer Seinen vraagt of de tussenstap met criteria, zonder cijfers interessant is voor de raad. De heer Heidema geeft aan dat criteria de raad niet interesseren, maar de cijfers wel. Levert het geld op of kost het geld? Mevrouw Sievers brengt in dat voorbeelden van hoe het gewerkt heeft in andere regio’s wellicht interessant zijn voor de raad. De heer Meijer vraagt om de wijze waarop de gemeenteraad betrokken kan worden op te nemen in de notitie. De heer Strien vraagt of een nieuwsbrief of flyer voor gemeenteraadsleden kan helpen. Mevrouw Sievers heeft de ervaring dat het verstrekken van informatie via een directe lijn naar gemeentesecretarissen en griffies het beste werkt. De heer Heidema stelt voor dat dit punt meegenomen wordt in een rondje langs de gemeenteraden. Zijn ervaring is dat nieuwsbrieven slecht gelezen worden. Mevrouw Sievers zorgt ervoor dat in het voorjaar bezoeken aan de gemeenteraden gepland worden. Besluit Het dagelijks bestuur stemt in met het voorstel, met die aanpassing dat hierin nog verwerkt wordt hoe de gemeenteraden meegenomen worden. OPINIËREND 8.
Evaluatie organisatie
De heer Strien geeft aan dat bij de regionalisering van de brandweer per 1 januari 2014 het bestuur veel aandacht had voor het aantal en de samenstelling van de brandweerclusters en het aantal managementlagen. Bij de besluitvorming in het AB is de afspraak gemaakt om het gekozen organisatiemodel van brandweerclusters na twee jaar te evalueren. Het besluit over de organisatiestructuur stond indertijd los van de financiële verdeelsystematiek. In het verlengde daarvan staat ook deze evaluatie van de brandweerorganisatie los van de herijking van de financiële verdeelsystematiek. De evaluatie richt zich primair op de brandweerorganisatie waarbij de volgende onderwerpen centraal staan: aantal clusters en geografische indeling, aantal managementlagen en innovatieve elementen. Tevens zal de evaluatie zich richten op de vraag of de organisatie aan de verwachtingen van de elf gemeenten voldoet. Doel van deze bespreking is om met elkaar van gedachten te wisselen over de kaders van deze evaluatie. Dit als input voor een nog op te stellen procesvoorstel. De heer Heidema lijkt het verstandig om de samenwerkingspartners bij deze evaluatie te betrekken. De heer Strien geeft aan dat zij binnen de context van deze evaluatie worden meegenomen. Er wordt ook naar andere regio’s gekeken. De heer Koelewijn vraagt of er al genoeg ervaring is om zaken te veranderen. De heer Strien geeft aan dat die ervaring er wel is op het gebied van de clusterindeling. De evaluatie kan daarnaast ook tot ontwikkelpunten leiden, in plaats van een structuurverandering. Het is niet de bedoeling om de hele organisatie weer op zijn kop te zetten.
Pagina 6 van 7
INFORMEREND 9.
BDuR-circulaire juni 2015
De heer Meijer geeft aan dat de incidentele effecten van de lagere bijdrage uit de BDuR opgevangen kunnen worden binnen de bestaande begroting. De structurele effecten vanaf 2017 moeten in de vorm van besparingen opgevangen worden. Het DB neemt kennis van de BDuR-circulaire juni 2015 en de consequenties voor Veiligheidsregio IJsselland. 10.
Project Structureel Terugdringen Onechte en Ongewenste Meldingen (STOOM)
Het DB neemt kennis van deze rapportage over de voortgang van het project STOOM in IJsselland, inhoudende dat: a. in 2014 gestart is met het invoeren van verificatie op automatische brandmeldingen; b. in 2014 verder ingezet is op het afsluiten van de doormelding bij objecten waarvoor deze niet wettelijk vereist is; c. het doel van STOOM om eind 2016 een reductie van 50% van het aantal meldingen t.o.v. van 2011 te behalen. Op dit moment is het aantal meldingen met 39% gereduceerd t.o.v. 2011; d. juridische handhaving (last onder dwangsom) op dit moment niet noodzakelijk is om het projectdoel te behalen. De heer Schreuders geeft aan dat na het verzenden van de DB-stukken door de opstellers enkele aanpassingen in dit stuk doorgevoerd zijn. De aangepaste versie zit dus niet bij deze vergaderset en is gezien de beperkte impact van de wijzigingen niet nagezonden. De nieuwe versie gaat mee met de verzending van de AB-stukken. De heer Strien vraagt of de gemeenten nog steeds bevoegd gezag zijn. De gemeenten gingen destijds verschillend om met het afsluiten van de automatische meldingen van gemeentelijke objecten. Hoe is dit nu? Mevrouw Sievers zoekt dit uit. 11.
Conceptagenda Districtelijk Veiligheidsoverleg 23 september 2015
De heer Heidema zit deze vergadering voor in afwezigheid van de voorzitter, die de Koning ontvangt vanwege de opening van Wehkamp. De heer Koelewijn is eveneens afwezig. De vergadering vindt plaats bij de Penitentiaire Inrichting in Zwolle. Het punt over de kerninstructeurs gaat van de agenda af.
12.
Programma bestuurdersdag 7 oktober 2015
Het DB neemt kennis van het conceptprogramma van de bestuurdersdag op 7 oktober voor wat betreft het deel dat door de veiligheidsregio wordt voorbereid. Het totale en definitieve programma volgt na afstemming met Politie en RCIV. De heer Meijer geeft aan dat hij ernaar streeft om in het AB van 23 september het definitieve programma kenbaar te maken. De heer Strien geeft aan dat de opening door de voorzitter (in plaats van door hem zelf) kan gebeuren. Tevens raadt hij aan om in de toelichting op te nemen waarom er zoveel brandweeronderwerpen op de agenda staan.
Pagina 7 van 7
13.
Netcentrisch werken in het geneeskundig netwerk
Het DB neemt kennis van de voortgang rond netcentrisch werken in het geneeskundig netwerk. 14.
Vergaderschema 2016
Het vergaderschema 2016 wordt voor kennisgeving aangenomen. 15.
Rondvraag
De heer Strien heeft een brief ontvangen van het Rijk over agressie tegen werknemers en de handelingsperspectieven die er zijn. Hij vraagt of Veiligheidsregio IJsselland op de hoogte is van de campagne, die in oktober start. Mevrouw Sievers geeft aan dat deze campagne bekend is. Ze vertelt dat er binnen de brandweer veel aandacht is voor dit onderwerp, zowel op landelijk als op regionaal niveau. Op landelijk niveau zit dit onderwerp in haar portefeuille. De veiligheidsregio biedt trainingen op dit gebied aan. De heer Meijer vertelt dat de voorjaarsrapportage komende week geagendeerd is in de gemeenteraad van Zwolle. De SP heeft aangegeven het weerstandsvermogen te hoog te vinden. De heer Schreuders zorgt voor een memo over dit onderwerp. De heer Strien vraagt zich af of het P&C-proces efficiënter kan. De GGD voert begrotingswijzigingen in de voorjaarsrapportage bijvoorbeeld pas door bij de tweede bestuursrapportage, waardoor de voorjaarsrapportage niet ter goedkeuring aangeboden hoeft te worden aan de gemeenten. De heer Schreuders geeft aan dat hij in gesprek is met de GGD om te bekijken of we wederzijds van elkaars P&C-cyclus kunnen leren. 16.
Sluiting
Om 10.30 uur sluit de voorzitter de vergadering.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 oktober 2015. De heer drs. H.J. Meijer
De heer drs. H. Schreuders
voorzitter
secretaris