Rapport
Rapport over een klacht over gedragingen van het regionale politiekorps Flevoland en het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond. Bestuursorgaan: De beheerder van het regionale politiekorps Flevoland (de burgemeester van Almere) De beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond (de burgemeester van Rotterdam) Datum: 14 maart 2011 Rapportnummer: 2011/093
2
Klacht Op 27 juni 2009 is de pinpas van de dochter van verzoeker in Rotterdam gestolen door een bekende van haar. Deze man heeft daarmee € 1.000,- van haar bankrekening gehaald via een pinautomaat in Rotterdam. Zij heeft daarvan op 29 juni 2009 aangifte gedaan bij het regionale politiekorps Flevoland. Verzoeker klaagt erover dat zowel het regionale politiekorps Flevoland als het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond de aangifte niet goed heeft afgehandeld, door over en weer naar elkaar te verwijzen als het korps dat het onderzoek zou moeten verrichten, zonder in de tussentijd opsporingshandelingen te doen. Tevens klaagt verzoeker erover dat het regionale politiekorps Flevoland zijn verzoek om een schadevergoeding heeft afgewezen. Feiten en Visies Wat is er gebeurd? Op 29 juni 2009 deed de dochter van verzoeker aangifte van oplichting/diefstal door een bekende dader bij het politiebureau in haar woonplaats Lelystad. Omdat de diefstal van haar pinpas in Rotterdam had plaatsgevonden, werd haar beloofd dat haar aangifte zou worden opgestuurd naar het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond. De afhandeling zou in Rotterdam plaatsvinden. Verzoeker heeft daarop diverse keren geïnformeerd naar de afhandeling van de aangifte, zowel bij de politie in Lelystad als in Rotterdam. De medewerkers van de afdeling intake en service aan de balie en die van het politieservicecentrum 0900-8844 bij respectievelijk Rotterdam en Flevoland verwezen naar elkaar. Op 6 augustus 2009 diende verzoeker een klacht in bij de politie te Lelystad en bij de politie te Rotterdam. Hij klaagt over de onduidelijkheid over de afhandeling van de aangifte. Het regionale politiekorps Flevoland reageerde op 27 augustus 2009 op de klacht. In de brief staat onder meer het volgende: "… Uw eerste vraag waar de aangifte is, kan ik u berichten, dat de aangifte van uw dochter op 2 juli 2009 is opgestuurd naar de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, bureau Marconiplein. Het strafbare feit heeft plaatsgevonden in Rotterdam en aldaar zal haar aangifte in onderzoek genomen worden. Dat een aangifte wordt opgestuurd naar een politiekorps alwaar het feit heeft plaatsgevonden is landelijk beleid. Derhalve wordt de aangifte van uw dochter niet door het politiekorps Flevoland onderzocht…". Op 21 oktober 2009 werd verzoeker gebeld door een ambtenaar van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond. Deze ambtenaar deelde aan verzoeker mee dat het
2011/093
de Nationale ombudsman
3
proces-verbaal van de aangifte van zijn dochter twee weken eerder was ontvangen. De medewerker gaf aan dat de zaak niet meer kon worden opgepakt omdat er geen camerabeelden meer beschikbaar waren. De termijn voor het bekijken van camerabeelden was inmiddels verstreken. Op 22 oktober 2009 ontving verzoeker een reactie op zijn klacht van het politiekorps Rotterdam. In de brief van de districtschef is de volgende passage opgenomen: "…Ten eerste wil ik u laten weten dat ik het heel vervelend vind dat u steeds bent doorverwezen en dat u te lang heeft moeten wachten voordat vragen zijn beantwoord. De heer V. (van de politie Rotterdam) heeft inmiddels contact met u opgenomen en hij heeft uw vragen beantwoord. Helaas konden de beelden niet meer worden opgevraagd omdat er te veel tijd is verstreken. Daarnaast heeft de heer V. aangegeven dit te begrijpen en u heeft aangegeven dat u verder de reactie van de politie in Lelystad afwacht….". Verzoeker wil na het seponeren van de aangifte de politie aansprakelijk stellen voor de schade die zijn dochter heeft geleden als gevolg van niet tijdig opvragen van de camerabeelden. De dochter van verzoeker wilde zich als civiele partij voegen in de strafzaak tegen de dader. Het verzoek om een schadevergoeding aan verzoeker werd als interventie op 6 januari 2010 door de Nationale ombudsman aan beide korpsen voorgelegd. In het kader van de interventie deelde de klachtbehandelaar van de politie Rotterdam-Rijnmond op 19 februari 2010 telefonisch mee dat gebleken was dat de fout bij de politie Flevoland lag, omdat de aangifte niet naar de recherche in Rotterdam was gestuurd maar naar het archief. Daardoor is de aangifte niet tijdig op de juiste plek beland. De politie Flevoland liet weten het verzoek om een schadevergoeding af te handelen. Bij brief van 23 februari 2010 deelde de regionaal klachtenbehandelaar van het politiekorps Flevoland echter aan verzoeker mee dat zij de schadeclaim afwijzen omdat de politie niet nalatig zou zijn geweest. De aangifte is op 29 juni 2009 opgenomen door de politie te Lelystad. De aangifte is vervolgens op 2 juli 2009 aan de politie te Rotterdam doorgezonden voor verdere behandeling, aldus de politie Flevoland. De politie wijst de politie Rotterdam-Rijnmond aan als verantwoordelijk korps. De korpsbeheerder van Rotterdam-Rijnmond stelde zich in de brief van 18 juni 2010 op het standpunt dat er geen sprake is geweest van verwijtbare nalatigheid. Een en ander was voor de Nationale ombudsman aanleiding om op 12 april 2010 een onderzoek te openen.
2011/093
de Nationale ombudsman
4
Ten aanzien van het afhandelen van de aangifte Hoe kijkt verzoeker ertegen aan? Verzoeker is van mening dat: de politie Flevoland en/of Rotterdam-Rijnmond de aangifte van zijn dochter niet goed hebben afgehandeld; de beide korpsen hun bedrijfsvoering over het afhandelen van aangiften en het juist informeren van de slachtoffers zouden moeten aanpassen; de korpsen hun gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor burgers die het slachtoffer van een misdrijf worden onvoldoende inhoud hebben gegeven; een excuus op zijn plaats zou zijn; als gevolg van dit handelen het niet meer mogelijk is om de schade op de dader te verhalen. Wat is de visie van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond? Over het klachtonderdeel waarbij het gaat over het heen en weer sturen van verzoeker naar beide korpsen om informatie te krijgen over de afhandeling van de aangifte stelt de korpsbeheerder van de politie Rotterdam-Rijnmond: "… De politie Flevoland verwijst terecht naar Rotterdam-Rijnmond als het korps dat verantwoordelijk is voor het onderzoek. Het is inderdaad vast beleid dat het korps waaronder de gemeente ressorteert waarin het strafbare feit gepleegd is, het onderzoek ter hand neemt. Dat veronderstelt echter wel dat de politie Flevoland het door haar opgenomen proces-verbaal aan Rotterdam-Rijnmond ter beschikking heeft gesteld. De politie Flevoland stelt dat zij de aangifte op 2 juli 2009 heeft doorgestuurd naar Rotterdam/Rijnmond. Ervan uitgaand dat deze mededeling juist is, betekent dit dat rekening houdend met het feit dat verzending en inboeken van de post nu eenmaal enkele dagen extra kost en er ook nog eens een weekend tussen zat - de afdeling die verantwoordelijk was voor het invoeren van de gegevens in het Rotterdamse bedrijfsprocessensysteem dit op z'n aller vroegst op 9 juli 2009 had kunnen doen. Vanaf dat moment had de zaak beoordeeld kunnen worden - aan de hand van de door het OM vastgestelde prioriteiten - door de afdeling opsporing. Met de bewaartermijn die staat voor camerabeelden (veertien dagen) , acht ik de kans groot dat de beelden - ook als er niets mis was gegaan - op het moment dat het onderzoek zou zijn begonnen reeds vernietigd waren.
2011/093
de Nationale ombudsman
5
In het bedrijfsprocessensysteem is echter niets te vinden van de ontvangst van het proces-verbaal. Eerst naar aanleiding van een rappel van de klachten coördinator van de politie Flevoland, op of rond 28 augustus 2009, kon de registratie in het eigen systeem worden ingevoerd. Ik heb in het bedrijfsprocessensysteem niets terug kunnen terug vinden van telefoontjes van het slachtoffer en/of haar familie. Ik sluit echter niet uit dat deze er wel geweest zijn. Ik stel echter tevens vast dat, zolang de zaak niet bekend was in Rotterdam-Rijnmond men niet anders kon dan verwijzen naar de politie Flevoland…". Wat is de visie van de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland? De beheerder van het regionale politiekorps Flevoland blijft in haar reactie bij het standpunt dat de politie Rotterdam-Rijnmond verantwoordelijk was voor de afhandeling van de aangifte van de dochter van de heer H. De korpsbeheerder stelt dat bij het doorzenden van de aangifte de gebruikelijke procedure is gehanteerd. Wat was de reactie van de heer H. hierop? In zijn reactie op de standpunten van de korpsen schreef de heer H. het volgende: “…Het is spijtig dat beide korpsen deze klacht niet gemeenschappelijk hebben opgepakt waarbij de verantwoordelijkheid ook samen is genomen. Voor mij is er maar één Nederlandse politie. Ik begrijp echter dat ik met twee bestuursrechtelijke entiteiten te maken heb die kennelijk geen gemeenschappelijke verantwoordelijkheid kunnen dragen. Vreemd blijft dan wel dat je wel in Flevoland aangifte kunt doen van een misdrijf dat zich in Rotterdam heeft afgespeeld. Over de reactie van de korpsbeheerder over het uitkijken van camerabeelden: “…De korpsbeheerder van Rotterdam-Rijnmond geeft aan dat de zaak op z'n vroegst op 9 juli ingevoerd had kunnen worden. Uitkijken van de beelden was dan te laat geweest. Hij schrijft dat de beelden door de ING slechts veertien dagen bewaard blijven. Ik heb zelf met de fraudeafdeling gebeld in die periode. Daar werd mij verteld dat de beelden tenminste één maand bewaard blijven. Mocht 9 juli toch te laat zijn, waarom mocht mijn dochter dan wel in Flevoland aangifte doen? …". Informatie CBP Volgens de informatie van het College Bescherming Persoonsgegevens bedraagt de wettelijk bewaartermijn voor camerabeelden op openbare plaatsen vier weken. Deze termijn is bestemd voor beelden die geen aanleiding geven tot nader onderzoek of specifiek opsporingsonderzoek. De bewaartermijn kan worden verlengd als beelden van strafbare feiten zijn vastgelegd die gebruikt kunnen worden als bewijsmateriaal in een strafprocedure. Voor de overige camerabeelden geldt als richtsnoer een bewaartermijn van 24 uur. Indien in die periode geen incidenten hebben plaatsgevonden, is er geen reden om
2011/093
de Nationale ombudsman
6
de gemaakte opnamen langer te bewaren. Deze zullen dan verwijderd moeten worden. II. Ten aanzien van het vergoeden van de schade De heer H. heeft steeds benadrukt dat het hem niet primair te doen is om een schadevergoeding. Het indienen van een verzoek om schadevergoeding hield verband met het feit dat zijn dochter als gevolg van het handelen van de politie niet in de gelegenheid was om de schade te verhalen op de bekende dader. Tijdens het onderzoek bleek dat de dader wegens andere feiten is aangehouden en op 17 maart 2010 heeft verklaard schuldig te zijn aan de diefstal van de bankpas van de dochter van de heer H. De dochter van de heer H. was niet op de hoogte gesteld van de aanhouding van de dader en het doorzenden van de strafzaak naar het openbaar ministerie. Naar aanleiding van deze mededeling heeft de Nationale ombudsman het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond gevraagd de dochter van de heer H. te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de strafzaak. Hierdoor was de dochter van de heer H. in de gelegenheid zich alsnog als benadeelde partij te voegen in de strafzaak. Nu de dochter van de heer H. de schade die zij heeft geleden alsnog kan verhalen op de dader, acht de Nationale ombudsman een oordeel over de behoorlijkheid van de beslissing tot het afwijzen van een schadevergoeding niet langer opportuun. De Nationale ombudsman zal dan ook bij de beoordeling het klachtonderdeel over het afwijzen van de schade door het politiekorps Flevoland buiten beschouwing laten. Overigens lijkt het de Nationale ombudsman wel juist als een excuus wordt aangeboden. Motivering van het oordeel Waaraan toetst de Nationale ombudsman? Het vereiste van goede samenwerking houdt in dat overheidsinstanties bij het vervullen van hun taken niet primair kijken naar de organisatiebelangen en doelen van de eigen organisatie, maar in het belang van burgers, bedrijven en instellingen goed samenwerken, zelfs als die samenwerking nadelen oplevert voor een bepaalde overheidsinstantie. Dit brengt met zich mee dat als een aangifte wordt gedaan waarbij meerdere korpsen betrokken zijn, zo snel mogelijk een goede afstemming plaatsvindt over de afhandeling van de aangifte en de communicatie naar de aangever(s). Hoe luidt het oordeel?
2011/093
de Nationale ombudsman
7
De Nationale ombudsman is van oordeel dat beide korpsen bij de afhandeling van deze aangifte steken hebben laten vallen. Het is duidelijk geworden dat de aanname van de politie Flevoland dat het enkele doorsturen van een aangifte impliceert dat de aangifte bij de juiste persoon/afdeling terecht komt, niet realistisch is. De Nationale ombudsman heeft niet met zekerheid kunnen vaststellen of het korps Flevoland de aangifte daadwerkelijk op 2 juni 2009 heeft doorgezonden naar het korps Rotterdam-Rijnmond. De gebrekkige communicatie tussen beide korpsen heeft er in ieder geval toe geleid dat deze aangifte niet het vervolg heeft gekregen dat een burger mag verwachten, namelijk het doen van opsporingsonderzoek. Van de politie Flevoland had verwacht mogen worden dat men het belang van het opvragen van camerabeelden bij de pinautomaat had ingezien en dat men om die reden onmiddellijk persoonlijk contact had opgenomen met de politie Rotterdam-Rijnmond. Er is tijd verloren gegaan waardoor noodzakelijke opsporingshandelingen niet zijn uitgevoerd. Dat de dader later wegens andere feiten is aangehouden en toen ook dit feit heeft bekend, doet daaraan niet af. De Nationale ombudsman is ervan overtuigd dat tijdig persoonlijk contact tussen beide korpsen de onduidelijkheid over de afhandeling van de aangifte direct had kunnen wegnemen. Met de verzoeker kan de Nationale ombudsman zich eveneens niet aan de indruk onttrekken dat beide korpsen geen gemeenschappelijke verantwoordelijkheid kunnen of willen dragen voor een correcte afhandeling van de aangifte. Er kan altijd iets mis gaan bij het doorsturen van een aangifte van het ene korps naar het andere korps. Een burger dient er in dat geval op te kunnen rekenen dat de politie het initiatief neemt om te verifiëren en te corrigeren. Het kan niet zo zijn dat de politie pas actie gaat ondernemen na een lange vergeefse zoektocht van een oplettende burger. De Nationale ombudsman kan overigens de opmerking van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond over het verstrijken van de termijn van twee weken voor het nazien van camerabeelden niet plaatsen. Ervan uitgaand dat de camera's zich op een openbare plaats bevonden, is de bewaartermijn volgens de informatie van het College Bescherming Persoonsgegevens vier weken. Het geheel overziend is de Nationale ombudsman van oordeel dat door beide korpsen is gehandeld in strijd met het vereiste van goede samenwerking. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
Conclusie De klacht over de onderzochte gedragingen van het regionale politiekorps Flevoland en het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond is gegrond ten aanzien van het behandeling en doorsturen van de aangifte, wegens schending van het vereiste van goede samenwerking.
2011/093
de Nationale ombudsman
8
Aanbeveling De Nationale ombudsman geeft de Raad van korpschefs in overweging maatregelen te treffen opdat het overdragen van aangiften van het ene korps naar het andere op zodanige wijze geschiedt dat zekerheid bestaat dat de behandeling van de aangifte hierdoor geen vertraging ondervindt. Toelichting bij de aanbeveling De Nationale ombudsman heeft de afgelopen jaren een aantal klachten ontvangen over dit onderwerp. Uit de ontvangen klachten leidt de Nationale ombudsman af dat het doorsturen van aangiften van het ene korps naar het andere korps niet altijd soepel verloopt. Voor een burger is het niet transparant wat hij van de politie kan verwachten. De Nationale ombudsman zal zich dan ook tot de Raad van korpschefs wenden en hen in overweging geven om meer verantwoordelijkheid te geven aan de personen die belast zijn met het doorsturen van een aangifte. Door persoonlijk contact op te nemen en per omgaande ontvangstbevestiging te vragen van het proces-verbaal aan de collega van het ontvangende korps voorkomt men miscommunicatie. Ook is het van belang zorg te dragen voor een volgsysteem om te waarborgen dat gevolg wordt gegeven aan het verzoek om een ontvangstbevestiging. De Nationale ombudsman, dr. A.F.M. Brenninkmeijer
Onderzoek Op 26 februari 2010 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer van H. met een klacht over gedragingen van het regionale politiekorps Flevoland en het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland (de burgemeester van Almere) en de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond (de burgemeester van Rotterdam), werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd aan de korpsbeheerders verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van Rapport gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker
2011/093
de Nationale ombudsman
9
berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Het korps Flevoland en Rotterdam-Rijnmond gaven binnen de gestelde termijn geen reactie. 2 03404 de Nationale ombudsman
2011/093
de Nationale ombudsman