Heerenveen, Bloemenbuurt Gem. Heerenveen (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Steekproefrapport 2011-10/07
Heerenveen, Bloemenbuurt Gem. Heerenveen (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Een onderzoek in opdracht van Gemeente Heerenveen Steekproefrapport 2011-10/07 ISSN 1871-269X auteur: drs. R. Exaltus, senior archeoloog autorisatie: dr. J. Jelsma, senior archeoloog
De Steekproef werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.2 Foto’s en tekeningen zijn gemaakt door de Steekproef bv, tenzij anders vermeld. © De Steekproef bv, Zuidhorn, oktober 2011 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder bronvermelding. De Steekproef bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. De Steekproef bv Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Hogeweg 3 9801 TG Zuidhorn & Laan van Chartroise 174 3552 EZ Utrecht telefoon fax internet e-mail kvk
050 - 5779784 050 - 5779786 www.desteekproef.nl
[email protected] 02067214
Inhoud Samenvatting 1. Inleiding
1
1.1 Aanleiding en doel
1
1.2 Locatie en administratieve gegevens
2
2. Bureauonderzoek
3
2.1 Bronnen
3
2.2 Resultaten bureauonderzoek
4
2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
6
3. Veldonderzoek
7
3.1 Aanpak
7
3.2 Bodem, reliëf en archeologie
8
4. Conclusie en advies Appendix I: Archeologische periodes Appendix II: Bekende archeologische waarden
10
Samenvatting In opdracht van de Gemeente Heerenveen is door De Steekproef bv een terrein onderzocht in de Bloemenbuurt te Heerenveen. Het onderzoek was gericht op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen sloop van de huidige woningen en vervanging daarvan door nieuwbouw. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek door middel van boringen. In het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel is uitgegaan van een middelhoge kans op resten uit de periode steentijd tot en met de bronstijd en een lage kans op resten uit de periode ijzertijd tot de middeleeuwen. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat in het plangebied een één a twee meter dik veenpakket heeft gelegen dat uit matig veraard veen bestond. Hieronder ligt dekzand waarin geen podzolbodem is gevormd. De aanwezigheid van matig veraard veen op dekzand zonder podzolbodem betekent dat in het plangebied vlierveengronden zijn gevormd. Het veen hiervan is grotendeels weggegraven en vervangen door van elders aangevoerd zand. Dit is waarschijnlijk gebeurd tijdens het bouwrijp maken van het terrein voorafgaande aan de bouw van de Bloemenbuurt. De top van het dekzand loopt af van ongeveer 1 meter beneden NAP op het zuidoostelijke deel tot ruim 2 meter beneden NAP op het noordwestelijke deel van het plangebied. In de top van het dekzand zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In combinatie met de onder vochtige omstandigheden gevormde zandbodems betekent dit dat de kans op vindplaatsen uit de steentijd en de bronstijd in het plangebied naar laag kan worden bijgesteld. Door het ruimen van het veen tijdens het bouwrijp maken, hoeven ook geen resten van middeleeuwse veenterpjes meer te worden verwacht. In verband met het ontbreken van archeologische indicatoren in het plangebied is geen vindplaatsbeoordeling uitgevoerd aan de hand van de waarderingstabel uit de KNA 3.2 (VS06). Gezien de ongunstige bewoningsomstandigheden in het plangebied in de steentijd en de bronstijd, het grotendeels verloren gaan van het veen en het ontbreken van archeologische indicatoren in het plangebied geven de resultaten van het uitgevoerde onderzoek geen aanleiding tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek.
Figuur 1.
Heerenveen, Bloemenbuurt. Het plangebied ligt binnen de rode lijnen (Bron: ANWB b.v. Den Haag, 2010 1:25000.).
1. Inleiding 1.1 Aanleiding en doel In opdracht van de Gemeente Heerenveen, vertegenwoordigd door mevrouw F. Driessen, is door De Steekproef bv een terrein onderzocht in de Bloemenbuurt te Heerenveen (Figuur 1). Het onderzoek was gericht op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen sloop van de huidige woningen en vervanging daarvan door nieuwbouw (Figuur 2). Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek door middel van boringen. Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel van het gebied aan de hand van beschikbare fysisch geografische, archeologische en historisch geografische informatie. Tijdens het veldonderzoek is dit verwachtingsmodel getoetst. Het doel van het karterend veldonderzoek is het vaststellen van de mate van gaafheid van het bodemprofiel en de aanwezigheid hierin van archeologische waarden. Hierbij wordt gekeken naar de bodemopbouw en de mate waarin deze intact is en naar het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals bewerkt en verbrand vuursteen, aardewerk, bouwmateriaal, bot en houtskool.
Figuur 2. Heerenveen, Bloemenbuurt. Het noordwestelijke deel van het plangebied gezien vanuit het oosten (vanaf het sportveld – linker foto) en het zuidoostelijke deel van het plangebied gezien vanaf de Rozenstraat (rechter foto).
1
1.2 Locatie en administratieve gegevens Het plangebied bestaat uit twee delen en ligt in de Bloemenbuurt. Het noordwestelijke deel ligt aan weerszijden van de Leliestraat en het zuidoostelijke deel ligt aan weerszijden van de Rozenstraat. De hoogte van het onderzoeksgebied ligt rond 0,1 meter boven NAP. Tabel 1.
Heerenveen, Bloemenbuurt. Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied.
Provincie
Friesland
Gemeente
Heerenveen
Plaats
Heerenveen
Toponiem
Bloemenbuurt
Coördinaten hoekpunten
190,822/553,294; 190,835/553,204; 191,020/553,294; 191,087/553,165
Bevoegde overheid
Gemeente Heerenveen
Opdrachtgever
Gemeente Heerenveen
ARCHIS CIS-code
49042
ISSNnr.
1871 - 269X
Steekproef projectcode
2011-10/07
Geomorfologische context
Ontgonnen veenvlakte
NAP hoogte maaiveld
Rond 0,1 m +NAP
maximale diepte onderzoek
2,4 m min maaiveld
Uitvoering van het veldwerk
06-10-11
Beheer en plaats documentatie
De Steekproef bv / Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed (RCE)
2
2. Bureauonderzoek 2.1 Bronnen Voor het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van de volgende bronnen (Tabel 2). Tabel 2:
Heerenveen, Bloemenbuurt. Geraadpleegde literatuur, bronnen en kaarten.
ANWB, 2004. Topografische Atlas Friesland 1:25000. ANWB bv, Den Haag. ANWB, 2010. Topografische Atlas Nederland 1:50000. ANWB bv, Den Haag. Centraal Archeologisch Archief (CAA) en Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) [ARCHIS]. Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) www.fryslan.nl Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.2. College voor de Archeologische Kwaliteit (www.sikb.nl). Schotanus, C. 1664. Beschrijvinge van de Heerlyckheydt van Frieslandt. Facsimile-uitgave 1978. De Tille bv Leeuwarden/Theatrum Orbis Terrarum bv Amsterdam. Stichting voor Bodemkartering, 1978. Bodemkaart van Nederland 1:50000. Blad 11. StiBoKa, Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, 1982. Geomorfologische van Nederland 1:50000. Blad 11. StiBoKa, Wageningen. 12 Provinciën 2006/2007. Atlas van Topografische Kaarten. Nederland 1955-1965. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. Uitgeverij Nieuwland, 2006. Grote Historische Topografische Atlas ±1926-1934. Fryslân 1 : 25 000. Uitgeverij Nieuwland, Tilburg. Uitgeverij 12 Provinciën, 2005. Luchtfoto-Atlas Fryslân. Schaal 1:14000. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. Versfelt, H.J. & M. Schroor, 2005. De Atlas van Huguenin: Militair-topografische Kaarten van Noord-Nederland 1819-1829. Heveskes Uitgevers, Groningen/Veendam. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990.Grote Historische Atlas van Nederland deel 2: Noord-Nederland 1851-1855, schaal 1:50000. Wolters-Noordhoff, Groningen. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1992. Grote Historische Provincie Atlas 1:25000. Friesland 1853-1856. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen. www.watwaswaar.nl Www.tresoar.nl
3
2.2 Resultaten bureauonderzoek De diepere ondergrond van het plangebied bestaat uit keileem dat ongeveer 150.000 jaar geleden is ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saale-glaciaal. Tijdens dit glaciaal zijn pleistocene fluviatiele afzettingen door Scandinavisch landijs grotendeels vermalen en her-afgezet als keileem. Tijdens een groot deel van de laatste ijstijd (het Weichseliën) heerste in Nederland een poolklimaat. Door het ontbreken van begroeiing had de wind vrij spel en kon vanuit het Noordzeebekken dekzand worden afgezet. Dit dekzand behoort tot het Laagpakket van Wierden (Formatie van Boxtel). Het keileem- en dekzandlandschap helt sterk af in noordelijke en westelijke richting. De lager gelegen delen van het dekzandlandschap zijn overdekt geraakt met veen en klei. Deze afzettingen zijn ongeveer vanaf 10.000 jaar geleden gevormd nadat de laatste ijstijd overging in een relatief warme periode, het Holoceen. De temperatuurstijging had tot gevolg dat de aanwezige ijskappen begonnen te smelten waardoor de zeespiegel steeg. Als gevolg van de snel stijgende zeespiegel en de slechte ontwatering van het landschap steeg de grondwaterspiegel en ontstonden grote moerassen en zoetwatermeren. Hier trad op grote schaal veenvorming op. Het plangebied ligt op een ontgonnen veenvlakte. In verband met de ligging in de bebouwde kom is het plangebied op de bodemkaart niet gekarteerd. Vergelijking met aangrenzende bodemeenheden laat zien dat het plangebied waarschijnlijk op madeveengronden op zand met een humuspodzol beginnend binnen 120 centimeter beneden het maaiveld ligt (classificatie bodemkaart aVp) of op vlierveengronden op zand zonder humuspodzol beginnend binnen 120 centimeter (classificatie bodemkaart Vz). In beide gevallen gaat het om kleiarme, zeer slecht ontwaterde gronden. Het veen van de madeveengronden is sterker veraard dan dat van de vlierveengronden. Het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) laat zien dat het plangebied ongeveer driehonderd meter ten noorden van monument 15014 ligt. Het betreft de oude kern van het veenontginningsdorp Heerenveen. Pal ten noorden hiervan liggen de waarnemingen 37208 en 400499 die respectievelijk een fundering van een turfschuur en een subrecente aardewerkscherf betreffen. De laatste is aangetroffen tijdens een in 2005 door De Steekproef uitgevoerd booronderzoek. Ten noorden van het plangebied liggen de waarnemingen 40036 en 40037. In beide gevallen gaat het om de losse vondst van een slijpsteen van het type “Bildtse kluit”. Deze slijpstenen zijn waarschijnlijk verloren in de negentiende of de twintigste eeuw tijdens het maaien van gras met zeisen.
4
In Figuur 3 is een uitsnede afgebeeld van een kaart uit de atlas van Eekhoff van omstreeks 1850 en een uitsnede uit de topografische kaart uit 1929. Op deze kaarten is duidelijk te zien dat het plangebied tot diep in de twintigste eeuw uit weilandpercelen bestond met een noordnoordwest/zuidzuidoostoriëntatie. De Terbandsterpolder is in 1741 drooggemalen. De Bloemenbuurt dateert uit de tweede helft van de twintigste eeuw.
Figuur 3.
Heerenveen, Bloemenbuurt. Uitsneden uit de kaart van Eekhoff uit omstreeks 1850 (boven) en de topografische kaart uit 1929 (onder).
5
2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Het onderzoeksterrein ligt volgens de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) in een zone waarvoor de onderzoeksverplichting Karterend onderzoek 2 geldt voor resten uit de steentijd tot en met de bronstijd. Voor dergelijke resten geldt een middelhoge verwachting. Hiertoe dienen tenminste zes boringen per hectare te worden gezet om na te gaan of een afgedekt dekzandlandschap in de top aanwezig is waarin zich afgedekte archeologische resten kunnen bevinden. Voor resten uit latere perioden geldt hier geen onderzoeksverplichting omdat deze, in dit laat ontgonnen veenlandschap, niet verwacht worden. Nietemin is tijdens het onderzoek rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van resten van (middeleeuwse) veenterpen in het boven het dekzand gelegen veen.
6
3. Veldonderzoek 3.1 Aanpak Rekening houdend met de aanwezige bebouwing zijn veertien boorpunten zo gelijkmatig over het plangebied verdeeld. Op deze manier is op het ongeveer anderhalve hectare grote plangebied een boordichtheid bereikt van tien boringen per hectare. Voor het booronderzoek is gebruik gemaakt van een guts met een diameter van drie centimeter. De boringen zijn doorgezet tot tenminste dertig centimeter in het schone, niet door bodemvorming beïnvloede dekzand. De ligging van de boorpunten is afgebeeld in Figuur 4. De resultaten van de boringen zijn weergeven in de boorprofielen in Figuur 6.
Figuur 4.
Heerenveen, Bloemenbuurt. Boorpuntenkaart. De grijze onderbroken lijn geeft de twee delen van het plangebied weer. De genummerde punten geven de uitgevoerde boringen weer. (Bron: Sipma Architecten – voorlopig ontwerp).
7
3.2 Bodem, reliëf en archeologie De hoogte van het maaiveld in het plangebied ligt rond 0,1 meter boven NAP. Bovenin de boringen bevond zich een dik pakket opgebracht zand. De dikte van dit pakket loopt uiteen van tachtig centimeter in boring 7 tot ruim twee meter in boring 4. In de boringen 4, 6, 9 en 13 gaat het opgebrachte zand direct over in het schone gele zand van de C-horizont. In de boringen 2 en 3 is onder het pakket opgebracht zand een pakket matig veraard veen gevonden. Hieronder is in boring 3 en ongeveer tien centimeter dikke laag sterk veraard veen aanwezig. In de boringen 1, 7, 10, 11, 12 en 14 is dergelijk sterk veraard veen direct onder het pakket opgebracht zand aangetroffen. Dit sterk veraarde veen ligt direct op de vernatte top van het dekzand (zie Figuur 5). Deze vernatting blijkt uit een zekere mate van bleking van het zand en een lichte venigheid die voornamelijk het gevolg is van doorworteling in de periode van beginnende veenvorming. Naar beneden toe gaat het zand over in zwak humushoudend zand met daaronder het schone niet door bodemvorming beïnvloede zand van de C-horizont. Sporen van podzolvorming zoals een uitspoelingshorizont (E-horizont) of een inspoelingshorizont (B-horizont) zijn nergens waargenomen. De hoogteligging van de top van het dekzandlandschap in het plangebied varieert van ongeveer één meter beneden NAP op het zuidoostelijke deel van het plangebied tot ongeveer twee meter beneden NAP op het noordwestelijke deel van het plangebied. In het noordwestelijke deel van het plangebied is voorafgaande aan de periode van veenvorming plaatselijk enige klei afgezet. Deze klei is aangetroffen in de boringen 2 en 5 en ligt hier direct op het schone dekzand. Dit betekent waarschijnlijk dat de afzetting van klei vooraf is gegaan door een periode van erosie. In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen.
Figuur 5.
Heerenveen, Bloemenbuurt. Foto van boring 3 met rechts het zwak humeuze en zwak doorwortelde dekzand, links daarvan de vernatte top van het dekzand met links sterk veraard veen en geheel links matig veraard veen.
8
Figuur 6.
Heerenveen, Bloemenbuurt. Weergave van de resultaten van het booronderzoek in de vorm van boorprofielen.
9
4. Conclusies en Advies In het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel is uitgegaan van een middelhoge kans op de aanwezigheid van resten uit de periode steentijd tot en met de bronstijd en een lage kans op de aanwezigheid van resten uit de periode ijzertijd tot de middeleeuwen. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat in het plangebied een één a twee meter dik veenpakket heeft gelegen dat uit matig veraard veen bestond. Hieronder ligt dekzand waarin geen podzolbodem is gevormd. De aanwezigheid van matig veraard veen op dekzand zonder podzolbodem betekent dat in het plangebied vlierveengronden zijn gevormd. Het veen hiervan is grotendeels weggegraven en vervangen door van elders aangevoerd zand. Dit is waarschijnlijk gebeurd tijdens het bouwrijp maken van het terrein voorafgaande aan de bouw van de Bloemenbuurt. De top van het dekzand loopt af van ongeveer 1 meter beneden NAP op het zuidoostelijke deel tot ruim 2 meter beneden NAP op het noordwestelijke deel van het plangebied. In de top van het dekzand zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In combinatie met de onder vochtige omstandigheden gevormde zandbodems betekent dit dat de kans op vindplaatsen uit de steentijd en de bronstijd in het plangebied naar laag kan worden bijgesteld. Door het ruimen van het veen tijdens het bouwrijp maken, hoeven ook geen resten van middeleeuwse veenterpjes meer te worden verwacht. In verband met het ontbreken van archeologische indicatoren in het plangebied is geen vindplaatsbeoordeling uitgevoerd aan de hand van de waarderingstabel uit de KNA 3.2 (VS06). Gezien de ongunstige bewoningsomstandigheden in het plangebied in de steentijd en de bronstijd, het grotendeels verloren gaan van het veen en het ontbreken van archeologische indicatoren in het plangebied geven de resultaten van het uitgevoerde onderzoek geen aanleiding tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek. Wij wijzen er verder op dat in alle gevallen geldt dat indien archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, deze gemeld dienen te worden bij de provinciaal archeoloog dr. G. de Langen (tel: 058-2925487) en bij de gemeente Ferwerderadeel conform Monumentenwet 1988, laatste wijziging van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.
10
Appendix I Heerenveen, Bloemenbuurt Archeologische periodes
paleolithicum: paleolithicum vroeg: paleolithicum midden: paleolithicum laat: paleolithicum laat A: paleolithicum laat B: mesolithicum: mesolithicum vroeg: mesolithicum midden: mesolithicum laat: neolithicum: neolithicum vroeg: neolithicum vroeg A: neolithicum vroeg B: neolithicum midden: neolithicum midden A: neolithicum midden B: neolithicum laat: neolithicum laat A: neolithicum laat B: bronstijd: bronstijd vroeg: bronstijd midden: bronstijd midden A: bronstijd midden B: bronstijd laat:
ijzertijd: tot 8.800 vC ijzertijd vroeg: tot 300.000 BP ijzertijd midden: 300.000 - 35.000 BP ijzertijd laat: 35.000 BP - 8.800 vC 35.000 - 18.000 BP 18.000 BP - 8.800 vC Romeinse tijd: Romeinse tijd vroeg: Romeinse tijd vroeg A: 8.800 - 4.900 vC Romeinse tijd vroeg B: 8.800 - 7.100 vC Romeinse tijd midden: 7.100 - 6.450 vC Romeinse tijd midden A: 6.450 - 4.900 vC Romeinse tijd midden B: Romeinse tijd laat: 5.300 - 2.000 vC Romeinse tijd laat A: 5.300 - 4.200 vC Romeinse tijd laat B: 5.300 - 4.900 vC 4.900 - 4.200 vC middeleeuwen: 4.200 - 2.850 vC middeleeuwen vroeg: 4.200 - 3.400 vC middeleeuwen vroeg A: 3.400 - 2.850 vC middeleeuwen vroeg B: 2.850 - 2.000 vC middeleeuwen vroeg C: 2.850 - 2.450 vC middeleeuwen vroeg D: 2.450 - 2.000 vC middeleeuwen laat: 2.000 - 800 vC middeleeuwen laat A: 2.000 - 1.800 vC middeleeuwen laat B: 1.800 - 1.100 vC 1.800 - 1.500 vC nieuwe tijd: 1.500 - 1.100 vC nieuwe tijd A: 1.100 - 800 vC nieuwe tijd B: nieuwe tijd C:
800 - 12 vC 800 - 500 vC 500 - 250 vC 250 - 12 vC 12 vC - 450 nC 12 vC - 70 nC 12 vC - 25 nC 25 - 70 nC 70 - 270 nC 70 - 150 nC 150 - 270 nC 270 - 450 nC 270 - 350 nC 350 - 450 nC 450 - 1.500 nC 450 - 1.050 nC 450 - 525 nC 525 - 725 nC 725 - 900 nC 900 - 1.050 nC 1.050 - 1.500 nC 1.050 - 1.250 nC 1.250 - 1.500 nC 1.500 - heden 1.500 - 1.650 nC 1.650 - 1.850 nC 1.850 – heden