RAAD VA DE EUROPESE UIE
Brussel, 24 april 2009 (30.04) (OR. fr)
B PU
6094/1/09 REV 1
OTA van: aan: Betreft:
C
JUSTCIV 32 COSOM 21
LI
LIMITE
het voorzitterschap het Comité burgerlijk recht (overeenkomsten) Ontwerp-verslag aan de Raad betreffende het tot stand brengen van een gemeenschappelijk referentiekader voor het Europees contractenrecht
I.
ILEIDIG
1.
De Raad JBZ heeft in april 2007 besloten het Comité burgerlijk recht op te dragen een standpunt van de Raad over de fundamentele aspecten van een toekomstig gemeenschappelijk referentiekader te bepalen.1
2.
Een standpunt inzake vier fundamentele aspecten van het gemeenschappelijk referentiekader (doel, toepassingsgebied, inhoud en rechtsgevolgen) is op 18 april 2008 door de Raad JBZ goedgekeurd 2.
1 2
8548/07 JUSTCIV 90. 8286/08 JUSTCIV 68 CONSOM 39.
6094/1/09 REV 1
mak/KS/fb DG H 2A
Conseil UE
1
LIMITE L
3.
In aansluiting op dat standpunt heeft de Raad JBZ op 28 november 2008 een reeks conclusies aangenomen, met enkele belangrijke richtsnoeren voor de verdere werkzaamheden (structuur, toepassingsgebied, eerbiediging van de diversiteit, en betrokkenheid van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie bij het tot stand brengen van het gemeenschappelijk referentiekader) 1. Zowel in het standpunt als in de conclusies is bepaald dat het Comité burgerlijk recht regelmatig aandacht zal besteden aan de werkzaamheden van de Commissie betreffende het gemeenschappelijk referentiekader (hierna "GRK").
4.
Om te zorgen voor een regelmatige follow-up van de besprekingen en de eerder aangenomen richtsnoeren te verduidelijken en aan te vullen, heeft het voorzitterschap op 8 januari 2009 2 een vragenlijst aan de delegaties voorgelegd en hun verzocht schriftelijk te antwoorden.
5.
Naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen en de gevoerde besprekingen verzoekt het Comité burgerlijk recht het Coreper de Raad aan te bevelen de onderstaande richtsnoeren goed te keuren en voor te stellen dat de Commissie er bij haar toekomstige werkzaamheden rekening mee houdt.
II.
BESPROKE PUTE
6.
De Raad heeft gesteld dat hij voor het GRK een drieledige structuur wenst: één onderdeel met definities van de kernbegrippen van het contractenrecht, één met grondbeginselen van het contractenrecht die de lidstaten gemeen hebben en één met modelvoorschriften.
7.
In de antwoorden op de vragenlijst en in aansluiting daarop in de besprekingen in het Comité burgerlijk recht is derhalve specifiek ingegaan op a) de aan te nemen grondbeginselen, b) de op te nemen definities en c) de vast te stellen modelvoorschriften. Het Comité besprak ook d) de wijze waarop het GRK zich moet verhouden tot de voorgestelde richtlijn over consumentenrechten 3 en e) de vorm van het instrument tot vaststelling van het GRK.
1
2 3
15306/08 JUSTCIV 236 CONSOM 167. Voor een geconsolideerde versie van de verschillende Raadsconclusies, zie 5784/09 JUSTCIV 27 CONSOM 11. 5116/09 JUSTCIV 2 CONSOM 2. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten (COM(2008) 614 def.) (14183/08 CONSOM 140 JUSTCIV 220 CODEC 1315).
6094/1/09 REV 1
mak/KS/fb DG H 2A
2
LIMITE L
a)
Grondbeginselen
8.
De Raad heeft bevestigd dat in een deel van het GRK gemeenschappelijke grondbeginselen van het contractenrecht geformuleerd zullen worden, eventueel tezamen met richtsnoeren voor gevallen waarin uitzonderingen op die beginselen nodig zijn.
9.
In dit verband acht het Comité burgerlijk recht het wenselijk nu al een aantal grondbeginselen vast te stellen die zeker moeten worden opgenomen in dit deel van het GRK. Die beginselen kunnen van toepassing zijn op alle fasen van de contractuele relatie, inclusief de precontractuele fase, of beperkt zijn tot de sluiting van het contract, tot de gevolgen van het contract of tot de beëindiging van de verplichtingen die de partijen zijn aangegaan, zonder evenwel uit de sluiten dat het GRK andere beginselen zal bevatten.
10.
Van de beginselen die wellicht tijdens de hele contractuele relatie van toepassing zijn, dienen bij wijze van voorbeeld de onderstaande te worden vermeld: –
het beginsel van de contractuele vrijheid (autonomie van de partijen),
–
het beginsel van de bindende kracht van het contract (pacta sunt servanda),
–
het rechtszekerheidsbeginsel,
–
het loyauteitsbeginsel, dat onder meer de beginselen van de goede trouw en de redelijkheid behelst;
–
het beginsel van de gelijkheid van partijen, waaronder tot op zekere hoogte het beginsel van bescherming van de zwakkere partij valt, in contracten waarin de partijen niet op gelijke voet staan.
b)
Definities
11.
Volgens de Raad moet een deel van het GRK bestaan uit definities van de kernbegrippen in het contractenrecht.
12.
Het Comité burgerlijk recht vindt in verband hiermee dat het nog te vroeg is om precies te bepalen welke definities het GRK moet bevatten.
6094/1/09 REV 1
mak/KS/fb DG H 2A
3
LIMITE L
13.
Wel vindt het Comité dat de definities hoe dan ook rechtstreeks in verband moeten staan met het algemene contractenrecht en met de werkingssfeer en de prioriteiten van het GRK, zoals omschreven in eerdere Raadsconclusies. Sommige definities betreffende contracten of concepten die niet onder de reikwijdte van het GRK vallen, moeten derhalve worden weggelaten. Anderzijds moeten andere definities betreffende bepaalde contractsoorten die onder het GRK vallen, worden opgenomen. Voldoende aandacht moet worden gegeven aan de definities op het gebied van consumentencontracten, omdat dit een belangrijk onderdeel van het communautair acquis op het gebied van het contractenrecht is. In dit verband zou het nuttig zijn om enkele kernbegrippen die specifiek zijn voor het recht inzake consumentencontracten, te verduidelijken.
c)
Modelvoorschriften
14.
De Raad heeft verduidelijkt dat een deel van het GRK "modelvoorschriften" moet bevatten, steunend op de basisbeginselen en met gebruikmaking van de gekozen definities.
15.
Het Comité burgerlijk recht is overeengekomen dat de modelvoorschriften een algemeen karakter moeten hebben, zodat zij op alle contracten van toepassing kunnen zijn, en in zodanig ruime bewoordingen moeten worden opgesteld dat zij gemakkelijk aan alle contractuele situaties kunnen worden aangepast.1 .
16.
Het Comité is van mening dat het aantal modelvoorschriften evenredig moet zijn met hetgeen noodzakelijk is, gelet op het toepassingsgebied en de doelstellingen van het GRK. Voorts zou het GRK alternatieve oplossingen kunnen bieden voor situaties waarin een vervangend modelvoorschrift nuttig kan blijken.
d)
Verband met consumentenrecht
17.
In zijn vorige conclusies heeft de Raad uitdrukkelijk gesteld dat consumentencontracten onder de werkingssfeer van het GRK vallen. Het Comité burgerlijk recht is derhalve begonnen met een discussie over de wijze waarop de bepalingen van het richtlijnvoorstel over consumentenrechten weerspiegeld moeten worden in het GRK.
1
Het Comité zou zich kunnen beraden op de eventuele toevoeging van de volgende zin aan punt 15: "Overwogen zou kunnen worden om voor sommige bijzondere contracten, met name consumentencontracten, in het GRK enkele meer specifieke modelvoorschriften op te nemen.".
6094/1/09 REV 1
mak/KS/fb DG H 2A
4
LIMITE L
18.
Het Comité acht het van groot belang ervoor te zorgen dat de twee ontwerpen, die weliswaar los van elkaar staan, consistent zijn wat contractuele aangelegenheden betreft en geen uiteenlopende voorschriften bevatten. Te dien einde zou het wenselijk zijn om tijdens het tot stand brengen van het GRK de ontwikkelingen in de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel te volgen en in aanmerking te nemen.
19.
Het Comité onderkent evenwel dat, aangezien het GRK aan andere behoeften en doelstellingen moet voldoen dan het richtlijnvoorstel, het overweging verdient om het GRK met betrekking tot consumentencontracten een ruimer toepassingsgebied te geven dan dat van het richtlijnvoorstel, en er tegelijk voor te zorgen dat het voldoet aan het bepaalde in het richtlijnvoorstel.
e)
Vorm van het GRK
20.
Het Comité burgerlijk recht acht het in dit stadium nog te vroeg om te beslissen over de vorm waarin het GRK moeten worden ingediend. De vorm moet echter zodanig zijn dat een nietbindend instrument kan worden opgesteld met een aantal richtsnoeren die de wetgevers op communautair niveau kunnen gebruiken als gemeenschappelijke inspiratiebron of als referentie in het wetgevingsproces. Daarom valt niet uit te sluiten dat het GRK de vorm kan aannemen van, bijvoorbeeld, een akkoord tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie.
III. BESLUIT
21.
Het Comité burgerlijk recht verzoekt het Coreper de Raad aan te bevelen: a)
dit verslag goed te keuren als het standpunt van de Raad inzake bepaalde aspecten van het GRK;
b)
dit verslag aan de Commissie toe te zenden, met het verzoek er rekening mee te houden bij haar toekomstige werkzaamheden betreffende het GRK;
c)
dit verslag ter informatie toe te zenden aan het Europees Parlement; en
d)
er nota van te nemen dat het Comité burgerlijk recht de werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot het GRK regelmatig zal blijven volgen. _______________
6094/1/09 REV 1
mak/KS/fb DG H 2A
5
LIMITE L